Vandaag is Johan voetverzorger van dienst. Geen goed idee, hij knipt in mijn vel i.p.v. in mijn nagel en ik mag niet eens protesteren. Afwachten of zijn chirurgische ingreep mijn probleem definitief van de baan helpt.
Er staat een rustige duurloop op het programma. Superrustig zelfs, we lopen heel ontspannen langs het kanaal. Alhoewel? Voor enkelen van ons vergt het een grotere inspanning om langzaam te vorderen, dan om vooruit te snellen. Ik merk fijntjes op dat sommigen écht geboren zijn om te lopen en anderen, waaronder ikzelf, duidelijk niet. Ja, beaamt de trainer, een boerenknol zal nooit een racepaard worden. Gespeeld verontwaardigd bedank ik hem voor de treffende vergelijking. Lichtjes geschrokken tracht hij nog vlug te doen uitschijnen dat zijn uitspraak niet op mij bedoeld is. Nergens voor nodig. Als rasechte boerendochter weet ik de kwaliteiten van een boerenknol wel te waarderen. Toch vindt hij het nodig om een troostende toets aan zijn stelling toe te voegen: 't is niet omdat een boerenknol niet kan racen, dat hij ook niet goed kan lopen. Inderdaad, deze tactvolle nuance vergoelijkt niet alleen zijn oorspronkelijke uitspraak, maar is bovendien een waarheid als een koe.
75 minuten en ruim 11 km later staan we terug aan onze pas gerenoveerde kantine. Ik plof neer op een stoel. Niet uit vermoeidheid, helemaal niet. Neen, voetinspectie. Ik voel dat ik weer prijs heb. En inderdaad, in mijn man schuilt geen Jeff Hoeyberghs. Hoe kan ik deze uit de hand gelopen rivaliteit tussen tenen en nagels oplossen? Zouden teenkousen soelaas kunnen bieden?
Grz
een fanatieke keep-on-runster
|