Berlaarse bossen. Nieuwjaarsreceptie op het Hussevelde, waar ze altijd een (klein) beetje achterkomen, zodat Rudy DC en de gebroeders Rogiers niet kunnen komen meedoen met ons. Mij niet gelaten, zegt Dirk De Boever: weer drie dikke ambetanteriken minder. Of was het nu iemand anders, die dat dacht? Ik wil ervan af zijn. Ondanks de kou en de verraderlijke gladheid van de wegen en de afwezigheid van drie vaste waarden, staan we met tien. Jo Roels, Patrick Roels, Luc Krick, Axel Troch, Stefan Imschoot, Danny Fack, Dirk, vader en zoon Luc en Gert Verhoeven en ekik. Het houdt niet op van de jaar.
Gezien de gladheid, zegt Axel: Vandaag op het gemakske, het wordt een vetverbrandingsritje, om het wintervet te verbranden en dat van de feesten. We zijn nog maar net voorbij de schilderes de meersen ingereden of ze blijven al met vier achter. Wat is me dat? Blijkt dat Luc K, Jo en Patrick niet meer verder willen. Te gevaarlijk! Danny was er efkes bij gebleven, want zo jongetjes die in paniek zijn, zegt Danny, kunnen de aanwezigheid van een man met wat materniteit goed gebruiken.
Zoek me eens alle synoniemen van broekschijters, vraag ik mijn zes overgebleven companen, want ik ga die allemaal nodig hebben voor in mijn verslagske. Maar ik sta er weer alleen voor als het er op aan komt mensen uit te lachen. Hier gaan we dan: Na de eerste wolf in honderd jaar in Vlaanderen, zijn nu ook voor het eerst drie bevers in de Kalkense meersen opgemerkt. Maar die waren na 5 minuten alweer naar huis, van het danige beven. Een beetje van de kou, maar vooral van de schrik. Het betreft de genaamden Jo die sinds zijn armbreuk niet meer van de dappersten is, Patje die zich de laatste weken wat minnetjes voelt en Luc K, voor het eerst met zijn nieuwe fiets die hij al wekenlang niet heeft willen uithalen, want het was te vuil. En nu is het weer te glad. Van deze laatste wist An op de spaghetti-avond te vertellen: Ik heb hem indertijd gekozen voor dat klein stukske, maar ik moet er nu wel de rest van mijn leven gans het varken bij pakken. De aandachtige lezer (niemand dus) heeft trouwens opgemerkt dat er in deze zin vol levenswijsheid naast Luc ook nog drie andere diersoorten voorkomen.
Voor de rest van de rit is de enige valpartij voor mij, zodat ik ook eens in het verslag kom. Het is in het veld nog wel. Kort knikje naar beneden en blijkbaar is ook de modder gevaarlijk glad door de ijzel, want plots is mijn voorwiel weg en komt er een hoekige weidehoekpaal sneller naar me toe dan wenselijk is voor het behoud van de integriteit van mijn lichaam. Door me rap te laten vallen, ontsnap ik aan een close encounter of the first kind. Daaraan zie je de materniteit van een ervaren rijder.
Na bricoleren op de Konijnenberg, rijden we naar de Berlaarse bossen. Een klodder modder schiet uit een put recht omhoog als mijn voorwiel onzacht in die put terecht komt. In één klap is de helft van mijn wezen met modder bedekt, gelukkig juist niet in mijn oog. Mocht Ivan het verslagske schrijven (en het was eigenlijk zijn toer om te schrijven), dan zou hij schrijven: Toch al tenminste de helft van Mario zijn wezen dat het bekijken waard is, maar aangezien Ivan het verslagske dat hij moest schrijven niet schrijft, schrijf ik het dan maar. Dat is nogal eens veel schrijven achtereen geschreven, hé.
Verder door de Zeelse wegelkes, en zo komen we langs Heikant en Heiende weer, en als afsluiter vliegen we over de Vogelzang, mooi op de middenrug van de kasseien, niet alleen omdat dat de beste plaats is om over kasseistroken te vliegen maar ook omdat het water uit de beken aan weerskanten net niet tot op de rug komt. Ik word dan ook de eerste drievierde van de lange en vettige Vogelzang niet voorbij gestoken, want ze kunnen gewoon niet voorbij door het water. Het mooie van in het veld fietsen: Het begon als een voorzichtige schuifelrit over gladde asfalt en het eindigt als een ferm zompige, vettige, modderige bedoening.
In de Beize komen na de B-kes en de vrouwen (die apart
reden), samen ook een stuk of 10, ook nog Rudy V en Nadine F in burger binnen.
Nadine doet eens teken dat wij allemaal nogal onfris rieken. Ja, andere
zondagen zit ze zelf mee te stinken en dan valt dat niet zo op, hé.
Als ik thuiskom, zegt mijn vrouw: Amai, gij stinkt.. Ik
verschiet nogal. Dat is al de tweede keer van de morgen dat ik dat moet horen.
Ook een prettige zondagmorgen gewenst, iedereen! Vrouw, zeg ik: dat weet je nu
ondertussen toch al 40 jaar. Ten tweede hadden we afgesproken dat je er mee
ging leren leven en ten derde ook dat je het niet meer ging vernoemen.
Jamaar, het is anders dan anders, zegt ze. Ha, hoe stink
ik nu dan wel misschien?, zo vraag ik, benieuwd als ik altijd al geweest ben. Wel,
zegt ze: het is gelijk meer naar verbrand vet.
Dat we goed bezig zijn. Mario
|