De wolken toonden zich van hun slechtste kant.
Grijs gevlekte luchten aaiden de grauwe grond
in een innige omhelzing, waartussen huisjes
als geplet en versmacht zich even vertoonden.
Wanhopige bomen trokken al hun takken aan
om zich dan uit te rekken naar t doffe kleurpalet,
pogend de hemel tegen de grond vast te houden
doch zelf niet ten onder te gaan.
Een speels gouden licht van de opkomende zon
keek door een blauw spleetje achter al dat grauw
maar kreeg niet de kans om de wolken te scheiden.
Ze trok haar stralen in, ritste het wolkendek dicht
en aan de einder gaf een mistige streep een vale tint
aan t altoos desolate landschap dat ontaardde
in een hevige plensbui, onverwacht allicht.
En de takken trokken zich ijlings en verstijfd terug,
de bomen lieten zich wat scheef hangen
wijl kletterend hard op de straatstenen de regen
die bruine plassen omtoverde op al de wegen.
Weg, het straaltje licht van een gouden zon,
weg streepje azuurblauw aan het hemeldak,
de wolken toonden zich van hun slechtste kant
en de dijken liepen over tot aan t polderland.
KRISTIN winter 2011