Luke's hersenspinsels Een weblog voor iedereen die graag schrijft en leest, zowel amateurs als professionals. Het uitwisselen van allerlei verhalen & belevenissen, al of niet fictief.
17-05-2009
STOP DE WERELD (Hoofdstuk IX)
Maandag 8 februari 1993. De grote dag was eindelijk aangebroken. We zouden rond 17.00 opstijgen.
Jean zou ons ophalen en naar de luchthaven brengen. Om 11.00 u belde hij aan. Ook hij was nerveus, ongerust, bang dat er nog iets zou mislopen. We haalden samen Johan op. Eerst even iets eten, zei hij. Ik hoorde het in Keulen donderen. Wie wil er nu eten. Ik dekte de tafel voor Jean en zou hem gezelschap houden. Hij wilde echter dat ik ook iets at, want zonder eten kan een mens nu eenmaal niet. Ik zou geen hap door mijn keel krijgen. Niets wat op tafel stond kon mij aanporren om te eten. Jean dook in de ijskast en zag een pot pekelharing staan. Hij legde er één op mijn bord en overtuigde me om hem op te eten. Ik deed het dan maar en ik moet zeggen, ik heb er tot in Chili aan gedacht. Regelmatig zorgde mijn maag ervoor dat ik niet zou vergeten dat ik pekelharing gegeten had.
Elvire had ik gewoon naar school gestuurd, dan zou zij toch al minder last hebben van mijn zenuwen. Een vriendin die voor de opvang ging zorgen, was ook al bij mij. Johan hadden we opgehaald, alles was geregeld. De laatste informaties werden doorgegeven. Nu moesten we alleen nog wachten om te vertrekken. Nog een kop koffie, nog wat praten. Tien minuten voor we zouden vertrekken wilde ik nog douchen. Dat was gewoon de spanning die me zo onrustig maakte.
Uiteindelijk vertrokken we richting luchthaven. Jean was de hele tijd aan het praten, waarschijnlijk om mij af te leiden, maar ik herinner me geen woord meer van wat hij gezegd heeft. In de luchthaven kon Jean, dankzij zijn functie, meegaan tot bijna aan het vliegtuig. Daar was ik wel blij om, want je moet ruim op tijd door de gates, en uiteindelijk zit je daar dan nog een uur te wachten. We dronken nog iets, we liepen nog even langs de winkels, maar het kon me allemaal niet boeien. Ik werd bang, het begon door mijn hoofd te spoken wat er nog allemaal kon mislopen. Misschien had Marc toch iets gemerkt en was hij er weer vandoor. Alles kon nog mislopen. Ik sprak er met geen woord over, ik sloot me af. Wat er gezegd werd drong niet eens tot mij door.
Plots was het zover. Wij moesten instappen. Jean zou mijn jas mee terugnemen. Hier was het winter, maar in Chili was het zomer, 40 tot 45 graden. Jean nam afscheid van ons. De moed zonk me in de schoenen. Ik had het gevoel dat, nu hij weg was, al mijn houvast samen met hem verdween. De tranen sprongen in mijn ogen maar ik verdrong ze. We stapten in het vliegtuig. Johan en ik hadden beiden het onzekere gevoel, angst op mislukking, vragen over wat komen zou. We probeerden beiden het van ons af te praten maar het lukte niet. Het eerste gedeelte zou kort zijn. Parijs. Daar zouden we een uur moeten wachten op de vlucht naar Rio de Janeiro, waar we weer vier uur moesten wachten.