In het huis dat we tekenen staat een grote tafel. Voor veel volk.
In ons huis is er veel plaats in de badkamer. We lopen elkaar daar zeker niet in de weg. We maken plannen voor gigantische kasten, waar enorme hoeveel heden kleren, handdoeken, en lakens in passen.
Onze keuken is open, zodat we alles zien wat er in de leefruimte gebeurt.
We bouwen ons huis tegenover een speeltuintje.
In ons huis zal er plaats zijn voor een grote fietskar.
Bij de inrichting van ons huis, denk ik vaak aan de inkomhal. Daar wil ik kapstokjes op kinderhoogte. Dat vind ik slim.
Ik vraag me af waar in onze leefruimte een verschoningstafel kan komen, en hoe we best speelgoed kunnen opbergen.
We vragen ons af of we veiligheidsglas willen en of we zouden kiezen voor inductie, zodat niemand nieuwsgierige vingertjes zou kunnen verbranden. We mogen ook geen trapleuning vergeten, een trap is sowieso al een gevaarlijk ding.
In het huis dat we tekenen zijn twee kinderkamers. Als de kinderen er niet komen, wordt het een naaikamer, een muziekkamer of een mega-dressing om alle kleren op te bergen die ik koop door mijn opgedane koopverslaving als gevolg van het gemis of we maken er een studio van en verhuren de kamer, die we haten omdat ze niet kan dienen waarvoor ze is gemaakt.
Dat zijn worst-case scenarios.
Het ideale scenario: Michiel speelt piano, ik lees een boek op een heerlijk zachte ruime zetel en we horen zuchtjes van 2 kinderen door een babyfoon. We gaan slapen en dekken onze schatten nog eerst even toe. We kussen elkaar slaapwel en zijn verdomd gelukkig als de wekker ons wekt om 6.30u.
Grappig en stresserend hoe we weer door een sneeuwstorm fietsen naar de gyneacoloog. Binnenkort kunnen we sneeuwstormen voorspellen aan de hand van mijn cyclus.
In afwachting van onze afspraak in maart bij de afdeling fertiliteit, gaan we door met de inseminaties. Dokter B. van het labo heeft vrij goed nieuws, het staal is redelijk ok, beter dan vorige keer. 2,6 miljoen zaadjes worden warm, dicht bij mijn lijf vervoerd naar de gyneacoloog. 2,6 miljoen, en je hebt er maar eentje nodig. Terug meer hoop.
Bij dokter C. is het rustig. Het doet geen pijn. Hij wil geen cijfers geven voor de kans op slagen. Hij houdt niet van percenten. Hij gelooft in kleine mirakels. Hij ziet ze soms gebeuren. We hopen dat die afspraak in maart niet zal moeten doorgaan. Nooit.
De hele wereld lijkt zwanger. En iedereen heeft het over kinderen, het willen van kinderen.
Ik ga naar toneel en koning op de scène vertelt dat hij en zijn koningin geen kinderen kunnen krijgen. Ik ga weer naar toneel en de tweede zin die wordt gezegd is 'ik wil een kind, nu'. Ik ga figureren in een stom vtm-programma en daar zit een man, die hondenfokker is, en die het ook al heeft over kunstmatige inseminatie.
Soms zie ik er de humor van in (vooral bij het laatste) maar vaak ook niet.
Mijn favoriete dagdroom van het moment: ik maak een kamp. Onder de tafel. Met dikke dekens en veel kussens. Ik zit daar alleen met Michiel en we vertellen verhalen. We zitten daar lang, maar dat is niet erg. En we komen eruit met een dikke buik en alles komt goed.
Een kind kopen is zoveel moeilijker dan een huis kopen
Bij deze bevestigen K. M. en M. S;, momenteel woonachtig in de Woeringenstraat 35, 2600 Berchem, dat ze het huis in de Wasstraat, nr. 10, 2600 Berchem, kopen.
Veel telefoons en een mail en het is gefikst.
Ik ben gemengd blij. Een ver, vaag plan (hm, een ecologisch huisje) steekt een heel concreet, op korte termijn plan (een kind!) zomaar voorbij. Hop.
Dit is te moeilijk voor mijn emoties. En dan nog een zware dag op het werk. Te veel. Echt wel.
Het huisje ziet er goed uit. In onze dromen. We hebben het helemaal getekend en hertekend. Nog eens een bod gedaan, offertes bekeken. We gaan ervoor. We gaan ons droomhuis bouwen.
Het boompje ziet er goed uit. In de hoek van ons mini-tuintje. De blaadjes waren prachtig in de herfst. Maar ook nu staat hij daar stevig. Sneeuw, het doet hem niks.
Het kindje dan. Afspraak bij fertiliteitscentrum pas in maart. Intussen proberen we nog maar eens een inseminatie. Het fijne is dat we de voorbije maand niet meer hebben geleefd van hoop, maar weer van de liefde. De kans was toch te klein. Dus geen tranen als ik niet zwanger bleek te zijn. Gewoon, vooruit kijken. Naar volgende week, volgende maand, en wie weet, volgend jaar.
Gisteren was het tien jaar geleden, dat ik op Michiel sprong (letterlijk) op de Rooseveltplaats. Drie uur babbelen later kustte hij mij (of ik hem, daar zijn we nog altijd niet uit). We hebben dus iets te vieren in Venetië. We doen dit in een klein restaurant, bij een menukaart die we niet begrijpen en veel rode wijn. We tekenen een plan voor ons droomhuis. We zijn gelukkig, echt wel. Heel gelukkig.
Dokter C. gebeld. Hij vindt het te vroeg voor ivf. Het is zo zwaar. Stress. Al je tijd gaat ernaar toe. Emotioneel. Gemoedswisselingen. Gewichtstoename. Met kunstmatige inseminatie is er een kans. Die is klein, maar bij de lotto wint er ook altijd iemand, dat zegt hij. En dat is nu net de reden waarom Michiel en ik niet met de lotto spelen, de kans is te klein. De spanning niet waard.
Maar de keuze is aan ons. Ik dring aan. Ik zal bellen naar het ivf-centrum. En dan kunnen we nog zien.
Het naaiclubje is moeilijk. De lieve vriendinnen zijn bevallen, zijn hoogzwanger, gewoon moeder of studeren voor vroedvrouw. Het is het leven, maar kan ik ermee leven? Ik ben zo ongeduldig. Ik maak een rok en het lukt niet. Tranen staan meteen in mijn ogen. Mijn hele hoofd zit precies vol, ik zou niet verbaasd zijn als ik plots zou huilen langs mijn oren. Wat me frustreert : ik weet niet waarom. Ik weet niet wat precies de grootste ontgoocheling is: dat het niet gaat hoe het zou moeten gaan of dat het nog zo lang gaat duren. Of komen er tranen van angst? Mijn beeld wordt wazig, ik prik in mijn vinger. Ik eet heerlijke taart en het gaat beter. Van de rok komt wellicht niets terecht, maar ik heb niet gehuild. Ik heb gezucht, woorden in geslikt en voor me uitgestaard. Maar ik heb gewonnen van de tranen. Het was nipt, maar nipte overwinningen smaken zoeter. Zelf zoeter dan troostende taart met frambozen x
papa vertelde dat een collega van hem in de lappenmand ligt. Dat is heel erg mooi gezegd voor wellicht heel wat ellende. Ik lig niet in de lappenmand, maar onder een lappendeken. 's Avonds voor het slapengaan, breien we lapjes, michiel en ik. We zeggen alles en dat lucht op. We lachen (van lachen kan je hele mooie lapjes maken). En dan trekken we ons lappendeken tot onder onze kin en dekken elkaar toe. We kussen slaapwel en de rest zien we morgen wel.
Met twee gaat het zoveel beter.
Zodra mijn liefje bij me is, voel ik me tot rust komen.
Gisteren en vandaag heb ik veel energie.
Alsof iets mijn lichaam heeft overgenomen. Ik leef niet gewoon op automatische piloot, het is beter dan dat.
Het is een geruststelling na mijn moeilijke maandag. Ik kan werken, goed functioneren met dit alles in mijn achterhoofd.
Jullie reacties hebben me ook veel deugd gedaan.
Vandaag geloof ik echt dat het allemaal wel goed komt.
Goed dat ik dit schrijf, en herinner mij eraan.
Alles komt altijd wel goed.
Alles komt altijd goed.
Alles altijd goed.
Alles goed.
Altijd.
hoeveel waarheid? - bericht van twee weken geleden
Hoeveel dagen van de waarheid zullen nog komen? hoeveel waarheid kan ik aan? Hoeveel waarheid kan er eigenlijk zijn in een vrouwenlichaam? De waarheid van pijnlijke borsten, van zeurende buikpijn en van misselijkheid.
Ik weet helemaal niets. Ik weet niet wat waar is en wat gelogen. Ik verdenk mijn lichaam ervan dat het liegt, om me voor erger te behoeden. Als er hoop is, is er leven, nietwaar?
Maar als mijn lijf liegt en tekenen van zwangerschap verzint, als mijn lief troost en zegt dat het goed komt, hoewel hij dat absoluut niet kan weten, en als de dokter niets wil zeggen, geen beloftes of geen leugens, wie kan ik dan nog geloven ? Voor mij is hoop ook rekenen. Één kans op twee of drie of desnoods honderd ... Maar zeg mij de kans. Geef me hoop in cijfers. Geef me hoop in een taal die ik begrijp.
Voor mij is er geen tussenweg. Het is mijn ziel in haar blootje, met elke onvolmaaktheid. Of het is het grote geheim met verzinsels. Ik haat mezelf als ik het zeg. Dat we niet gehaast zijn in het leven, dat ik nu een leuke job heb en eerst daarin wil groeien, dat het gerust nog wat mag wachten. ik heb met deze schrijfsels een radicale keuze gemaakt. Ik zet mezelf te kijk en Michiel erbij. Niet dat iedereen dit kan lezen, wees gerust. Voor veel mensen forceer ik een glimlach op mijn gezicht en spelen we het gelukkige koppeltje dat houdt van de ongebondenheid in deze levensfase en dus nog geen kinderen wil.
Maar niet voor jou. Jij staat te dicht. En ik zou het niet anders willen.
Vandaag was ik op een studiedag over talentontwikkeling. Iedereen heeft talent, maar je moet de juiste context vinden om er iets mee te doen. En dan heb je mensen nodig die je inspireren en je contexten aanbieden. Klopt. Helemaal. Maar talent kan je ook ontwikkelen omdat het moet. Om een tekort te verbergen.Bijvoorbeeld het tekort om te kunnen praten, vanuit het hart. Raak en met een stevige blik. Zo heb ik leren schrijven, omdat ik de waarheid luidop niet aankan. Michiel zegt vaak meteen waar het over gaat. Zijn jas hangt nog niet over de stoel in het restaurant, of zijn hart ligt al op tafel. Ik ben jaloers. Ik weet niet waar te kijken. Ik wil het graag leren. Wie weet vormt deze ellende een context. Om het talent te leren waar ik in faal.
Dokter C. is gaan skieën. Dokter D. is lief, vriendelijk en maakt tijd. De inseminatie moet dus zaterdag gebeuren. Door de gyneacoloog van wacht, dat dokter E. blijkt te zijn. Ook hij is lief. Professioneel. Rustig. Wat een geluk.
We fietsen weer met het staal. Geen sneeuw deze keer. Geen euforie deze keer.
We melden ons op de spoed en Michiel kan de woorden kunstmatige inseminatie luidop zeggen tegen de vrouw aan de balie. We worden snel geholpen. Dokter E is dus lief. Professioneel. Rustig. Maar dan schrikt hij. Van de woorden, en vooral van de cijfers op het blad. In mijn hoofd klinkt het hoe gaat het met je zaad, met je zaad, met je zaad,... Het gaat niet goed. De kwaliteit is eigenlijk te laag om een reeële kans te maken.
Ik kleed me aan, ik heb pijn. Ik hou mezelf voor dat het goed is dat het pijn doet.
We zitten aan een bureau. Dat is niet zijn bureau, maar een bureau dat hij deelt met andere dokters. Een bureau, dat wij, langs onze kant, delen met honderden zwangeren. 1% kans. Dat zegt hij. De tranen springen in mijn ogen. Dit heeft geen zin. Hij zegt het zoals het is. Het zal een ivf-kindje worden. Hij zegt het verschrikkelijk lief. Op de een of andere manier is dit een van de liefste dingen die al tegen mij werden gezegd. Maar ivf is heftig. Eicel. Cyclus. Hormonen. Ziekenhuis. Leuven. Pick-up. Werk. Geheim. Hormonaal. Sommige vrouwen. Emotioneel. Operatie. Pijnlijk. Zaad. Partner. Dokters. Hormonen. Heftig.
Na nieuwjaarswensen (een fijn jaar, een gezond jaar, een gelukkig jaar, een rijkelijk gevuld jaar) voorspelt hij ons een heftig jaar.
Ik weet niet of ik dit kan. Ik sta te huilen in een lege ziekenhuisgang.
Vreemde titel voor een blog Het is een liedje dat we de afgelopen maanden zongen. Hoe gaat het met je zaad, met je zaad, hoe gaat het met je zaad, met je zaad! Op de fiets, bij een kom soep of 's avonds voor het slapengaan. Omdat er hoop was, dat het zaad zou beteren. 6 grote pillen per dag. Geen medicijnen, maar voedingssupplementen. En slikken maar. En hopen maar. En wachten maar.
We waren blij. Het ging beter, het werd beter. We waren er nog lang niet. Maar wel op weg.
Ik schrijf in de verleden tijd. Dat is niet voor niets. De ontgoocheling is dan ook gekomen. Beter dan dit, wordt het niet. Dat is nu zeker, dat staat nu vast.
Hoe gaat het met je zaad, met je zaad, hoe gaat het met je zaad, met je zaad! Niet goed. Het wordt niet beter. Het is niet genoeg. Niet.
Omdat ik al mijn hele leven schrijf. Schrijven over leven en liefde, en helaas komen er meer woorden als ik niet gelukkig ben.
Het diepste verlangen van mijn allerliefste en ik, onze grootste droom onze hoop voor de toekomst, het komt niet zoals we zouden willen dat het komt.
Een kind, van ons, uit liefde gemaakt.
Ik schrijf. Het helpt niet. Het verandert niets. En toch blijf ik schrijven. Letter voor letter, woord voor woord, zin na zin.
Dat we niet zomaar kinderen kunnen krijgen, doet pijn. Zeer. Ons hart, ons lijf. Maar het is zoveel meer. Het zijn de vragen die altijd worden gesteld, de vragen die niet durven te worden gesteld, de verwachtingen en de bezorgde blikken.
Verwarrende gevoelens bij ons beiden. Willen we erover praten? Met wie? Delen we ons geheim? Wat zeggen we, wat verzwijgen we, wat liegen we, wat verdoezelen we, wat roepen we? Maar nu weet ik het.
Ik wil er niet over praten. Ik wil erover schrijven. Daarom deze blog.
Ik doe mijn best om gelukkig te zijn. Maar het lukt niet. Nochtans, ik kan lijsten maken van al wat erger is.
We hebben een regel van drie. 1. we kunnen er maar beter mee lachen 2. piekeren helpt niet 3. het is het allemaal waard
Waar ik mij aan moet vasthouden (dat zeg ik tegen mezelf, dwingend) 1. Michiel, mijn allerliefste liefsteke 2. Venetië en ons tienjarig geluk 3. Mijn leven is ook nu waardevol: ik heb zo'n fijne job
Jaloezie van de ergste soort. In de derde graad, tot de vierde macht. Jaloezie die doet kotsen en trillen. En slaan. Als ik haar nu zou zien, dan zou het vuur in mijn ogen niet gedoofd worden door tranen. Het zou er dwars doorgaan. De wetten van de fysica zouden gewoon vervagen.
Ik zou roepen. Tieren, met een lijf dat schudt, en speeksel dat rondzwiert. Zo luid zou ik roepen, maar geen woorden. Kreten vanuit het diepste, vanuit het meeste wat ik ben en vanuit het minste dat ik heb. Vanuit alles wat ik niet heb.
En altijd, maar niet nu.
Niet nu uren jaren zijn en seconden eeuwen. Een cyclus duurt geen 28 dagen, maar 28 eeuwigheden. Elke ademhaling duurt langer dan voorzien. En met elk gebaar groeit de verwachting. Elk gebaar van mij, elk gebaar van hem. Elk gebaar van onze dokters. Van ouders. Van vrienden. Die weten van het geheim.
Ik gun haar veel. Het geluk van het juiste lief. Het geluk van een huis met een geur waar je van houdt. Het geluk van weten wat je wil. Het geluk van het gevoel van het geluk. Maar niet dát, niet wat ik het meeste wil.
En waar ik, dat durf ik bijna niet te schrijven, recht op heb.
En waar ik, dat durf ik nog minder te schrijven, meer recht op heb dan zij.
Zij, met een tweedehandsliefde. Een leven dat ze kiest omdat het zo nu eenmaal gaat. Een leven dat past binnen de wetten en regels, binnen het kader van de grote verwachtingen, maar zonder fantasie.
Het ging nochtans niet slecht. Presteren onder druk was meer presteren om geluk.
Maar nu, nu nemen we de beslissing en leggen ons lot zachtjes in de handen van dokters.
Dokter B., een man met een baard een buik. Met een hoofd dat vergeet én veel weet. Met een blik die kijkt en moed inspreekt.
Dokter C., een man met een gladgeschoren kin. Met een mond die zegt wat we willen horen. Dat het allemaal goed komt. Dat er hoop is. Dat het geen pijn doet.
Opnieuw woorden.
Inseminatie. Injectie. Cyclus. Eisprong. Zaadcel. Kwaliteit, beter maar niet goed genoeg. Proberen. Hoop. Wachten. Ontspannen. Pillen. Blijven hopen.
Michiel zegt vaak we doen dat goed. Ik weet niet wat hij daar precies mee bedoelt. We doen wat we kunnen maar dat is weinig. Bij de creatie van het grootste en het mooiste wat er is, hoef je zelf belachelijk weinig te doen. Een kunstwerk vraagt veel meer. Denkwerk. Inspiratie. Fantasie. Genialiteit. Inspanning van een geest en lichaam, een vermoeiende zoektocht naar de ultieme balans. En maar tekenen. En maar denken. En maar kneden en knijpen en schrijven. En nog eens opnieuw.
Maar een kind is vlug gemaakt. Voor de meesten dan toch.
En dan is er de dag. Er is sneeuw. Plots en veel. We zijn zenuwachtig en blij. Er gebeurt iets. Er kan iets gebeuren.
Het staal is ingeleverd, bewerkt en wordt warmgehouden in mijn beha. We fietsen door de sneeuw. Het is glad en spannend. We begeven ons op glad ijs, op de weg en in ons hoofd. Zie je de fotos? We zijn gelukkig. Het kan. Alles kan.
En nu wachten.
En wachten.
En denken dat ik iets voel. En dan weer denken van niet. En dan weer denken van wel.
november We dragen het mee. In ons hart. In ons hoofd.
Het is het vrijen van de laatste kans.
Vanaf volgende maand, beter, vanaf morgen, zal het alleen uit liefde zijn. Terug. Zoals het was. Het voelen van het lijf. Het bonzen van het hart. Alleen voor elkaar. Geen vervolg, geen uitkomst wordt verwacht.
Nu of nooit. Dat zal blijken. En als het nu niet lukt, als het nu niet komt, als het nu mislukt, dan niet. Andere wegen, andere manieren, maar niet wij twee, warm in bed. Niet onder ons zachte laken (vooral dat ene met die ruiten, van flanel), niet.