De volgende
dag vertrokken we naar Quito waar we afscheid namen van onze Colombiaanse
vrienden. Misschien komt het doordat ons geliefde Colombia nu echt wel achter
ons lag of misschien gewoon omdat we ons zo dicht bij de luchthaven bevonden,
maar toen we daar aan het busstation stonden met al onze zakken begonnen we te
overwegen eens te gaan nahoren hoeveel het zou kosten om naar DF Mexico City te
vliegen. Omdat we onze vrienden en familie geen hartinfarct wilden bezorgen,
besloten we toch maar gewoon in Quito te blijven. Quito bleek een mooi
historisch centrum te hebben dat we uitvoerig bezochten (lees een beetje
kuieren). Ook bezochten we de lokale botanische - en vlindertuin en la mitad
del mundo (een simpel monument dat ongeveer 200 meter naast de evenaar
staat...)
Na Quito
trokken we naar Otavalo, een stadje wat bijna op spuug-afstand van de
Colombiaanse grens ligt. In Otavalo hadden we afgesproken met onze vriend
Dustin die we ontmoet hadden tijdens ons kort verblijf in Belize en met wie we
in guatemala ook een tijdje hadden samen gereisd. Otavalo is bekend voor zijn
artisanale markt. Dit dorpje bleek een groot gevaar te zijn voor ons, zeker
aangezien onze rugzakken ondertussen al uitpuilen met gerief. Behalven het
rondlopen op de markten waar we onze zelfcontrole op de proef stelden, deden we
ook enkele uitstapjes. We beklommen de Fuya Fuya, een berg van 4200 meter, na
door een auto te zijn afgezet op 3700 meter natuurlijk.
We
bezochten de ingang van het Condorpark en keerden direct terug toen we begrepen
dat we vogels in een kooi te zien gingen krijgen. Deze kleine misvatting
leverde ons toch nog een mooie wandeling op.We probeerden Otavalo te verlaten, maar belandde gewoon in een ander
hotel dat dichter bij de busterminal lag terwijl we onze nieuwe bestemming
probeerde uit te zoeken.
Uiteindelijk
zijn we er dan toch in geslaagd om na een vijf-tal maanden Colombia te
verlaten. Om de bruuske overgang te verzachten vertrokken we samen met enkele
Colombiaanse vrienden naar de Ecuadoriaanse kust. Na een bustocht door
prachtige natuurgebieden belandden we in het toeristische stadje Atacames.
Zoals de meesten onder jullie wel al hebben gemerkt zijn wij meestal een krak
in het vermijden van toeristische stadjes, desondanks besloten we enkele dagen
te blijven. Na twee maanden in het toch wel frisse Pasto te hebben gewoond deed
het deugd om nog eens in de zee te zwemmen en de zon te voelen.
Na enkele
dagen luieren op het strand trokken we verder naar Puerto Lopez om boobies te
gaan zoeken. We hadden gehoord over een natuurpark waar je deze blauwvoetige
vogels (of wat dacht je dat het waren?) kon gaan spotten. Toen we in Puerto Lopez
aankwamen bleek dat je niet enkel de inkom voor het park moest betalen , zoals
wij veronderstelden,maar dat je enkel bij de vogels kon geraken door een veel
te dure tour te boeken. De teleurstelling was bijzonder groot, omdat tours ten
eerste in het algemeen niet leuk zijn en ten tweede omdat ze gewoon veel te
duur waren, geen boobies voor ons dus.
Om de trent
van de laatste maanden verder te zetten besloot ik (Nanna) nogmaals ziek te
worden. Blijkbaar hoeven zeevruchten aan de kust niet altijd vers te zijn.
Omdat dansende
boobies nu eenmaal niet gemakkelijk te vergeten zijn besloten we een waardige
plaatsvervanger te zoeken. We hadden gehoord over een schildpaddenstrand niet
al te ver weg en besloten daar de nacht te gaan doorbrengen, om schildpadden te
gaan spotten die snachts hun eieren kwamen leggen.
Arme Nanna kon
jammer genoeg het ziekenbed nog niet direct verlaten en hield de wacht in het
hotel terwijl Freeke en Jorge op schildpadden-avontuur vertrokken. s Nachts kwamen
ze de echte biologen tegen die het strand kwamen onderzoeken. Na de eerder
amusante conversatie: weten jullie wel dat kamperen hier verboden is?, zij:
ja dat weten we biologen: ah ok, dan is het goed, besloten ze hun schuld in
te lassen door te helpen met de nachtelijke patrouilles. Jammer genoeg kregen
ze geen schildpadden te zien die nacht. De dag nadien werden ze echter rijkelijk
beloond voor hun inspanningen: reeds lang nadat de biologen het strand verlaten
hadden spotten zij ineens een nest kleine schildpadjes die hun weg naar zee aan
het zoeken waren. Een prachtige ervaring die door de biologen later met
jaloezie onthaald werd.
Na het zien
van deze kleine schattige diertjes besloten we onze kansen nog eens te wagen ,
deze keer met de hele bende én met toestemming van de organisatie. Deze tweede
nacht hadden we geen geluk en een beetje teleurgesteld keerden we terug naar
het stadje.Daar mochten we nog eens mee
met de biologen naar de vismarkt waar zij de lokale visvangst gingen nakijken.
Deze vangst bestond tot onze verbijstering uit een 20-tal hoogzwangere haaien,
roggen, zwaardvissen, enz. De plaatselijke bevolking weigert stil te staan bij
de gevolgen die hun manier van vissen kan hebben op de zee, hun eigen job en
voedsel. Door de foetussen en bedreigde diersoorten te fotograferen en te
indexeren hopen de biologen van de organisatie Equilibrio Azul ( zij zoeken
trouwens nog vrijwilligers) de overheid te kunnen sensibiliseren om in te
grijpen. Hopelijk werpen hun inspanningen vruchten af!
Via via
kwamen we in contact met Sonia, een vrouw die verantwoordelijk is voor de
organisatie Luna-arte. Deze organisatie stelt zijn deuren open voor kinderen en
volwassenen met leerproblemen, mentale achterstand , motorische problemen, enz.
In samenwerking met een psycholoog, kunstenaars en zelfs oud-leerlingen worden
aan de kinderen verschillende vormen van therapie gegeven: muziektherapie,
creatieve therapie (schilderen, toneel, dans, enz). Verder wordt hen ook
aangeleerd om voor zichzelf te zorgen (alleen de bus nemen, zonder hulp eten,
enz) en krijgen ze aan hun niveau aangepaste lessen. Het resultaat dat zij met
deze kinderen behalen is op zijn minst indrukwekkend te noemen. Hyperactieve
kinderen werken geduldig aan hun kunstwerk, kinderen met downsyndroom
schilderen al dansend de prachtigste schilderijen. De werken die door de
kinderen gemaakt worden worden ook verkocht en de opbrengst gaat gedeeltelijk
naar de organisatie en gedeeeltelijk naar de kinderen zelf. Op die manier leren
zij zelf ook een beetje hoe ze voor inkomsten kunnen zorgen.
Onlangs
heeft de organisatie een prachtige boerderij gekocht waar ze van plan zijn
cavias te kweken (een lekkernij hier), koeien te houden, kruiden te planten,
fruit te telen, enz. Dit vanzelfsprekend met de hulp van de kinderen (op die
manier heeft ieder kind de mogelijkheid om zijn eigen talenten te zoeken en
ontwikkelen) en op die manier kan de organisatie ook zelfbedruipend worden. Tot
nu toe overleven zij door een minimale bijdrage van de overheid en vooral veel
creativiteit van hun kant.
Luna-arte
is een van de vele mooie projecten die je hier kan terugvinden en wij hebben
alvast tonnen respect voor Sonia (die een beetje de moeder is van het project
en alle kinderen), alle medewerkers en de kinderen en volwassenen die elke dag
naar daar gaan om bij te leren over kunst, rekenen en het leven zelf.
Wie graag
een beetje meer informatie wil over deze organisatie kan altijd is een kijkje
nemen op de volgende website:
Tussen mijn
tandartsafspraken door maakt ik nog een reisje naar Tumaco (een kuststad) waar
ik een paar heerlijke dagen doorbracht in boca grande. een strand dat enkel en
alleen met een lancha te bereiken en waar op dit ogenblik (laagseizoen) geen
ziel te bespeuren was. Surfen op boomstronken, lange strandwandelingen maken,
genieten van de zon, er zijn ergere dingen in het leven. Na deze zalige dagen
trokken Jorge en ik terug naar Pasto waar ik klaar was om nogmaals gemarteld te
worden door mijn tandarts.
Terwijl
Freeke uitstapjes maakte naar de omliggende streken hield ik, Nanna, me
voornamelijk bezig met ziek-zijn en naar Chachagui gaan. In Chachagui verbleef
ik op een Maloca, het huis van een shamaan, waar ik deelmocht nemen aan
verschillende ceremonies. Er was op die moment een soort van bijeenkomst bezig
met shamanen van vershillende streken. Zonder al de verschillende soorten
rituelen en ceremonies in geuren en kleuren te vertellen kan ik zeggen dat het
leerrijke dagen waren in de Maloca.
Omdat mijn
paspoort ondertussen aan vernieuwing toe was en ik om tandartsredenen verplicht
was om in Colombia te blijven moest ik even de grens over van Ecuador. Om de
tocht de moeite waard te maken besloot ik daar een weekje rond te reizen voor
ik terug in Pasto moest zijn voor mijn tandartsafspraak. Van die tijd maakte ik
gebruik om Ibarra te bezoeken, een stad die me niet echt beviel (alweer het
bewijs dat de reisgidsen meestal niet echt de waarheid spreken), dus besloot ik
naar een nabijgelegen dorpje te trekken, La esperanza. Een goede keuze bleek
algauw toen ik zeer gastvrij ontvangen werd in de plaatselijke herberg. La
esperanza was een heel klein, bijzonder rustig dorpje waar je prachtige
wandelingen kon maken. Zo ook naar de watervallen..Al vanaf de eerste dag
besloot ik die te zoeken, trots omdat ik slechts een paar keer verkeerd was
gelopen kwam ik een paar uur later aan bij wat ik veronderstelde dat de beroemde
watervallen waren. Natuurlijk bleek achteraf dat ik helemaal ergens anders
geweest was (wat mij weer pijnlijk bewust maakte van mijn complete gebrek aan
oriëntatie).Bij mijn tijdelijke broer
was ondertussen wel de nieuwsgierigheid gewekt en dus gingen we de dag erna samen
nog eens gaan kijken naar mijn befaamde watervallen. Bleek dat ik (IK)
watervallen had ontdekt die hij (als gids en geboren en getogen inwoner van la
esperanza ) nog nooit had gezien. Dankzij mij heeft hij een nieuwe plek gevonden
waar hij met de toeristen naartoe kan trekken. Als bedanking nam hij me daarna
mee naar de echte place to be waar we samen rotsen beklommen en van watervallen
sprongen. Op de terugweg verzamelden we nog snel eucalyptushout om savonds kip
te kunnen braden voor het hele gezin.
Na afscheid
genomen te hebben besloot ik nog even naar Otavalo te gaan, een dorp bekend om
zijn markt. Otavalo bleek uiteindelijk geen dorp maar een stad te zijn,
volledig in het teken van de toerist. Niet bijzonder interessant en dus was ik
niet echt triestig om de dag erna terug naar mijn geliefde Colombia te reizen.
Omdat we
ondertussen al helemaal in de sfeer van het dagtrippen waren geraakt besloten
we bij terugkomst samen met Nanna nog een paar keer op expeditie te trekken.
Een van deze tochten was onze onderneming om naar laguna verde te gaan. Dit
meer lag aan een vulkaan en om er te geraken moest je eerst een ferme wandeling
maken in de koude en de regen. Ik begon spontaan terug dagmerries te krijgen
over onze laatste keer dat we een vulkaan beklommen in Purace en door de kou
onze tocht hadden moeten stopzetten. Maar bon, ik was niet alleen dus ik had
een reputatie om hoog te houden en dus hield ik maar vol tot het einde. En
zoals steeds was de inspaning ook weer helemaal de moeite. Het meer was
prachtig en effectief heel groen J . Het meer lag in een krater en
rondomrond zag je overal rook van de warmte die uit de bergen kwam die bedekt
waren met zwavel. Een lust voor het oog en een iets minder aangename sensatie
voor de neus. Alleszins konden we dan toch even onze handen verwarmen en
verbranden vooraleer we begonnen aan onze wandeltocht terug naar Tuquerres.
Omdat we
ondertussen al echte dagtrippers zijn geworden maakten we ook geen enkel
bezwaar toen Vincente voorstelde om een tocht te ondernemen naar watervallen in
de buurt van Pasto. Graag, dachten we en samen met Jorge,Vincente, zijn zoon en
diens vriendin vertrokken vol goeie moed naar onze bestemming. De wandeling
bleek uiteindelijk redelijk kort te zijn wat ons dan weer voldoende tijd gaf om
te genieten van het adembenemende landschap. De waterval was indrukwekkend en
de omgeving errond werkte rustgevend. Omdat ondertussen voor het eerst nog eens
het zonnetje doorbrak maakte niemand er bezwaar tegen om een middagje in de
buurt te blijven hangen om van de zon en de natuur te genieten.
Laguna de la cocha, Taminango (nog een keer), Chachagui
Toen arme
Nanna weer helemaal gezond was (lichamelijk dan toch) gingen we op uitstap naar
het beroemde Laguna de lacocha.Dit meer
is befaamd voor zijn grootte en voor het eiland dat je kan bezoeken. Met een
bootje vaarden we naar het eiland waar je kon gaan wandelen en vreemde boom- en
vogelsoorten bewonderen. Na zo´n kwartiertje stappen vielen we bijna in het
koude water aan de andere kant van het eiland. Een beetje teleurgesteld door de
laguna in het algemeen genoten we toch van de mooie uitzichten voor we
terugkeerden naar Pasto.
Terwijl
Nanna verder Nanna dingen deed trok ik er nog een paar dagen opuit om Chachagui
te bezoeken, een klein vakantiedorpje met een prachtige canyon! Veel meer dan
de canyon was er niet te bezichtigen, maar het was al voldoende voor mij om na
de belgisch achtige koude dagen in Pasto eventje te genieten van de zon
en...het zwembad!
Verder
bracht ik ook nog een paar dagen door in Taminango waar ik opnieuw zeer
hartelijk ontvangen werd door de familie van Jorge, die mij weer ongelofelijk
verwenden met smakelijke maaltijden e.d.
Zoalsik veel juistervoorspeld had dan ik ooit had kunnen denken
zijn we een maand en een half later nog steeds niet definitief de grens over
geraakt. Omdat Pasto zo een wonderlijk mooie stad is? Omdat we het wel leuk
vinden om aan de voet van een actieve vulkaan te wonen? Of heeft het eerder te
maken met de grote tegenzin die we voelen om colombia te verlaten? Hoe dan ook
zitten we hier nog steeds in ons appartementje waar we zo gastvrij ontvangen
werden door onze vriendinnen Dayana en Elen. Twee zussen die we via Jorge
hebben leren kennen en die op zn minst een verrijking in ons leven kunnen
genoemd worden.Dankzij hen hebben we hier de afgelopen 6 weken onderdak gehad,
leuke ontmoetingen en vooral heel veel plezier.
Wat heb ik
te melden over Pasto op zich? Niet zo bijzonder veel eigenlijk. Pasto is een
grootstad die aan de grens ligt met Ecuador. Veel toeristen komen hier niet en
dat vinden wij dan weer juist heel fijn. Ondanks het feit dat de stad aan de
voet ligt van een actieve vulkaan (las galeras) en om de zoveel dagen het euhm
vulkaanalarm (jaja echt wel de officiele naam) op rood staat maken de bewoners
zich alvast niet teveel zorgen hierover. Onze tijd in Pasto brachten we vooral
door met meer stof kopen om nog kleren te naaien (want ondertussen had Nanna
het lumineuze idee gekregen een reis-naaimachien te kopen), koffietjes drinken,
een beetje rondvendelen, ziek zijn, pintjes gaan drinken met onze vrienden,
enz.
Gelukkig is
er rondom Pasto wel veel moois te bezien en hoefden we niet perse elke dag lui
te zijn.
Zo trok ik
er bijvoorbeeld op uit naar de thermales van Tuquerres met Jorge en Dayana,
terwijl arme kleine Nanna ziek in bed lag. Enige nadeel van die thermales is
dat deze blijkbaar in een privedomein liggen en toegang voor individuen
steevast geweigerd wordt. Dit was buiten mijn zeer vastberaden compagnie
gerekend en uiteindelijk geraakten we met veel overtuigingskracht toch door de
poort. Wie zou immers de toegang ontzeggen aan iemand van de europese commissie
die samen met twee professionele biologen de fauna en flora komt onderzoeken?
Juist ja, niemand. Goed gedaan van ons en na een flinke wandeling kwamen we aan
bij de canyon waar helemaal beneden de prachtige zalig warme thermales lagen
(en warmte was iets wat nog wel eens deugd deed na maanden douchen met ijskoud
water).
Zoals
het hoort zat Nanna al netjes op mij te wachten in een restaurant met
een fris pintje en heel veel verhalen. Omdat wij dezelfde dag
onmogelijk nog in Aranzazu konden geraken besloten we de nacht door te
brengen in La Plata. De dag erna sloegen we onze voorraad in om te
vertrekken naar Aranzazu (tot die voorraad hoorde ook een gitaar +
bijhorende stoffen om een zak te maken + nog enkele rokken, jaja wij
houden wel van projectjes).
In
Aranzazu werden we zeer hartelijk verwelkomd door de dorpsbewoners, die
er ondertussen al van overtuigd waren dat wij nooit meer zouden
terugkomen. Deze keer werden we niet gehuisvest in de parochie omdat
die nu bezet werd door verschillende priesters die bezig waren met de
voorbereidingen voor het feest ter ere van de maagd Maria. Aldus werd
het schooltje onze thuishaven voor een week. Het hele dorpje was
helemaal in beslag genomen door de voorbereidingen voor het grote
feest, ook wij kregen de eer om te helpen met het malen van maïs om
arepas te maken voor de honderden bezoekers die ze verwachten om de
missen (inderdaad je leest het juist meerdere missen) bij te wonen.
De
feestdag werd voorafgegaan door een vuurwerk en eerlijk gezegd volgens
mij was dit het meest fantastische dat ik ooit al in mijn leven gezien
heb. Allereerst werd de duivel verbrand op het basketplein. Deze duivel
was een jongen in een rood pak, die vleugels had waaraan vuurwerk
bevestigd was. Terwijl hij rondliep over het plein werd dit vuurwerk
aangestoken. Echt een machtig zicht. Daarna was het tijd om el castillo te verbranden. Dit
was een constructie van een paar meter hoog. Dominogewijs werd het
vuurwerk dat eraan bevestigd was aangestoken tot in het midden ineens
de beeltenis van de maagd Maria verschijnt die vervolgens via een koord
naar beneden kwam gebengeld. Schitterend gewoon, zeker als je bedenkt
dat dit hele spektakel ineen werd gestoken door twee jongens die alles
(tot het vuurwerk toe) zelf hadden gemaakt.
De tweede feestdag was iets ingetogener en werd vooral gevuld door de verschillende missen. Omdat wij niet echt de hele dag naar de mis gaan brachten wij onze dag door met armbandjes maken en verkopen aan de pelgrims. We hebben ginder nog goed onze boterham verdient, anders gezegd we hebben die dag al het verdiende geld aan eten gespendeerd.
Aan
het einde van de dag ging de jeugd naar de plaatselijke discotheek, de
living van een gezin dat dan snel wordt leeggehaald zodat er ruimte is
om te dansen. Het feest duurde de hele avond en het grootste deel van
de dag erna.
Na de feesten keerde de rust terug in ons geliefde dorpje. Totdat
ineens een derde gringo verscheen: Ludo, onze franse vriend. Samen met
hem gingen we voort met onze kinderentertainment en andere projecten.
Omdat
mijn gitaar ondertussen nog steeds naamloos was besloten we een
dorpsstemming te houden en na een democratische stemming kwam de
volgende winnaar uit de bus: Colombianita Gus Gus...
Na
een heel leuk verblijf in Aranzazu werd het jammer genoeg toch tijd
voor ons om te vertrekken en onze reis voort te zetten. Na nog een paar
dagjes door te brengen met Ludo en Jorge in Popayán namen we dan toch
afscheid en trokken we samen met Jorge terug naar Taminango.
Daar werden we opnieuw zeer hartelijk verwelkomd door zijn familie die ons deze keer meenamen naar een finca in San Lorenzo. De
familie die daar woonde ontving ons met open armen en vooral de kinderen
geraakten al snel gehecht aan de gringos. Zoals het hoort op een boerderij stonden we s morgens vroeg op om de koetjes te melken. Jorge had het lumineuse idee om yoghurt te maken door drinkyoghurt met aardbeiensmaak te vermengen met de melk en te wachten tot dit een lekkere substantie werd. Tot onze niet al te grote verbazing is dit het nooit geworden.
Een van de zonen van het
gezin had ons gesproken over een prachtig meer op de berg en dus
besloten we om daar een avondje te gaan kamperen. De
vreselijk lange afstand die we moesten wandelen bleek uiteindelijk een
klein half uurtje stappen te zijn en het meer was eigenlijk een kleine
plas. Het uitzicht daarentegen was wel adembenemend, wat niet wegneemt
dat wij mogen lachen met zijn fantastische meer en de gebruikelijke overdrijvingen van de Colombianen.
Na
Taminango gingen we naar Pasto, een stad die heel dicht bij de grens
ligt, wat natuurlijk niet betekent dat wij snel in Ecuador gaan zijn.
Na vijf maand samen op stap te zijn geweest namen we afscheid en begon het afkicken. Wie ging er de komende weken lachen met mijn stomme mopjes, wie ging me helpen als ik het weer niet kon uitleggen in t spaans en veel meer... Ik stapte op een bus richting Bogota en begon direct te trillen, te zweten en heel hard Freeke te roepen om de twee en een halve minuut. In Bogota kwam Nicolás (een Colombiaan die ik aan de Pacific had leren kennen en met wie ik de komende weken in het noorden van Colombia ging rondreizen) me ophalen. Op zich sprak de grote, super vervuilde en drukke stad me niet echt aan. Het was ginder zelfs zo erg dat één van zijn vrienden een gasmasker had gekocht om rond te rijden in de stad. We brachten een kort bezoekje aan een sprookjesachtig boomhuis dat op een boerderij staat in de buurt van Bogota om kort daarna richting Cartagena te vertrekken.
Cartagena had een mooi oud centrum, maar zoals de meeste steden hier in Zuid-Amerika had ik niet echt het gevoel dat ik er lang zou willen verblijven. Marine (het Franse meisje dat we in Mexico leerden kennen en waar we in Guatemala met hebben samen gereisd) was ook in Cartagena en natuurlijk hadden we afgesproken. Het weerzien werd uitgebreid gevierd. Uiteindelijk besloot ze om samen met nog een vriend van haar met ons mee te gaan naar Islas Del Rosario. We verbleven op Isla Grande, het enige bewoonde eiland van de 26 eilanden die samen één van de vele natuurparken van Colombia vormen. We besloten terug naar het vasteland te gaan voordat we helemaal leeggezogen zouden zijn door de vele muggen. Na enkele dagen waren we onderweg naar Palomino waar we een vriend van Nicolás gingen bezoeken. Palomino is een klein dorpje aan de Caraibische kust, het is tevens de naam van de rivier die daar stroomt. Vanuit Palomino deden we verschillende uitstapjes waaronder Calamares. Calamares is een natuurreservaat waar ze een opvang voor zeeschilpadden hebben opgericht. In plaats van de beestjes vrij te laten na het uitkomen van de eieren houden ze ze bij in veel te kleine bassins tot hun 3 jaar. Na drie jaar in het rond te hebben gezwommen worden ze dan vrij gelaten. Vanaf volgend jaar zie je dus overal schilpadden rondjes draaien in de zee tot ze erbij neervallen of beter gezegd tot ze er van zinken. Hoe het kan dat zoiets bestaat snap ik niet echt goed, maar ja... Verder brachten we een bezoekje aan het natuurpark Tayrona. Op de vele toeristen na was dit een prachtig gebied waar we van het ene paradijselijke strand naar het andere wandelden. Verder brachten we een bezoekje aan een Kogui dorpje wat enkele uren landinwaarts wandelen was. We besloten de terugtocht al wandelend via de rivier te doen, een beslissing die ik mij nog lichtjes beklaagd heb al na de eerste 5 minuten. De eerste oversteek was al bijna fataal voor mijn camera en alle andere dingen die niet nat mogen worden. Al een geluk bleef ik bij de latere oversteken de grond onder mijn voeten voelen terwijl de rivier me onderuit probeerde te spoelen. De sterke stroming die ik die dag vervloekte was hetgeen ons nadien een prettige dobbertocht tot aan de zee bezorgde. Na een week was het tijd om terug te keren naar Bogota. Via een vriend van Nicolás kon ik terecht bij een shamaan om yahé te gaan drinken. Yahé is een drankje, papje wat al eeuwen door de inca´s wordt gedronken om tot zelfinzichten te komen. Deze zelfinzichten worden bereikt door de reizen die je maakt na het drinken van deze planten substractie. Ik mocht bij de shamaan thuis verblijven en het toeval trof dat ik mijn menstruaties daar kreeg en mocht ervaren hoe het voor een vrouw is om daar in zo een periode te leven. Doordat de vrouw in deze periode wordt beschouwd als zittende in een reinigingsperiode mocht ik niets doen en bijna niets aanraken, een ervaring die ik niet snel zal vergeten.
Van hieruit vertrok ik enthousiast voor het weerzien met Freeke terug naar La Plata.
In tegenstelling tot Freeke heb ik veel foto's en niet veel zin om er een lange uitleg bij te schrijven....