Wanneer is je afscheidsfeest in t hospitaal? vroeg mijn vrouw een maand geleden.
Er komt geen afscheidsfeest, zei ik.
En waarom niet?
Omdat ik het niet wil, omdat ik in stilte afscheid wens te nemen en omdat ik bescheiden ben.
Jij, bescheiden? Maak dat een ander wijs. Als er iemand gaarne in de belangstelling staat, ben jij dat wel. Het feestvarken uithangen, lofredes aanhoren en zelf een speech van een uur ten beste geven en dan liefst nog s anderendaags met je kop in de krant staan: zo ken ik je
Ik zweer het je, baby - het klinkt gek op onze leeftijd maar zo spreek ik haar nu eenmaal aan - als ze het vragen zal ik het weigeren.
Misschien zúllen ze het niet vragen, want geef nu toe: een groot chirurg ben jij nooit geweest.
Ze zullen het zéker vragen, ze vragen het aan iedere dokter die afscheid neemt. Overigens: ik had géén vijanden, ik was sympathiek, vooral bij de verpleegsters. Dat laatste voegde ik eraan toe om haar te plagen
Sympathiek, ja, we zijn er vet mee geweest! Van sympathie kan je niet leven.
En ze hébben het gevraagd. Gisteren. De secretaresse van de directeur van het AZ Groeninge. En dan bedoel ik wel degelijk dé directeur, de hoogste directeur en niet zomaar de eerste de beste directeur die het AZ rijk is. Daar lopen er overigens een stelletje directeurs rond in het AZ, sedert de fusie van alle kleine ziekenhuizen van de stad. Ieder van die kleine ziekenhuizen had al een eigen directeur, plus enkele onderdirecteurs, en die kan je zomaar niet degraderen. Geen nood: voor al die directeurs hebben ze wel een plaatsje gevonden. Eén is personeelsdirecteur geworden, een ander administratief directeur, nog een ander financieel directeur,
ik zeg maar wat. En boven al die directeurs staat een heel grote directeur, een super-directeur, met een super-grote wedde, naar ik vermoed. Welnu, die grote directeur had voor mij een afscheidsfeest gepland. Met kaviaar en champagne, denk ik. De secretaresse wilde alleen nog vernemen wie ik wenste uit te nodigen. Naar de kosten hoefde ik niet te kijken: alles zou op rekening van het ziekenhuis komen.
De vraag kwam niet onverwachts. Ik had er mij al maanden op voorbereid en ik wist precies wat ik zou antwoorden. Dat ik geen afscheidsfeest wenste, dat ik in stilte wilde afscheid nemen. De secretaresse zei dat ze dat begreep, dat ze het zou overmaken aan de directeur en dat die het ook wel zou begrijpen, en dat ik overigens niet de eerste was die liever in stilte wegging.
En toch bezwaart het mijn ziel dat ik dit vriendelijk aanbod heb geweigerd. Heb ik er misschien iemand mee gekwetst? Ik die altijd angstvallig vermeden heb iemand te kwetsen! Maar dan verman ik mij: ze zijn blij dat ik wegga en dát willen ze vieren. Heeft iemand mij gevraagd om te blijven? Niemand! Ik zou tóch niet gebleven zijn, maar
hadden ze het tenminste niet kunnen vragen? En dan die speechen. Stel dat iemand de waarheid komt zeggen, dat ik een armoedzaaier was in t hospitaal, dat de meerderheid van de huisartsen mij na vierendertig jaar niet eens kennen, dat het maar beter is dat ik ga en zo de weg vrijmaak voor een jonge en hopelijk meer succesvolle collega: zou dát plezant zijn? En als iemand het in zijn hoofd zou halen om te komen vertellen dat ik wél een succesrijke dokter ben geweest, een bekwaam chirurg, een collega waar iedereen tegenop keek? Ik zou het woord nemen en zeggen dat het allemaal leugens zijn, huichelarij. Ik zou op een stoel gaan staan, zoals ik het in mijn studentenjaren en ook daarna nog, zo vaak gedaan heb, en ik zou de geachte genodigden de waarheid vertellen, in een speech van een uur, een speech die de beste zou zijn uit mijn carrière. Maar wat is dan wel de waarheid? Er zou een stuk levensverhaal aan te pas komen
Hoe ik als zeventienjarige knaap, zoon van een arme werkman, naar de universiteit trok en er, ondanks het feit dat ik meer op café dan in de leslokalen zat en het tot senior seniorum heb gebracht, toch telkenmale slaagde in de eerste zittijd. Hoe ik later met vrouw en kinderen asiel vond in Nederland en er een schitterende opleiding genoot in de keel-, neus- en oorheelkunde met een superspecialisatie in de functionele en estetische neuschirurgie. Hoe mijn bedje bij onze noorderburen gespreid lag. Hoe ik uiteindelijk besloot toch terug te keren naar de geboortegrond - ik hoor mijn opleider, professor Strüben, nog zeggen hoe node hij mij liet gaan en hoezeer hij Vlaanderen benijdde nu ze er een zo bekwaam neuschirurg bijkregen -. Hoe ik mij als keel-neus-oorarts te Kortrijk vestigde alwaar mijn praktijk niet van de grond kwam. Pas na drie jaar had ik een patiënte die mij haar neus toevertrouwde voor een estetische correctie - gedurende mijn laatste drie jaar opleiding in Nederland had ik er wel vijftig gedaan -. Maar het resultaat van die operatie was perfect: ik had het dus nog niet verleerd! Vier weken na de operatie had de jonge dame haar eerste vriend en een jaar later is ze ermee getrouwd. Een paar maanden na dat eerste succes bood zich een halve filmster aan. Ik kende ze van de televisie. Ik vond haar mooi, ondanks de haviksneus. Ik vroeg haar een foto van haarzelf, ik retoucheerde de foto en ze was daar zeer enthousiast over. Ze vroeg me wat de ingreep moest kosten. Zevenduizend frank plus ongeveer half zoveel voor de anestesist, en dat alles zo goed als volledig terugbetaald door het ziekenfonds. Van die zevenduizend frank zou er voor mij, na aftrek van zestien procent door het ziekenhuis en van vijftig procent voor de collega waarmee ik geassocieerd was, geen drieduizend frank meer overblijven. Mag ik hier terloops vermelden dat die eerbiedwaardige collega tot zijn vijfenzeventigste, toen hij allang zelf nog nauwelijks operaties verrichtte, mijn honorarium met vijftig procent heeft afgeroomd? Hij was stinkend rijk, terwijl ikzelf arm was, en toch gunde ik het hem in zekere zin, want zijn drang naar geld was groter dan de mijne en dus was hij toch wel degelijk behoeftiger dan ik. Na aftrek van de verschuldigde belastingen zou ik aan de operatie nog hooguit vijftienhonderd frank overgehouden hebben. Die vijftienhonderd frank zou goed geweest zijn voor één beurt bij een dameskapper en dan nog niet eens de allerduurste van de stad. Eén kapbeurt voor twee à drie uur supergespecialiseerde chirurgie
Hoe het met die filmster afgelopen is? Dát neusje is aan míjn neus voorbij gegaan. Ik zag haar een jaar of vier later op de spoedafdeling met een keelabces. Ze had haar neus laten opereren bij een plastisch chirurg in onze grootste Vlaamse stad. Het resultaat was niet slecht maar ik weet zeker dat ík het beter zou gedaan hebben. Het had haar vierhonderdvijftigduizend frank gekost, in t zwart. Bij mij zou het haar niets gekost hebben
Denkt u, waarde lezer, dat ik mijn les geleerd had en dat ik voortaan ook grote sommen geld ben beginnen vragen? Bijlange niet! Mijn grondige afkeer van dit soort woekerpraktijken werd er nog groter door. Ik durfde bijna het gewone ereloon niet meer vragen. Voor een gewone consultatie, die vaak maar vijf of tien minuten duurde, bedroeg het ereloon meer dan wat mijn vader verdiende met een vol uur als metselaar te zwoegen in weer en wind. En voor wat sommige "geneesheren-specialisten" met bepaalde gespecialiseerde technieken in een halve dag kunnen verdienen moest vader een bekwaam vakman meer dan een volle maand werken. Terwijl elk normaal begaafd mens mijns inziens de meeste van die technieken kan leren in een paar maanden. Maar om er een metselaar van te maken, zoals mijn vader was
En dat is, beste lezer, beste directeur, beste collegas, waarom ik dit werkterrein zonder emotie verlaat, een afscheid dat niet waard is dat erop geklonken wordt. Laten we het sober houden en al ben ik dat niet bescheiden.
|