Telkens als ik ‘s avonds van Lissewege naar huis wil gaan
en nog even omkijk naar de in licht badende platte toren
dan zie ik altoos weer die ster schitteren boven dit witte dorp
en vraag mij vaak af waarom die meteoor net dáár blijft staan.
Dit dorp intrigeert mij met huisjes als blokken tegeneen geworpen
en leunend malkander steunend door de eeuwen heenÂ…
Want wie ooit in het dorp werd geboren blijft er hangen
en blijft steken is de sfeer van toen het vroeger was in alle dorpen.
Steevast vindt men er her en der eendere kleine staminees
die rood aangelopen tooghangers over de vloer krijgen,
de een moet het loos gebrabbel van verzopen anderen aanhoren
die in al hun boertigheid zijn blijven hangen zonder vrees
of die staminees binnen vijftig jaar nog te vinden zullen zijn?
En het boeit mij maar geeft mij gelijk een onwelkom gevoel
en dan denk ik meteen aan de bende van Baeckelandt:
het duister in donkere bosjes vol gauwdieven, is het schijn?
Even houd ik intuĂŻtief mijn handtas tegen mij gedrukt, waarom
weet ik niet, voor vreemd gespuis bevreesd heden ten dage alom?
Werkelijk, het dorp is uniek en de sfeer enkel aan dorpen besteed.
Sommige mensen zijn een unieke rariteit op zichzelf
die een dorpskern tekenen, waar elk elkeen kent: meestal hun verdriet
want vreugde wordt er niet rondverteld: daar wordt mee gelachen
gespot zonder dat sommigen eigenlijk beseffen waarmee te smalen
maar daarom moet je in een dorp geboren en getogen zijn.
Is het daarom dat de grote ster steevast ook hier boven de toren hangt?
Ik schudt mezelf tot de realiteit, kijk niet meer om, stop met verhalenÂ…
Kristin, april 2016.