Bellen of klokken met een integraal klankmechanisme kende men reeds zo'n 900 jaar voor onze tijdsrekening, als muziekinstrumenten en als cultische hulpmiddelen Ze brengen het geluid van het element lucht over. Slangen, tijgers en boze geesten hebben het niet begrepen op het gerinkel van bellen.
Er zijn vier basisvormen: Kogelbellen: worden geluid door een los kogeltje (halsband van kat, hond en geit of de trits bellen aan een paardentuig). Ook de zotskap van de nar heeft kogelklokjes of kogelbelletjes. Uit Myanmar komen bronzen tijgerbellen. Klepelbellen: hebben een vaste, zwaaiende klepel, aan de binnenkant. Klauwbellen: van sommige klepelbellen (Indische olifantenbel) bestaat de mantel uit een aantal gebogen staafjes of klauwen. Staafbellen: Muziektherapeuten gebruiken deze staafbelletjes of 'windchimes' omwille van het zachte geluid. 'Stannard' en 'Meinl' zijn bekende merken. -Een klepel slaat een klok of bel altijd aan de binnenzijde aan. -Een hamer (soms ook een balk) slaat altijd aan de buitenzijde aan.

Deze boeddhistische bel symboliseert de vergankelijkheid en het vrouwelijke principe dat verwijst naar wijsheid en het doel. De weg of het mannelijke principe wordt door de Vajra of donderkeil gesymboliseerd. Ghanta en Vajra vormen samen een éénheid, net zoals de weg en het doel onafscheidelijk zijn. De belrand van de Tibetaanse dril bhu of ghanta, aandraaien met een hardhouten stok geeft een hoge en doorzingende toon.
|