DE LEUVENSE BELLEMAN
Voor wat de Leuvense Belleman betreft kan gezegd worden dat hij een zeer nuttige en voorname rol speelde in het openbaar leven. Hij diende trouwens bij zijn aanstelling de eed af te leggen. Soms werd hij ‘uytroeper’ genoemd dan weer ‘bellendrager’ naargelang de functie die hij op dat ogenblik uitoefende.
De stadsrekening van 1632 vermeldt dat de heren van de Gemeenteraad hem toen 14 stuyvers extra schonken om een paar schoenen te kopen wat laat veronderstellen dat men hem nogal wat weg had doen afleggen.

In 1638 is er sprake van een ‘uytroeper ofte belleman’, nl Guilliam Baudewijns die opkomt voor zijn rechten "voor het plecken van de billetten ende uytroepen van elken coop binnen dese stadt ende oock de keerse te branden" waarvoor hij één en een halve stuiver vraagt en het dubbele voor de diensten verleend buiten de stad.
In 1694 werd bij 'Resolutie Magistrael' door de Heeren van het Magistraet "het bellemanschap geconfereert aen de weduwe van den lesten belleman uyt consideratie van den grooten overlast van haere kinderen op expressse conditie dat sy het selve sal moeten doen bedienen door persoonen bij aggregatie van voors. Heeren Â’t assumeren totter tijdt ende wijlen dat daertoe sal wesen bequaem haeren Soons".
Tijdens de Franse bezetting ontstond er een strijd tussen de dienende belleman Leribaux en zijn tegenkandidaat Wets. Eerstgenoemde beklaagt zich bij ‘L’Administration Centrale et Supérieure de la Belgique’ tegen het besluit van de Leuvense Gemeenteraad die zijn concurrent had aangesteld en voert aan dat hij voor zijn bediening van belleman eertijds de som van 300 gulden aan het stadsbestuur had moeten betalen.
Zijn tegenstrever laat zich verdedigen door de heren Gens en J. Deberiot (toen burgemeester van 1800 tot 1808), twee vooraanstaande fransgezinden, bij brief dd 17 Ventose An 7 (7.3.1799) waarvan wij U de vertaalde tekst niet willen onthouden omdat hij zo tekenend is voor de mentaliteit in deze bewogen periode.
"De vaderlandsliefde van deze citoyen Wets Lambert is voldoende bewezen voor dewelke hij de achting en de liefdadigheid verdient van de gevestigde autoriteiten. De betrekking van belleman in deze stad is te allen tijde door de Municipaliteit toegewezen geweest. Indien Leribaux deze plaats bekomen heeft van het vorig Bestuur is dit slechts omwille van zijn anti-democratische principes. Deze man is reeds sedert lang door de publieke opinie aangewezen als een van de ijverigste aanhangers van de aristocratie en de kloosterlingen en, indien we de geruchten onder het volk mogen geloven, een der leiders geweest van deze bende bandieten die in het hart van deze stad de attributen van de Vrijheid verbrand heeft en dezelfde dag nog de patriotten vervolgd heeft voor de zegenrijke intocht der Republikeinen."
"Dit individu schijnt me in het geheel niet in staat zijn functie uit te oefenen want men ziet hiervoor alleen maar zijn zoon, evenzeer aristocraat als hij."
"Daar citoyen Leribaux aan de Stad een medionaat van 300 gulden betaald heeft kan de Municipaliteit hem moeilijk zijn ambt onttrekken. Nochtans kan het Stadsbestuur naar onze mening het wel aan citoyen Wets toekennen als deze het medionaat terug betaalt aan diegene die heden het ambt bekleedt. Het is trouwens een absolute noodzaak dat alle openbare ambten door echte patriotten bekleed worden."
Met dergelijke elementen en politieke steun in zijn voordeel is het niet te verwonderen dat Lambert Wets tot officiële belleman van de stad benoemd werd. We vinden zijn naam als belleman meermaals vermeld in de “Leuvense Kroniek” van J.B. Hous.
Bij het neerleggen van zijn ambt, op 78-jarige leeftijd, vraagt hij aan het stadsbestuur zijn zoon Barthelemy-Joseph, zilversmid van beroep, hem te mogen opvolgen wat ingewilligd werd bij besluit van de gemeenteraad dd 8.6.1844. Deze zoon zal de functie blijven uitoefenen tot zijn vrijwillig ontslag op 20 juli 1874.

De opvolging bleef echter in de familie. Als derde generatie stelt Lambert Edmond Wets zijn kandidatuur “ayant l’honneur de servir sous vos ordres en qualité de commissaire-adjoint de Police”. Zijn tegenkandidaat was H. Baetens, steendrukker en boekbinder van beroep. Lambert Edmond Wets werd benoemd bij besluit van de gemeenteraad dd 24.8.1874 en legde de eed af op de Burgerlijke Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven.
De bediening van stadsbelleman was dus een waardig openbaar ambt zoals bleek uit het hoge bedrag van medionaat (er diende dus voor betaald te worden) en ook door de kwaliteit van de kandidaten die hun beste beentje voorzetten om de benoeming te bekomen. Deze openbare bediening moet dus wel bijzonder lucratief geweest zijn.

Uit wat bestond nu feitelijk de functie van Belleman ? De Ordonnantie van het Magistraat dd 25.5.1794 herneemt de resolutie van 11.7.1793 betreffende de bevoegdheden van de gezworen belleman der stad die "houden (is) tot den geheelen dienst van de Stadt ende desselfs Schipvaert, sonder desaengaende eenigen loon te konnen pretenderen" Daarentegen "sal den Belleman genieten van sijnen loon en volonaire verkoopingen van immeubele goederen voor het afficheren van de billetten a rato van twee stuyvers voor ieder billet. Idem voor het bellen ende roepen ten opzichte van ieder parceel seven stuyverse enen halven ende vier stuyvers eens voor een stoop bier voor iederen uitslag"
Langs de andere kant bezat de stadsbelleman echter het monopolie van het aanplakken van alle aanplakbrieven, behoudens deze van de goddelijke diensten, want "voorders verbieden Mijne Heren aen eenigelijck van wat staet, conditie ofte qualiteyt hij soude mogen wesen buyten de wete ofte sonder betaelinge van den loon van desen stadsbelleman aen te placken, ofte te doen aenplacken, eenige billetten tsij van verkoopingen, aenbestedingen, verpachtingen hoegenaemd, op pene van drij guldens amende voor ieder billet contrarie deser aengeplackt"
Het valt te betwijfelen of de enige verdienste van onze belleman erin bestond de stadsbilletten aan te plakken aan 7 en een halve stuiver per stuk of met luider stemme in de straten, na het volk bijeen gebeld te hebben, hun kond te doen van de stadsmededelingen.
We hebben hem trouwens hiervoren reeds op stap gezien met de torenwachter als trompetter-begeleider bij het aanplakken van de aankondigingen van de verpachting van de accijnzen.
We hebben ook gezien dat de ‘uytroeper ofte belleman’ gehouden was ‘de keerse te branden bij de openbare verkoopingen’, een gebruik dat tot op heden nog in zwang is op sommige plaatsen. Hij was dus ook 'the right man on the right place' om betrokken te worden in allerlei profijtige zaakjes bij de openbare verkopingen.
In elk geval is het een vaststaand feit dat de belleman een solide sociale positie bekleedde.
Na de drie generaties Wets, waarvan we het laatste spoor terug vinden in 1889, komt een zekere Henri Valckenborgh, wonende Blijde Inkomststraat 166, de taak van belleman waarnemen vanaf zijn officiële indiensttreding op 18 juli 1892.
Inmiddels is echter een zekere evolutie ingetreden in de bediening van belleman, nu ‘afficheur-crieur public’ genoemd.
We zijn reeds ver weg van de middeleeuwse taak van de belleman, die als opdracht had de officiële berichten uit te bellen aan een bevolking die quasi ongeletterd was en bijgevolg anders geen kennis kon krijgen van de gepubliceerde reglementen of verordeningen.

De taak van belleman is stilaan die van ‘aanplakker’ geworden.
De branche publiciteit komt in allerlei vormen opsteken. Het zijn niet alleen meer de officiële afkondigingen van de gemeentelijke administratie of de openbare verkopingen van de notarissen die dienen aangeplakt te worden maar de particuliere sector begint ook de noodzakelijkheid aan te voelen haar eigen reclame te verzorgen. Aanplakbrieven van feestelijkheden, sportwedstrijden en zelfs de bioscoop, doch vooral de opkomende handelsreclame, zochten de meest opvallende aanplakplaatsen van de stad op.
Helaas. Zij botsten tegen het aloude onverbiddelijk reglement dat het monopolierecht aan de officiële aanplakker (alias belleman) toekende en langs dewelke alle openbare aanplakking diende te gebeuren.
Deze harde strijd zal ook voortgezet worden door de opvolger van Henri Valckenborgh, nl zijn zoon Alphonse die na de dood van zijn vader als ‘afficheur-crieur public’ door de gemeenteraad aangesteld werd op 24.1.1911. Hij zal deze bediening blijven uitoefenen tot op 23.8.1917. datum van zijn woonstverandering voor Brussel.
Zijn opvolger was Hubert Lafortune, die officiëel aangesteld werd op 4.9.1917. Deze bekende Leuvense sportfiguur, zal deze taak blijven uitoefenen tot zijn overlijden op 18.2.1977. Hij is dus gedurende 60 jaar ‘openbare aanplakker’ geweest van de stad Leuven en ook officiëel omroeper van de openbare aanbestedingen. Velen onder ons zullen zich nog de kleine doch kwieke personage herinneren met zijn zware fiets, met langs de bagagehouder de twee keteltjes met plakpap en de lange borstels aan het fietsframe bevestigd. Na de tweede oorlog had hij zich natuurlijk ook gemotoriseerd.
Het monopolierecht van de openbare ‘aanplakker’ is echter vervallen en andere reglementen beheersen thans dit wereldje van wildgroei.
Ook van de torenwachter is allang geen sprake meer. Beiden waren in hun tijd twee figuren die in het openbare leven een opvallende rol speelden.

(Bron: Leven in het oude Leuven door Marcel G. Peeters)
Met dank aan de bellemannen van Temse (Gerard Vercauteren) en Mechelen (François De Schouwer).
|