Waarom spreken onze hersenen over zichzelf in de derde persoon? Waarom ervaar ik een onderscheid tussen mezelf en mijn hersenen?
Is het fout te veronderstellen dat spreken een hersenfunctie is? Is het fout dat onze persoonlijkheid, onze ik, zich volledig in de hersenen bevindt? Of, sterker nog, dat ik mijn hersenen ben?
Wie me niet gelooft, stel ik de volgende denkoefening voor: stel dat ik bij een ongevalletje mijn rechterbeen kwijtraak. Dat zou niks veranderen aan het feit dat ik ik ben en dat anderen mij als mezelf zouden herkennen. Ongeacht of ik me een kunstbeen laat aansnoeren of niet. Hetzelfde geldt voor een verloren hand, tand, oog, vinger, haar. Zelfs een transplantatie van lever, nieren, hart, longen en andere ingewanden zou niks veranderen aan het feit dat mensen me nog zouden herkennen als Jordi, dat ik mezelf zou herkennen als Jordi met alle kennis en herinneringen en gewoontetjes die daar bijhoren.
Ik kan de redenering ook omdraaien: neem mijn nier, been of oor weg en geef die aan een ander en niemand zal zeggen dat die ander ineens Jordi-achtig geworden is. Zelfs een gezichtstransplantatie zou daar niks aan veranderen, behalve misschien een iets grotere vervreemding bij beide personen, want ik zonder gezicht en die andere met een vreemd gezicht.
Maar neem nu eens mijn hersenen weg. En zet ze eens in de schedelpan van een ander. Wie ben ik dan: de persoon met mijn lichaam, maar zonder mijn hersenen of de persoon met mijn hersenen, maar met een ander lichaam?
Volgens mij zal ik mezelf ervaren in dat vreemde lichaam en zal ik niks merken van mijn eigen lichaam, aangezien ik weg zal zijn. De herinneringen zullen zich voortaan in het vreemde lichaam bevinden, de maniertjes en de tics en de wijze van praten en denken en kijken en reageren evenzeer.
Vandaar dus de conclusie: ik = mijn hersenen. En evenzeer vandaar dus de vraag: waarom spreken mijn hersenen (ik dus) over zichzelf (mezelf) in de derde persoon?
26-08-2009 om 10:27
geschreven door Jordi Puixants