's Avonds op het strand,
naar de hemel starend,
volgde ik een arend
die laag over 't water scheerde,
plotseling erin dook
-terwijl het visje nog geen onraad rook-
en dan terugkeerde
Ik liet m'n gedachten zweven
en kwam zelf tot leven
als een grote vogel in de lucht;
de aarde onder mij sierde m'n vlucht
Ik vloog over een stad,
allemaal huisjes naast elkaar,
mensen als mieren krioelden daar,
ik denk dat iedereen het heel druk had
Ik vloog over een zee,
bootjes dreven met de golven mee
en de zon zakte achter de horizon
zodat stilletjesaan de nacht begon
Ik vloog over plekken,
vol van drukte, rumoer en gepest
en ik deed mijn best
om m'n vleugels te strekken
Na veel dolen
bereikte ik een strand,
en daar
-helemaal alleen in het zand-
lag iemand te dromen.
Ik waagde het dichterbij te komen,
en mijn ogen herkenden die blik,
want die eenzame, stille dromer...
dat was ik
Trien,
lang geleden
|