Zondag 15 juli 2018. Baaigem. Het blijft mooi weer. Dat is ook te zien aan de opkomst: Ivan Rogiers, Rudy Declerck (met blote schouders), Luc Krick, Stefan Imschoot, Danny Fack, Davy Poelman, Axel Troch, Geoffrey dinges, en ikzelf. We doen nog eens mijn tocht naar Bottelare, Munte, Baaigem, die vorige keer deels in het water viel door GPS problemen. Deze keer doen we hem nagenoeg vlekkeloos, op één misrijdingske van een paar honderd meter na.
Het valt nog mee van het stof. Op één van de vorige ritten was er weer zo een wandelaarster die moest opmerken: Jullie maken nogal stof, zeg. Waarop Ivan antwoordde: Nee hoor, madam, dat stof lag hier al. En ik had goesting om te zeggen: En als ge daar niet kunt over zagen, gaat ge wel iet anders vinden zeker, madam?
Alhoewel ik geen klachten hoor over het parkoers - integendeel, ik mag voor het eerst in mijn carrière bij de modderfokkers complimenten in ontvangst nemen, waar gaan we dat schrijven?* - zijn er toch klachten over de hardheid van mijn wegelkes. Maar gasten, zeg ik, dat zijn niet mijn wegelkes. Die lagen hier al.. Maar ja, na 5 weken woestijndroogte, ligt het overal beenhard.
Danny klaagt nog het meest over de wegels. Vanmorgen was hij nog vol goeie moed vertrokken met 20 000 zaadcelletjes en Nu heb ik er maar twee vruchtbare meer over, zegt Danny met een piepstemmetje. Dat komt door het voortdurend geknots van zijn zadel tegen zijn edele delen. Toch al één goed doel bereikt van de morgen, zegt Ivan: Danny kan zich al niet meer voortplanten. Voor het eerst in zijn leven telt Danny dus meer hersencellen (3) dan zaadcellen (2). Danny, mag ik ook nog het volgende opmerken: men zegt teelballen, en niét teeltballen.
Axel versukkelt zich in een zandophoping in een droge, droge wegel. Terwijl ik hem vrolijk voorbijpeddel op de hardere middenberm, vang ik nog net zijn commentaar over zijn eigen slakkegangetje op: En vader ging zijn patatten water geven.
Stefan, Davy en Geoffrey kunnen zich niet houden en rijden de hele tijd voorop, zodat ik mijn aanwijzingen moet roepen, of moet wijzen als Stefan achterom kijkt als hij het niet meer weet. De zes 50-plussers komen een eindje achter getert. Ik blijf bij de 50-plussers, om die sukkels niet alleen te laten. A ja, en ook omdat ik zelf een 50-plusser ben, natuurlijk.
Aan Mellebrug heb ik nog een verrassingske. Na het steile afdalingske aan de zijkant van de brug, waarbij je op de dijk uitkomt, gaan we, in plaats van links naar Wetteren, naar rechts onder de brug door. Juist na de brug weer naar rechts en daar ligt er een schoon boswegeltje, waarvan ik durf wedden dat er niet veel waren die wisten dat daar lag
te wachten tot de modderfokkers het ontdekten.
En, na 64 km, waarvan zeker 40 in het veld, dan nog schoon op tijd terug in de Beize, om op het terras in het zonnetje te zitten. Wat wilt ge meer? Daar vinden we Annemie (die we s morgens al gekruist hadden) en Els, de enige twee B-kes, want de rest is uitgewaaierd over het land en daarbuiten. Het valt meteen op dat Koen van de Beize er veel intelligenter en knapper uitziet dan anders. Maar men weet mij te vertellen dat het iemand anders is die vandaag de herberg openhoudt. Volgens mij is het een Engelsman, aan zijn naam te horen: Andy The Cock.
Rudy Clerck moet vroeger weg. En als die vroeger weg moet, moogt ge er zeker van zijn: het is weer voor één of andere receptie te lande. Voor sommige mensen houdt de leute nooit op.
|