Wat moeten we kennen en kunnen? Elke week krijgen de kinderen een Franse woordenlijst mee. Op maandag worden ze ondervraagd. Ik heb twee soorten testen. Test 1: de leerlingen kunnen de Nederlandse woorden vertalen naar het Frans, zonder hulpmiddelen. Test 2: de kinderen krijgen de Franse woorden, ze moeten ze naast de Nederlandse vertaling kunnen schrijven. Kinderen die ook met dit hulpmiddel moeilijkheden hebben, mogen hun Frans boek gebruiken.
De eerste maanden gaan we proberen, oefenen, kijken wat lukt en wat nog moet worden bijgeschaafd aan het leerproces van uw kind. Maakt u zich geen zorgen over de punten. Drie vierden van de punten gaan naar het spreken, wat voornamelijk in de klas aangeleerd en verwerkt wordt.
Waarom dan toch drie verschillende testen?
Omdat alle kinderen anders zijn, een andere manier van leren hebben en een andere toekomst plannen. En omdat ouders bepaalde verwachtingen hebben en ik daar graag samen met u kind en met de mogelijkheden van u kind, daar naartoe wil werken. In het lager onderwijs ligt de klemtoon op het spreken, het communicatieve en het beleven van een taal. Hieronder vindt u wat er van de kinderen verwacht wordt volgens de leerplannen. Anderzijds zullen kinderen die later ASO en Latijn zullen volgen er baadt bij hebben om de techniek van een vreemde taal in te studeren goed kunnen gebruiken.
De leerplannen van het GO! schrijft ons volgende eindtermen voor:
Na de initiatieperiode in het lager onderwijs zouden de leerlingen zich volgende attitudes moeten hebben eigen gemaakt: verlangen om meer Frans te leren via het besef dat de kennis van een vreemde taal belangrijk is; de wil hebben anderen te begrijpen; zich durven uitdrukken met beperkte taalmiddelen en compenserende strategieën kunnen toepassen; openstaan voor contacten met Franssprekenden; vertrouwen hebben in de eigen mogelijkheden om een vreemde taal te leren.
De leerlingen zouden eveneens voldoende basiswoordenschat moeten kennen en een aantal gebruiksregels moeten beheersen om in eenvoudige communicatieve situaties, die passen bij hun leefwereld, anderen te begrijpen en zich mondeling te kunnen uitdrukken.
Meer specifiek over de schrijfvaardigheid:
Sch1: De leerlingen kunnen veelvuldig voorkomende taalstructuren en basiswoorden kopiëren. (ET 4) Sch2: De leerlingen kunnen een beperkt aantal onveranderlijke structuren en woordbeelden foutloos schrijven.
Wil u meer lezen over de eindtermen Frans, kunt u op deze websiteterecht: http://www.go.be/sites/portaal_nieuw/Basisonderwijs/Leerplannen/Pages/default.aspx
|