Weer een nacht met pijn. Een ochtend met pijn. De assistente denkt dat we in 't weekend naar huis gaan kunnen.... Zou me verbazen... Of de kuur volgende week zal kunnen doorgaan? Kan nog altijd, stelt ze. Lotgenoten hebben dit allemaal al doorgemaakt of doorworsteld... Zoveel pijn en verdriet, besefte ik in deze wereld niet Er is nog morfine als de pijn echt niet te doen zou zijn...
Ik heb van boosheid geweend vandaag omdat mijn menublaadjes zoek waren geraakt door iemand van de logistiek... Puur frustratie, dat besef ik. Er zijn immers toch veel ergere dingen...
De vellen komen los in Wouts mond... vreselijk om te zien.
En dan moest hij nog bactrim nemen. De verpleegster plette ze voor ons. Maar Wout liet toch een deel uit zijn mond lopen. Ik was zo boos. En dan zeg ik domme dingen zoals "als je iets aan je longen krijgt, dan lig je wel alleen hé op 't intensief..." Waarom kan ik niet gewoon liefdevol nabij zijn? Die jongen heeft het al zo moeilijk... Ik vroeg of hij me dat wou vergeven... Nog niet, was zijn atnwoord. Tranen bij mij. Even later "het is vergeven"... Een vreemd gevoel. We zijn onszelf niet meer hier. Hoe kan dat ook? Maar het went, ofschoon dat het goede woord niet is. Het slijt, maar het laat uiteindelijk wel zijn sporen na... Je komt in een kuil terecht. Vrije val. En dan probeer je eruit te geraken. Recht naar boven? God? Zo lukt het niet. Graven en wroeten. Een tunnel. Soms in de goede richting, soms in de foute. De bestemming is onzichtbaar. Het traject onbekend. Graaf maar. Wroet maar. Hier en daar is een oase. Een verlichte ruimte waar je even kan bekomen, maar daarna moet je weer verder. Als je te veel afziet of verzwakt bent, dan wachten we even., maar graven moet je daarna weer. En 't is Wout graaft. En ik zit hem op de hielen. Zou zijn schop willen pakken en zelf graven, maar neen, andere spelregels. Hij si moe... laat het maar... Ach nee, hij moet leven, hij moet voort! Dat hij nu maar snel opgeknapt raakt na deze dip. Met wat geluk even naar huis en dan terug. En als we nu even zouden kunnen genieten van dat thuiszijn: een spel, een wandeling, iets lekkers... En er dan weer tegenkunnen. We zullen zien. De batterijtjes moeten ook wel eens opgeladen geraken: voor hem, voor ons. Maar we zien wel, niet te fel verlangen...