Ze zijn er weer, mijn klaprozen, langs bermen en wegen
waar ik ze weer fier glunderend te pronken zie staan!
Ze wiegen stil op de toon van de wind en ik voel de vreugde
van toen ik als klein meisje placht langs velden te gaan.
Ineens waren ze niet meer, noch in weiden, niet de velden
noch langs wegen, grachten en bermen, maar ze zijn er weer!
Ze waren ineens verdwenen, ik herinnerde ze mij enkel
als het over de grote oorlog ging, maar nu ik merk hoezeer zij
met hun koraalrode bloemblaadjes omarmen mijn stad
en sieren mijn land.
Poppetjes maakten wij van hen, bloemblaadjes als rokje gekeerd
met steeltje voor armpjes en beentjes geplukt van hier en daar,
een grasspriet voor de taille, met de zwarte kopjes als gezichtje
en de gitzwarte meeldraadjes rechtop als punkiehaar!
O, was ik weer kind, ik maakte ze voor de kinderen van nu
want zij weten niet wat wij vroeger kenden en nooit vergaten.
de klaprozen waren toen de onze en nu moeten ze blijven
als herinneringen aan de tijden toen wij in de weiden zaten
Ik ben zo blij nu ik ze weer zie, in fiere bosjes bijeen,
even heb ik de zon in hun hartjes gezien en voelde me weer kind.
Lieve klaprozen, ooit verdwenen: dank dat u allen stand hield
en uw zaadjes onvermoeibaar liet meenemen door de wind,
dank voor de herinneringen van toen
Kristin - eind mei 2014