De Vink met de hele uitleg.Opgewekt als een vink wordt nogal eens gezegd van een persoon met een vrolijk karakter en een zorgeloze levensstijl.Maar de vink als voorbeeld stellen voor opgewektheid? Deze vogel is eerder twistziek,met een heersersnatuur die gekenmerkt is door jaloersheid en een uitgesproken drang tot eigendomsrecht.Zijn faam als zanger wordt gevestigd door het mannetje.Zijn zang is een luidruchtige aangelegenheid en begint langzaam,neemt in snelheid toe en eindigt gewoonlijk met een krachtig finaal tierlantijntje. De zang varieert in feite van vogel tot vogel sterk en er zijn zelfs verschillende dialecten te onderscheiden. Het gehele lied duurt doorgaans ca 4-5 seconden,maar wordt vijf tot tien keer per minuut herhaald. De alarmroep is een luid, doordringend pink,pink,pink.
Zoals die andere wilde dieren leven de BERGGORILLA's in het grensgebied van RWANDA,OEGANDA en de Democratische Republiek CONGO. De wetenschap ontdekte op 17 oktober 1902 het bestaan van de berggorilla. Ondanks oorlogen,stroperij,ziektes en een drastische inkrimping van het leefgebied van de beggorilla,heeft een coalitie van natuurbeschermers waaronder het Wereld natuur fonds in samenwerking met lokale gemeenschappen en regeringen erevoor kunnen zorgen dat de berggorilla langzaam weer in aantal toeneemt.Dit is goed nieuws na jaren van alleen maar stinkende cijfers en een groeiende angst dat de ernstig bedreigde berggorillas zou uitsterven in de eeuw waarin deze soort ontdekt werd.Zowel nationale als internationale inspanningen om deze soort te beschermen hebben ervoor gezorgd dat de berggorilla niet meer balanceert op de rand van overleven en uitsterven.
De Weerschijnvlinder hoort thuis in niet te droge loofbossen en is in dergelijke biotopen door het gehele palearctische gebied verbreid, van Brittanie tot Japan.Zeer verbreid in Europa,maar ontbreekt in Itali en in de zuidelijke delen van Spanje en Frankrijk.In Nederland lokaal en meestal zeldzam in het noorden,oosten en zuiden van het land,op enkele lokale vlieglpaatsen in Zuid Limburg iets minder zeldzaam tot gewoon.
De Nederlandse naam is voortreffelijk gekozen.Wanneer de lichtstralen onder een bepaalde hoek op de vleugels vallen,zien we een prachtige paarse weerschijn.Dat komt doordat de kleine schubjes het opvallende licht dat ze terug kaatsen,breken.De paarse kleur zit dus niet in de schubben zelf.Intussen gebeurt dit alleen bij het mannetje.Het wijfje dat nog groter is,heeft donkerbruine vleugels met dezelfde witte vlekkentekening.De onderkant is bij beide seksen gelijk.
De kleine Vos is zeer verspreid in geheel Europa,een groot deel van Azie tot in Japan.Bij ons een van de gewoonste dagvlinders.De Kleine Vos,ook schoenlapper genoemd,vertoont veel overeenkomst met de levenswijze van de Dagpauwoog.Het is een veel voorkomende vlinder die ook de brandnetel als voederplant heeft.De overwinterende exemplaren komen voort uit een tweede of een derde generatie.
Op mooie lentedagen,als het klein hoefblad bloeit en de wilgenkatjes geuren,ontwaken de kleine de kleine vosjes uit hun winterslaap en zien we ze rondvliegen,langs hagen en struiken,tuinen,parken,ruderaalgronden en andere terreinen,waar de voedselplant groeit,brandnetel,af en toe zich zonnend op de warme grond of nectar zuigen op de de vroege bloemen.
Deze dieren leven in het gresgebied van RWANDA,OEGANDAen de DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO.Dit gebied beslaat vijf nationale parken: drie daarvan zijn door de UNESCO aangzwezen als world Heritage SITE (Wereld Erfgoed) terwijl de andere twee daarvoor zijn voorgedragen. Politieke conflicten in de regio hebben echter tot een toestroom van vluchtelingen naar die gebeden rondom die parken geleid.Door houtkap van landbouw en brandstof en stroperij voor voedsel worden de parken aangetast en wordt het woongebied van deze diren beengd.
De Goudvink is een van onze fraaiste vogels,maar toch heeft hij veel vijanden onder de mens,met name de fruittelers.Hij voedt zich namellijk met de knoppen van de vruchtbomen en bloeiende heesters. Vroeger werd de soort dan ook zwaar belaagd,wat misschien de reden is waarom hij nog niet zolang geleden vrij zeldzaam was.
Kenmerken:een zwart kapje en een blauwgrijze mantel,zwarte vleugels en een duidelijk afgetekende witte stuit, kenmerken zijn verschijning. Het vrouwtje is van boven grijsbruin en de buik is witachtig.jonge vogels lijken op het vrouwtje, maar met een bruine kop.
Habitat:boomgaarden, begraafplaatsen, kleine loof- en gamengde bosjes in de vlakte. In Hoog-België en vooral in de Ardennen, is zijn populatie het grootst en heeft hij vrij goed de kenmerken behouden van een woudbewoner.
Voedsel:hij eet voornamelijk verschillende wilde zaden, granen, bessen en grasachtige planten hij is verzot op de jonge malse knoppen van berken en essen, maar eveneens op die van fruitbomen. Hij werkt dus op natuurlijke wijze het uitdunnen van de vruchten in commercieel uitgebate boomgaaren in de hand.
Voortplanting:het nest staat veelal in lage, dichte naaldbomen, en is een opvallend bouwsel van fijne takjes, mos en korstmossen, gevoed met zwarte of bruinzwarte worteltjes, in grootte variërend van een ondiep platform tot een omvangrijke kom. De 4-5 eieren zijn bleek groenachtig blauw, met donkere, paarsbruine vlekken en strepen. Ze worden in 12-14 dagen vrijwel alleen door het wijfje uitgebroed, dat haar voedsel van de man krijgt. Beide ouders voeren de jongen door uit een speciale keelzak voedsel op de geven. De jongen vliegen na 12-18 dagen uit. Per jaar twee, soms drie broedsels.
Voorkomen:het is een overwegende standvogel, hij overwintert in het broedgebied of zwerft rond op enige afstand van de broedplaats. De roep, een zacht, fluitend bij tussenpozen herhaald "tsu" verraadt zijn verblijfplaats.
Het Roodborstje de lijsterachtige.Latijnse naam: Erithacus Rubecula. Fam van de Lijsters.Vanaf eind Aug komen zij in onzegewesten aan als wintergast.Over gans het Belgisch grondgebied treft men ze dan aan in parken en tuinen. Het vogeltje is sterk aan zijn territorium gebonden. Het zoete,klagende liedje :teriet,tirieiet,tietietietrru wordt het ganse jaar door het mannetje gezongen.Buiten het broedseizoen zingt het vrouwtje het zelfde deuntje. In vroeger tijden werd het roodborstje nog gevangen voor de pot.Zelfs tussen 1960en 1970 kon men in de zuidelijke ardennen nog geregeld vogelvangers tegen komen die roodborstjes pluimden voor de pot. Als menu kiest hij voor een sappige regenworm.Als vijanden kent men:de hermelijn en de wezel.Ook snachts moet hij op zijn hoede zijn voor de Vos of de uil.. Tijdens de baltz zet het mannetje een borst op.De rode kleur heeft een zeker effect op het wijfje en na de paring begint zij met de bouw van het nest .Het is omvangrijk bestaande uit gras,bladen,mos.Gaten en spleten van muren,bomen,slootkanten worden gebruikt. Soms zelfs een versleten pot.Het roodborstje heeft graag een dak boven het hoofd.Dat kan ook een stok van een hooimijt,plantdelen,overhangende bladeren of wortels van een jonge boom zijn.Soms legt ook een Koekoek een ei in het nest.Het vrouwelijk Roodborstje zal er niet veel van merken.Haar eieren,5-6 soms 3-9 zijn even groot,enkel de kleur verschilt een beetje. Een witte of lichtblauwe kleur bezet met spikkeltjes voor het Roodborstje en lichtgrijs voor de eieren van de koekoek. De broedtijd is van eind maart tot begin april en meestal worden er twee legsels gelegd, soms 3.Alleen het vrouwtje broedt..Ze wordt ondertussen door het Mannetje gevoerd.De broedtijd bedraagt tussen de 12 en 15 dagen; De jongen,donzige nestblijvertjes,worden door beide ouders verazogd..Na twee weken verlaten ze hetnest en worden dan nog 2 a 3 weken gevoed.Overlappen de twee legsels elkaar dan neemt het vrouwtje het voeren over..
De Roodborsttapuit komt dan ook maar eens kijken.Hij is een trekvogel die terugkeert vanaf eind februari tot eind april. Het Hoogtepunt ligt rond eind maart,zodat hij tot de eerste lentebodes behoort. Jaarlijks worden er echter ook meerdere winterwaarnemingen verricht. Verspreiding: De Roodborsttapuit nestelt in alle streken van het land,de populatie wordt geschat op ca. 2600 paren. Biotoop: Elke biotoop omvat uitkijkposten en zones met korte vegetatie,afgewisseld met dichte,dikwijls op een helling staande struiken.De bodem is over het algemeen doorlatend. Bijgevolg zijn droge,warme milieus zoals spoorwegbermen,sommige wegbermen of andere vegetatiezones in landbouwgebieden,industrieytereinen,onbebouwde terreinen,baggeropspuitingen,terrils,kleinschalige weiden,duinen,heiden en soms jonge boomaanplantingen een geschikte biotoop. Het nest: Het wijfje staat in voor de bouw van het stevige,komvormige nest,wat wordt voorzien van gras,mos,haartjes en veertjes.
De Kluut is op Komst.De Kluut is een van de elegantste steltlopers die in onze streken in geringe mate broeden.Met zijn zwart wit verenkleed,leigrijze poten en merkwaardige,dunne omhoog gebogen snavel vormt hij een aantrekkelijk schouwspel voor de geduldige waarnemer.Gracieus stapt hij rond in ondiepe plasjes of net onder water staande slikken.Met zijn slanke snavel,waarin fijne lamellen zitten,kan hij ongewervelde dieren uit het water filteren,als hij over en weer veegt.Op deze manier vindt hij,al zevend ,de kleine diertjes die hethoofdbestanddeel van zijn voedsel uitmaken,dit net zoals de lepelaar.Hij wordt meestal aangetoffen bij ondiepe zoutwatergebieden,bij ons langs de kust en de beneden-Schelde.In Nederland,op de Waddeneilanden en de Zeeuwse eilanden,is hij al broedvogel plaatselijk algemeen voorkomend.In de winter vertoeft hij langs de Middellandse Zee of in Noord-Africa.Enkele Kluten overnachten in Nederland.De rest is doortrekker of zomergast.In Belgie komt hij minder voor.Eind februari beginnen ze al terug te keren uithun Winterverblijf.Meestal nestelen Kluten in kleine kolonies bij elkaar.Hun nest is een kuiltje in de grond,en is mestal versierd met wat schelpen en grasstengels.Er worden vier eieren in gelegd,zandkleurig of grauwgroen,zonder glans met donkere plekken.In de vlucht roepen ze een hoog helder"Kliep-kliep"of "Kluut-kluut,hun naam is dus een nabootsing van hun roep.De kluut behoord tot de familie van de plevierachtige vogels met zeer lange poten,de voorest teen is gedeeltelik gelobd,de achterteen is afwezig of rudimentair.Er komen zeven soorten voor waaronder de kluut ende steltkluut.
Een hele uitleg voor zo'n klein vogeltje. DE BOOMKLEVER. In 1842 had de Selys reeds oog voor deze zeer actieve vogels. De Boomklever beweegt zich schokgewijs voort in alle richtingen.Hij steuni daarbij niet op zijn staart.De scherpe snavel wordt gebruikt om de bast van nootjes open te breken.Op het menu staan ook insecten.Talrijke roepen zijn naam zoals: een herhaaldelijk metaalachtig fluitend"twiet-twiet" een meesachtig"tsit" bij opwinding een schel"tuwiehetuwiehe" overgaand in "kwie-kwie-kwie" en haastig "twiet-twiet-twiet".De Boomklever heeft een voorkeur voor opgaand loofhout. Het meest komt hij dan ook voor in de Prov Brabant,de Noorderkempen en in de bossen ten zuiden van Samber en Maas.Het is een geharde standvogel,sterk gebonden aan zijn territorium.Zijn aanwezigheid wordt niet enkel bepaalld door de aard van het biotoop maar ook door het voorhanden van broedholten.De Boomklever bezet namelij holten van de Grote Bonte Specht.Bij gebrek daaraan ook anderre holten.Zoals nestkasten en af en toe een muurholte.Er is zelfs een geval bekend van een Boomklever die een brievenbus dicht metselde. Hij bepeistert namelijk de ingang tot de juiste afmetingen bekomen zijn.Ook de inwendige holte wordt opgevuld. Het nest zelf is los,komvormig,gemaakt van schorsschilfers endode bladeren. Het nest wordt hoofdzakelijk gebouwd door het vrouwtje. Het mannetje helpt soms.Het broeden gebeurd door het vrouwtje en het mannetje voert.Eind april tot vroeg in mei legt het vrouwtje zes tot negen eieren;soms 4-13. Mestal is er een legsel,soms twee.De eieren zijn buikig, glad en tamelijk glanzig. Zij vertonen een witte kleur met lichtrode,roodachtig -bruine,roodachtig-purperen en zwakke purperen spikkels of vlekken. De eieren zijn 19,3x14,8 mm groot. Per dag wordt er een ei gelegd.Hetbroeden begint van zodra het legsel kompleet is.Na 14 dagen kippen de jongen. Het zijn nestblijvers met een donkergrijze dons erop,schouders en het midden van de rug.Zij blijven 23tot 25 dagen in het nest enworden door beide ouders verzorgd.
Zie eens aan wat en wie we hier hebben. Op nummer een zie ik de Appelvink,Putter,het Roodborstje ,de Ysvogel,de Pimpelmees,de Boomklever,de Goudvink,de Ringmus ,de Blauwborst,de Bontespecht,de Roodborsttapuit,en de Vink.
De dieren vanKono(Zaire),de insecten van Mauretanie het dierenalbum van Andre omvat een uitgebreide verzameling van het leven in de vrije natuur,waarin kunst en wetenschap harmonisch samengaan. Andre Buzin heeft ook illusstraties gemaakt voor verschillende wetenschappelijke en didactische tijdschriften. Hij heeft ook zowat vierhonderd tekeningen gemaakt voor drie boeken uit de reeks(Het geheim leven der dieren). In het oerwoud zeldzamedieren en Trekdieren. Verder heeft hij voor heelwat landen meer dan tweehonderd postzegels ontworpen die mestal de natuur en de dieren als thema hebben. Zijn ontwerpen zijn tot op heden verschenen in Belgie,Mauretanie,Rwanda,Senegal,Zaire en Luxenburg. De jury voor de grote Prijzen van de Filatelie-Kunst heeft hem meermaals onderscheiden met prijzen voor het beste onderwerp,de Ambassadeursprijs en in 1991met de grootste onderscheiding de prijs van de koning. Hij kreeg ook de prijs van de Franse gemeenschap voor zijn werk"Certitude" Op de vraag van het ministerie van het waalse gewest heeft hij twee opvallende illustraties gemaakt voor"De dag van de Boom".In 1995 ontving hij de grote prijs PRO POST. Dit is een eenmalig eerbetoon aan de kunstenaar omwille van een opmerkelijke filatelistische carriere.Deze werd voor het eerst uitgereikt te Brussel in 1995 tijdens Bruphila 95 in de Euwfeestpaleizen op de Heizel.In 1999 heeft hij op zes dec nog de prijs ontvangen" DE GENTSE TORENWACHTERS.Het betrof de postzegel"De Vos"reeks Natuur 1998.