Ik slaap geweldig goed en word nog beter wakker! Er is amper wind en dus is de Nijl, die erg traag stroomt, een spiegel. De zon komt op en belicht de goudgele zandduinen en de graftombe, waardoor het enorm contrasteert met de blauwe lucht en het blauwe water. De eerste roei- en zeilboten glijden al door het water wanneer Hegazi de loopbrug op komt lopen met het ontbijt van broodjes met falafel. Ik speel wat met Binkie, de actieve waakhond, zodat hij me volgende keer herkent als ik `s nachts nog eens de plantjes ga wateren, was me dat verschieten!
Hegazi leidt me rond op het eiland die ochtend. We passeren zijn nieuwe huis, dat nog in de stellingen staat en zijn ouderlijk huis. Nubiers zijn de oorspronkelijke inwoners van een streek die verspreid ligt over het zuiden van Egypte en het noorden van Sudan. Ze zijn vaak erg zwart, niet zoals andere Egyptenaren en hebben een cultuur van gastvrijheid en openheid. De huizen in de dorpen op het eiland zijn verzorgd en kleurrijk. Binnenin wordt er vaak een lichtblauwe kleur gebruikt die het geheel een open indruk geeft, ondanks de kleine ramen.
We passeren bijzonder veel vrienden van Hegazi en drinken thee tot ik er geen meer binnen krijg. Als dit in Rusland was, was ik straalbezopen geweest.
Na een siesta op de woonboot besluiten we te gaan zeilen met de feluca van Hegazi. De wind is sterk en de stroming zwak, dus we kunnen een toer rond Elephantine Island doen. Het blijkt enorm te zijn. De route zorgt ervoor dat we de hele Corniche van Aswan passeren en draaien na vele malen overstag terug richting het zuiden. Hegazi heeft er duidelijk zin in en besluit nog een omweg te nemen rond een eiland met een mooie botanische tuin: Kitchener`s Island. De trip is geweldig rustgevend en prachtig om doen, ook geeft het me een goed beeld van wat ik in de komende dagen zeker moet gaan bekijken in de buurt... Bij zonsondergang leggen we weer aan.
Die avond is het de zoete inval op de boot. De ene na de andere kreet weerklinkt vanop de donkere oever, die promp beantwoord wordt met een concert van geluiden vanop de woonboot, duidelijk een `welkom` the Nubian way! Het is bijzonder gezellig, maar die mannen moeten duidelijk allemaal op een deftig uur thuis zijn van hun vrouw. Om 23u gaan we slapen.
De volgende dag ga ik eerst wat inkopen doen in de stad met Hoebert en daarna besluit ik het Nubian museum te gaan bekijken. Dit prachtige gebouw huist een overzichtelijke tentoonstelling van mummy`s, sarcofagen, archeologische vondsten, en maquettes van Nijltempels, allemaal met goede Engelse teksten bij. Ook wordt het verhaal vertelt van de High Dam. Deze enorme stuwdam 20 km zuidelijk van Aswan heeft `s werelds grootste artificiele meer dan ontstaan.: Lake Nasser. Toen de plannen voor deze dam publiek werden, werd duidelijk dat het grootste deel van de magnifieke Nijltempels ten zuiden onder de waterlijn gingen verdwijnen. Unesco erzamelde de nodige kennis en financiele steun en slaagde er met de steun van vele landen in om verschillende tempels steen voor steen af te breken en enkele tientallen meters hoger terug identiek op te bouwen! De tempels, die vaak in de rotsen uitgehouwen zijn, werden in blokken van 20 ton gesneden en zo verplaatst, een titanenwerk.
Wanneer ik het museum verlaat komt er een gehaaste Chinese (denk ik) toerist naar mij die slechts 1 vraag heeft. `Is there a mummy inside?` Ik antwoord bevestigend. `Can I take pictures of the mummy?` Zelfde antwoord. Tot daar de overhoring, want hij stormt me voorbij op zoek naar het ene ontbrekende stukje van zijn fotocollectie van Egypte, vermoed ik.
We staan de volgende ochtend vroeg op. Vandaag gaan we met de bus naar de tempels van Abu Simbel, 300km zuidelijker. Hegazi was vroeger een belangrijke man van het busbedrijf en hij kan voor ons plaatsen 1,2 en 3 in de bus boeken voor een prijsje. De bus doet zelfs speciaal een omweg om ons te komen pikken.
De rit is lang en warm en wordt getypeerd door luide koranverzen uit de luidsprekers. Ter plaatse aangekomen blijk dat we slechts een uurtje tijd hebben eer de bus terug vertrekt. Deze domper maakt dat Hubert geen zin heeft om snel-snel de tempels te bezoeken. Hij kan later wel eens terug komen met zijn vriendin. Ik besluit natuurlijk wel naar binnen te gaan. Ik volg een slingerend pad langs een heuvelrug en kom zo uit bij de voorzijde van de Great Tempel. Drie enorme standbeelden zitten in de rotswand en kijken in de oneindigheid (de vierde is zijn hoofd kwijt). De grootte is verbluffend! Hoe ze deze tempel hebben kunnen verplaatsen is 1 ding, maar hoe de Nubiers die ooit hebben kunnen uithakken uit de rotsen is ongelooflijk. De ruimte in deze tempel is ook enorm: een aaneenschakeling van enorme hallen en kleine kamers, met muurversieringen en standbeelden die de tand des tijds goed hebben doorstaan. De tweede tempel is gewijd aan Hathor en Nefertari en is een stuk kleiner, maar nog steeds indrukwekkend. Ook het interieur is een stuk kleiner. Fotos nemen mag niet in deze tempels, maar omdat Hubert buiten staat te wachten waag ik het er toch op. Een lokale wachter wandelt geruisloos tussen de pilaren en betrapt me. Hij wordt furieus, want dat is zijn job! Ik maak me uit de voeten en wandel snel naar de uitgang, waar we net op tijd zijn voor de bus terug.
Ik vind het erg jammer dat Hubert 6 uur op de bus moet zitten om dan niet binnen te gaan in het domein, maar ik ben wel blij dat ik de uitstap gedaan heb.
Om hen te bedanken besluit ik te koken, wat dus ook inhoudt: boodschappen doen! Alle ingredienten moet ik in een ander klein winkeltje gaan zoeken. Ik blijk er nogal toeristisch uit te zien want overal proberen ze me zwaaraf te zetten. Sowieso is alles hier spotgoedkoop, dus als ik meer betaal dan wat ik in Belgie zou betalen, word ik nerveus. Ik had me al serieus moeten inhouden bij vorige verkopers en de busreis was echt lang wanneer een groentenboer probeert me vier euro te laten betalen voor een komkommer. Ik zeg hem beleefd dat hij mee de oorzaak is dat toeristen niet meer naar Egypte komen en loop ik rustig de winkel uit, waarna de prijs plots gedecimeerd wordt. Ik loop verder en koop mijn komkommer bij zijn vriendelijke buur, onder continu gevloek van zijn concurrent.
Het avondeten is geen overdeeld succes, omdat ik per ongeluk stoofvlees heb gekocht, dat bakt niet zo goed, maar al bij al is het wel lekker!
Die avond is er verdacht weinig volk op de woonboot, en Hoebert legt uit waarom. Door de vrouwenbesnijdenissen die hier jammer genoeg nog steeds uitgevoerd worden, is Djikki-Djikki (Nubisch voor je-weet-wel-wat) eerder een verplicht nummer dan een spontaan gebeuren. Omdat vrijdag het weekend begint is donderdagavond dus bij de meeste huwelijken het ideale moment. De vrouw heeft echter steeds het laatste woord hierin. Wij waren die avond dus de enigen op de woonboot.
De volgende dag trok ik er alleen op uit. Mustafa dropte me met de boot aan de overkant, waar de woestijn recht de Nijl inloopt, als een perfect zandstrand. De heuvel opgelopen kom ik bij het klooster van Sint-Simeon, waar nog heel wat van recht staat. Binnenin zijn nog muurschilderingen te zien van pelgrims. Van hieruit loop ik de gigantische zandvlakte over tot bij de Noble Tombs. Doordat ik uit de richting van de woestijn kom, ontwijk ik ongewild het ticket office, mooi! Ik steek met de ferry de Nijl terug over, na een discussie over de prijs. Ik betaal elke keer ik oversteek, meer dan locals, en dat is normaal. Ik verdien meer geld en ik moet die ferry ook niet elke dag nemen, dus normaal betaal ik 1 pond, en de inwoners van Aswan 25 cent. Nu wou die brave man 5 pond, waarna ik vroeg of ik dan een jaarabonnement kreeg. We regelden het op 2 pond.
Ik kocht nog wat fruit en begon toen mijn eeuwige zoektocht door de straatjes van Elephantine op zoek naar de woonboot, ik kom er nooit zonder problemen...
De volgende dag was het tijd om nog eens te gaan fietsen! Ik vertrok richting Philae Island. Door de bouw van de High Dam werden ook deze tempels bedreigt door het water. Unesco besliste daarop om het hele zootje naar een ander eiland te verhuizen. Nadat ik een gevecht tussen boothandelaars had ontweken kreeg ik een bootje toegewezen dat me naar het eiland bracht. Het was prachtig. De tempel was enorm en de uitgehouwen tekeningen waren heel gedetailleerd. Het eiland was omzoomd door exotische planten en bloemen.
Hegazi had me beloof dat het geen probleem was om de Aswan Dam over de fietsen. Wel dus! De militairen haalden er hun meerdere bij en ik kreeg uitgelegd dat ik het einde van de 3km lange dam nooit zou halen. De weg is smal en bussen en auto`s kunnen al amper kruisen, laat staan met een extra fietser erbij.
Hegazi zweert me dat volgend verhaal waargebeurd is. Een passagier had op een overvolle bus zijn hoofd uit het raam gestoken. Bij het kruisen van een andere bus op de dam speelt die man zijn hoofd kwijt. Niemand van de andere passagiers merkt dit en bij een politiepost enkele kilometers verderop vragen ze wie die man zonder hoofd is. De buschauffeur antwoord: `Ik weet het niet, hij was al zo als hij de bus op stapte.`
De militairen doen een pickup stoppen en ik mag met met mijn fiets plaatsnemen in de kofferbak gedurende de 3 km. Van hieruit is het 15km naar de High Dam.
Ook hier moet ik een bus nemen naar het midden van de dam, waar enkele informatieborden staan voor toeristen. Enkele bevatten onbedoeld poetische engelse teksten. Ik waag het erop om toch de dam af te wandelen, terug richting mijn fiets. Dit geeft me de kans om het 500km lange Nassermeer te aanschouwen. Op 500 meter van het einde van de Dam krijgt een ietwat dikkere militair me in de mot en begint naar me toe te lopen. Halverwege moet hij grappig genoeg even stoppen om te groeten naar een wagen met een hoge pief in, waarna hij me de les begint te spellen. Ik hou me van de domme en wandel rustig met hem de dam verder af. Van hieruit steek ik de dam terug over in een pickup met mijn fiets. De Oostoever van de Nijl leidt me langs kleine dorpjes met enthousiaste mensen en langs zware industrie. Na een 25 km beland ik in de achterbuurten van de achterbuurten van aswan. Geen asfalt meer te bekennen, enkel files van ezels, kamelen, riksja`s en voetvolk. De treinoverweg die ik over moet is een belevenis. De trein laat even op zich wachten en er verzamelt zich dus een enorm leger voertuigen aan beide kanten van het spoor. Het rechts rijden geldt niet aan overwegen want over de hele breedte van de overgang staat iedereen zij aan zij, aan beide kanten. Nog voor de trein ons passeert, worden motoren gestart, beesten opgezweept, klaxons afgevuurd en iedereen schat zijn tegenstander aan de overkant in. De barelen gaan omhoog en iedereen ruikt zijn kans. Op het einde van Lord Of The Rings, Deel 3 heb je een veldslag waarbij er ook gewoon 2 giga-legers in 1 lijn tegen elkaar inlopen, het deed mij hieraan denken! Beide kanten chargeren en er moet gewrongen worden om erdoor te geraken. Ik besluit wijselijk om mijn fiets even over de sporen rechts van de overweg te dragen.
Toen ik aankwam bij de woonboot as er net een vriend van Hegazi met een speedboot. De man zag mijn interesse in zijn boot en stelde me een tochtje voor. Het was ondertussen aardedonker en hij joeg de boot met enorme snelheid tussen de rotsen door, echt angstaanjagend. Had Hegazi met niet gezegd dat hij elke rots in de Nijl blindelings weet liggen, had ik er nog minder vertrouwen in gehad.
De laatste dag in Aswan! Normaal vertrokken we vandaag voor een tweedaagse zeiltrip stroomafwaarts, om me in Kom Ombo af te zetten, dat ik van daaruit verder kon fietsen. Nu kwam gisteravond onverwachts de broer van Hegazi op bezoek uit Nederland, ze hadden elkaar 4 jaar niet gezien, waardoor de trip niet goed uitkwam. Geen probleem: we gingen vandaag een lokaal rondje varen met de motorboot en morgen vertrok ik dan een dag vroeger dan gepland met de fiets.
Het boottochtje ging langs Barbar Beach (een idyllisch en verlaten stukje zandstrand) waar een zwemmetje op het menu stond, een woonboot/hotel op een unieke locatie tussen de rotsen en langs een huis van een lokale vriend, ook gebouwd als een arendsnest boven de rotsen. Overal dronken we lekkere thee en `s avonds dronken we onze laatste pintjes.
De voorbije week was echt subliem! De locatie op zich was knap, maar zonder alle geweldige karakters ter plaatse had ik er nooit zo lang gebleven. Ik kon het echt goed vinden met Hoebert, vaak zaten we avonden lang youtube af te speuren naar goede muziek of grappige Nederlandse of Belgische comedy. Als er bezoek was (bijna altijd dus) was het ook altijd lachen geblazen en heel gezellig. De zeek is voorbij gevlogen en ik kom hier zeker een keer terug. Dit is een te leuke en mooie plek om voor mij alleen te houden.
Morgen vertrek ik met de fiets naar Kom Ombo en zo verder naar Idfu, de Nijl verder stroomafwaarts volgend. De allerlaatste etappe is begonnen!
Dag 102-103 - 26-27/11 Dahab -bus- Luxor -trein- Aswan
Ik at mijn laatste ontbijt bij Dahab Divers en nam afscheid van de crew en van wie ik toevallig nog tegenkwam van medegasten.
Om alles uit mijn laatste dag in Dahab te halen, belde ik Hamada om te zeggen dat ik nog zin had in een laatste duik. Om te zien of mijn drijfvermogen goed was wou ik dit graag met een onderwatercamera doen. Om 9u stond ik bij Sunsplash Divers, waar ik nieuw materiaal aangemeten kreeg en het fototoestel wat kon uitproberen. Ik ging mee met een bende Duitsers, maar de instructeur mocht ik mijn buddy noemen, altijd leuk!
We gingen duiken bij Lighthouse, een plek die ik ondertussen goed kende en dat maakte het er wel leuker op. Ik maakte continu fotos van alles wat bewoog zonder echt te weten of ik goed bezig was. Het was een voordeel dat de intructeur mijn buddy was, dan zwom ik vooraan en kon ik snel naar interessante plekken zwemmen om kiekjes te maken. Blij dat ik dit gedaan had, pakte ik mijn spullen een tweede maal die dag in en nam afscheid van Hamada.
Ik reed naar het busstation, en laadde daar terug alles van de fiets. De buschauffeur wou duidelijk een fooi, want hij weigerde koppig om mijn fiets in het bagageruim te steken als ik hem niet eerst uit elkaar haalde. Nadat ik hem duidelijk liet blijken dat ik een ticket had voor een fiets en niet voor fietsonderdelen, moest hij inbinden. Egypte is het land van de baksheesh (extra fooien voor elke belachelijke kleinigheid), en ik had er nu al genoeg van.
De bus vertrok perfect op tijd en werd voller en voller naarmate we richting Suez reden. Ik besloot van zitplaats te veranderen om boven het bagageruim te zitten waar mijn fiets in zat, dat ik het wat in de gaten kon houden. Na en dutje besefte ik plots dat mijn gsm niet meer in het bakje voor mij lag, waar ik hem zeker had gelegd. De Egyptenaar naast me merkte mijn zoektocht op en vroeg wat ik miste. Na een halve minuut stond de bus in rep en roer. Zaklampjes schenen onder de zetels, vragen werden gesteld: ik had iets in gang gezet. Het duurde even eer we iemand gevonden hadden die belwaarde had, zodat we mijn nummer konden bellen. Het werd muisstil in de bus en plots weerklonken de tonen van `Panic At the Disco - Lying is the most fun a girl can have without taking her clothes of`(die mannen kennen dat nummer gelukkig niet) door de bus: mijn beltoon! Daar was hij, nog steeds op de plek waar ik hem had achtergelaten, in datzelfde bakje, even vergeten dat ik van zitplaats was veranderd een uurtje voordien...Lichtjes beschaamd probeerde ik wat te slapen.
Dat was het teken om de televisie aan te zetten. Een erg populaire Egyptische soap knalde door de luidsprekers, compleet overstuurd. Het was ondertussen 2 uur `s nachts en niemand wilde slapen! Behalve ik. Die soap was ook niet opgedeeld in afleveringen, het was een schijnbaar oneindige soep van hoog oplopende ruzies, gevechten en luide muziek. Zoals de imam die IEDEREEN in Dahab om 4u30 wakker roept (niet zingt) omdat de zon bijna gaat opkomen. Al heb je er totaal geen zaken mee, je zal het geweten hebben. Waarom geven ze alle moslims niet gewoon een eigen mini-moskeetje als wekker?
Met enkele uren slaap, denk ik, kwamen we om 8u stipt toe in Luxor, ergens langs een drukke baan. Ik laad mijn fiets uit: platte band vooraan. Ik zet me in de ochtendzon langs de kant van de weg en begin mijn band te plakken. Ik wist dat Luxor en topbestemming is als je graag lastiggevallen wordt door verkopers/taxichauffeurs/hoteluitbaters die allemaal weten wat het beste voor je is. Enkele moedige pogingen (ze hadden soms mijn voorwiel al op het dak van de taxi liggen) later lieten ze me toch gerust...
Ik plakte mijn band en reed recht naar het treinstation. Een professioneel tourist office vertelde me dat er een trein naar Aswan op de middag reed. Ik mocht daar als toerist eigenlijk niet op, dus ik kon geen ticket kopen. Ze zeiden me gewoon op de trein te stappen en me dan van de domme te houden als de conducteur langskwam.
Ik had nog een uurtje over en zag dat de tempel van Luxor niet ver rijden was. Ik deed er een rondje omheen (knap!) en besloot enkele dagen later hier zeker nog eens te stoppen.
Het treinstation was een wirwar van trappen. Op een onbewaakt moment greep een slimme jongen mijn fiets en droeg hem naar boven op het perron waar ik zijn moest. Baksheesh dus, niets aan te doen. Ik besloot hem pas te betalen als hij mijn fiets (met 25kg bagage er nog steeds aan) ook proper de trein op kreeg, want ik had in de gaten dat die treinen niet geschikt zijn voor rolstoelgebruikers. Met de hulp van enkele vriendjes lukte dit hem zonder problemen en ik gaf hen samen iets van een halve euro, wat duidelijk een goede deal was, voor beide partijen.
De treindeur bleef open staan gedurende de hele rit. Erg Afrikaans en tof om uit te hangen! We volgden de Nijl stroompwaarts en stapten telkens uit als de trein stilstond, ook al was dat niet in een station. De locals om te roken en ik voor de frisse lucht. We stapten pas terug op als de trein al terug aan het rijden was. De conducteur maakte er geen probleem van dat ik een ticket bij hem kocht en 3 uur later arriveerden we in Aswan, na een knappe rit door geirrigeerde frisgroene velden en langs duizenden palmbomen.
Ik reed direct tot aan de Nijl en zag Elephantine Island liggen, midden in de stroom, prachtig! Er was daar naar verluid een minihotel waar ik ook mijn tent kon neerzetten.
De stadsferry vinden was een probleem. Elke priveboot bleek plots van `the government` te zijn en prijzen varieerden van 50 tot 10 pond (6 tot 1.2 euro). Ik volgde een zekere captain Aimin die geen probleem maakte van mijn zwaar beladen fiets. We gingen erg steile trappen af, onder commentaar van zijn collega`s (Don`t follow this guy! He doesn`t even have a boat!). Bij zijn boot aangekomen zei hij dat de fiets niet mee kon. Ik keek nog maar naar een concurrerende captain en het probleem was plots opgelost. We laadden de fiets op zijn bootje en staken over. Aan de overkant zei da kapitein dat het beter was om aan te meren aan de achterkant van het eiland, wat de prijs slechts zou verdubbelen. Ik weigerde koppig en ging aan land, en betaalde de afgesproken prijs van 1.25 euro. Wel kreeg ik zijn nummer, en hij het mijne (wat hij gretig probeerde te bellen in de komende dagen).
Op het ponton ontmoette ik een Nederlander, Hoebert, met zijn Nubische gids en vriend voor het leven Hegazi. Hoebert komt al 20 jaar naar Aswan en besloot enkele jaren geleden met zijn vriendin Jozefien een oud drijvend hospitaal op de Nijl te kopen en dit om te bouwen tot een woonboot. Sindsdien wonen ze op Elephantine Island in een prachtige baai met zicht op de woestijnoever aan de westkant. Hoebert nodigde me uit om enkele nachten op zijn boot te verblijven en ik heb daar niet het minste probleem mee!
Ik baan mezelf een weg door een wirwar van paadjes door het Nubische dorpje op het eiland. Mijn intern kompas doet het nog want zonder hulp (maar met een bende kleine kinderen achter me aan) vind ik de prachtige locatie. Ik wordt direct door een buur, Mustafa, uitgenodigd om thee te komen drinken in zijn huis. Enkele uren later arriveert Hoebert terug uit de stad en krijg ik het zuidelijke terras toegewezen als slaapkamer. Ik krijg maar niet genoeg van het uitzicht. Houten feluca`s (zeilboten) varen op en af over het helder blauwe water, laverend tussen de vele rotsen die in het water liggen. Het decor zijn grote zandduinen die op sommige plekken tot aan het water reiken en alles wordt gedomineerd door een geheimzinnige graftombe van een ooit erg rijke Pakistaan... Adembenemend.
Hoebert blijkt in zijn leven ook erg veel gereisd te hebben en voor we het door hebben wordt het erg laat...Hegazi heeft een erg warme persoonlijkheid en een natuurlijke, ontwapenende glimlach. Hij spreekt ontzettend goed Engels. Hoeberts vrouw is enkele weken in Nederland om een kersvers kleinkind te verwelkomen, en Hoebert maakt van het frisse (30 graden) winterseizoen gebruik om aan de boot te werken. De zonsondergang is er eentje om in te kaderen.
In mijn reisgids over Egypte verklaart men dat voorstellen die te mooi lijken om waar te zijn, dat meestal ook zijn! Meestal wel, ja...maar dus niet altijd.
Omdat fietsen geen geheimen meer kent, ging ik vandaag met Ines en Amin wandelen in een wadi in de buurt. Door de regen van enkele dagen terug zou het daar nu erg mooi moeten zijn. Hamada heeft een duikcenter en hotel te runnen, dus hij kon niet mee. Met de familiegids en -chauffeur reden we met de pickup Dahab uit en gingen we al snel het asfalt af. Van wijde rivierbeddingen werden de paden steeds smaller tot Ines koos voor een bepaalde vallei waar we de auto parkeerden.
Amin was nog een beetje verlegen in het begin, maar begon al snel de vele rotsblokken te beklimmen, waardoor hij het zichzelf wel erg moeilijk maakte. De weg werd een pad waarlangs nu en dan een stroompje water in tegengestelde richting liep. Ines zei dat ze in al de tijd die ze daar woonde deze vallei nog nooit zo had gezien. Overal was er groen, het zand was eerder modder, en hier en daar zie je plasjes water. Dahab krijgt normaal twee keer per jaar water, en een regenbui als die van enkele dagen geleden hadden ze in 15 jaar niet gezien. Perfecte timing toch?
We moesten nu en dan rotsblokken beklimmen om verder te geraken en met de korte beentjes van Amin was een beetje hulp nu en dan wel nodig. Na een halfuurtje zagen we sporen van een grote brand. De palmbomen stonden er nog, met bladeren en al, maar ze waren pekzwart. Nog wat verder door begon het water redelijk te stromen en konden we niet verder de vallei in. Ines, Amin en de gids waren erg blij met de verrassende aanblik van de vallei die ze zo goed kennen, en ik dus ook!
Die avond maakte ik plannen voor de laatste dag in Dahab, want morgennamiddag vertrekt de bus naar Luxor! Misschien een laatste duik, nu met onderwatercamera?
De vakantie is begonnen! Het voelde niet echt zo, want al scheen de zon buiten verschroeiend hard, ik was vooral bezig met het bekijken van instructievideo`s en het doornemen van lesboeken. Duikcursus the Padi way is niet enkel waterpret. Na het ontbijt ontmoette ik mijn 2 buddies en medeleerlingen: Indra uit Letland en Ula uit Polen. De eerste proef bestond uit 200 meter zwemmen, wat voor Ula een loodzware taak bleek. "I just don`t like water!"was haar logische uitleg, die onze instructeur Hesham toch zijn wenkbrauwen deed fronsen. Hesham is een erg rustige, duidelijk en traag Engels sprekende Alexandrier die ons al snel vertrouwd maakte met de basisuitrusting van het duiken: duikbril/snorkel/gewichten/zwemvliezen/trimvest/duikfles/regulator. Als je de eerste maal met je hele uitrusting aan de zee in wandelt, voel je je toch een beetje belachelijk. Als er zoveel accessoires nodig zijn eer je kan duiken, is het misschien gewoon nooit voor mensen bedoeld om onder water te gaan... Ademen kunnen we niet, kijken kunnen we niet, diepte schatten kunnen we niet, richting aanvoelen ook al niet, zonder extra gewicht geraken we zelfs nooit tot op de bodem, en voor al deze handicaps zijn er zoveel spullen nodig dat je uiteindelijk ook niet meer normaal kan zwemmen, en dan moet je zelfs zwemvliezen aan. Zo wandelend naar het water met al die apparatuur deed het me denken aan terugkeren van de supermarkt met zoveel boodschappenzakjes aan je lijf, dat je net je huisdeursleutel niet meer kan nemen.
De zichtbaarheid was door de regen van de laatste dagen zo slecht geworden onder water dat de eerste kleine oefeningetjes vlak bij de kant moeilijker werden dan gedacht. Probeer je instructeur maar eens na te doen als je zelfs niet kan zien wat hij doet. Alles ging daarna een pak vlotter en in het diepere water begonnen we al snel met de moeilijkere oefeningen. Vergelijk het met een rij-examen waarbij je moet weten wat te doen als je motorkap openvliegt op de autostrade, als je autostoel plots vuur vat, of als je remmen het niet meer doen. Alle oefeningen waren er vooral op gericht dat dingen stuk gaan, wat achteraf wel maakt dat je vol vertrouwen kan duiken, wetend dat er voor elke panne een backup en daarna zelfs een buddy is om je te helpen. Hiernaast leer je jezelf besturen onder water en je drijfvermogen aan te passen aan de druk door je ademhaling aan te passen, heel leuk als je dat onder de knie hebt. Ook leer je natuurlijk hoe je oren te "klaren', zodat je trommelvliezen niet scheuren door de druk.
Na alle procedures en theorietesten gingen we voor onze eerste echte fundives, waarbij je vooral naar vissen moet kijken. Zalig om te zien dat al het aangeleerde bijna automatisch lijkt te gaan en dat je echt kan genieten van het leven onder water. Bij deze fundives op verschillende duiksites waren we continu omringd door vissen in alle vormen en kleuren. We zagen octopussen, een reuzekrab, fluitvissen, roggen, poetsvissen die de tanden van de instructeur reinigden, steenvissen, kogelvissen, de giftige schorpioenvis en nog een pak meer. In de Advanced cursus kwamen er nog wat extra vaardigheden bij: diep duiken (tot 30m), kompasduiken en stromingsduiken. Het meest angstaanjagend was de nachtduik. Er was bijna geen maan en dan is de zee pikzwart. Je krijgt een pillampje dat moet vechten tegen het vele sediment dat nog steeds in de zee hangt, dus veel zie je niet. Ik was alleen met Hesham en ik herkende niets van het rif waar we al dagen doorheen aan het zwemmen waren. Het enige wat je ziet is wat je lampje verlicht, dus moet je continu rondschijnen dat je niet tegen een rots, of erger, tegen het koraal zwemt. `s Nachts opent het koraal, wat een prachtig zicht is, maar lelijke wondes kan veroorzaken als je er tegenaan botst. Je lijkt op een vreemde manier helemaal alleen in de oceaan met het schepsel dat je op dat moment verlicht. Als je niet in het rond schijnt, zou je ook niet merken dat er bv een hele school makreel aan je rechterzijde meezwemt. Wel raar om zien dat er `s nachts zoveel leven in het rif zit. Met een veel groter luchtverbruik dan overdag (door de verhoogde stress) kwamen we na 50 minuten aan de oppervlakte, toch blij dat ik dat eens gedaan had. Het hoeft ook niet gezegd dat ik de volgende dagduik het uitzicht nog meer kon apprecieren. Bepaalde duiken vroegen een bijzonder locatie. Zo moesten we voor de driftduik naar een plek genaamd The Blue Hole, wereldbekend in de duikgemeenschap, het schijnt. Via een verticale grot (waar net een duiker doorpast) moesten we van zeeniveau zakken tot 26 meter diepte, om zo via een horizontale grot (The Bell genaamd omdat veel duikers, ik incluis, met hun tank tegen de rotsen bonken) uit te komen in een soort gigantische koraalkrater van 100 meter doorsnede. Deze plek gaat tot 130 meter diep en is erg populair bij apneuduikers die diepterecords willen vestigen. Ik was daar op 20 meter diepte aan het rondkijken terwijl er plots uit de diepte een man zonder duikflessen verschijnt, heel relaxed op weg naar de oppervlakte, omdat ademen nu eenmaal ooit moet. Vreemde sport... `s Avonds was ook altijd heel gezellig.. Dahab strekt zich uit langs een kustpromenade van ongeveer een km lengte, bezaaid met restaurantjes, shishabars, duikcenters, hotels, ... maar allemaal kleinschalig. De sfeer is echt gezellig en we konden elke avond iets anders proberen qua eten. De groep varieerde elke avond, door vertrekkers en arriveerders bij Dahab Divers, maar saai was het nooit! Een avond lieten we ons verleiden tot een Bedouin Diner in de bergen boven Dahab. We werden met 4x4`s tot in de woestijn gereden, waar de Bedoeinen (of hun stand-ins) net het kampvuur aan het aanmaken waren en we na een halfuur konden genieten van een buffet met bedouinfood (inclusief bedouinchips en bedouin-cocacola). Als je gewoon voor elk woord Bedouin zet, waan je je vanzelf in de woestijn. Lekker meespelend met het toneel dronken we de lekker zoete bedouinthee en kregen we plots een paar mini-hagedissen op onze schoot om foto`s te nemen. Het sterrenkijken was ook de moeite. Een Duitser had een ipad met applicatie om sterren te identificeren, gewoon door de ipad erheen te richten, geniaal! Nu weet ik eindelijk dat de vreemde tros druiven (ward!) in het oosten een groep sterren is genaamd Alcyone. Een andere avond bezocht ik enkele kennissen, van lang lang geleden, toen ik nog in Duitsland op vakantie ging.. Ines is de dochter van een oud-collega en vriend (Ludwig) van mijn moeder, en zij woont met haar man Hamada en zoontje Amin in Dahab. Bij het eten van sappige mango bespraken we samen of verder reizen in Egypte verantwoord is. Er zijn in vele gebieden grote transportproblemen en de wegen in het gebied waar ik nu zit, de Sinai, zijn absoluut te mijden. Andere wegen zijn voor toeristen enkel te berijden in konvooien, en die wachten niet op fietsers. Ferries varen onregelmatig en bussen zijn moeilijk te reserveren. Mijn plan is nu de bus te nemen naar de andere kant van het land (Aswan) en zo geleidelijk terug te fietsen tot in Hurgada, waar ik het vliegtuig terug kan nemen naar Brussel. Plannen zijn mooi, maar we zien wel wat er van komt de komende dagen. Dahab was in elk geval geweldig!!!
Ik was na het ontbijt de baan op en mocht na het passeren van enorm veel leegstaande hotels direct beginnen klimmen vanop zeeniveau naar 800 meter. Het was een mooie vallei, maar de weg was erg smal. Ik was gewaarschuwd, maar de Egyptenaren rijden echt wel onvoorzichtig. Op een gegeven moment werd ik in in de berm gedwongen doordat de ene bus besloten had de andere in te halen op een steile helling vlak voor een bocht. Snelheidsovertredingen bestaan hier ook niet, want stuk voor stuk gingen de 4x4`s met gierende banden de bochten door. Op mijn hoede (spiegeltje!) reed ik verder de helling op totdat ik op 801 meter op een plateau terecht kwam waar de resten te zien waren van een dorpje, compleet met verlaten Romantic Cafe. Ergens in je achterhoofd speelde zich een scenario van kidnapping af (hoe reageer je daarop?) toen een pickup met enkele jonge gasten in de andere richting passeerde. Net voorbij hen hoorde ik een gigantisch luide knal, een geweerschot, echoend tegende rotswanden. Het was waarschijnlijk hun bedoeling ook geweest, maar ik was echt hard verschoten en bijna van mijn fiets gesukkeld. Ik was zeker dat het schot van die auto moest gekomen zijn, maar toch speurde ik belachelijk genoeg de rotswanden ver boven mij af op zoek naar mensen. De helling was gelukkig steil genoeg om mijn zinnen te verzetten. Boven aangekomen kwam ik bij de afslag naar St Katherine langs een politiecheckpoint en kon ik beginnen afdalen naar Dahab. Ik zag in de verte enkele regenwolken afkomen, maar zag dit vooral als een welkome afkoeling. Na een pauze begon het druppelen en ik slaagde er een hele tijd in om de hoeveelheid regen te regelen door sneller of trager te fietsen. Als ik rustig trapte, ging de wolk boven me even snel en bleef het even hard regenen. Als ik moest drinken of vertragen, begon het al snel harder te gieten waardoor ik weer even moest bijtrappen om in het miezerdepartement uit te komen. Links beneden mij in de vallei boven Dahab zag ik echter veel zwartere wolken die traag leegregenden boven de kust.
Op 8 km van Dahab kwam ik bij mijn eerste flashflood ooit! Rivieren stromen hier zo zeldzaam dat hun bodem amper water absorbeert. Als het dan een keer regent wordt al dit water in een keer naar de zee gekanaliseerd en stijgt het debiet van deze rivieren zienderogen. Omdat dit slechts enkele malen per jaar gebeurt bouwen ze hier ook geen bruggen over rivieren: zie het als overwegen met slechts een paar treinen per jaar, waardoor auto`s moeten wachten. Zo`n flashflood blokkeerde mijn weg naar Dahab, na een paar minuten was de rivier al wat rustiger en waagde ik de oversteek, lichtjes gestresseerd door de vele toeschouwers. Ik haalde onder applaus de overkant en trapte ineens door naar het uitgeregende Dahab. Klaarblijkelijk waren daar hagelbollen uit de lucht gevallen ter grootte van knikkers en stond de hele strandpromenade in geen tijd onder water. Elektriciteit was grotendeels uitgevallen en uitbaters van winkels likten hun wonden. Ik had me iets anders voorgesteld bij Dahab!
Ik vond algauw de Dahab Divers, me aangeraden door een Nederlander in Tel Aviv, en mocht een kamer in het Moseshuis betrekken vlakbij. Ik schreef me direct in voor een cursus Padi Open Water Diver en kreeg direct een lesboek in mijn handen geduwd, waarna ik voor een tv mocht plaatsnemen. "If you watch the 2 hours of film and read the first 40 pages by tomorrow morning, you can join the two girls who started their theory today, but with the storm they could not swim." Ok, super! Liever zo dan 3 dagen te wachten totdat er nog volk komt opdagen. Na de uitermate saaie film kreeg ik nog les over het duikmateriaal van Hesham (de instructeur). Vermoeiende en goed gevulde dag, dus de kip voor drie euro smaakte enorm! Morgen om 9u, het sop in!
Ik kon over internet niet slechts 1 nacht boeken in Nuweiba dus was ik veroordeeld tot een tweede nacht in dit hotel, wat resulteerde in uitslapen! Aan het ontbijt ontmoette ik de enige andere gasten: 2 Fransen en een Ier: Porrick (een Ierse vorm van Patrick, maar ik moest echt opletten niet kortweg Pork te zeggen). Het hotel ziet er van ver prachtig uit: gerenoveerde gevel, helder blauw zwembad, mooi strand! Maar een blik van naderbij toont dat dit echt vergane glorie is. Nu Nuweiba niet meer als uitvalsbasis gebruikt wordt door Israeliers, staat er enorm veel leeg en wordt er bitter weinig geinvesteerd in reiniging en renovatie. Net die dag kwamen er wel nieuwe strandstoelen toe in het Ciao Hotel, dit ik dan als eerste mocht inwijden. De kamer was vuil en schimmelig, maar alles werkte wel. Het strand was een stort, wat erg jammer was gezien zijn magnifieke ligging. Al bij al heb ik wel een heel ontspannende namiddag gehad onder de gesluierde zon. Michael Palin was ergens op de middag door een windstoot in het zwembad beland, en een groot deel van de namiddag was ik bezig met afdrogen van de 340 bladzijdes.
Ik vroeg aan de receptionist hoe veilig de weg naar Nuweiba was (gezien kidnappings vroeger) en hij bevestigde me dat er al een hele tijd geen gevaar was op die baan. Morgen dus naar Dahab!
Overdag vond ik nog 2 goede boeken om lezen (iets van Michael Palin en iets zwaarder over Abu Ghraib) om de beruchte ferry tussen Aqaba en Nuweiba heelhuids door te komen. Ik telefoneerde nog even met de ferrymaatschappij: "boat leaves at midnight, maybe 11.30". Goed op tijd wilde ik naar de haven fietsen toen de bedienden van het hotel, die me ondertussen allemaal kennen als bikeman, me weigerden te laten gaan zonder thee te drinken. Een goed uurtje later moest ik echt weg. Alsof deze vertraging bedoeld was kwam ik aan het verkeerslicht 2 tandemfietsers tegen. Er zijn er die liever op huwelijksreis gaan naar palmbomen en witte stranden, maar deze twee zweden (Rasmus en Susanne) zagen meer in een fietstrip van Noorwegen naar Zuid-Afrika! Al onderweg sinds 5 maanden kan je hun vooruitgang volgen op www.travelsbytandem.com. Het was al erg leuk om eindelijk nog eens fietsers tegen te komen, maar het moment kon niet beter uitkomen. Vooraleer je op zo`n ferry geraakt moet je ettelijke kantoortjes in en uit en dan staat die fiets met al je bagage daar wat in het donker te wachten om gestolen te worden, nu ik tijdelijk compagnons had was dit probleem van de baan. Na het uitchecken van ons paspoort en betalen van de taxen (2 loketten op verschillende verdiepingen natuurlijk, en er zijn zo`n honderdtal loketten) probeerden we uit te vissen waar we ons tactisch best posteerden om vroeg op de ferry te kunnen.De openlucht wachtruimte had veel van een marktplein, maar dan pikdonker, het enige licht kwam van de ferry zelf, honderd meter verderop Veel mensen sliepen, aten iets of riepen iets van de ene kant van het plein naar het andere. Alle bagage werd op drie open vrachtwagens geladen, zodat er genoeg af kan vallen onderweg naar en van het schip, maar dat zagen wij niet zitten. We zetten ons dan maar achter de ene auto die stond te wachten om over te steken. Na een halfuur relatieve stilte klonk er plots een aankondiging door de luidspreker. Alle locals waren direct te been en liepen (als in sprinten) allemaal tegelijk richting een open poort, waar ze allen oplijnden. Wij stonden perplex en werden verrast door een agent die ons vroeg naar voren in de lijn te komen. Na het tonen van ons paspoort en ticket mochten we als eersten inschepen. Fietsen vastleggen en naar de passagiersruimte. Daar lagen alle truckchauffeurs (die al ingescheept waren voor ons) al te ronken en we zochten een plekje meer voorin. Eerst passeerden we nog een klein loketje waar we onze paspoorten moesten afgeven, en we kregen ze pas terug in de haven van Nuweiba. Het ontvangstbewijsje (een soort post-it) mochten we vooral niet kwijtspelen! Het was ondertussen half twaalf, een halfuurtje voor voorzien vertrek, so far so good. Na meer dan 2 uur wachten om een onduidelijke reden (en een bijzonder leuke babbel met mijn nieuwe vrienden), zagen we eindelijk de lichtjes langs het raam bewegen, byebye Jordanie, hello Afrika!
De overtocht ging vlot, maar was niet geschikt voor een diepe slaap. Alhoewel dat schip niet erg groot is, was er een bijna continue stroom van mensen door de gangpaden. Je zag voortdurend mensen opstaan, naar een hoek van het schip wandelen, daar vooral niets uitspoken, om dan terug naar hun plek te slenteren. Dit in combinatie met beltonen die het doen lijken of je probeert een dutje te doen naast de moskee, en je blijft vooral wakker. Om 4u meerden we aan in Nuweiba. Er waren aankondigingen in het Arabisch, die de mensen in onze omgeving vooral in hun zetel deed blijven zitten, gebarend dat we nog een uurtje moesten wachten. De man achter de microfoon zei regelmatig letterlijk "Inshallah". Dat zag er goed uit.
De kakkerlakken die over het dek kropen werden er niet vermoeider op en rond 5u kregen de truckchauffeurs hun go. Aangezien wij ook een vorm van chauffeurs zijn mochten ook wij naar onze vehikels! Daar aangekomen bleek de sleutel van de Zweedse tandem zoek. Zonder nerveus te worden (moeilijke met de stank en het kabaal van een kudde vertrekkende vrachtwagens rond je oren!) zochten ze alles af en vonden hem uiteindelijk vlak naast het voorwiel. We hobbelden de kaai op en zagen daar vooral complete duisternis. We wandelden langs rijen vrachtwagens en vonden een officieel uitziende man die ons naar een bankgebouw wees. We probeerden hem een tijdje duidelijk te maken dat we geen geld nodig hadden, tot we door hadden dat we daar ons visum moesten kopen. Met dit visum moesten we over overharde paden naar een obscuur kantoortje waar we dan een Egyptische stempel kregen.
Volgende stap: alle bagage van de fiets om alles door de scanner te sturen. Het was daar een chaos van jewelste. De meeste mensen die deze boot namen waren Syriers die met hun hele huishouden probeerden in Egypte te geraken. Je zag lastwagens met hele bedden, televisies, keukengerei, fietsen, ... Al deze spullen door de scanner sturen was een tijdrovende klus, maar wij werden (erg genoeg) overal direct voorrang verleend door de officials van de terminal.
Al bij al was deze ervaring het eerste half-Afrikaanse wat ik meegemaakt heb, maar ik had me aan erger verwacht. Horrorverhalen van internetfora gaan van 12u op de boot naar helemaal niet aankomen, dus was dit een walk in the park...vooral doordat ik het niet op mijn eentje moest uitpluizen.
De zon zou over een uurtje opkomen en ik had een reservatie gemaakt in een goedkoop hotel op 5 km van de haven. Rasmus en Suzanne gingen ineens doorfietsen naar Dahab, misschien komen we elkaar daar nog wel tegen.
De nachtwaker van Hotel Ciao lag te slapen, en ik vond het lastig hem te wekken, maar wat moet, moet. Om 6u30 was ik aan het ronken, met de wekker om 9u30, om het ontbijt niet te missen.
Erg slecht geslapen vannacht. Rond middernacht kwam er een bende jonge zatlappen rond de tent hangen en ze bleven niet te ver uit de buurt een hele tijd zingen, praten, lachen en vandaliseren. We stonden soms op het punt om uit de tent te komen, maar net toen stierf het geluid vaak uit. `s Morgens werd duidelijk dat ze de 2 dichtst bijzijnde metalen parasollen hadden omgetrokken, maar diegene waar onze fietsen aan vasthingen hadden ze ongemoeid gelaten. Om 9u stonden de stadsdiensten daar al om de ravage op te kuisen, efficient! Wij gingen terug naar de bootverhuur om nogmaals ons geluk te beproeven, maar weer stond er te veel wind. Omdat we rond 11u weg moesten om ward op tijd op zijn vliegtuig te krijgen, leek alles in het water te vallen. Gelukkig kwam het olijke duo van de vorige dag weer opdagen en had de man zijn kitegerief meegebracht. Ward kon dan toch nog een 20 minuutjes kiten bij een stevige wind, blij dat dat er dan toch van gekomen was!
Nadien fietsten we, met wind op kop natuurlijk, terug naar Aqaba en checkte ik in in het hostel. Ward ging nog een grote hoeveelheid noten kopen en rond 12u vatten we onze tocht naar de luchthaven aan, die 13 km verderop lag. Mooi op tijd had ward daar zijn fiets gedemonteerd en alles in een grote plastiek hoes gepast. Blij dat alles zo vlot gegaan was, zowel de hele tocht als het inpakken, namen we afscheid. Het was super om dit zware deel van de reis met twee gedaan te kunnen hebben. Ik heb geen idee waar ik op mijn eentje geraakt zou zijn. We hebben, op het einde na, geen enkele dag gerust en dat begon na een tijd wel zwaar te worden, maar het was elke kilometer waard!
Voor mij zit het echte fietsstuk er nu ook op. De plannen sturen me nu naar Egypte, om een weekje duikcursus te volgen in Dahab en eventueel wat van kitesurfen te proeven. Daarna zal het vooral van de sfeer daar afhangen hoelang ik blijf, want mijn volgende besteming zal het ijskoude Brussel worden! Voor wie het interesseert, enkele cijfertjes: in totaal heb ik 331 uur en 26 minuten op mijn zadel gezeten en 4816 kilometer gereden tegen een gemiddelde van 17.74 per uur. Maximum ging het heel eventjes 68.04 kilometer per uur. Ik heb geen idee hoeveel kilometer we in totaal geklommen hebben en het aantal platte banden ben ik ook kwijt (ik rijd nu weer 2 weken met een klein fitje rond trouwens), maar het belangrijkste is dat ik niet meer weet hoeveel leuke ontmoetingen we hebben gehad, net als het aantal momenten dat ik heb gedacht : "Beter dan dit kan het echt niet meer worden." Eerst tien dagen met Sam en Ward van Wenen tot in Belgrado, dan anderhalve maand met sam tot in Antalya, daarna 2 weken op mijn eentje door Israel en uiteindelijk nog 2 weken met Ward door Jordanie. En het was allemaal geweldig!
Omdat de dagen nu wat gelijkaardiger zullen worden zal ik ook geen update per dag meer posten, maar nu en dan een blokje. Merci allemaal voor het lezen, leuk om te weten dat er een heleboel mensen nu en dan mee volgen, dat motiveert wel!
Ik zie jullie sowieso allemaal heel snel terug! Ten laatste half december! Groeten!
Weer rustig geslapen op ons privestrand. Ik ging nog wat snorkelen, in een poging om fotos te nemen met het toestel in het waterdichte zakje, maar luchtbelletjes verraadden dat het systeem niet echt werkte. Tegen de middag fietsten we met al onze bagage naar het Marina Plaza waar we die catamaran konden huren. Toen de toegangsprijs eerst 40 euro, dan 5 euro en uiteindelijk gratis was, konden we binnen. We pasten niet echt in het plaatje van het resort denk ik, want we kregen vele vreemde blikken. De uitbater van de surfshop vond het nog wat teveel wind om uit te varen en zei dat we dan maar wat moesten gaan snorkelen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik zag een zeepaardje, grote snoekachtige vissen en vele nemo`s, papegaaivissen en weer van die giftige Lionfish. Na enkele uren geraakte ward aan de praat met een vlaamse vrouw en haar nederlands/frans/egyptische vriend. Ze reisden samen in een luxe-catamaran en waren al van Slovenie via Suez tot in Jordanie geraakt. We praatten enkele uren en het werd steeds duidelijker dat er die dag niet gezeild ging worden. De wind bleef te sterk.
Om onze laatste avond te vieren gingen we nog eens lekker eten in de Moon Village en gingen voor onze doen redelijk laat slapen. We bleven nog een hele tijd uit de tent zitten praten over de voorbije 2 weken en over eventuele toekomstplannen...
Rond 7u kropen we uit de tent en gingen we direct de zee in, vissen kijken! Er waren op dit vroege uur vooral minivisjes die achtervolgd werden door erg snelle grotere vissen, wel spectaculair! Ook zagen we 3 giftige (dat las ik pas achteraf) Lionfish, prachtige vissen met veel vinnen en tentakels. De dag bestond uit lezen, zonnen, eten, snorkelen, vliegen wegjagen en dutten. Tegen de middag ging ik met Elise en Mathieu mee naar het centrum (ze hadden er genoeg van, daar op South Beach) om geld af te halen en eten te kopen. Ik botste op een hotelmanager die we tien dagen voordien in Wadi Rum ontmoet hadden, en ontslag had genomen 2 dagen geleden. Hij verwenste de english b*tch wh*re die het hotel uitbaat, terwijl hij voor de rest een erg rustige kerel is. Hij zal dus wel zijn redenen hebben. Hij nodigde me uit mee te eten en vergezelde me nadien op mijn zoektocht naar een goed boek, voor wanneer ik De Celestijnse Belofte uit heb. Nadien ging ik terug naar het strand en ging ward op verkenning. Hij vond een catamaran die we konden huren de volgende dag, dus dat was weer iets om naar uit te kijken!
We gingen wat slaatjes afhalen in het restaurant van de vorige dag en gingen enkele uren na de mooie zonsondergang slapen.
Dag 88 12/11 Arava Desert - Aqaba (50km auto - 111km fiets)
De wind was de vorige avond hoopgevend 180 graden gedraaid, dus ik kroop `s morgens met veel zin uit de tent, om enkel vast te stellen dat de wind toch weer op kop zat, en hij liet zich voelen ook! We aten in stilte ons ontbijt in een bushokje vlakbij, toen er plots een kleine vrachtwagentje leeg stopte voor onze neus. Ik kon niet snel genoeg mijn ontbijt aan de kant gooien om te vragen of hij toevallig richting Aqaba ging. Hij bevestigde en in ijltempo laadden we ons gerief op zijn vrachtwagen. We hadden op voorhand al besproken dat we ergens die dag een lift nodig gingen hebben om op de voorziene dag toe te komen in Aqaba,om genoeg tijd te hebben om te snorkelen. Hij kwam dus als geroepen. Het was betrekkelijk fris in zijn laadbak maar we werden in volle vaart over enkele steile stukken vervoerd en mochten uitstappen op het hoogste punt van de dag: Ar Risha. Van hier was het nog 80 km woestijn, en niets dan woestijn, tot in Aqaba. De wind begon meer en meer te luwen naarmate we Aqaba naderden, en de kilometerborden (waar tot nu toe echt geen lijn in zat) begonnen het dan toch met elkaar eens te worden over de afstand die we nog moesten doen. Weer kregen we een aanbieding om achterin een busje plaats te nemen, we weigerden, en de kop straffe koffie nam ik al rijdende met veel plezier aan, al drink ik dat normaal niet.
We kropen de lange rechte weg langs de luchthaven voorbij en we waren terug op bekend terrein! We hadden om 15u een afspraak met onze couchsurfhost in de stad en we waren daar mooi op tijd, Eyad daarentegen was weer een halfuurtje te laat, vergezeld door 2 canadezen. Zij was een journaliste wiens reportage over menselijke relaties niet helemaal succesvol ging en hij was meegekomen als praktische en mentale steun onderweg.
Aangezien Eyad het couchsurfinggegeven niet helemaal machtig is, stelt hij een tent ter beschikking die hij dan op een verlaten uithoek van South Beach neerpoot, als logeerkamer buitenshuis als het ware. De 2 Canadezen (Elise en Mathieu) hadden het hier niet echt op begrepen waarop Eyad grappend maar toch gemeend zei: "I dont like women, they dont know what they want." Uiteindelijk was iedereen akkoord om toch naar South Beach te vertrekken. Ward en ik gingen nog wat boodschappen doen en kwamen bij valavond aan bij South Beach, waar de couchsurfingtent al recht stond en de 2 canadezen op weg waren naar een restaurantje. Wij volgden hen (kwamen heel toevallig nog een stel Nederlanders van enkele dagen voordien tegen) en aten heel lekker in de Bedouin Moon Village. Nadien terug naar het strand om de tent op te zetten en te gaan slapen, na het eerste pintje in veel dagen!
Ooow yes, de wind weer pal op kop kwamen we weer vroeg uit onze nest. Na een snelle inpak de trappers op om inkopen te gaan doen in Safi. We vonden weer een goede bakkerij waar de broden aan een stuk door uit de lucht komen vallen, een goede waterman die gratis al onze flessen met lekker fris water vulde, en een supermarkt die ons voor 2 dagen van eten kon voorzien. Stevig bepakt hadden we wat zandweggetjes nodig om ons uit de stad te leiden, maar al gauw zat de pas er weer goed in. Nog geen 5 kilometer verder riep een man vanuit een camionette ons toe of we niet meewilden tot in Aqaba, toen nog 180 km ver weg. Het was erg verleidelijk, maar dat had te eenvoudig geweest...
De Dode Zee verdween achter ons en we kwamen niet veel tegen langs de weg, enkel werden we hier en daar opgewacht door militairen die vroegen wat wij daar juist deden, zo met onze fietskes in de woestijn... Het landschap schoof langzaam voorbij: de Jordaanse bergen links van ons, de Israelische rechts en de grote leegte voor ons, wetend dat daar ergens de Rode Zee wacht, een 150km verder...De wind ging vandaag niet liggen. Ik kon Ward zijn tempo in de wind moeilijk volgen en beperkte me weer tot het "wieltjeszuigen" van gisteren. Hij leek dit niet erg te vinden, beter zo dan elke 10 km op mij te moeten wachten. Door de wind was er regelmatig een wit tapijt dat over wind joeg, alsof je in een mini-zandstorm zit. Op een gegeven moment leek ik volledig omgeven door zand. Enkel ward, die 5 meter voor mij reed, leidde me de juiste richting uit. Dat was een erg vreemd gevoel. Gelukkig hadden we zonnebrillen en een buff om ons te beschermen tegen het prikkende zand.
We zagen vele militaire wachttorens langs de grens, waarvan we wisten dat die erg actief speuren naar alles wat verdacht is, maar besloten toch om te kamperen echter een zandberg naast de weg. We zaten daar nog geen kwartier of een militaire jeep stopte. Ze zeiden dat we sowieso gespot zouden worden eens de militairen hun nachtkijkers gebruikten en moesten stante pede naar "some houses" 3 km verderop verkassen. Daar aangekomen bleek het een militaire wachtpost te zijn. De mannen trokken grote ogen toen wij zeiden dat we daar gingen overnachten (de zon was al bijna onder, dus verder konden we niet). Na een korte discussie mochten we aan de overkant van de weg in een zandput ons tentje zetten. We kookten weer een overheerlijk potje en gingen, op onze hoede voor de honden vlakbij, slapen.
De afdaling naar de Dode Zee was wat er ons vandaag te wachten stond, een eitje, right?! Van 600 meter terug naar 400 onder de zeespiegel, nice! We hadden in ons Pelgrimshotel een iets vroeger ontbijt gevraagd omdat we in de namiddag nog wilden gaan canyoningen in de Wadi Mujib. Het duurde even eer we de weg uit de stad gevonden hadden. Toen kregen we al een onheilspellend gevoel. Er stond een felle ZW wind, net de richting die we uitgingen, en die we de komende 3 dagen uitgingen. De afdaling liet een tijdje op zich wachten en pas na Ma`in zagen we eindelijk de Dode Zee voor ons en ver onder ons liggen. De afdaling was prachtig, het uitzicht was geweldig en er was geen verkeer. Er was enkel die felle wind waarvoor we moesten opletten. Ward werd op een zeker moment bijna van zijn fiets geblazen in de afdaling, maar kon toch net zijn evenwicht herstellen. Toen we na 2 uur fietsen bij de Dode Zee aankwamen zat er niet veel anders op dan te beginnen beuken richting het zuiden. Een enorm bord herinnerde ons eraan dat het nog 240km tot in Aqaba was. De wind leek elke baai net iets feller tekeer te gaan. Ward had de betere benen en ik geraakte amper voorbij hem, dus bleef ik lekker in zijn zog hangen, profiterend van zijn snelheid. We stopten even bij een Bedouintentje om thee te drinken en te picknicken buiten het bereik van de vele vliegen en zagen na een 20 km de Wadi Mujib Bridge liggen. Enkele leuke nederlanders hadden ons aangeraden om hier te gaan canyoningen. Een van hen had de knie hier lelijk geblesseerd, maar toch was het een must om te doen! Navraag wees uit dat ze het canyoningen 2 dagen voordien hadden stopgezet voor de rest van het jaar, omdat de winter eraan kwam, en dus ook een sterkere stroming.
Lichtjes ontgoocheld besloten we dan een zwemmetje te gaan doen in de Dode Zee. Een drijfje eerder. Het is erg zwaar om op je buik proberen te drijven, aangezien je hele lijf zo hoog wordt getild, dat je je hoofd amper boven water kan halen. Op de rug is het een stuk ontspannender. Probeer daarbij nog eens geen water in je mond, ogen of neus te krijgen en je bent gedoemd tot een ontspannende drijfsessie. Bij een borrel van dit water wordt aangeraden direct naar het ziekenhuis te rijden, trouwens. Het was eigenlijk wel een zalig gevoel om zo gedragen te worden door het water. Volgende opdracht: douchen. Op het eerste zicht lijkt je huid erg vettig als je uit het water komt, maar eens je opdroogt wordt je bedekt met een krakerige zoutlaag. We zaten niet op een strand met accomodatie (we zaten eigenlijk zelfs niet op een strand), dus besloten we onder een grote spui van de Wadi Mujib te gaan staan: een gigantische hoeveelheid water kwam uit de muur gespoten en kwam 5 meter lager op de rotsen terecht, ideaal! Toen we beiden gedoucht waren zagen we echter dat er tussen het vele water ook enorme keien zaten, ter grootte van een vuist soms. Slecht idee dus achteraf gezien, maar geen ongelukken gedaan, mooi!
Na het spotten van enkele kleine knalgroene vogeltjes gingen we verder. De wind was iets geluwd, maar we gingen nog steeds traag. We moesten nog tot bij Potash City (zo genoemd omdat hier veel kaliumraffinaderijen naast de Dode Zee staan) en de zon stond al erg laag. Na het vinden van wat eten probeerden we een weggetje, waar we na 100 meter al gestopt werden door een man in een wagen. "Where are you going? This road is closed..." Gedwee volgden we de man (hij werkt voor de juridische dienst van Potash City) tot bij een bewakingspost 500 meter verder waar we onze tent mochten opzetten. Een vriendelijke agent bracht ons `s avonds nog thee tijdens het eten. Na de maaltijd werden we door onze juridische man geinviteerd om koffie te gaan drinken een eindje verderop. In het coffee house dronken we weer die lekker zoete thee en mocht ik helemaal alleen een waterpijp oproken, wat bij ons eerder een sociale gebeurtenis is. Een beetje licht in mijn hoofd (puur door de hoeveelheid tabak denk ik) gingen we vroeg onder de wol, omdat we vreesden dat de wind niet ging draaien de komende dagen...
Al snel hadden we met de hulp van enkele locals de weg naar de grote baan teruggevonden en vlogen we met halve wind richting het noorden. Een vlakke weg kennen ze hier niet. Ofwel stijg je, ofwel daal je. Krijg je de kans om te dalen, dan zal je daarna afzien. Moet je stijgen, dan is de kans groot dat je een tijdje zal blijven stijgen. En zo kwamen we bij onze tweede Wadi "to avoid for cyclists": de Wadi Mujib! Weer daalden we een klein halfuurtje af tot op 200 meter om dan via een steile maar lange helling terug naar 1200 meter te gaan. Gelukkig kregen we op enkele honderden meters van de top de vraag of we niet wilden aanhangen bij een 4x4. Enkele pogingen maakten duidelijk dat dat veel te traag ging naar de zin van de chauffeur en het was ook veel te zwaar voor ons. Zonder twijfelen laadden ze mijn fiets in de kofferbak en brachten me naar boven. Onderweg moet mijn helm uit de kofferbak zijn gewaaid. Nadat ik boven was, reden de mannen terug om ook ward te gaan oppikken. Deze kerels waren een bende jagers die in de vallei enkele duifjes hadden geschoten om die dan op de berg op te peuzelen. We mochtem mee aanschuiven aan hun buffet van brood met kaas en thee en zetten daarna onze weg verder. Een onoplettendheid mijnentwege had een volgende Wadi enkele kilometer verder over het hoofd gezien en algauw waren we weer aan het puffen en zweten. Al deze kniemartelingen lieten zich voelen en na een tijd kon ik zelfs op vlakke stukken geen deftige snelheid meer halen. De heuvels bleven maar komen en Madaba kroop dichterbij, de langste 13km van Jordanie wat mij betreft. Eindelijk toegekomen in de stad reden we naar de Kerk van Johannes. Deze stad heeft een redelijk groot aandeel christenen en dit laat zich zien in de hoeveelheid kerken. We bezochten de leuke tentoonstelling in de kerk over Madaba rond 1900 en klommen tot in de kerktoren, waarbij je je tussen de kerkklokken door moet wringen. Nadien reden we naar een proper Pelgrimshostel nabij Saint Georges Church en namen een douche. Eten deden we erg lokaal in de keuken van een oud mannetje die heerlijke hummus met omelet en brood serveerde en lekkere thee schonk. Deze uitspatting kostte ons 1 euro per persoon! Ondertussen zit ik terug in het hostel en ben ik bijna scheel van de uren achter de computer, maar het was de moeite waard. Nog een vreemd bijverschijnsel van mijn reis: als ik het nu (`s morgens of na een douche bv) fris of koud krijg, staan mijn armen, benen en buik vol met uitslag. Dit jeukt een beetje maar gaat direct weg wanneer ik het terug warm heb. Ooit al iemand gehoord van een koude-allergie? Zoja, moet ik hier misschien maar een job zoeken...
Hamsi kwam zijn belofte na en om half negen werden we met de auto naar boven gebracht. De weg ging redelijk vlak tot At Tafila, maar van daar uit kregen we de voorlopers van de Wadi Hasa te verwerken. Deze Wadi word in onze Lonely Planet omschreven als "to avoid by cyclists". Een Wadi is een rivierbedding, al dan niet met water in. Door de leeftijd van de beddingen hier zijn deze soms tot 1000 meter diep en te vergelijken met de Grand Canyon. Een brug hierover bouwen kost teveel en aangezien auto`s hier niet zo`n last van hebben, moeten de fietsers niet klagen ook niet. De afdaling was een plezier. Twaalf kilometer lang mochten we door de bochten vliegen en genieten van een gigantische put voor ons. De 1200 meter hoogte waar we de voorbije dagen zo voor gezweet hadden waren in een halfuurtje weggewerkt, van beneden uit: alles terug van nul beginnen. Het klimmen ging traag, maar we bleven wel op de fiets. Onderweg kregen we aan lift aangeboden van een man met een minivrachtwagentje, maar we wilden het ongelijk van de Lonely Planet bewijzen en we wezen het aanbod af. De mp3-spelers kwamen van pas en anderhalf uur na het begin kwamen we uitgeput boven aan. Daar had God een winkeltje met Coca Cola neergezet en dat kwam goed van pas! Tijdens zo`n klim heb je veel tijd om na te denken, en teveel na te denken. Zo kom je tot het besluit dat en klim van 10% op aarde maximaal 92 kilometer kan duren, dan ben je van de Dode Zee tot boven op de Mount Everest gefietst... Na deze Wadi die we nooit meer vergeten daalden we weer af, ditmaal naar de stad Karak. Deze stad is uitgestrooid over enkele steile heuvels en op een van die heuvels kreeg ik de eerste steen naar mijn hoofd geslingerd. Gelukkig miste de stevige kei zijn doel en vloog langs me heen stuk op het asfalt. Niet erg gerust versnelde ik, geen idee wie het op mij gemunt had... Het was al aardig laat en daarom reden we de stad richting het oosten uit. De afslag die we moesten hebben richting Madaba vonden we niet en daarom reden we verder de autosnelweg af. We vonden een veldje met bouwmateriaal naast een stel bomen en kozen een windstille plek uit voor de tent. We aten pasta met bonen en tonijn, keken naar de vele vallende sterren en gingen rond 20u weer doodop slapen, zonder een duidelijk idee waar we juist waren...
Zalig geslapen: geen wind, geen honden, lekker fris! Goed dat we de honden niet tegemoet waren gefietst ook. Het was een redelijke blaffende bende, en `s nachts had dit misschien niet goedgekomen. We aten pas wanneer we een plekje in de zon vonden en reden daarna verder naar Shoback Castle, een van de kruisvaarderskastelen in Jordanie. Na een kort bezoekje besloot de wind om in ons nadeel te gaan blazen. We kwamen nog een grappige oude man tegen die vroeg of we de nacht niet wilden doorbrengen in zijn tot hotelkamer omgetoverde Volkswagen Kever! We bolden verder over de hoogvlakte richting al-Qadisiya, nog steeds met de wind van voren. In de stad ging het steil omhoog en uiteindelijk kwamen we aan bij de afslag naar Dana Village. Ondertussen hadden we al twee visitekaartjes gekregen van het Tower Hotel in Dana Village, onze bestemming. Een van de problemen was dat je 400 meter moest dalen op een doodlopende weg om die de dag erna terug omhoog te klimmen. Toen de uitbater ons beloofde om ons met de Jeep terug te brengen, waren we verkocht. Dana Village is de uitvalsbasis voor een bezoek aan de het Wadi Dana Reservaat: een gigantische kloof die uitstrekt van 1500 meter tot op zeeniveau over een enorme oppervlakte. We aten nog wat: banaan met choco op de boterham! Beneden aangekomen in het Tower Hotel (en gezellig doolhof van terrasjes, knusse kamertjes en veel loopbruggen) installeerden we ons in een kamer en trokken we naar de bodem van de vallei, een uurtje stevig afdalen. We wilden zo ver mogelijk de vallei inwandelen om dan toch op tijd terug te zijn voor het avondeten boven. De ondergaande zon deed de rotsen vuurrood kleuren en we waren bij zonsondergang al een mooi eind terug omhoog geklommen. Ward wilde nog een douche nemen voor het eten en besloot naar boven te lopen. Ik deed normaal en wandelde, ook nog ruim op tijd om een douche te nemen . We hebben de uitbater arm gegeten vermoed ik, het buffet was weer af! Nadien gingen we met alle gasten naar de theekamer en kregen weer van die lekker zoete thee voorgeschoteld. Daarna kwam er moeizaam een soort van linedancing op gang, maar al snel deed iedereen mee! Gezellige avond met leuke mensen, een aanrader!
Na de helse nacht kwam Hamed (een van de zonen van Achmed, onze gastheer) de felle wind trotseren met een dampende pot thee en drie glaasjes. Geweldige timing! We pakten snel ons materiaal in en reden met fiets en bagage terug tot bij Petra, waar we onze bepakte fietsen konden achterlaten in een hotel. We ontbeten in de Siq en gingen dan voor onze volgende klim, boven op de Royal Tombs deze keer. We kwamen onderweg een Belgisch en een Canadese archeoloog tegen die ons zei welke paden interessant waren. Via een zelden betreden en leuke klim kwamen we boven aan, op een plek waar vele toeristen via een gemakkelijker pad ook geraakten. We daalden via de grote route terug af en hadden te horen gekregen dat de hoogste berg in de buurt ook toegankelijk was. Na een uitgebreid bezoek aan elk van de Royal Tombs staken we het centrum van Petra over en begonnen we aan de klim tot 1000 meter boven zeeniveau, via de trappen naar de top van de Umm Al Beyarra. Hier waren we helemaal alleen en het zicht op de Aravawoestijn enerzijds en Petra anderzijds waren adembenemend. We bleven een uurtje boven om nog wat te eten en daalden af om nog een bezoekje te brengen aan het Theater. Het is echt niet overdreven dat deze stad uitgeroepen is tot een van de 7 wereldwonderen, gekozen door het publiek. Je hebt enkele weken nodig om alle sites te bezoeken, er is echt ongelooflijk veel te zien, maar je moet er wel goede stapschoenen (en bijpassende benen) voor hebben. Ook de opdringerigheid van ezeleigenaars en postkaartjes verkopende kinderen moet je erbij nemen. Ik zou Petra ook niet bezoeken in de zomer, zelfs nu was het op het randje van te warm, ideaal dus! We waren nogal gehaast op de weg terug naar buiten en hadden bij valavond onze fietsen. Snel een broodje shoarma binnen en dan maar de stad uit fietsen. Al snel was het aardedonker en de weg deed niets anders dan klimmen. We reden enkele kilometers en hoorden dan in de verte een aantal honden blaffen. Ward is al geen fan van honden en ik zie ook graag wat voor beesten eraan komen, dus besloten we daar ergens onze tent op te zetten. Tijdens het opzetten van de tent hoorden we plots erg dichtbij een hond blaffen. Ward kroop snel de dichtsbijzijnde boom in. Ik pakte snel mijn zakmes, en koos de boom ernaast. Na 5 minuutjes hadden we door dat deze hond achter een hek zat en ons niet veel kon doen. We aten nog een kleinigheid en kropen onze nest in, met geblaf op de achtergrond.
We lieten de piketjes van de tent staan, om `s avonds wat tijd te winnen, en doken rond 6u de vallei naar Wadi Mussa in, om Petra te bezoeken. Petra is een vooral uit rots uitgehouwen stad, ooit gebouwd door de Nabateeers rond 300BC. De stad kom je binnen via de Siq. Dit is een lange smalle, diepe, natuurlijke kloof, ooit ontstaan door het uiteen schuiven van de twee rotsformaties ernaast. Het is prachtig om door te wandelen en brengt je als eerste bij het hoogtepunt van Petra: The Treasury. Dit enorme, uit rots uitgehouwen gebouw is het symbool van Petra en is dubbel zo indrukwekkend in het echt als op foto. Verder door kom je langs een oneindige reeks enorm gebouwen, dienend als tempels, graftombes, theaters en huizen. Wij kozen ervoor om naar boven te klimmen om een overzicht van de stad te krijgen. Na een halfuurtje stonden we boven op de High Place, een oude heilige plek die ze gebruikten om schapen te offeren aan de Goden. Hier kregen we pas een zicht op de omvang van Petra. Vele mensen raden aan om minstens 3 dagen uit te trekken om hier rond te kijken, en nu begrepen we dat we in 2 dagen serieus ons best gingen mogen doen. Van de High Place trokken we naar beneden via de mooie Wadi Farasa om direct de klim naar The Monastery aan te vatten. Dit is een gelijkaardige tempel als de Treasury, maar dan nog groter. Doordat deze boven op een berg staat zijn de details wat weggeerodeerd, maar zijn locatie is veel knapper. Van hieruit vonden we een weggetje naar een mooi panorama, dat uitkijkt over de Aravawoestijn en vanwaar je Israel kon zien liggen. De kleuren van de rotsen zijn hier vreemd, het lijken vaak erg fijne lijntekeningen in heel felle kleuren, enkel gevormd door de natuurlijke variatie van de hoeveelheid mineraal in de zandsoort. Na deze klim was het stilaan tijd om terug naar de uitgang te stappen. We waren immers uitgenodigd door onze gastheer van de vorige avond om te blijven eten. Ik had de klim terug naar het huis wat onderschat en net op tijd reden we (met een doos koekjes als geschenk) zijn oprit op. We aten zalige kip met rijst en dronken veel lekker zoete koffie. Ook verse miniappeltjes uit zijn tuin kregen we te eten. Als wederdienst gaf ward jongleerles aan de zoons van de familie. Tijdens heel ons bezoek werden we niet toegelaten in het huis en gingen de moeder met haar drie gesluierde dochters wat wandelen op de donkere drukke straat. Waarschijnlijk was ons bezoek een mannenzaak. Vroeger dan we wilden (maar we konden die vrouwen niet te lang op straat laten wandelen) gingen we onze tent opzetten. Het werd een helse nacht. De strakke wind joeg ons tentje ei zo na de berg af, rukte drie piketten uit de grond (telkens opstaan natuurlijk) en slaagde er in om 2 tentstokken permanent te buigen. De ochtend kon er niet snel genoeg zijn.
We planden vandaag tot halfweg Wadi Musa te rijden, maar doordat het beginstuk veel platter was dan gedacht, leek het halfweg de dag mogelijk om toch al in Petra te geraken. De eerste 50 kilometer gingen over de Desert Highway. Veel verkeer, brede banen, en natuurlijk door woestijnlandschap. De claxons vlogen ons weer om de oren, meestal als aanmoediging, tot hier ook nog steeds geen stenen moeten ontwijken. De woestijn werd stilaan heuvelachtiger en het voorspelde klimmen kwam er dan toch van. We moesten vandaag van 700 tot op 1500 meter en dat waren we ngo niet gewaar geworden. Deze beklimming was er om dat goed te maken. Tergend langzaam klommen wij en de vrachtwagens naar het eindpunt bovenaan, dat al kilometers lang in zicht was: frustrerend! We wisten dat we bovenaan de afslag moesten hebben richting de King`s Highway. Daar aangekomen vulden we onze flessen water bij de politie en keek ik even naar onze hoogte op de gps. Hmm, slecht 1200 meter. Een kleine studie van de King`s Highway vertelde dat het klimmen nog niet gedaan was. We reden kilometers lang op een bergkam die heuvel na heuvel hoger ging, met geweldige uitzichten links en rechts. De Highway is die naam enkel waardig omdat dit volgens mij de hoogste weg van Jordanie is, en niet voor zijn capaciteiten als snelweg . In At Tayiba aten we onze bokes en kregen we advies van een vader en zijn zoon (als tolk) om een stukje offroad te gaan rijden, omdat de hoofdbaan een enorme omweg maakt. Omdat ward zijn bagagerekje niet echt offroadproof is, twijfelden we even, om het er dan toch maar op te wagen. Het was uiteindelijk allemaal goed te doen. In petra zelf mag je niet kamperen en het is omringd door dure hotels, dus zochten we een plekje vlak voor de stad om onze tent te zetten. Een bouwwerf naast een huis leek ons ideaal. Al snel werden we door de dochters des huizes en hun vader uitgenodigd om thee te komen drinken. Die nacht vielen de eerste druppels sinds een lange tijd waardoor ik toch even de tent uit moest om alles dicht te ritsen.