De kritische theorie in haar geheel weigert de kennis te fetisjeren, als iets los van een superieur handelen. Het doel moest juist zijn het denken en het handelen één te maken aan de praxis. Zij ontwikkelde zich dus door middel van een dialoog, stel u voor (in tijden van internjet). Haar ontstaan was net zo dialectisch als de methode, die naar voorgebracht werd. Hierbij moet vermeld worden dat zowel de analyse van de cultuur door de Frankfurter Schule evenals de psycho-analyse trouwens doordrongen is door een joodsmystieke achtergrond. De meeste van deze intellectuelen waren namelijk joden, en het zou volgens ons interessant zijn een studie te maken in welke mate deze intellectuele indentiteit invloed gehad heeft op de totaliteit van theoretische analyses in de wetenschap en cultuur. Dit is natuurlijk en delikaat onderwerp, en zal hier terzijde gelaten worden. Wel kunnen wij vermelden dat de Frankfurter Schule zich ontwikkelde in de twintiger, dertiger jaren vorige eeuw. Dit bracht met zich mee dat ze de repressieve maatregelen kenden, en dat zelfs in de Verenigde Staten soms aan 'auto-censuur' moest gedaan worden. Sommige woorden zoals marxisme en communisme werden dan meer dan eens vermeden. Sinds Obama mag het wel, maar dan als tegenstelling van het capitalisme dat verkozen wordt. De nazi-analyses zullen wij hier niet behandelen. Wel kunnen wij vermelden dat Blochs open benadering, bij voorbeeld, over het nazisme, volgens ons, een voorbeeld is van een dialectisch denken, dat geen enkele contradictie als irrelevant ter zijde legt. Bloch week namelijk eveneens in volle Komintern periode van de heersende politieke lijn? De officiële (Stalinistische) interpretatie was namelijk streng ekonomistisch en berustte op de Analyse van de burgelijke staat als "de dictatuur van de burgerij". Bloch stelde zich vragen over de massabeweging van het fascisme en haar elementen met verwijzing naar het 'volk' en de 'traditie'. Samenvattend kunnen wij stellen dat de Frankfurter Schule (met of zonder ¨) het historische materialisme als een open kritiek en niet als een geheel van vastgelegde waarheden verkondigde. Zo zet Adorno zich bij voorbeeld af tegen ieder afgebakend systeem en definiëring van termen. In hun cultuurpolitiek blijven natuurlijk nog open vragen en kan kritiek geformuleerd worden. Zo kunnen wij soms elitaire standpunten waarnemen in zowel de 'vorm' als 'inhoud' van sommige interpretatieve theorieën. En hebben we trouwens (nog) theoriëen nodig, werd nooit gesteld. Feit is dat ze het bewijs gaven dat het marxisme ook buiten de orthodoxie kan fungeren. De uitlating van een lid van het hoofdbestuur van de KPD in 1929 tegen Felix Weil kan als een veelbetekenende conclusie gelden: "What a pity, Felix, that you never joined the Party <KPD>. Otherwise we could expel you now." (M. Jay, a.w., p. 296)
In de literatuur komt het verzet van de kunst tot uiting. De plaats van de verteller in de roman is volgens Adorno onderworpen aan een paradoxale situatie, want "er kan niet meer verteld worden, terwijl de vorm van de roman vertelling verlangt". De roman is verbonden met het realisme. En haar traditionele werkterrein is overgenomen door de media en de cultuurindustrie. Literatuur moet volgens hem tot aktie leiden op grond van een kritiek, maar niet in termen van een perspektief zoals Lukàcs naar voorbrengt. Literatuur is vormvernieuwend en Adorno keert zich af van het vormtraditionalisme, omdat juist hier geen spoor van kritiek in zit. Marcuse zal de taal als een historische bovenbouwverschijnsel identificiëren. Hij zal de taal op twee manier schadelijk ervaren: door een funktie van niet-kennis te brengen, en door iets in de plaats te brengen die kennis gewoon doodt. Hij maakt hierbij gebruik van spanningsuitlaatkleppen (surrogaat) op het nievau van het bewustzijn. "We know that freedom is an eminently political concept. Real freedom for individual existence (and not merely in the liberalist sense) is possible only in a specifically structured polis, a 'rationally' organized society." (M. Jay, a.w., p. 119) Niet alleen in de literatuur, maar in alle kunstrichtingen konstateert Adorno expliciet een opstand tegen de schijn, die al te gemakkelijk leugen wordt. De techniek van de traditionaliteit is dan gewoon de techniek van de illusie. Zo analyseert hij het werk van Beckett in de richting van een protest tegen de maatschappij. Beckett is niet direct geëngageerd maar zijn figuren staan in tegenstelling tot de traditionele helden waarbij traditie dan wezenlijk feodaal is omwille van de nabijheid, onmiddellijkheid. Als zodanig was het gezin het centrum van deze traditie, continuïteit. De werkelijkheid van het burgelijk gezin was namelijk volgens Marx het waren-karakter ervan; die van het proletarische gezin was zijn vervreemding en ontbinding door externe uitbuiting. Horkheimer ging de autoritaire staatsgezindheid aan een autoritaire gezinscausaliteit onderwerpen. Hier maakt hij een onderscheid tussen het gezin in de periode van het burgelijk liberalisme en de huidige tegenhanger ervan. In het eerste geval bezat de vader de lichamelijke en financiële superioriteit ten opzichte van de gezinsleden. Met het ondermijnen van de objectieve sociale macht in het laatcapitalisme was zijn autoriteit steeds ideologisch en irrationeel geworden. Horkheimers analyse was in dezelfde geest dan Marx. Maar toch verwierp hij niet helemaal Hegels alternatieve opvatting van het gezin als plaats van ethisch verzet tegen maatschappelijke ontmenselijking.
De kritische analyse van kunst steunt op het feit dat kunst in de cultuurindustrie haar kritische kenniskarakter gemakkelijk kan verliezen in een isolement ten opzichte van een irrationeel vrijetijdsreservaat. Parallel hiermee zal de Farnkfurter Schule de wetenschap situeren in haar maatschappelijke (politieke) kontekst. L. Apostel zal trouwens hierbij eveneens aanleunen om de machtsmechanismen en hun disciplinaire beperkingen in de wetenschap regelmatig aan te klagen. Net als in kunst wordt hier dan de autonomie bedreigd door de subtiele controle-middelen (fondsen, ministeries, leger, politie, internet,...) op de wetenschap. In de kunst, zegt Adorno, neemt onmiddellijk de voortschrijnenende emancipatorische zintuigelijkheid met het magische ritueel af. Kunst is dan mimesis met rationele middelen. Hoe zeer de moderne artistieke productie bijzonder wordt, zal het algemene er altijd in bemiddeld blijven.