Kenmerken: Het mannetje wordt ongeveer 30cm groot. Vrouwtjes blijven iets kleiner 20 tot 25cm. Het mannetje krijgt in het voorjaar een opvallende halskraag en oorpluimen.De soort is zeer variabel van kleur.Kemphaanmannetjes hebben in de herfst bruine gezoomde bovendelen. De vrouwtjes zien eruit zoals de mannetjes in de herfst. Biotoop: Ze broeden in moerasgebieden,vochtige heidevelden en grasland.In de winter bevinden ze zich langs rivieren en meren. Voedsel: Het voedsel bestaat uit insecten en larven. Verspreiding: In het noorden aan de kust komen kemphanen in de broedperiode. In de winter trekken de dieren naar de Middelandse Zee.
De APPELVINK. De appelvink kent een aantal contact-roepjes.Het prachtkleed van het mannetje is onder meer te herkennen aan de fraai gevormde kleine slagpennen van de vleugel,de abnormaal ikke grijsblauwe snavel waarmee ze noten en pitten kunnen kraken en de helwitte staartrand.Een kleurige bonte ,bonte vogel die bij het voedsel zoeken tussen het afgevalle bruine blad erg goed is gecamouvleerd.Dan vallen het meest de witte staartpunten op.De appelvink gedraagt zich wat geheimzinnig want vooral in de paartijd zoeken ze vaak de toppen van de bomen op en laten dan een 'sjik,sjik horen Leefgebied: Gemengde loofbossen,zware rivierbossen met populieren,essen en eiken,boomgaarden en parken met hoge,oude bomen ook smalle loofboszones langs rivieren en de noordlijke naaldbossen.
DeKoperwiek Hij is ongeveer 21cm groot.Broedt in Scandinavie in lager gelegen en struikachtige terreinen,vooral inberken en elzenbossen.Bij ons broedt hij in bosrijke streken of op weilanden.Het broedseizoen begint in mei tot juli.Het nest bevindt zich dikwijls op een boomtak vlak tegen de stam of in een struik,maar soms ook in holten of op oneffen grond.Het door het wijfje gebouwde nest is een stevige kom van droog gras,takjes en mos.Het wijfje legt tot 5 eitjes die lichtblauw tot groenachtig blauw met roodbruine spikkeltjes.De broedduur is vijftien dagen,na twee weken kunnen de jongen vliegen.De Koperwiek is gek van bessen van o.a. meidoorn,taxus,hulsten van de lijsterbessenstruik,hij lust ook wormen,slakkenen allerhande insecten.Hij is iets kleiner dan een Zanglijster.De Koperwiekis gevoelig aan lage temperaturen,hij trekt bij koude naar een milder klimaat.Sommige blijven bij ons overwinteren.