De Merel komt er ook nog bij.Sinds 1980 heeft de Merel zich ontwikkelt tot de meest voorkomende soort in Nederland en Belgie.Het aantal merels wordt thans geschat op zo'n 2,8 miljoen! Daarmee zijn er voor het eerst meer Merels dan huismussen!Zo'n 150 jar geleden werd de Merel nog omschrevzn als een schuwe vogel,maar toen begon de soort zich meer en meer aan te passen aan de invloed van de mens op de omgeving. Of dat nu het gras was dat mensen als gazonnetje overal verspreiden en waarin zich het lievelingsvoer der merels graag ophoudt,of de gunstige broedplaatsen of het steeds meer verdwijnen van bos,wie het weet mag het zeggen.Feit is dat de vogel de mens volledig heeft geaksepteerden zelfs de kleinste grasveldjes in de stad tot fourageergebied heeft gemaakt.hoewel met name's winters graag voer van mensen wordt genomen(appel is favoriet bij de merel),zijn 's zomers vooral wormen geliefd. Het mannetje van de merel(rechts) is helderzwart met een opvallende oranje snavel. Het vrouwtje is grijsbruin met een bruine snavel en de jongen zijn gevlekt,zoals alle lijsterjongen.
De kleine kuifmees in al haar kleuren.De kuifmees is net zo groot en zwaar als de pimpelmees:11,5 centimeter lang en 11 gram in gewicht.Hij is het gehele jaar in Belgie te vinden.Het mannetje en het vrouwtje zien er eender uit. In aprilworden de vijf tot acht eieren in een hol in een boom of een nestkastje gelegd. Daarop broeden de ouders twee weken. De jongen blijven twee tot drie weken in het nest. Typische bosvogel,die het meest in dennebossen of andere naaldbossen voorkomt. Je ziet hem ook wel in gemengde bossen,maar nimmer in loofbossen.De vogel leeft van kleine spinnen,insecten en zaadjes. Zoals de meeste mezen is hij niet erg schuw,maar toch zie je hemm weinig,omdat hij het meest boven in bomen zit.
Hier dan onze Ringmus de variant van onze huismus.De vogel is nauw verwant aan de huismus,maar bij mij in de tuin veel talrijker.Het is een echte plattelandsvogel,die in tegenstelling tot zijn familielid de steden mijdt. Het is een vogel die ook in groepen leeft,maar de groepen zijn meestal veel kleiner dan die van de huismus.De twee lijken sprekend op elkaar,maar zijn toch gemakkelijk te onderscheiden:de bovenkant van de kop van de huismus is asgrijs,die van de ringmus diepbruin.Ook lijkt de ringmus een witte band om de nek te hebben,vandaar de naam. Bij de huismus is deze band valer en vooral aan de achterzijde nauwelijks te zien.De heggemus heet weliswaar mus en lijkt sterk op de echte mussen,maar is in tegenstelling tot de mussen een insecteneter.Hij behoort tot een compleet andere familie:die der heggemussen.
Deze vogel noemt De Barmsijs.Tijdens de trek of 's winters komen zij in troepjes bij ons binnenvallen en zitten dan op berketwijgen of scharrelen tussen de elzerakken. Het is een vogel van de noordelijke toendra,maar ook van het alpengebied,waar zij de schrale naaldhoutgebieden prefereren. De berken schijnen hen overal speciaal aan te trekken. De barmsijs bouwt in mei in stuikgewas,in naaldbossen van het bergland of in lage bomen een nest van dunne takjes en halmpjes,dat zij met dierenharen bekleden. Het nest bevindt zich
Dit is een Blad met het Goudhaantje.Ons GOudhaantje is het kleinste Europese vogeltje met een gewicht van ongeveer vijf gram.In tegenstelling tot het vuurgoudhaantje(met zwarte en witte oogstreep,Regulusigncapullus) die hun broedgebied vaak verlaten ,houdt het goudhaantje zich gedurende het hele jaar bij ons op. Beide soorten onderscheiden door hun koptekening en kleur;de kruin is bij het goudhaantje goudgeel enbij het het goudvuurhaantje meer safraangeel. Het goudhaantje vrijwel in geheel Europa en houdt zich vooral in sparre en dennebossen op .Reeds eind april en vaak een tweede maal nog eens in juni bouwt het goudhaantje een uit kleine twijgjes,halmen,korstmos,spinrag en haren bestaannd,kogelvormig naar boven nauwer wordend,verhoudend groot nest.Het hangt zorgvuldig gecamoefleerd in de takken van de naaldbomen en is van voren gezien als het ware gezien als het ware gesloten met een heel kleine opening. Het wijfje bebroedt haar acht tot tien eitjes alleen gedurende veertien tot zestien dagen..beide ouders voeren het broedsel met bladluizen,kleine rupsen en spinnetjes.De jongen verlaten het nest gewoonlijk na veertien dagen en overnachten dan met de ouders gezamelijk tussen de dichte twijgen.'s Winters verzamelen de goudhaantjes tussen de twijgen verstopte insecteneitjes of poppen. Het is een echt levendig vogelvolkje dat konstant op zoek is naar voedsel. In Belgie en Nederland een vrij talrijke broedvogel. Doortrekker in groot aantal van eind Aug tot begin nov en van begin maart tot begin mei.Wintervogel in groot aantal.Het vuurgoudhaantje is bij ons een schaarse broedvogel en doortrekker in vrij klein aantal van eind aug tot begin nov en van half maart tot in mei.