Luke's hersenspinsels Een weblog voor iedereen die graag schrijft en leest, zowel amateurs als professionals. Het uitwisselen van allerlei verhalen & belevenissen, al of niet fictief.
Ik ben niet het soort mens dat bij de pakken blijft neerzitten. Toevallig had ik via de media gehoord over het bestaan van de organisatie Missing Children die hier in België ook een afdeling heeft. Het heeft me heel wat moeite gekost om een telefoonnummer van hen te bemachtigen. De inlichtingsdienst van Belgacom had het niet en kon het ook niet vinden. Teleonthaal had nooit van hen gehoord. Dan maar naar de nieuwsdienst van de B.R.T. gebeld, omdat zij in een nieuwsverslag naar de organisatie hadden verwezen. Zij hadden gelukkig alle gegevens. De afdeling in België scheen geleid te worden door Patsy, wiens kinderen werden ontvoerd door haar Joodse echtgenoot.
Mijn eerste gesprek met Patsy gaf me weer hoop. Door haar zoektocht had zij reeds vele contacten, zowel in binnen- als in buitenland. Een heel uitgebreide vragenlijst werd mij toegestuurd. Die heb ik waarheidsgetrouw ingevuld met nog een apart schrijven er bij waarin ik Marc zijn intentie voor emigratie naar Canada beschreef. Patsy heeft dan ook een kopie van de bundel naar de afdeling in Canada gestuurd. Omdat ook Jean het vermoeden had dat mijn man met mijn zoontje naar het buitenland was vertrokken heeft hij de dossiergegevens ook doorgezonden naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit was voorlopig alles wat kon gedaan worden. Nu werd het weer afwachten. Hiermee werd weer mijn geduld op de proef gesteld, maar ook dat leer je aanvaarden. Je kunt tenslotte geen ijzer met handen breken.
We zijn ondertussen augustus 1990, dus bijna een jaar na de verdwijning.Ik zag het niet meer zitten, ik wilde niemand horen, niemand zien. Mijn telefoon trok ik uit, de bel beantwoordde ik niet. Ik was er niet. Die ogenblikken stortte ik me op het lezen van boeken. Ik verplichte mezelf om me er volledig op te concentreren. Ik lukte daar vrij goed in. Dan had ik ogenblikken dat ik alles wat ik voelde en dacht, opschreef, het eigenlijk van me afschreef. Na twee of drie dagen in de put gezeten te hebben, had ik terug de kracht om er mezelf ook weer uit te trekken. Stilaan kwam ik er dan weer bovenop en had ik weer de moed om verder te gaan.
Op een nacht werd aan mijn woonst een poging tot inbraak gedaan. Het was in een periode dat ik weer slapeloze nachten achter de rug had, en van pure vermoeidheid heel vast sliep. De buren hadden gerucht gehoord, alleen ik, die er vlak boven sliep, had niets gehoord. Mijn hond reageerde ook niet. Wie het ook was, ze zijn niet binnen geraakt, anders had mijn alarm me wel gewekt en niet alleen mij, maar waarschijnlijk ook de hele buurt. Toen ik s morgens beneden kwam, voelde ik dat de achterdeur blokkeerde. In de tuin was een ravage aangericht. De fietsen en tuingerief waren in de hof gegooid. Aan de rijkswacht, die ter plaatse het feit kwam vaststellen, vertelde ik meteen dat ik het vermoeden had dat mijn ex-man hier misschien zou mee te maken kunnen hebben. Voor mij kwam weer even de hoop boven dat hij dan misschien toch niet in het buitenland was. Achteraf bleek dat het gewoon een stelletje jongeren waren, die na een nachtje stappen op deze wijze plezier wilden maken.
Voor mij braken daarna heel moeilijke ogenblikken aan. Elvire was weg in verlof. Ik was alleen in huis. Ik had de energie niet om iets zinnigs te doen. Door het feit dat Elvire niet thuis was, was er ook niemand waar ik voor moest zorgen. Doelloos rondhangen is mijn stijl niet. Psychisch voelde ik mij kapot. Ik kon niets ondernemen, ik voelde alleen verdriet en leegte. Daar wilde ik niet aan toegeven, maar toch kon ik het niet opbrengen iets zinnigs te doen. Het was zomer, mooi weer, mijn tuin was een chaos. Ik kon het echter niet opbrengen om daar orde in te scheppen, daar was ik te moe voor. Omdat ik per nacht drie of vier uur sliep was ik ook lichamelijk aan het einde van mijn krachten. Ik voelde me dieper en dieper wegzinken, maar dat wilde ik kost wat kost voorkomen. Ik zonderde me weer volledig af van de buitenwereld. In huis deed ik amper het hoog nodige en voor de rest bracht ik mijn tijd door met nadenken, herbeleven van alle gevoelens en me verplichten tot lezen. Op een weekend las ik vier tot vijf boeken. Eten kon ik praktisch niet. Tussendoor een tomaat of een stuk fruit, dat was alles. Zo heb ik ongeveer een week doorgebracht. Op die dagen had ik blijkbaar onbewust toch één en ander verwerkt, want ik voelde mijn energie stilaan terugkomen. Het gevoel van leegte verminderde. Mijn ondernemingslust kwam terug, maar wat kon ik ondernemen? Ik stond met mijn rug tegen de muur. Elvire kwam terug uit verlof, er was terug iemand waar ik voor moest zorgen. Er moest terug op geregelde tijdstippen gegeten en geslapen worden, Elvire had aandacht nodig, zij wilde met mij ook wel eens ergens naar toe ...
Stilaan kwam ik weer terug in het gewone leven.
September. Elvire terug naar school. Er moest van alles geregeld en gedaan worden. Dat leidde mij een beetje af, ik moest vooruit. Enkele weken later werd ik opgebeld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De dame die al enkele keren met mij contact had opgenomen om me er van te verzekeren dat zij met het dossier bezig waren, vertelde me opeens dat er een aanknopingspunt zou zijn. De mogelijkheid bestond dat zij een bericht hadden dat kon verwijzen naar het verblijf van mijn zoontje. Zij maakte me echter wel direct duidelijk er best niet al mijn hoop op te stellen, want dat het misschien een tip betrof die ondertussen al achterhaald was. Deze dame was heel vriendelijk, maar ook heel nuchter. Maar als je in zulke situatie zit, is ieder sprenkeltje hoop voldoende om al je moed terug bijeen te rapen. Zij vertelde dat het mogelijk was dat Jonas in het voormalige Oost-Duitsland verbleef, in een instelling. Ondanks de hoop die direct naar boven kwam, kwamen ook de T.V.-beelden terug voor mijn ogen van die Roemeense kinderen die ondervoed, alleen en verlaten in ziekenhuizen verbleven.
Op hetzelfde ogenblik kreeg Jean van de BOB hetzelfde bericht binnen op zijn fax. Toen ik hem dus opbelde, was hij al op de hoogte. Hij nam dadelijk contact op met Buitenlandse Zaken om meer details te bekomen. Het nieuws dat zij had gekregen, bleek te komen van mensen uit Slowakije die wij hadden leren kennen toen Marc en ik daar in verlof waren geweest. Jean stelde voor op zoek te gaan naar een tolk die zowel Slowaakse als Nederlands sprak. Die werd via de rechtbank al vlug gevonden. Er werd op een avond een afspraak gemaakt op het kantoor van Jean. De tolk zou dan spreken met de Slowaakse mensen, om meer details te weten. Ik vertrok thuis met veel hoop, heel zenuwachtig, maar ook met een heel klein hartje. Er was nog zoveel dat kon mislopen. Het is onmogelijk te beschrijven wat er op zulke ogenblikken door je heen gaat. Het is een chaos. Je kan niet meer helder denken. Het zijn flarden uit het verleden en het heden die kriskras door je hoofd vliegen. Ik herinner me zelfs niet hoe ik op het bureel bij Jean ben toegekomen. Ik vermoed dat ik gewoon op automatische piloot, met heel veel geluk en zonder brokken, daar ben aangekomen. Jean had me gezegd me bij de wacht aan te melden en dat ik moest zeggen dat ik met hem een afspraak had. Bij de wacht aangekomen wist die man me te zeggen, dat Jean naar huis was en niet zou terug komen. Ik verzekerde hem dat ik een afspraak had met Jean. Ik mocht dus wachten. Op die enkele minuten dat ik moest wachten, speelde het echter wel door mijn hoofd dat ik de afspraak verkeerd begrepen had. Er werd toch geen spelletje met me gespeeld? Gelukkig kwam Jean tot mijn grote opluchting binnengereden, samen met de tolk. Vooraf legde Jean de tolk uit waar het om ging en wat de bedoeling was van het gesprek. Wij wilden de juiste toedracht van de zaak weten, hoe zij die informatie hadden verkregen, wat de details waren. De tolk belde op. Eindelijk, er werd aan de andere kant opgenomen. Het Slowaakse is een taal die geen enkele binding heeft met de talen die voor ons nog enigszins verstaanbaar zouden kunnen zijn. Je begrijpt er geen letter van. Ongeveer een kwartier heeft die man met Katka, onze Slowaakse kennis, gepraat. Op zulke ogenblikken, dat je vol verwachting bent van nieuws, duurt een kwartier een eeuwigheid. Toen hij de telefoon neerlegde, zag ik aan zijn gezicht dat het mis was. De tolk begon te verhalen wat zijn gesprek met Katka inhield. Zij hadden vanuit het voormalige Oost-Duitsland een kaartje gekregen van mensen, die hen onbekend waren, met de melding dat een hond van hun kennel daar gevonden was. De stamboom zat tussen zijn halsband. Het dier was uitgehongerd en meer dood dan levend. De mensen die hem gevonden hadden, hebben hem verzorgd tot ze de eigenaar hadden terug gevonden. Voortgaande op de kennelnaam die op de stamboom stond, hadden zij dan een kaartje gestuurd naar Katka met de vraag of zij die hond misschien kwijt was. Katka vertelde echter dat Marc nooit contact met haar had opgenomen en dat zij verder van niets wist.
Dus in plaats van mijn zoontje, had men mijn hond terug gevonden.
De desillusie was voor mij op dat ogenblik zo groot dat ik een woedeaanval kreeg. Ik herinner mij dat ik met mijn vuist op Jeans bureau heb geklopt, dat ik gevloekt heb als een ketter. De tolk die nog aanwezig was werd erg ongerust en vroeg Jean of hij niets kon ondernemen om mij te kalmeren. Zijn nuchtere reactie was, om mij gewoon even te laten uitrazen en dat was ook het beste wat je op dat moment met mij kon doen. Na mijn woede aanval was ik nog wel kwaad, maar ik voelde me vooral leeg. Ik wilde terug naar huis. Omdat ik toch zon dertig kilometer buiten de stad woon en Jean zeker wilde zijn dat ik bedaard was, stelde hij voor dat wij samen nog iets zouden gaan drinken. Dat deden we dan ook. Enkele uren hebben wij samen in een café gezeten, ik weet zelfs niet meer waar, en hebben gepraat over alles en nog wat, behalve over mijn zaak. Hij sprak ook over zijn privé leven, ik over het mijne, we hebben zowel over politieke aangelegenheden als over koetjes en kalfjes gesproken. Nu leerde ik ook de mens achter de BOB-man kennen, en dat was een mens met een heel klein hartje. Ik denk dat die avond de vriendschapsbanden zijn gesmeed, die nu, jaren later nog altijd even hecht zijn. Die enkele uren ontspanning en het feit dat ik de hele zaak even uit mijn hoofd kon zetten, hebben er inderdaad voor gezorgd dat ik rustiger werd, en ook veilig terug thuis ben gekomen.
Angstig wachtte ik het moment af dat Marc Jonas moest terugbrengen, maar ik zag niemand opdagen. Op mijn telefonische oproepen kreeg ik geen antwoord. Ik hoorde niets meer van hen. Ik werd er meer en meer zeker van dat Marc met het kind naar het buitenland zou gaan. Op zijn minst had ik van hem een kwade reactie verwacht op het vonnis van de Rechtbank.
Niets. Stilte.
De deurwaarder die de betekening zou doen was de enige die me op dat moment een antwoord kon geven. Toen ik met hem sprak werden mijn bange voorgevoelens door hem bevestigd. Bij de betekening was mijn echtgenoot niet aanwezig. Bij navraag bij de directe buren konden zij alleen zeggen dat zij hem sinds enkele dagen niet meer hadden gezien en dat ze de drie honden ook niet meer in de tuin zagen of hadden gehoord. Mijn wereld stortte in, mijn angst werd bevestigd. Ik was de wanhoop nabij. Het was 19 december. In die periode kun je bij officiële instanties niet terecht, trouwens, waar moet je beginnen, wie kan je aanspreken voor hulp, wat mag je, wat mag je niet. Het enige wat je op dat moment kunt doen, is proberen rustig te blijven en alles op een rijtje zetten. Alle mogelijkheden proberen in te vullen, op alle vragen die kunnen gesteld worden, proberen een antwoord te geven. Je mag niets over het hoofd zien, je mag niets vergeten, je moet met alle mogelijkheden rekening houden.
19 december 1989 was het begin van mijn zoeken naar de bekende speld in de al even bekende hooiberg. Als leek sta je in de juridische wereld nergens. Je weet niet waar je moet beginnen en je weet nog veel minder hoe het gaat eindigen. De advocaat die ik op dat ogenblik had ging met verlof en alles zou opschuiven tot half januari. Dat was me te lang. De dagen verstreken en ik besefte heel goed dat er niet te veel tijd mocht overgaan om een redelijke kans te hebben mijn zoontje terug te vinden. Mijn familie probeerde me op te vangen en me te steunen. De feestdagen stonden voor de deur. Ondanks dat ik op die momenten liever alleen was geweest, heb ik kerst en nieuwjaar bij hen doorgebracht - ik kon alleen maar verdriet en machteloosheid voelen. Als voor mij eindelijk de rompslomp van de feestdagen voorbij waren, kon ik eindelijk terug stappen ondernemen op mijn weg naar het zoeken van mijn zoontje. Ik kreeg het adres van een strafpleiter die in dit soort zaken meer thuis scheen te zijn en ik heb hem dan ook meteen gecontacteerd. Zoals zo velen achteraf, vroeg hij of mijn echtgenoot buitenlander was. De ontvoeringen naar de Magreblanden was de laatste jaren ook schering en inslag geweest. Toen ik hem vertelde dat mijn man Belg is, was het voor hem zeker onbegrijpelijk. Na mijn verhaal gedaan te hebben, kreeg ik terug een beetje moed omdat die advocaat dadelijk het nodige zou doen. Er kon direct een klacht ingediend worden bij de Procureur des Konings, en dan zou de zaak het juiste verloop hebben. De weken verstreken zonder enig nieuws van mijn ex-man en mijn zoontje. Ik was nu zeker dat zij met de noorderzon vertrokken waren.
Voor het eerst sinds maanden bezocht ik terug ons huis. Johan was met me meegegaan. Hij wilde niet dat ik alleen met dingen geconfronteerd werd, die me emotioneel zwaar zouden vallen. De ravage die we daar aantroffen was onbeschrijflijk. Onze kat had die hele tijd geen eten gehad, ze kon ook niet buiten, zij was volledig onderkomen. De keuken was een puinhoop: beschimmelde etensresten, vuile potten, een vaat van weken. In de slaapkamer waren de kasten leeg geveegd. Kleding en een deel van Marc zijn persoonlijke spullen, had hij blijkbaar meegenomen. In de gang stonden echter nog enkele dozen met spullen van hem, die hij blijkbaar niet meer heeft kunnen komen halen. Mijn spullen lagen uitgespreid over het bed, over de grond, waar het maar vallen wou. Er waren ook dingen verdwenen. Het weinige aan juwelen dat ik had, maar die voor mij een grote emotionele waarde hadden omdat het erfstukken van de familie zijn, waren verdwenen. Ook gebruiksvoorwerpen in huis waren weg. Electrische huishoudtoestellen, een houtkachel, de hondenren en vele andere dingen waren er niet meer. Mensen vertelden me dat hij al die dingen te koop gesteld had. Aan de muren waren stukken krantenknipsels geprikt, op zon manier als het een psychopaat betrof die losgeld eist. De teksten daarvan verwezen naar onze huwelijksrelatie, zowel in de goede als in de slechte zin. Er waren zowel titels van lovesongs, als bedreigingen. De moed zonk me in mijn schoenen. Het huis waar ik me altijd goed in gevoeld had (het huis was onze eigendom) was nu herschapen in een grote puinhoop en het straalde voor mij alleen nog bedreiging uit. De rekeningen lagen opgestapeld, de auto die op mijn naam stond had hij blijkbaar ook verkocht. Ik vond tussen de post het bewijs dat mijn nummerplaten werden binnengestuurd. Het bleek zelfs dat hij ons telefoonnummer liet natrekken op de binnenkomende gesprekken, zodat hij kon te weten komen waar ik verbleef als ik contact met hem zou zoeken. De rekening hiervoor was echter voor mij. Er zat voor mij maar één ding op: terug naar dit huis komen. Nu had ik toch zekerheid dat hij weg was, alles terug op orde brengen, verder leven Ook al is je wereld ingestort, het leven gaat verder. Gelukkig was er nog mijn dochter Elvire. voor haar moest ik verder met mijn leven. Zij moest nog eten, slapen, naar school..... Het verdwijnen van haar broer viel haar ook zwaar, ze voelde haar verdriet en ze voelde ook het mijne, ondanks dat ik het voor haar probeerde te verbergen. Maar een kind reageert anders op die dingen. Zij hebben hun eigen leefwereld, hun eigen gedachtegang. Na enkele weken, als voor hen het normale leven hervat is, gaan de scherpe kantjes er af, maar het gemis blijft. Hard werken en het huis terug leefbaar maken was op dat moment de enige manier om de pijn te onderdrukken. Alles wat me aan Marc herinnerde deed ik weg. Ik wilde daar niet meer mee geconfronteerd worden. Ook de krantenknipsels en bedreigingen heb ik vernietigd. Nu heb ik daar spijt van want ik herinner me de teksten niet meer. Het is alsof mijn geheugen hele stukken gewist heeft. De kamer van Jonas liet ik onaangeroerd. Ik sloot ze. Alles moest er blijven voor als hij terug kwam, maar ik wilde niet telkens op zijn spullen stuiten. Zijn kleren die nog in huis waren, deed ik samen in een doos en sloot ze bij in zijn kamer. De eerste nachten dat ik terug thuis sliep, werd ik dikwijls midden in de nacht wakker omdat ik Jonas hoorde roepen. Ik vloog dan mijn bed uit, zijn kamer binnen en dan was de realiteit er terug. In die periode sliep ik ook heel weinig, drie à vier uren per nacht. Ik leefde puur op mijn zenuwen.
Mijn klacht bij de Procureur had inderdaad zijn weg afgelegd. Een telefoontje van de BOB nodigde mij uit voor een gesprek. Ik kwam daar terecht bij een man die wel heel vriendelijk was, maar waar ik direct bij voelde dat de hele zaak hem niet interesseerde. Aan de onttrekking (want dit soort delicten is geen ontvoering) van een kind is weinig sensatie te beleven. Hij maakte me dan ook duidelijk dat de kans op positief resultaat heel klein was. Ik voelde de hoop op een oplossing zo wegzakken en het viel me emotioneel zwaar het hele verhaal nog maar eens te moeten doen. Met de tijd zou ik daar wel aan wennen. Ik ging er dan ook buiten met het gevoel: als die het hier moet oplossen, kan ik het ook wel vergeten. Voor mij werd de tunnel, waarin ik daarstraks een klein lichtje zag, weer helemaal donker. Enkele weken later hoorde ik tijdens het radionieuws dat de bewuste BOBer in opspraak was gekomen en dat er maatregelen zouden getroffen worden voor zijn overplaatsing. Ik zag mijn zaak nu helemaal de mist ingaan. Een paar dagen later krijg ik een telefoon, weer van de BOB, een collega die mijn dossier overneemt en mij terug uitnodigt voor een gesprek. Langs de ene kant was dat heel positief, maar de andere kant van de medaille was: terug het hele verhaal, terug al die vragen. Die man kwam mij veel sympathieker over, maar in eerste instantie werd ik benaderd als een verdachte. Achteraf heeft hij me uitgelegd dat dit heel normaal is. Hij is onpartijdig en wie zegt dat ik niet alles geënsceneerd heb, of wat ik zeg wel waar is. Toen hij dan ondervond dat ik niets te verbergen had en dat ik ook kon bewijzen wat ik vertelde, heeft hij zich vastgebeten in de zaak. In de loop van mijn verhaal zult U ook merken, dat die man, inderdaad zijn woord hield. Ook emotioneel probeerde hij me te helpen om het hoofd boven water te houden. De volgende stap zou zijn: een opsporingsbericht in de krant en daarna op T.V. Hiervoor moest een aanvraag gedaan worden via het parket. De toelating hiervoor liet op zich wachten omdat er volgens hen, geen misdaad in het spel was. Jean, de sympathieke BOBer heeft dat ook alle mogelijke argumentatie moeten boven halen om een toelating te bekomen. Het bericht in de krant was er de volgende zaterdag, het verzoek tot opsporing op T.V. kwam pas weken later. Nu, jaren later, krijg ik nog de koude rillingen als ik die aankondiging van een opsporingsbericht hoor. Alle mogelijke sporen werden nagetrokken.
Ondertussen werden de luchthavens van de Benelux nagevraagd op passagierslijsten. Ik had namelijk in huis een nota gevonden die Marc geschreven had. Hierop stonden inlichtingen i.v.m. vluchten naar Argentinië. De reacties van de luchthavens waren negatief. Bankverrichtingen waren ook niet meer gedaan sinds december 1989 zodat een overschrijving of een cheque voor een buitenlandse vlucht niet kon worden opgespoord. Zijn laatste werkgever kon ook geen inlichtingen geven. Hij had niets meer van hem gehoord sedert zijn ontslag enkele maanden daarvoor. Collegas hadden naar hun zeggen ook geen contact meer gehad.
Een overleden vriendin schreef in 1998 haar wedervaren neer. Haar jongste kind werd op zeer jonge leeftijd door zijn vader (haar ex) meegenomen. Bijna vier jaar bleef ze in de onzekerheid over het lot van haar kind. Neen, dit is géén verhaal over de clash tussen twee opvoedingen, dit is geen verhaal dat uit de lucht gegrepen is. Dit is haar triest maar waar gebeurd verhaal dat ze opdroeg aan haar kinderen. Op 21 juni 2001, op de zonnewende, overleed ze aan de gevolgen van jaren "pijn" en "verdriet".
INLEIDING :
In deze laatste jaren zijn er veel kinderen vermist, ontvoerd, vermoord veel te veel.Ik weet ook dat ik niet de enige ben met zon soort verhaal, maar ik heb dit toch willen schrijven, om verschillende redenen. In de eerste plaats was het voor mij een vorm van verwerken, als je iets van je af kunt schrijven, kan je het ook beter verwerken. Ik heb echter wel ondervonden dat je zon ervaring nooit helemaal kwijt raakt, je blijft het voor de rest van je leven meedragen.
Anderzijds heb ik dit op papier willen zetten om de ouders die geconfronteerd worden met de verdwijning van een kind, misschien een heel klein beetje tot steun te zijn. Dit is één van die dingen in het leven die je moet ervaren hebben om ze te kunnen begrijpen. Anderen kunnen zich een beeld vormen, maar kunnen niet voelen wat jij voelt. Onze belevenissen zijn op een goede manier geëindigd. Spijtig genoeg kan dat niet voor iedereen. Die ouders hebben een blijvend gemis.
Ik wil dit boek dan ook opdragen aan alle verdwenen en/of vermoordde kinderen en aan hun ouders.
HOOFDSTUK I
Eigenlijk heb ik jaren later beseft dat mijn relatie met Marc gedoemd was om te mislukken. De basis was niet gezond, maar dat onderkende ik op dat moment niet.Het is niet mijn bedoeling mijn huwelijksproblemen uit de doeken te doen, daar heeft niemand iets aan. Als er een huwelijk schipbreuk lijdt is de oorzaak altijd te zoeken bij beide partijen. Ieder maakt zijn fouten. De ene treft meer schuld dan de ander, maar er is niemand die geen blunders maakt. Daarmee wil ik gewoon zeggen, ik maak ook fouten, ik ben ook niet altijd makkelijk om mee te leven.
Mijn moeder is weduwe geworden toen ik 15 maanden was. Zij is 20 jaar met mij alleen gebleven. Omdat zij uit werken ging ben ik opgegroeid bij haar zuster en haar gezin. Willy, hun zoon is 8 jaar ouder dan ik. Wij zijn als broer en zuster. Toen hij met Liliane huwde, werd zij voor mij als een zus. Jaren later zijn wij omwille van mijn moeder haar werk naar de Kempen verhuisd, ik was toen ongeveer 16. Willys moeder overleed. Het was alsof ik ook mijn moeder verloren was, want mijn eigen moeder kende ik nauwelijks. Ik zag haar geregeld, maar zij was te weinig thuis opdat wij een echte moeder/dochter relatie zouden hebben. Dat veranderde natuurlijk toen wij samen leefden, en zij nog steeds niet hertrouwd was. Onze band werd hechter, wij vormden een gezin. Dat was voor mij terug een rustpunt.Toen ik 21 werd huwde ik en op mijn 24 kregen wij een dochter : Elvire. Na bijna 10 jaar is dit huwelijk gestrand.
Na een tijd leerde ik Marc kennen en zijn we samen scheep gegaan. Toen had ik al moeten weten dat deze relatie niet zou kunnen blijven duren.Marc was tegenover Elvire zeer streng, soms ook oneerlijk. Op dat ogenblik was Elvire 4 à 5 jaar. Zij moest Marc niet. Zij sloot zich af als het haar te veel werd. Ik probeerde de kerk in het midden te houden, wat niet altijd lukte en dan ook enorme ruzies tot gevolg had.Tot zover de algemeenheden. Mijn relaas begint op het ogenblik dat ik blijk zwanger te zijn van mijn tweede kind. Een bezoek aan de gynaecoloog bevestigde dat ik zwanger was. In eerste instantie was ik dolgelukkig tot ik van Marc te horen kreeg dat het onmogelijk zijn kind kon zijn. Er was voor mij geen enkele reden waarom dat niet zo zou zijn. Ik had geen relaties met andere mannen, ik ging nooit alleen uit, ik was altijd thuis, ik werkte, zorgde voor het huishouden. Het was zelfs nog niet in mij opgekomen om met iemand anders een relatie te beginnen, dat ligt ook niet in mijn levensstijl.
Ik had echter sinds bijna twintig jaar een zeer goede vriendschapsrelatie met een echtpaar, beiden 25 jaar ouder dan ik. Vanaf het begin heb ik hen aan Marc voorgesteld als mijn beste vrienden. Omwille van mijn werk had ik met die man, Johan, meer contact dan met zijn vrouw Eliane. Onze vriendschapsband was ook hechter. Op het moment dat ik dan zwanger bleek te zijn, beweerde Marc dat het kind van Johan was. Voor mij was dat een donderslag bij heldere hemel en het bracht mij zo in de war dat ik het zelfs overwoog een abortus te laten plegen. Als ik daar met Marc over sprak, wilde hij daar niet van weten, het was mijn volledige verantwoordelijkheid, hij wou het kind aanvaarden. Toen echter Jonas geboren werd, leek hij als twee druppels water op Marc. Legde je een foto van hem als baby naast onze zoon, dan zag je twee dezelfde babys.Uiteindelijk was hij ook heel gelukkig met het kind.
Elvire was een tiener toen Jonas geboren werd. Zij was dolblij met een kindje erbij, maar ze had liever een zusje gehad. Toen ik echter met Jonas thuiskwam, was zij gelukkig. Zij vertroetelde hem, hielp mij bij de verzorging, het was voor haar een levende pop. Tijdens mijn zwangerschap begon Marc te spreken over emigratie. België was volgens hem een apenland waar je meer aan de belastingen geeft dan je kan verdienen, hier kwam je niet vooruit enz. Volgens mij was hij daar wel heel intens mee bezig, want kort na mijn bevalling had het voor hem al vaste vorm gekregen en wilde hij uitwijken naar Canada. In eerste instantie wilde ik daar niet aan meewerken omdat ik het niet zag zitten mijn ouders, mijn familie en vrienden achter te laten om ergens in het onbekende een ander leven te beginnen. Hij bleef echter op me inpraten zodat ik na een tijd begon toe te geven, ook om de lieve vrede te bewaren, want van het ogenblik dat ik tegenargumenten aanbracht, duurde het niet lang of het werd weer slaande ruzie, verwijten, onbegrip ...
Jonas was drie maanden oud toen ik aan Marc vroeg, tijdens een knallende ruzie, of hij a.u.b. voor hem een ticket naar Canada wilde kopen om daar te gaan kijken. Hij wilde er namelijk op prospectie gaan, uitkijken naar een job voor hem, een woning, eventueel al een auto. Ik wist dat ik hem dat toch niet uit het hoofd kon praten en de spanningen werden ondertussen zo groot dat de situatie niet meer leefbaar was. Hij vertrok dus voor verschillende weken naar Canada en zou terugkomen als alles geregeld was. Toen hij weg was kwam ik tot rust en dacht ik dat ik nu de kans zou hebben om daar in kalmte over na te denken, de voor- en de nadelen af te wegen, maar vooral om er achter te komen of ik alle bruggen achter mij zou kunnen opblazen. Na een week echter kreeg ik het slechte bericht dat Liliane, waar ik een heel nauw contact mee had, aan een hersentumor was geopereerd. Tijdens de operatie was zij in coma geraakt en lag nu op intensieve zorgen. Zij was net 39 en dokters hadden duidelijk laten verstaan dat er geen hoop meer was. De rust die ik heel even gevonden had, was zo weer weg. Het werden dagen van verdriet, onmacht, onrust. Ik sliep op de divan om de telefoon te horen, want ik kon dag of nacht gebeld worden. Dagelijks ging ik met mijn neef naar het ziekenhuis. Hij viel in een zwart gat. Het enige wat ik kon doen was proberen om hem op te vangen. Mijn eigen verdriet moest ik maar even opzij schuiven. Daar was nu geen tijd voor.
Toen Marc me vanuit Canada belde en ik hem het slechte nieuws vertelde, was zijn enige reactie : Ja, daar kan ik nu niet voor naar huis komen.Enkele dagen later stierf Liliane. Ik had geen afscheid kunnen nemen van haar. Dat deed ook pijn. Het was allemaal zo vlug gegaan, het was allemaal zo definitief, zo angstaanjagend
Mijn neef Willy kwam in een zware depressie terecht. Ik kon hem nu niet aan zijn lot overlaten met als gevolg dat ik mijn eigen gevoelens aan de kant moest zetten, ik kreeg niet de gelegenheid om mijn emoties te verwerken, zelfs niet om het rouwproces op een normale manier door te maken. Enkele weken later kwam Marc terug uit Canada. Hij had zijn zoon gemist en de honden. Zo was het vroeger ook al. Al wat Jonas en de honden betrof was belangrijk, Elvire en ik kwamen op de laatste plaats. Het interesseerde hem zeer weinig hoe ik me voelde bij al wat er gebeurd was, Willy interesseerde hem nog minder, het stoorde hem zelfs als hij bij ons was. Hij had wel een hoop verhalen over Canada, hoe goed het er wel was, hoe anders je daar kunt leven.
Het leek er wel een paradijs op aarde.
Op mijn vraag wat hij nu had kunnen regelen kreeg ik alleen negatieve antwoorden.Werk was daar voor een buitenlander niet te vinden. Als je geen werk hebt kun je geen verblijfsvergunning krijgen.Hij is dan toch nog naar de Canadese ambassade in België geweest om een toelating tot immigratie te vragen. Daar moest een hele vragenlijst ingevuld worden en aan de hand daarvan werd immigratie door de instanties overwogen. Enkele weken later kregen we van de ambassade een negatief antwoord. Canada stelt zijn eisen veel hoger dan België. Je moet beschikken over een kapitaal dat je kunt investeren in de industrie, je moet ter plaatse iemand kennen die voor je garant kan staan enz. Als aan al die voorwaarden voldaan is, wordt een immigratie overwogen. Marc ging er echter van uit dat door zijn inzet en idealisme voor hem wel een uitzondering zou worden gemaakt. Voor mij was deze weigering een opluchting, voor hem een desillusie. Ons huwelijk ging verder met ups en downs, maar het feit dat Marc hier niet weg kon, woog bij hem wel zwaar door en hij werd meer en meer ontevreden, wat zich uiteraard ook weerspiegelde in onze relatie. De toestand werd voor mij steeds erger, de ruzies werden frequenter, Elvire werd er ook meer en meer de dupe van. Jonas daarentegen was zijn afgod. In september of oktober, ik wil het kwijt zijn, besliste Marc opeens dat hij niet meer ging werken. We moesten het dan maar redden met mijn inkomen. Hij bleef dan ook bijna de hele dag in bed liggen, stond tegen vier uur in de namiddag op om dan halve nachten op te blijven. De uren die we dan toevallig samen doorbrachten, hadden ruzies tot gevolg. Hij kon met mij niet meer leven en ik met hem niet meer. Marc komt uit een gezin met zes kinderen, drie kinderen uit het eerste huwelijk en na overlijden van moeder, is vader hertrouwd en er kwamen er nog drie kinderen. Hij kwam hij al jaren niet meer thuis, omdat hij zijn stiefmoeder niet kon luchten en met broers en zusters had hij weinig contact. Jeroen, zijn jongste (half)broer hernieuwde echter het contact. Hij en zijn echtgenote Jasmien hoopten dat Marc nu rustiger zou worden, nu hij een gezin gesticht had. Wij kwamen nu ook geregeld samen en van toen heeft Jeroen zijn broer eigenlijk leren kennen. Hij kende onze relatieproblemen, probeerde Marc tot rede te brengen wat de emigratie betrof, probeerde te schipperen in ons huwelijk, maar het mocht niet baten. Op het ogenblik dat ik besloot Marc te verlaten beloofde Jeroen mij zijn onvoorwaardelijke hulp en hij heeft woord gehouden.
De dag dat ik inderdaad wegging, was dat niet alleen om mijn besluit uit te voeren maar ook uit angst voor agressie. Voorheen was Marc altijd verbaal agressief geweest, maar omdat hij voelde dat hij in deze situatie bakzeil ging halen, werd zijn machteloosheid groter, zodat ik ook fysiek geweld begon te vrezen. Ik kende de blik in zijn ogen. Ik denk ook dat ik psychisch sterker ben, dat hij zich daarom zo machteloos voelde en agressie nog zijn enige uitweg was. Omdat ik ook bang was dat hij zijn zoon zou opeisen om dan uiteindelijk met hem toch te emigreren, moest ik me schuil houden. Jeroen en Jasmien, mijn schoonbroer en schoonzus, boden me onderdak aan, wat ik dankbaar aanvaardde, daar voelde ik me veilig. Uiteindelijk had Marc me dan toch gevonden en hij begon me te bellen en probeerde me te overtuigen van zijn goede wil, van zijn spijt, maar ik kende hem beter en liep daar niet in. Hij probeerde dan op mijn gevoel te werken door te zeggen dat de drie honden die we hadden me dagen achter elkaar zochten en dat zij treurden. Ik had echter had ons huwelijk voor de vrederechter gedaagd om daarna een echtscheidingsprocedure te kunnen inzetten. Marc is iemand die het goed kan uitleggen, die iedereen kan overtuigen van zijn onschuld, die iedereen kan doen geloven dat alles wat hem overkomt aan anderen ligt, dat hij eigenlijk het slachtoffer is van de omgeving en van de omstandigheden. En ik moet je zeggen, als je hem niet kent lukt het hem, iedereen die hem niet kent loopt daar in, ik ben er ook zo ingelopen. Ik heb er zelfs bewondering voor dat hij zon lange tijd zich anders heeft kunnen voordoen dan hij eigenlijk is: attent, vriendelijk, begripvol Een toneelspeler zou het niet beter kunnen. Bij de Vrederechter heeft hij ook zijn beste beentje voorgezet en heeft hij het gedaan gekregen dat hij, ondanks dat hij geen werk had (maar dat kon hij binnen de week veranderen!) Jonas 3 dagen bij hem verbleef, hij zou goed voor hem zorgen, en drie dagen bij mij. Over die goede verzorging had ik mijn twijfels, zijn levenswijze kennende. Mijn vermoeden werd achteraf bevestigd door mensen waar hij s nachts om 12.00 u nog op visite was met zijn zoon. Een kind van 2,5 jaar hoort op dat uur in zijn bed te liggen. Het resultaat hiervan was dan ook dat Marc nooit op zijn afspraken was, Jonas te laat terugbracht, te laat kwam halen, of gewoon op een andere dag kwam. Tijdens de volgende zitting bij de Vrederechter kreeg hij het dan nog gedaan dat de situatie voorlopig hetzelfde bleef. Ik kreeg amper de kans om een woord te zeggen. Ik voelde me machteloos en kwaad. Ondertussen had Marc contact opgenomen met een psycholoog om onze huwelijksproblemen op te lossen. In eerste instantie zag ik daar het nut niet van in omdat de situatie met hem volgens mij uitzichtloos was, maar omwille van de rechtszaak heb ik daar in toegestemd, kwestie dat je niet tegenwerkt en alle mogelijkheden een kans geeft. Marc had reeds een gesprek met de psycholoog gehad en zijn wedervaren uitgelegd.
De volgende stap was, dat ik een gesprek met deze man zou hebben en dat we daarna samen zouden proberen de problemen aan te pakken. Er werd een afspraak gemaakt. Toen ik met deze man het gesprek begon, deelde deze mij mee dat hij iemand totaal anders verwacht had. Hij verwachtte een vrouw volledig over haar toeren, half hysterisch, die niet wist wat ze wilde. Tegenover hem zat echter een realistische vrouw die heel goed wist wat ze wilde en de zaken niet uit hun proportie trok. Hij vroeg mijn relaas van onze huwelijkssituatie en aan de hand van zijn vragen en antwoorden kon ik opmaken dat mijn wederhelft dikwijls de waarheid aanpaste aan zijn noden, kwestie van goed uit de verf te komen. De volgende afspraak werd gemaakt voor het gesprek dat we samen zouden hebben. Marc kwam op die afspraak niet opdagen. Ik kon onverrichter zake terug vertrekken. Een volgende afspraak had hetzelfde resultaat. Dat maakt dat ik twee maal meer dan 80 km enkele reis voor niets had gedaan. De psycholoog stelde dan zelf ook voor om met de sessies te stoppen, want dat het op die manier geen zin had. De definitieve uitspraak voor het Vredegerecht zou twee weken later zijn.
Jonas was twee dagen bij Marc toen de uitspraak van de Vrederechter zou plaatsvinden. Normaal zou ik het kind zien, maar Marc was niet aanwezig en liet op de valreep een ziektebewijs binnenbrengen. Deze afwezigheid viel bij de Vrederechter (eindelijk) ook niet in goede aarde en deed de uitspraak voor het hoederecht in mijn voordeel, met een bezoekrecht om de veertien dagen, het weekend voor de tegenpartij. Zo werd dit vonnis ook betekend, maar is nooit op zijn bestemming gekomen.