Zon beetje smoezelig dooreen geschud
liggen ze teder bijeen in een laatje
Af en toe bekijk ik ze eens in die la,
en vind ze allebei immens verouderd
mat en levenloos sedert tijden
op hun antiek verkleurd kussentje
al zó lang geleden onaangeraakt.
Ze zijn niet stijlloos glad modern,
doch kregen gegraveerde rimpeltjes
evenwel niet te wijten aan enig lijden.
Ik neem ze vast, draai ze ten alle kante
en herinner mij zoveel van toentertijd:
dat ik hen net als dat rare wijwatervat
als erfenis kreeg van mijn oude tante
maar wat kon ik daar toen mee doen?
Nu liggen ze doelloos in hun vergane doosje,
roeren noch bougeren, in eenheid vergeten
in het stille laatje voor nog een poosje,
heel rustig tot ik ze ééns poetsen zou:
mijn zilveren lepel en vork!
Maar voortaan pronken ze in de glazenkast,
glimmend nieuw als
toekomstige erfenislast!