
Rosemarys Baby, gemaakt in 1968, toont ons een Roman Polanski die nog kon lachen. Een jaar later zou zijn acht maanden zwangere vriendin Sharon Tate door de Manson Family vermoord worden, en zijn films zouden navenant duisterder, wanhopiger worden: zijn verfilming van MacBeth was zowat de meest bloederige die de wereld ooit gezien heeft, Chinatown had als grote revelatie op het einde een intens droeve incest-affaire en kon natuurlijk geen happy end krijgen daarna kreeg Polanski een veroordeling wegens seks met een minderjaardige aan zn been en moest hij de VS ontvluchten. Rosemarys Baby was Polanskis laatste film voor zn wereld instortte, en toont een sardonisch gevoel voor humor, een satirische twist die in zn latere producties zou omslaan in doodernstige tragedie.

Mia Farrow speelt één van haar eerste grote rollen als Rosemary Woodhouse, een katholiek opgevoede vrouw die samen met haar man Guy (John Cassavetes) in een enorm gebouw in Manhattan gaat wonen: het Bramford. Hun buren zijn haast uitsluitend lieve, zij het enigszins nieuwsgierige oudjes die dag en nacht voor hen klaarstaan met eindeloos advies en hulp. Guy is een gefrustreerd acteur die maar niet verder lijkt te raken dan rollen in reclamespotjes. Dan echter, na een dinertje bij de buren, Minnie en Roman Castavet, lijkt alles plotseling een gunstige wending te nemen voor het jonge koppel: Guy krijgt een belangrijke rol in een grote theaterproductie en Rosemary wordt zwanger. Maar die zwangerschap gaat gepaard met hevige pijnen en vreemde nachtmerries. Rosemary gaat op den duur alles en iedereen wantrouwen en begint haar eigen man en buren zelfs te verdenken van sinistere complotten tegen haar en haar ongeboren kind.

Wie Rosemarys Baby vandaag ziet, doet er goed aan om te onthouden uit wat voor tijd de film eigenlijk afstamt. Tijdens de jaren zestig kwam er een steeds verdergaande distantiëring op gang van de gewone mensen tegenover de kerk. Slechts tien jaar eerder leek iedereen nog wel in God te geloven, en had je, zeker in de VS, een relatief brave gemeenschap van mensen die elke week naar de kerk gingen en probeerden om in die zin een deugdig leven te leiden. Tegen de tijd dat de sixties goed op gang kwamen, veranderde dat allemaal. Je kreeg fenomenen zoals de flower power, de love generation, die zichzelf afscheidde van die klassieke christelijke moraliteit van haar ouders. Het geloof boette enorm veel aan kracht in, zeker jonge mensen gingen hun eigen moraliteit bepalen.
Dat gegeven zit zeer duidelijk in Rosemarys Baby: Rosemary zelf werd streng gelovig opgevoed, in een nonnenschool. Nu echter is ze getrouwd met een niet-gelovige, en ook wanneer ze kennismaakt met haar oudere buren hoort ze enkel neerbuigende praat over pakweg de paus (Het is allemaal enkel een show met die gewaden, al die onzin!). Het personage van Mia Farrow hier maakt een overgang door van iemand die werd opgevoed met klassieke, religieuze waarden naar iemand die de moderne jaren zestig bewoont, waarin het geloof geen bal meer te betekenen heeft. En dat is een pijnlijke overgang.

Bovendien wordt er ook gretig gespeeld met het concept van grootsteedse paranoia. Romanschrijver Ira Levin, op wiens roman de film werd gebaseerd, was haast constant bezig met dat idee van de samenleving en de manier waarop die functioneert: in Sliver kregen we een gigantisch flatgebouw en de vragen omtrent privacy die daarmee gepaard gingen. In The Stepford Wives een maatschappij in de vorm van een klein dorpje en de seksuele en sociale mores die daar overheersen. In het geval van Rosemarys Baby krijgen we een flat in een gigantische grootstad onvermijdelijk duiken de vragen op: wat doen de buren eigenlijk wanneer we hen niet zien? Wat vindt er plaats achter die muren? Waar praten ze over, wat hebben ze in de zin? In dit verhaal wordt die paranoia tot in het extreme doorgevoerd Polanski begint met een half opgevangen, nauwelijks verstaanbare dialoog van het echtpaar Castavets aan de andere kant van de slaapkamermuur. Daarna zien we hoe Rosemary consequent probeert om haar privacy enigszins te beschermen tegen de constante aanvallen van de dames uit de andere flats, die te pas en te onpas binnenvallen. En uiteindelijk evolueren we naar verdenkingen dat de buren niet alleen dingen zeggen die wij niet mogen horen, niet alleen nieuwsgierig zijn naar onze zaken, maar zelfs ronduit gevaarlijke dingen van plan zijn. Grootsteedse paranoia is een drijvend element in boek en film: Rosemary wantrouwt niet alleen haar buren, maar uiteindelijk ook haar eigen man en de baby in haar buik. De vijand binnenin, inderdaad. Hoe kun je ook anders dan paranoïde worden wanneer je katholiek werd opgevoed en al die waarden die als leidraad dienden voor je jeugd en jonge volwassenheid, worden nu plots teniet gedaan door je man, je buren, iedereen die je kent? Ze vinden het allemaal onzin Rosemary voelt zich verloren in deze cynische, ongelovige wereld waarin ze terecht is gekomen en haar paranoia is een gevolg daarvan.
Polanski volgt het boek van Ira Levin op een ongelooflijk getrouwe manier zelfs heelder brokken dialoog, de lay-out van de flat, kleding en rekwisieten bleven behouden uit de roman. De kleine Poolse regisseur is goed in dit soort van benepen kammerspielen verhalen over mensen die stilletjes in een kamer gek zitten te worden. Hij weet hoe hij een claustrofobische sfeer tot leven moet wekken met gebruik van slechts enkele sets (zie ook eerder Cul-de-Sac en later Death and the Maiden), en hier stelt hij niet teleur. Wat Polanski hier doet, is Rosemary zoveel mogelijk isoleren hij sluit haar vrijwel letterlijk op in die flat, tot ze bijna een deel van het meubilair gaat lijken. Er zijn maar een handvol scènes waarin Rosemary haar flat verlaat, en wanneer ze dat doet, lijkt ze kwetsbaar, verloren buiten de vertrouwde omgeving van haar appartement. Mia Farrow is uitstekend als Rosemary de actrice weet een zeer knappe mengeling mee te geven van de kwetsbaarheid die een tengere, frêle vrouw als zij nu eenmaal uitstraalt, en tóch een kern van emotionele kracht als het écht nodig is, kan Rosemary haar mannetje staan. In de bijrollen kan Polsanki rekenen op talent als John Cassavetes (hij en Polanski hadden op de set naar verluidt behoorlijke meningsverschillen, maar je zou het niet merken), en vooral Ruth Gordon als buurvrouw Minnie Castavet, die soms simpelweg hilarisch is.

Rosemarys Baby is in de eerste plaats een satire op een bepaalde tijd en plaats: eind jaren zestig, toen het begrip religie hevig werd uitgehold en plaats moest maken voor... nuja, voor iets anders, en grootsteeds Amerika, waar je maar nooit weet wat de buren van plan zijn. Is het ook gewoon een griezelige film? Naar huidige standaards allicht niet er zitten geen gore effecten in de film, alle spanning is onderhuids en we zijn het niet meer gewend om onderhuidse boodschappen te registreren en te verwerken. Maar de ideeën van de film, het tijdsbeeld dat ervan uitstraalt en de eenvoudige genietbaarheid van de film als stukje entertainment, zorgen ervoor dat dit een absolute klassieker is en blijft.
Regie en scenario: Roman Polanski Met: Mia Farrow, John Cassavetes, Ruth Gordon, Sidney Blackmer, Maurice Evans, Ralph Bellamy e.a. 131 min. / USA / 1968
|