Leve het Internet.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Is bij u, beste lezer, ooit de gedachte opgekomen om een boek te schrijven en het naar een grote uitgeverij te sturen? Laat ik u alvast vertellen dat er ongeveer één kans op duizend bestaat dat ze uw werk geschikt zullen vinden. Dat geldt vanzelfsprekend niet voor het geval u Herman Brusselmans bent: in dat geval is de kans aanzienlijk hoger. Waarom zou u dan eigenlijk uw werk nog opsturen? U denkt toch niet over evenveel talent te beschikken als Herman Brusselmans? Of hebt u - net als wat mij is overkomen - uw getypt manuscript aan een kennis te lezen gegeven? En heeft die kennis het de hemel ingeprezen?
Denk nu maar niet dat ik niet weet wat u mij zal antwoorden. U hebt iets te vertellen natuurlijk. En u wil dat het gedrukt wordt. Het liefst nog wel in grote oplage, opdat velen het zouden lezen, en om het vast te leggen voor de komende twee of drie generaties. En datgene wat u te vertellen hebt vindt u belangrijk. U houdt er echter geen rekening mee dat de uitgever en die duizenden lezers waar u op hoopt het niét belangrijk zullen vinden, in de eerste plaats omdat ze ú niet belangrijk vinden. U bent per slot van rekening geen Brusselmans, of geen Bush, of geen David Beckham, of geen Marc Dutroux, of zelfs geen Gilles de Bilde. Wat geeft de gewone man, wat geven u en ik, om de zieleroerselen van een onbekend iemand?
U wil weten hoe het míj is vergaan. Ach, meer dan waarschijnlijk interesseert mijn geval u niet in het minst, maar misschien wil u tóch verder lezen, omdat u nu eenmaal bezig bent of omdat u wil weten hoe het ook ú zal vergaan als u dat manuscript opstuurt. De kans dat u dus verder leest, beste internet-surfer, lijkt mij zeer reëel. Zou u dit in een boek lezen dan haakt u hier beslist niet af: het boek heeft immers geld gekost en het moet dus gelezen worden
Misschien begrijpt u nog niet helemaal waar ik naartoe wil, beste internetter. Daarom flap ik het er nu maar ineens uit: doe zoals ik, start een weblog en
schrijven maar. Denk erom dat u veel publiciteit maakt voor uw blog en de lezers zullen vanzelf komen. In amper één maand tijd had ik meer dan duizend bezoekers op mijn blog!
Ondertussen weet u nog steeds niet hoe het mij vergaan is. Ziehier. Ik stuurde mijn verhaal naar een vriend, meer een pennevriend - ik weiger om pennenvriend te schrijven, maar daarover meer in een volgend cursiefje -, een filosoof, waar ikzelf een ongewone bewondering voor heb. Hij vond het dermate goed dat hij mij met Carmiggelt vergeleek. Wat zeg ik: hij vond mij béter dan Carmiggelt. Daarenboven vond hij - ik zweer u dat het waar is, beste lezer, ik heb het zwart op wit - dat al het beste van Stijn Streuvels en Willem Elsschot in mij verenigd waren. Hij had het te lezen gegeven aan zijn hele familie en allen waren het er roerend over eens geweest: zon goed stuk proza hadden ze in jaren niet meer meegemaakt! Mijn vriend-filosoof had maar één conclusie: mijn verhaal moest naar de grootste uitgeverij van het land gestuurd worden. En ik stuurde het - een manuscript - naar de grootste uitgeverij van het land
Ik kreeg prompt een antwoord van ene mevrouw Ann, wier achternaam ik hier even in het ongewisse wil laten: over een paar weken zou ze mij de beoordeling ter kennis brengen. Het duurde een paar maanden:Wij hebben uw manuscript met aandacht gelezen. Het spijt ons u te moeten melden dat wij uw voorstel toch niet geschikt achten voor opname in onze fondsen. Wegens het groot aantal manuscripten dat wij dagelijks binnenkrijgen, kunnen wij hierover niet verder in detail treden. Wij wensen u echter hartelijk te danken voor het vertrouwen in onze uitgeverij en wensen u veel succes toe bij het vinden van een gepaste uitgever. Ik antwoordde dat het haar niet hoefde te spijten en dat ik het zelf niet eens spijtig vond, doch dat haar wens omtrent een geschikte uitgever wel niet zou uitkomen omdat ik niet van plan was dit naar andere uitgevers op te sturen, wat ik dan weer spijtig vond voor haar. Of ze misschien het manuscript wilde terugsturen. Ze antwoordde dat de uitgeverij in principe geen manuscripten terugstuurt doch dat ze het te uitzonderlijken titel en speciaal voor mij - lieve Ann! - toch wilde doen op voorwaarde dat ik haar de nodige postzegels opstuurde. Ik wist niet zeker of het manuscript méér of minder dan 350 gram woog, of ik haar dus voor 2,20 euro dan wel voor 1,32 euro aan postzegels moest opsturen. Ik koos voor zekerheid en ik stuurde vijf postzegels van 0,44 euro. Even heb ik er nog aan gedacht om de postzegels per aangetekende brief te versturen, kwestie van nog meer zekerheid te hebben
Als u nu, ondanks alles, toch uw manuscript opstuurt, zorg er dan voor dat u er nog minstens één in reserve hebt, want het is niet omdat ze het mijne teruggestuurd hebben dat ze dat ook met het uwe zullen doen. Ík lig bij Ann immers in de bovenste lade - dat moge nu wel duidelijk zijn - en u waarschijnlijk niet
Ik schrijf dit alles, beste lezer - hé, u bent er nog! - om u ertoe te brengen het idee om een boek uit te geven te laten varen. Ik doe het voor uw welzijn, om u een desillusie te besparen. Denk nu maar niet dat ik van mening ben dat ik schrijverstalent heb - ik ben er stomweg ingeluisd door die filosoof - maar dat neemt niet weg dat uzelf misschien wél barst van talent. En toch is uw kans nauwelijks groter dan één op duizend, tenware u toevallig tóch Brusselmans bent. Men zal uw werk óf gewoonweg niet lezen of het niet waarderen omdat u geen naam hebt als schrijver (Brusselmans, weet je wel) en ook niet als Bekende Vlaming, tenware u toevallig tóch
Goed schrijven is geen garantie dat de uitgever uw werk zal waarderen. Net zo min als minderwaardig geschrijf geen kans zou maken. Dat geldt ongetwijfeld ook op andere vlakken. Ik ben die ben is een uitspraak die aan Jezus Christus himself wordt toegewezen en teveel is trop is dan weer een uitspraak van Paul Van den Boeynants. Beide zinloze uitspraken zouden evengoed door een demente bejaarde kunnen gepleegd zijn: dán zouden ze nooit de wereldpers gehaald hebben. Neem nu de schilderkunst: Permeke en Raveel! Permeke tekent zijn figuren zoals een klein kind dat misschien zou doen, met handen die veel te groot zijn bijvoorbeeld. Maar omdat Permeke, om welke reden dan ook, een héél grote is, moet dat goedgepraat worden: die grote handen zijn een symbool voor de werkkracht van de landman. Mijn kleindochter van tien vindt - mijns inziens niet helemaal onterecht - dat ze al beter kan tekenen en schilderen dan Permeke. Vroeger tekende ze de koppen van haar figuren veel te klein, doch na drie jaar academie heeft ze al meer zin voor proportie gekregen. Jammer, want ze had het misschien ver kunnen brengen met die kleine kopjes, waarmee ze ongetwijfeld haar geringschatting voor het menselijk brein tot uiting heeft willen brengen. En Raveel? Naar mijn gevoel reikt die als schilder nog niet tot aan de enkels van Albert Anckaert. Wie Albert Anckaert dan wel mag wezen? Mijn schoonvader, gepensioneerd onderwijzer, negenentachtig jaar oud en pas twee jaar geleden begonnen met schilderen. Dat dit geen vriendelijke woorden zijn voor Permeke en Raveel? Is de G.V. (de Gemiddelde Vlaming) dan vriendelijk voor Anton Van Dyck, Pieter Breughel, de gebroeders van Eyck, een half dozijn schilders van de Latemse scholen en honderden andere schilders, als ze hen bij de verkiezing van De Grootste Belg rangschikken na
Permeke? En Guido Gezelle en Stijn Streuvels rangschikken na
Paul van Ostaijen? Mag ik dan misschien ook even mijn gedacht zeggen? Íemand moet het toch doen! De nieuwe kleren van de keizer, weet je wel?
Bent u, beste lezer die tot het eind hebt volgehouden, aan het twijfelen geslagen? Goed zo! Dóe het niet! Stuur uw werk - als u er al een hebt - niet naar een uitgever. Doe net als ik en stuur het de ether in, zodat men het kan lezen tot in de verste uithoeken van de wereld. t Is niemand minder dan Jos Ghysen, onze grote cursiefjesschrijver, van wie talloze boeken zijn uitgegeven, die mij op het idee heeft gebracht. Hij publiceert nu op het internet. Waarom ik dan niet? En u
?
|