everything you read, can and will be used against you ...
03-02-2009
Ik ben op zoek naar geborgenheid. Waar vind je dat ?
Vandaag heb ik extreme kleren aangetrokken. Ik draag een felrood hemd waarvan ik de bovenste knopjes bewust heb open gelaten. Mijn haar ligt in de war.
Ik hoop dat Vera dit zal opmerken en niet zal weten hoe ze zich moet gedragen. Op de weg naar haar toe, bouw ik zorgvuldig mijn imago op. Straks zal niet ik voor Vera zitten en zwijgen, maar zal ik plaats gemaakt hebben voor een andere, sterke persoon. Het zal het laatste gesprek worden, want vanaf vandaag is alles anders. Of misschien vanaf morgen. Een nieuwe start bij een nieuwe dag is makkelijker te realiseren.
Ze merkt het niet op. Ze kijkt me even met kleine ogen aan en vraagt me plaats te nemen in de zetel. Mijn benen plaats ik mannelijk voor mijn lichaam. Mijn blik was nooit zekerder van mezelf.
Jorgen, vorige keer hadden we het over jou en je zoektocht naar geborgenheid. Heb je nog de tijd gehad om bij deze gedachten stil te staan ?
Ik schuifel over mijn stoel heen. benen niet kruisen !!! flitst door me heen.
Jorgen ?
Mijn benen zijn gekruist, en mijn blik zoekt op de grond naar verborgen antwoorden op een vraag die nooit mocht gesteld worden. Veras ogen doen pijn. Ik voel geen greintje vastberadenheid meer.
Ik vroeg me af of we het gesprek misschien niet konden uitstellen ? Naar volgende week ?
Waarom ?
Ik voel me een beetje ongemakkelijk vandaag . Onzeker.
Misschien is dat net een mooi vertrekpunt ?
Verdomme, hou me vast Vera. Koppel die handen eindelijk los van de psycholoog die voor me zit. Waarom doe je dat niet ? Waarom wil je dat niet ?
Jorgen, je bent hier nu al voor de vierde keer, en toch slagen we er niet in een paar noodzakelijke stappen te zetten. Hoe zou dat komen ?
Mijn vrienden zeiden dit ook al. Ik stel vragen en loop weg van mezelf. Ik zoek antwoorden bij vrienden maar weiger ze zelf ook te zien. Ik ...
Een bureau, een ongemakkelijke zetel, een hoopje mens met gekruiste benen op zoek naar geborgenheid. Dat hoopje ben ik.
Vera ... zou je .. Zou je het zien zitten vanavond iets met me te gaan drinken ?
Vanavond, 3 februari, had ik mijn eerste sessie van een driedelige schrijfcursus 'introductie in het verhalen schrijven'. Misschien kennen jullie ook wel het gevoel om iets op papier te zetten en het weg te smijten. Om iets te schrijven en, bij elke zin die het papier haalt de zin een beetje meer te verliezen. Om die zaken te voorkomen, wilde ik graag een schrijfcursus doen.
De eerste sessie was ... bijzonder.
We moesten starten met een opwarmende oefening door iemand in de groep te observeren en te beschrijven. Geen makkelijke opgave. Daarna moesten we een zuid-afrikaans woord verzinnen voor een bestaand Belgisch woord (in mijn geval 'plagiaat'). Ik werd meteen geconfronteerd met mijn eigen grenzen van creativiteit.
De laatste taak van een bewogen avond was het geven van (in verhaalvorm) een ethymologische verklaring van een woord ... Niet de juiste ethymologische verklaring natuurlijk, maar toch: een poging tot ...
Ethymologische verklaring van het woord aangeschoten
Uit het dagboek van een man ... Mei 1945. Bijna middernacht. De veel te warme zonnestralen doven eindelijk. Een vuurrode gloed zindert nog na aan de hemel, als herinnering aan vijf afschuwelijke jaren. De nacht heeft ons eindelijk weer een beetje in zijn greep.
De rust is bijna ongelooflijk. Ik wandel naar buiten en hoor mijn eigen voetstappen weer. Geen geloei van sirenes, geen gehuil van kinderen, geen gewonden in het straatbeeld.
Op mijn eigen voetstappen wandel ik doorheen de verlaten stad. Als ik stilsta zie ik een paar ogen me aanstaren. Vertrouwde ogen die, net als ik, ontdekken dat de vreselijke dagen hebben plaats gemaakt voor een warme nacht. Onze ontmoeting lijkt wel een teken, en plots verschijnen overal ogen en mensen. De rode gloed weerspiegelt in hun ogen, als laatste getuige van iets wat nooit had mogen zijn.
We glimlachen. Steeds meer. Steeds harder, tot we het geluid van onze voetstappen niet langer meer horen. De rode gloed in onze ogen sterft met onze glimlach.
Ik krijg een fles wijn in de hand geduwd en plaats ze gulzig aan mijn lippen. Hoe heerlijk om weer te drinken. Hoe heerlijk om niet meer te vluchten van mensen met geweren in uniformen.
Ik drink nog eens, en nog eens. Ik besef dat, als ik morgen opsta, ik niet zal moeten vrezen om neergeschoten te worden. Dan kan ik de deur uitwandelen en mijn stem weer horen.
De rode gloed van de hemel heeft zich in de fles wijn gezet. Ik drink de warme gloed in een teug. Ik vergeet het schieten, het bloed vergieten. Ik voel me aangeschoten.
Er is nog werk aan de winkel, maar wie weet brengt deze driedelige cursus wel wat ik er zelf van verwacht. Dat ik zelf niet meer opstrop in mijn eigen zinnen. Dat ik de betekenis blijf voor ogen houden. Dat ik ... net dat klein beetje beter leer schrijven . Dan zal het zijn geld zeker waard zijn, vind ik toch ;)
Ongemakkelijk zet ik me neer in de zetel. Hoewel ik de vorige keer nog verlangde daar te gaan zitten in plaats van in de lelijke okeren zetel, lijkt dit nu helemaal niet beter. De mooie psychologe voor me zou beter investeren in nieuwe aangename meubels. Ze verdient haar geld door mensen gerust te stellen. Zetels zijn daarbij essentieel.
Vera plaatst zich recht over me. Haar blik glijdt over mij en de zetel. Straks vraagt ze me zeker om me neer te leggen en de ogen te sluiten. Ik beeld me in te verdwalen in het eerste beste freudiaanse tafereel. En dan vraagt ze naar vreselijke ervaringen uit het verleden die me vormden tot wie ik nu ben.
Ze vraagt niets.
De tijd haalt ons in.
Ik voel me niet langer ongemakkelijk. Vera zwijgt, en ik volg. Waar haar blik rust, volgt de mijne om ook even uit te rusten. Het brengt een aangenaam gevoel van ontspanning. Alsof er een rust over me valt. Vera lijkt zich er helemaal niet aan te storen en kijkt me af en toe kalm aan. Glimlacht ze ?
De stilte en ontspanning keren onze relatie. Woorden zijn daar niet meteen voor nodig. Ik merk het doordat onze ogen iets langer in elkaar rusten. Haar handen raken niet meer aan de koffie of het dossier voor haar.
Ik ben een couveusekind, de eerste drie maand van mijn leven bracht ik in dat glazen bakje door. Toen ik op een dag eindelijk in een echt bedje mocht gaan slapen, was mijn mama zo blij dat ze dit ging vertellen aan haar ouders. Toen ze hen eindelijk had gevonden en terug boven was, had mijn onvermogen om adem te halen ervoor gezorgd dat ik al terug in de couveuse lag ...
Vera glimlacht.
Dat is een mooi verhaal, ... Jorgen
Soms zou ik het leuk vinden terug in de couveuze te gaan liggen. Achter een glazen wand. Zonder dat mensen me kunnen raken, zonder dat mensen me kunnen kwetsen
Dat betekent ook zonder geborgenheid, zonder mensen vlakbij je...
Wat brengt het me ?
Het brengt je waar je naar op zoek bent
Ze is psychologe, ze heeft gelijk ... Ik aarzel om dat toe te geven. Ben ik daar al aan toe ?
Even dan, ... even in de couveuse ver weg zijn, van de geborgenheid en van het geborgen zijn.
En dan word je wakker en is alles anders ?
ja ...
nee
Weggaan heeft geen zin, maar de tijd is op. Ik sluit mijn vingers om de hare. Kras mijn ogen in haar wenkbrauwen. Loslaten heeft geen zin.
BRUSSEL - De Hoge Raad voor de Justitie ziet het hof van assisen met zijn volksjury van twaalf gezworenen, het liefst verdwijnen. Een beoordeling van de zwaarste misdrijven als moord en doodslag door een hof met drie professionele rechters geeft meer garanties op een objectieve rechtspraak, is de redenering.
De Hoge Raad schaart zich met dit advies in het kamp van de tegenstanders van het assisenhof. Maar in de politieke wereld beschikken de voorstanders van de assisenprocedure over een duidelijke meerderheid. Daarom dat de Hoge Raad voor Justitie ook een alternatief formuleert. Als het hof van assisen blijft bestaan, moeten de juryleden motiveren waarom ze iemand schuldig verklaren.
Ze moeten hun beslissing eveneens motiveren bij een vrijspraak, opdat de slachtoffers de uitspraak beter kunnen begrijpen. Er moet volgens de Raad ook een beroepsprocedure komen. Dat kan eventueel een cassatieberoep zijn en geen echte tweede behandeling van de volledige zaak.
Eerder is ons land in de zaak-Taxquet door het Mensenrechtenhof in Straatsburg veroordeeld omdat de volksjury zijn beslissing niet moet motiveren.
Haar bureau is oker. Ik vind dit geen goede kleur om een bureau in te maken. Het leidt de aandacht af van waarvoor ik hier ben: praten over mijn problemen en een antwoord vinden op de vragen die ik me stel.
Goedemiddag Meneer Bruggeman. Is er iets waar u vandaag over zou willen praten ?
Is het een gevoel, of is haar stem echt minder warm dan vorige week ?
Toen ik ongeveer 12 was ben ik samen met mijn ouders en broer een aquarium gaan kopen. Ik voelde me blij als een kind dat we eindelijk dieren beestjes ! in huis zouden halen. Op de terugweg naar huis zagen we een moord gebeuren. Iemand sloeg met een baseballknuppel op iemand anders. Papa wilde gaan helpen. Ik was echt bang ...
Ze weet niet wat met me aan te vangen. Dat zie ik in de ogen die vorige week nog vertrouwen uitstraalden. Vandaag zijn ze alleen maar koud en vol onbegrip.
Ik dacht dat het wel goed was om dit verhaal te vertellen...
Haar ogen reageren niet.
Ik dacht ... dat eerlijkheid misschien wel de beste manier was om elkaar te leren kennen
Ze heeft geen koffie deze keer, geen ijzeren lepeltje dat zich in een donkere rook wentelt. Zou ze dat bewust hebben gedaan ?
Ik dacht ...
U mag me vertellen wat u wil, Meneer Bruggeman. U moet enkel voor uzelf uitmaken waar u een antwoord op wil vinden, en welke problemen u voor uzelf wil oplossen
Ik betwijfel of ze gelijk heeft. Straks geef ik haar het geld en wandel ik na een ijskoude handdruk naar buiten. Samen met wat ik voel. Het geld dat ik haar koude hand zal indrukken dient om mijn problemen te kaderen en op te lossen.
(stilte)
Weet u welke problemen u opgelost wil zien, Meneer Bruggeman ?
Het ergert me dat ze me Meneer noemt. Het ergert me dat Bruggeman zegt.
U mag mijn voornaam wel zeggen ...
Even lijkt het alsof haar ogen de koffietas zoeken, maar ze blijven rusten op de map voor haar. Mijn dossier. Ze zoekt mijn naam. Ze kent mijn naam zelfs niet.
Mijn naam is Jorgen. En ik zou graag met mezelf weer in het reine komen ...
Bent u dat dan niet ?
Zou ik hier anders zitten, Vera ?
Ik weet zelfs niet of ik haar met de voornaam mag aanspreken. Het tweede gesprek valt in het water. Bij het naar buiten gaan voelt haar hand warm aan. Dat is raar ... wisselen haar ogen en handen van gevoel ?
Met vaste hand roert ze in de kop koffie die voor haar staat. De ijzeren lepel in haar rechterhand hult zich in een waas van rook. Vanachter de rook zie ik haar blik rusten op het koffieoppervlak, alsof ze zich afvraagt of hij nog te heet zou zijn om te drinken. Dan keert ze terug en kijkt me aan.
goedemiddag meneer Ik ben Vera, en U bent hier voor ?
Ze spreekt U met een hoofdletter uit. De stilte die valt is meteen pijnlijk dodelijk. Sinds ik vorige week de afspraak met haar maakte, oefende ik in mijn hoofd wel honderd keer het gepaste antwoord op deze verwachte eerste vraag. Nu ik de kans krijg in een paar zinnen samen te vatten wat me bezighoudt, weigert mijn mond elke dienst en stotter ik alleen maar.
wel ik .. ik heb een beetje moeilijkheden
Moeilijkheden ? Uiteraard heb ik dat, anders zou ik hier niet zitten. Onduidelijker zijn kan bijna niet. De moeilijkheden zijn zoveel specifieker dan wat ik nu zo stomweg vertel. Dit breekt zelfs het ijs niet om de situatie wat aangenamer te maken. Haar ogen rusten nu op mij, alsof ze de koffie zijn vergeten. Ze stralen vertrouwen uit. Is het daarom dat mensen zo vaak hier komen ? Zoeken ze antwoorden in die warme ogen ? Ik staar in haar ogen, tot de stilte te lastig wordt om nog te dragen.
Ik heb een paar moeilijkheden gehad de afgelopen weken, een paar zaken die ik niet zo goed kan plaatsen en waardoor ik soms de verkeerde beslissingen op het verkeerde moment lijk te nemen
Haar stem en antwoord klinken haast even zacht en stil dan ik het me had voorgesteld:
Kan je dat wat meer duiden ? Wat zijn verkeerde beslissingen ?
Het is de eerste keer dat ze me klemrijdt met een vraag. Het is haar tweede vraag.
Ik ben niet klaar om deze vraag te beantwoorden. Ik wil haar dat toeschreeuwen, in haar oren brullen dat ik haar nog niet genoeg ken en dat ik meer nodig heb dan een paar ogen die te vertrouwen zijn. Stilte is het enige dat ik uitspreek.
Als je hier liever niet over spreekt, kunnen we dit nog even uitstellen Ik moet bijna glimlachen, maar realiseer me nog net op tijd dat dit behoorlijk ongepast zou kunnen zijn. Ik wil me niet ongepast gedragen. Dankbaar voor haar aanbod staar ik haar aan. Het is een mooie vrouw, de jonge psychologe die me door één van mijn beste vrienden werd aanbevolen. Zou ze vrijgezel zijn ? Waarom probeer ik me steeds weer verse problemen op de hals te halen ?
Toen ik 5 jaar oud was, ben ik van de schommel gevallen. Hoe ik het gedaan heb is me een raadsel, maar ik ben vooruit op mijn borstkas gevallen. Het is het enige litteken dat ik heb, rechts van mijn hart. Ik vind het jammer dat ik dit moment ben vergeten.
Het verhaal komt onverwacht en vanzelf. Ze kijkt me aan, alsof ze niet weet hoe te reageren.
Ik koester het verhaal als het mijne. Ik sta op en schud haar de hand. Ze voelen koud en geven me een rilling. Ze blijft een mooie psychologe. Het eerste gesprek is gedaan en met haar koude in mijn handen wandel ik naar huis.
Vannacht lag ik wakker. Dat op zich is niet zo bijzonder. Het gebeurt wel meer de laatste weken. Vannacht was echter anders. Niet dat er zoveel verschillende manieren zijn om wakker te liggen, maar deze was toch wel bijzonder.
Vannacht had wakkerliggen zin.
Gisteren was een frustrerende werkdag. Je kent dat wel, zon dag waarop de inspiratie zoek is, waarbij je urenlang op een computerscherm staart en over de middag eenzaam alleen een tafel en krant opzoekt voor je middagmaal.
Bij frustratie voor zon dagen pleeg ik nogal eens cds te gaan kopen, als beloning omdat ik er weer maar een keer heelhuids doorspartelde.
Zo dus ook gisteren. Drie cds voor 20 euro in de Bilbo brachten me In rainbows (veruit de beste cd van de afgelopen 5 jaar), Mark Lanegan én Cat Power.
Vannacht had wakker liggen zin door Mark Lanegan. Met elke muzieknoot werd een gedachte in mijn hoofd omvergegooid en weggespoeld. Na enkele liedjes staarde ik nog enkel wezenloos naar het plafond.
Gedachtenloos zijn heeft zin.
Gedachtenloos wakker liggen is niet zo erg. Zo kan ik nog uren wakker liggen. Ik hoop maar dat Mark L deze taak blijft vervullen.
Het lawaai in de veel te kleine ruimte giert door mijn hoofd. Van overal lijken stemmen op me af te komen. Mensen vuren woorden en zinnen af, alsof het zo makkelijk is voor mij om ze op te vangen, om hun woorden in te drinken. Achter een gevoel van lusteloosheid laat ik het op me afketsen. Met open ogen zoek ik naar vluchtwegen. Het liefste zou ik mijn gerief razendsnel bijeen rapen en wegstormen, blijven lopen tot al deze chaos zo ver achter me ligt en het besef van tijd en ruimte me weer inhaalt.
Beleefdheid, sociaal gedrag, vriendelijk zijn ... Ze staan als barrières voor elke mogelijke vluchtroute die mijn ogen ontdekken. Ik vervloek het sociale leven dat ik me op de hals haalde sinds zij bij me weg ging. Ik vervloek het moment dat ik besliste mijn leven druk in te kleden, want dat je anders toch maar alleen blijft zitten met je gedachten.
God, die eenzame gedachten - wat mis ik ze. Wat mis ik het gevoel van levenloos in mijn zetel te zitten en mijn gedachten de vrije loop te gunnen. Wat mis ik het gevoel mijn gedachten te laten ronddwalen tot ze een plaatsje vinden waar ze veilig zijn.
Iemand met een zware dranklucht doorprikt mijn lusteloosheid en vraagt me waar ik werk. Met ogen die moeite doen hem zo snel mogelijk dood te bliksemen antwoord ik met de kortste zin die ik in mijn hoofd kan terugvinden. De onderliggende toon spreekt boekdelen, maar die vindt mijn gesprekspartner blijkbaar niet terug. Met een stralende glimlach beantwoordt hij mijn korte antwoord en blaast hij zijn dranklucht enthousiast verder mijn gezicht in.
Als de ober passeert maak ik van vliegensvlugge handen gebruik mezelf een glas champagne toe te vertrouwen. Misschien kan ik mijn nu steeds vreemder uitziende gesprekspartner wat "tegenlucht" bieden.
Snelle slokken champagne en een even snel tweede glas geven wat perspectief aan de persoon voor me. Mijn ogen blijven echter rusteloos zoekend naar een uitweg. Hoofdknikken en ja mompelen is ondertussen een kunst geworden. Terwijl hij maar blijft ratelen, merk ik een aantal bekende gezichten op. Ze kunnen voor de nodige afleiding zorgen - flitst door mijn hoofd. ik glimlach en blijf glimlachen, tot het bekende gezicht terugglimlacht en me aanspreekt. Zoenen dan maar, drie verplichte kussen op twee wangen en dan ... verlost van de persoon recht over me.
Met bekenden praten op zo'n momenten heeft iets pervers. Het is vertrouwd en toch ook weer niet. Waarom zijn mensen altijd anders ? Is het de alcohol die met hen speelt ?
Dan zie ik haar en bevriezen mijn gedachten. Mijn ogen pinnen zich vast op haar rug. Ik krijg ze er niet weg. Alsof ze me alle tijd wil geven om haar in te halen, wandelt ze in slow motion naar buiten. Haar stappen zijn geruisloos mooi. Mijn gesprekspartners laat ik voor wat ze zijn. Ik slik de sociaal wenselijke glimlach in en verdwijn van het toneel. Achter haar aan ... tot ik niet meer anders kan dan tegen haar te spreken. Tot we met ons tweeën overblijven, zonder beleefdheid, zonder sociale wenselijkheid, maar met een zee van tijd in ruimte, mét gevoel.
Stil lopen we langs het voetpad heen de straat over. Bij het oversteken raken onze jassen elkaar even, wat een storend geluid met zich meebrengt. Mijn hart springt in mijn keel, in mijn hoofd nestelt zich een trouw geklop. Aan de fietsen houden we stil.
Ze staart me aan. Het lijkt alsof ze dwars door me heen kijkt. Ik voel hoe haar ogen diepe wonden in mijn lichaam branden. Zenuwachtig wieg ik heen en weer, het ene been op, het andere af. Zenuwen gieren in mijn benen. Ik wil niets liever doen dan haar ogen wegslaan, neerslaan, doen wegkijken. Haar ogen blijven op me, in me, langs me.
Dan spreekt ze plots. Ze duwt haar woorden bruusk in mijn handen. Wat moet ik ermee ? Ik hou ze onhandig vast en wieg ze op en neer. Rust brengt dat niet. Ze blijven tegen me spreken. Zomaar naast me neer leggen gaat niet. Daarvoor zijn ze te vers en nog maar net gesproken.
De simpele kus op mijn wangen luidt het afscheid in. Een paar luttele tellen later is ze met haar fiets om de hoek verdwenen.
Daar sta ik, temidden op straat met haar woorden in mijn handen. Ze boren gaten in mijn hoofd. Langzaam banen ze zich een weg door mijn huid. Ze nestelen zich in me, duwen mijn eigen woorden weg. Tot niets meer overblijft, tot ik niet meer weet hoe ik ze ooit nog wegkrijg.
Op de eerste ochtend van het nieuwe jaar ging de schildpad onmiddellijk na het opstaan in zijn schommelstoel voor het haardvuur zitten. Met wijdopen ogen staarde hij urenlang in het vuur, tot de warmte zijn ogen raakte en hij moest knipperen om ervoor te zorgen dat ze niet zouden verbranden. Terwijl de rode gloed zich vastpinde in zijn huid, bevroor de ijskoude wereld rondom hem. Dat voelde de schildpad echter niet, hij bleef het vuur maar instaren en liet alle gedachten over het voorbije jaar aan zich voorbij gaan. Ze kwamen en gingen, zonder dat de schildpad de moeite deed ze tegen te houden.
Toen het einde van de dag langzaam dichterbij kroop, greep de schildpad eindelijk met beide handen een paar gedachten vast. Zo dacht hij aan de pinguïn, met wie hij samen op reis vertrok in het begin van het jaar. Hij herinnerde zich nog de lange wandelingen, op wegen vol rotsblokken die de weg versperden. En hij beleefde weer hoe hij de pinguïn op zijn schild zette wanneer ze moe was en even niet meer verder kon.
De schildpad vroeg zich af waar de pinguin van zijn schild was gevallen. Had hij dit gemerkt ? Waarom was hij zomaar doorgewandeld ? Had ze misschien nog geroepen naar hem ?
Een traan zocht zijn weg over zijn wangen. De bevroren wereld buiten werd door een zwart tapijt omhuld en De schildpad voelde steeds duidelijker hoe de koude door elke kleine hoek van de kamer probeerde binnen te dringen.
Even huiverde hij. Met open ogen staarde hij de vlammen in. De traan op zijn gezicht smolt door de roodgloeiende vlammen die schaduwen tekenden op zijn gezicht. En de schildpad vroeg zich af, hoe lang het vuur de koude nog zou tegenhouden.
Vroeger, in de lagere en middelbare school, was de traditionele vraag bij de start van een nieuw schooljaar om een opstel te schrijven met de titel wie ben ik ? Eénmaal thuisgekomen kon ik niet snel genoeg mijn kamer opzoeken (opstellen schrijven was zo ongeveer het enige dat ik wél graag deed) en enthousiast stortte ik me op deze opdracht. Ik vertelde honderduit over mijn familie, over mijn lievelingsgerechten en natuurlijk over mijn favoriete hobbies. Wie het boeit, mag altijd nog eens zon opstel nalezen, al betwijfel ik of je er écht iets mee te weten kan komen
Wat als ik toen verder gekeken had dan deze vraag ? Wat als je afvraagt wie je echt bent en niet zomaar genoegen neemt met de beschrijving van een aantal uiterlijke kenmerken en dagelijkse gebeurtenissen ?
Als ik me deze gedachte zelf opdring, is de eerste vraag die bij me opkomt of ik uberhaupt (nog altijd één van mijn favoriete woorden) iets kan antwoorden op deze vraag. Elke dag zie ik mezelf. Ik zie me in de spiegel bij het opstaan, ik hoor me spreken als ik het werk binnenwandel, en ik zie mezelf in de ogen van een ander. Elke dag, elke minuut van die dag, word ik geconfronteerd met mezelf. In de slimste mens werd deze week gesteld dat 998 van de 1000 gedachten die een mens heeft per uur, over zichzelf gaan. Als ik zo egocentrisch met mezelf bezig ben, kan ik dan nog een realistisch beeld construeren ?
Een andere optie zou zijn dat je bent wie andere mensen in jou zien. Het is een beeld dat natuurlijk moeilijker te kennen is. Er moet al openheid en eerlijkheid zijn om het ergens aan op te hangen, maar het is misschien wel het meest werkelijke en juiste beeld dat er is. Voeg alle beelden over jezelf van alle mensen die je kent samen, en je weet wie je bent. De grapjas die zichzelf nooit grappig vond, is het dan plots wel. De arrogante persoon die altijd dacht beter te zijn dan de anderen, krijgt bij dit besef dan plots een heel ander beeld over zichzelf.
Tis natuurlijk best wel confronterend die gedachte. Je eigen beeld kan je vastnemen, veranderen, beïnvloeden. Door elke morgen op te staan en tegen jezelf te fluisteren dat je goed en mooit bent, begin je dat na verloop van tijd ook te geloven. Zelfvertrouwen opbouwen, noemt men dat dan.
Veel moeilijker wordt het aan je zelfvertrouwen te bouwen als je afhangt van anderen. Het gevaar schuilt erin dat je dan op zoek gaan naar bevestiging. De eerlijkheid en openheid van anderen rondom je krijgen meteen een deuk in de onderlinge strijd om bevestigd te worden.
Maar toch ziet de ander, die met je spreekt en met je lacht, jou objectiever dan je zelf doet. Hij ziet je arrogantie waar jij ze lijkt te ontkennen. Hij ziet hoe je grappig bent zonder dat je dat zelf denkt te zijn of wil zijn.
Maar ook jezelf laten bepalen door de ander is gevaarlijk. De arrogante persoon die me daarnet nog aansprak, zit na dit besef misschien in een hoekje met een laag zelfbeeld. De humorist steelt genietend van zijn besef- als stand-up-comedian de show voor een lachend en enthousiast publiek. Als dat maar niet verkeerd afloopt Als hij daardoor maar geen té hoge dunk van zichzelf krijgt
'Water als basis voor de liefde ?' spotte ik. 'En het verbaasde u dat het geen stand hield ?'
'Op een dag schonk zij water voor mij in. Het was een eenvoudig glas, maar zij hield het tegen het licht, zoals je bij een kristallen bokaal doet. Ik keek, maar kon met de beste wil van de wereld niet ontdekken wat zij er in zag. 'Water neemt de vorm aan van de houder' - sprak ze vol ontzag. 'Net had het nog de vorm van de kan, nu heeft het de vorm van het glas'. Ze zei het alsof ze mij op een mirakel wees. Ik lachte haar uit. Geschokt keek ze op. Tranen sprongen in haar ogen. 'Het leek me zo een wonder. Ik heb mij er altijd over verbaasd. Het water in de beek heeft de vorm van de oever. In mijn hand neemt het de vorm aan van mijn handpalm' Ze raakte werkelijk overstuur. 'Zo bijzonder vond ik het. Ik wilde het met u delen. En nu denkt u dat ik onnozel ben.' ik weersprak dat uit alle macht, maar daarmee suste ik haar niet. 'Daar gaat het niet om' snikte ze. 'Het is alleen ... ik heb altijd gedacht dat het zo mooi was en nu zal het voortaan heel gewoon zijn.'
...
'Waarom zou een wonder geen wonder zijn alleen omdat een ander het niet ziet?'
Ik loop van het kastje naar de muur in mijn eigen huis. Niet omdat ik iets moet hebben uit die kast. Ik loop maar wat rond, wachtend tot de tijd beseft dat hij vooruit moet gaan. In mijn hoofd neurie ik muziek van lang geleden mee.
Straks zal de bel gaan, en zal ik de deur openen. Achter die deur zal jij staan, zoals je er al zovéél keer hebt gestaan. Toch zal het openen van die deur straks niet lijken op al die andere keren. Als ik je straks binnenlaat, zal iemand anders binnenkomen. En zal iemand anders jou ontvangen.
De laatste keer dat ik de deur openmaakte, had ik urenlang gekookt. Wat het ook alweer was, dat onglipt me even. Zo lang geleden lijkt het al. Ik weet dat het mislukte, dat ik vloekte, dat ik hoopte dat je het lekker zou vinden ... Ik hoopte dat je dat zou zeggen, dat je het duizend keer zou herhalen.
Als straks de oven vertelt dat de kleine hapjes klaar zijn, zal ik hopen dat je er niets over zegt. Dan zal ik uitleggen wat het is, en hopend dat je ze lachend opeet. Lachen ... amuseren ... leven ...
Straks is alles anders, en ik weet niet wat ik daarvan moet denken. Ik weet niet of ik fier moet zijn dat we straks tegenover elkaar kunnen zitten met kurkdroge ogen, met levensvragen in het achterhoofd die zoeken naar een antwoord.
Ik weet niet of ik niet ontgoocheld zou moeten zijn, omdat je daar zit, aan de overkant, de andere kant.
Ik weet zelfs niet wat ik zal voelen, als ik straks de deur opendoe. Als ik je binnenlaat in het huis waar je al zoveel was ... als ik je iets te drinken geef uit een glas waar je al zoveel uit dronk ... als je dingen zegt die al zoveel gezegd zijn ...
Wat moet ik met dat gevoel ?
Ik loop nog even van het kastje naar de muur ... nog even, want straks ... straks gaat de bel, en is alles weer anders.
Haarfijn beschreef ze me hoe de toekomst er nu zou uitzien. We zouden elkaar een kus geven, afscheid nemen en onze eigen weg inwandelen, recht een nieuw leven binnen. Droge ogen keken dwars door me heen, geen traan in de uithoeken te bekennen.
Haar woorden waren nog niet koud, of ze sneden al dwars doorheen mijn vel. Afscheid nemen was nooit mijn sterkste punt, maar toen haar woorden schaamteloos de mijne deden vergeten, leek ik nog sterker dan ooit te falen.
Het schoot door me heen dat men een zin zou moeten uitvinden die afscheid nemen vergemakkelijkt. Een zin om te zeggen en te helen, om de pijn een kanaal naar buiten te bieden. Een zin om zin te geven aan een afscheid dat broos en koud aanvoelt.
De tranen die ik niet in de hare terugvond, verschenen vanachter mijn brandende ogen. Sterk zijn jongen, fluisterde ik mezelf toe. Maar zelfs mijn eigen woorden verbrandden zich nog voor ze waren uitgesproken. De koude van het afscheid had staalhard toegeslaan, en met tranen in de ogen zocht ik naar een zin die een volgende afscheid draaglijker zou maken..
'Als je je blik afwendt van iets waar je bang voor bent, wordt jouw angst duizendvoudig en blijft ook veel langer bij je dan nodig is. Het is net als bij motorrijden. Achterop heb je in de bocht de neiging om je lichaam tegen de bocht in te bewegen en zo ver mogelijk van het asfalt vandaan te houden. Maar je moet juist meegaan, heel je lichaam in de bocht gooien tot je neus rakelings boven het wegdek scheert. Je moet doen waar je bang voor bent, want dat is het veiligste.'
Het was een stralende ochtend toen de schildpad zijn hoofd naar buiten stak. Dat deed hij nog een beetje aarzelend, niet wetend hoe koud de lucht zou zijn. Eenmaal de warme zonnestralen echter zijn ogen pijnigden, was hij meteen wakker en klaar voor een nieuwe, mooie, dag. Met grote passen startte de schildpad zijn dagelijkse ochtendwandeling. De ijskoude nacht had blinkende parels op het strand getoverd, en die smolten nu langzaam onder druk van de eerste aanstormende zonnestralen.
Wat een heerlijke en rustgevende dag zei de schildpad tegen zichzelf, en glimlachend ging hij op zoek naar al het lekkers op het strand.
ja bedacht de schildpad deze dag kan niet meer stuk
Na een half uurtje werd de schildpad moe van het wandelen en van het volproppen van zijn mond met de lekkernijen op het strand. De schildpad vond een warm plekje op het strand, en met de benen in de lucht keek hij naar de wilde golven. Zwemmen misschien ? nee, daar had hij niet echt zin in. Vandaag zou perfect worden, zonder koud zeewater in zijn mond, zonder vermoeide benen en meer nog: zonder in zijn schild weg te kruipen zo bedacht de schildpad zich.
Zijn woorden waren nog maar nauwelijks koud, of daar ergens acher hem hoorde de schildpad een diep gegrom, alsof een vreselijk beest van achter naderde. Met de snelste beweging die de schildpad in huis had, draaide hij zich om en keek recht in de ogen van een prachtige leeuw.
Wat deed een leeuw op het strand ?
De schildpad stond klaar om zich veilig terug te trekken in zijn schild, maar iets in de nieuwsgierige blik van de leeuw hield hem tegen. Even keken de schildpad en de leeuw elkaar diep in de ogen.
Met diepgrommende stem zei de leeuw echter; hmm weet jij weet jij misschien de kortste weg naar het goede leven ?
De schildpad keek de leeuw stomverbaasd aan, zich afvragend waarom hij deze vraag zo terecht vond. Ook de schildpad was vaak op zoek naar het goede leven, zonder daarbij meteen de juiste weg te weten. Dit vertelde hij ook aan de leeuw, die aandachtig naar de schildpad luisterde. Toen ze beiden beseften de weg naar het goede leven niet te weten, zuchtten ze diep en ploften neer in het warme zand.
Dit komt misschien toch ook een beetje in de buurt vroeg de leeuw aarzelend
Niet echt hoor antwoordde de schildpad een beetje ontgoocheld. ergens daar ver buiten moet er echt iets fantastisch zijn. Ik zou het zo graag eens zien
De leeuw klonk plots strijdvaardig Met zelfvertrouwen in zijn stem vroeg hij de schildpad samen met hem de juiste weg te zoeken.
Wil jij met met mij op zoek gaan naar de juiste weg ? klonk de schildpad aarzelend.
Maar natuurlijk, jij zoekt er ook naar, we zoeken er samen naar dan kunnen we dat toch ook gewoon samen doen ?
Dat klonk wel heel erg logisch in de schildpads kleine oren, en met een stralende glimlach (en een beetje moeite) kroop hij recht en keek naar de verre horizon, die zoveel geheimen verbergt, zoveel mooie zaken die er te vinden zouden zijn. Dat hoopte de schildpad toch
De leeuw zag hem kijken en vroeg ongeduldig wanneer ze zouden vertrekken: Ik verlang zo naar het goede leven, schildpad. Kunnen we alsjeblieft vertrekken ?
Een paar minuten later begonnen de leeuw en de schildpad samen aan hun tocht. Ze wandelden door bossen en grote parken, ze gingen bruggen over en namen een bootje om aan de overkant van een groot meer te raken. Ondertussen praatten ze honderduit, over alles wat ze zagen, voelden en ervaarden. De schildpad had zich nooit eerder zo gelukkig gevoeld, besefte hij toen ze even uitrustten aan de voet van een berg. Zoals hij nooit eerder gedacht had, leek hij plots iemand gevonden te hebben die hem zo aanvoelde zoals hij het niet voor mogelijk achtte.
Na een korte rustpauze trokken de leeuw en de schildpad de berg over. Op een bepaald ogenblik zagen ze in de verte grote torens rijzen. Ze tekenden zich prachtig af tegen de blauwe hemel. Met vuur in de ogen begonnen de schildpad én de leeuw nog wat sneller te wandelen.
Zou daar het goede leven zijn ? zei de schildpad hoopvol ?
Daar moet het zijn, we hebben het gevonden ! zei de leeuw verlangend.
Met de snelheid die hun benen konden dragen, wandelden ze de prachtige stad binnen. Ze dronken een ijskoude drank op een prachtig plein, gingen uitgebreid eten in een restaurantje met zicht op de zonsondergang en stopten ondertussen niet met discussiëren over wat het leven zou brengen. Toen de nacht eindelijk gevallen was, kropen ze zo dicht bij elkaar dat ze sneller dan ooit in een diepe slaap met mooie dromen verzeild raakten.
De volgende ochtend was grauw en koud. De schildpad vergat echter al snel deze zorgen toen hij zich langzaam uit de warme klauwen van de leeuw bevrijdde.
Wat zullen we vandaag meemaken ? vroeg hij zich bijna luidop af.
De leeuw leek niet zo goed wakker te zijn, was een heel stuk stiller dan de dag voordien en liep stilzwijgend naast de schildpad door de prachtige stad. De schildpad praatte over alles wat ze gisteren meemaakten, over de mooie stad die zijn deuren zo prachtig opende, over het gevoel dat ze misschien wel vandaag het juiste straatje zouden vinden op de juiste weg.
Ze wandelden langs het water en kwamen aan een brug. Het grauwe en koude weer had spiegelgladde ijsplekken op de stijle brug getoverd.
Makkelijk zal het niet zijn, om hierover te raken riep de schildpad enthousiast. Hij nam de fiere leeuw bij de manen voor steun en zette de eerste stappen op de brug. De schildpad voelde al snel dat de leeuw tegenwerkte en keek vragend opzij, in de donkere ogen van de leeuw.
Hier moet je alleen verder, schildpad
Maar maar waarom ? vroeg de schildpad verbaasd.
Zo moet het schildpad, hier stopt onze weg samen. Ik kan niet meer meestappen met jou
Maar de brug is zo stijl en glad, daar geraak ik nooit op zonder jouw sterke poten om me te steunen. Terwijl de schildpad dit zei keek hij met tranen in de ogen naar de hoge brug voor hem. De moed zonk in zijn schoenen, en plots leek hij de koude dag tot in zijn kleinste teen te voelen.
De leeuw nam hem vast, wandelde een paar passen de brug op en die gingen wonderwel. De schildpad volgde aarzelend en hield zich krampachtig vast aan de fiere manen van de leeuw. Het gaf de schildpad een gevoel dat hij langzaam maar zeker alles weer zou aankunnen. Dan stopte de leeuw echter weer, en liet de trillende poten van de schildpad weer los.
Je kan het wel, het is een nieuwe weg, maar daarom niet minder goed fluisterde de leeuw de schildpad toe.
maar de schildpad vond de woorden niet langer. Met een krop in de keel zette hij de eerste stappen zonder de steun van de leeuw. De leeuw wandelde nog even mee, alsof hij de schildpad wilde tonen hoe het moest. Halverwege de brug stopte hij echter definitief. De schildpad keek aarzelend en bang naar voor, naar de koude die de brug omvatte, naar de ijsplekken die als uit het niets verrezen. De eerste stappen verliepen goed maar dan schoof de schildpad hard uit. Hij botste tegen de railing van de brug en bleef even verdoofd liggen. De pijn die de schildpad voelde deed hem hopen dat de leeuw hem nu zou komen helpen. Er gebeurde echter niets. Toen hij met veel moeite langzaam recht ging staan zag hij hoe de leeuw al terug beneden was. Zonder om te kijken wandelde de leeuw verder, tot hij nog maar een kleine gele stip in de verte was.
een nieuwe weg, zuchtte de schildpad maar ik vond de vorige net zo fijn
Hij begon aan de lange eenzame tocht, waggelde tussen de ijsplekken op de stijle brug, trok zijn hoofd zo diep mogelijk in zijn schild zodat hij net nog iets zag, maar toch niet zoveel voelde van de snijdende wind.
dankjewel leeuw, voor de mooie ontdekking en om nog even met me mee te wandelen daarnet
nog even keek de schildpad achterom. Hij zag geen gele stip meer, enkel mist en asgrauw water. De dag was kouder dan ooit, en de schildpad miste de warme manen van de fiere leeuw.
Toen ik vorige week na een paar dagen buitenland terug thuis was, droomde ik weg in mijn nieuwe rode zetel. Terwijl ik langzaam mijn ogen sloot en me probeerde in te beelden dat ik helemaal niet meer in de kamer was, werd het heel stil rondom me. Ik kon de nacht bijna proeven, de kamer bijna ruiken.
Toen ik mijn ogen sloot verscheen een klein mannetje. Dat was even zo bizar dat ik mijn ogen weer opende, het ongezellige neonlicht aanstak in de kamer en verbaasd de ruimte rondkeek. Het mannetje bleef echter, en kwam rustig naast me in de rode zetel zitten. Verbaasd vroeg ik hem waarom hij hier was.
Toen ik deze deze vraag stelde keek hij me stralend glimlachend aan, en zei me dat hij hier was omdat ik dacht hem nodig te hebben. Heb ik dat ? vroeg ik mezelf af, maar algauw besefte ik dat ik het niet zo erg vond dat het mannetje ondertussen van de rode zetel over mijn knie was gekropen en zich naast mijn oor nestelde. De stilte kwam een beetje terug, en met wat ergernis besefte ik daarnet het neonwitte licht veel te snel te hebben aangedaan en de nacht te hebben uitgezet.
Toen, alsof de stilte een beetje te lang duurde en het mannetje dit beu werd, kroop hij van mijn ene oor naar het andere en vroeg me wat ik nu liefst zou wensen. Alsof ik er al uren over had nagedacht zei ik hem dat ik graag een witte kerst zou willen. Een witte kerst om samen rond te wandelen, om je sjaal en handschoenen boven te halen en je tussen koude dwarrelende sneeuwvlokjes een weg te banen naar een warm caféetje, om handen in elkaar te strengelen en de warmte vast te houden, om samen een gezellige witte kerst te vieren en om een gluhwein bij een haardvuur te vinden en omgekeerd.
Toen ik dat alles zei, keek het mannetje me blij aan en zei dat het niet zo moeilijk was daarvoor te zorgen. Maak je maar niet ongerust, schreeuwde hij in mijn oor toen hij eenmaal aangeland was op mijn andere schouder...
Toen verdween het mannetje, weg van de rode zetel en mijn oren, weg van de stilte in de kamer en weg van het storende witte licht dat de kamer de nacht ontnam.
Voor wie zelf niet zo creatief is, is het verleidelijk een titel te kiezen die eigenlijk al bestaat. Met een beetje geluk vragen mensen niet waar het vandaan komt, omdat ze meegezogen worden in de woorden op zicht. Stilzwijgend zou je dan kunnen beweren dat het jouw titel is, zonder dat iemand van je vrienden of kennissen ooit doorheeft dat de geniale kop van dit schrijven eigenlijk niet de jouwe is.
Handleiding van de liefde is zowel niet zelf verzonnen als helemaal niet geniaal, waardoor het me ook nutteloos lijkt te pretenderen dat ik dit zelf verzonnen heb. Vertaald naar het Italiaans spreken we over Manuale DAmore, een film die ik gisteren op Prime zag (het gratis filmnet van onze nieuwe digitale televisie waar we nog een paar dagen van mogen genieten).
In MDA (het schrijven kost energie, dus korten we af) toont de regisseur ons hoe een leven kan lopen van verliefd worden naar de eerste crisis, naadloos overgaand in overspel en het uiteindelijke onvermijdbare gevolg: de scheiding. Je zou voor minder razend enthousiast worden over je liefdesleven.
Toch blijf ik halstarrig ontkennen dat het zo MOET lopen. Niet dat mijn eigen verleden me zoveel reden geeft vast te klampen aan deze roze strohalm. Verliefdheid, crisis en scheiding (overspel is gelukkig een soms overgeslane fase) zijn immers ook bij een rode draad.
Maar door deze halstarrige visie (het glas is eerder halfvol dan halfleeg) te koesteren, onthou ik iets helemaal anders van deze Italiaanse film dan de gemiddelde kijker. Ik sla de fasen crisis, overspel en scheiding (in welke volgorde komen ze eigenlijk meestal voor ?) verstandig genoeg over en beperk me tot het zalige verliefdheidsgevoel.
Manuale DAmore toont ons een jongen met felblauwe ogen die verliefd wordt op een meisje met een zwarte kat. Dit teken van ongeluk in het begin van deze film blijkt als enige trouwens later geluk te veroorzaken, want de jongen met de blauwe ogen wint het meisje met de zwarte kat voor hem. Hij slaagt hierin na veel aandringen, iets wat me dan weer doet denken aan de eeuwige vraag die ik me stel of die typische mannen in de Charlatan (een Gents café) die van het ene meisje naar het andere lopen om hen te versieren, ooit succes hebben.
Hoe heeft hij, ondanks zijn duidelijk zielig imago in het begin van de film, dan toch haar hart kunnen winnen ?
De oplossing is even eenvoudig, realistisch als surëeel: Kinderen ! Wanneer de felblauwe jongen na veel pogingen zijn zwarte kat (op dat ogenblik nog) uiteindelijk toch uitgenodigd krijgt voor en etentje, komt het kindje van zijn zus bij hem. De felblauwe jongen ziet en neemt zijn kans en sluit in een vertederend tafereel het kind in zijn armen. Zonder enige moeite (het in de armen sluiten van een kind kan bezwaarlijk als een opgave gezien worden) wint hij het hart van het meisje met de zwarte kat. Ongeluk maakt plaats voor liefde en passie. Hebben we hier de gouden tip gevonden voor de eeuwige vrijgezellen ? Zorgt een kind rondom je voor een verpletterende vertederende aanblik die voor eeuwig zijn sporen nalaat op het netvlies van de vrouw van je dromen ?
Doorheen de jaren heb ik het glas leeggedronken. Het is niet langer halfvol maar bijna leeg. Ik zie graag kinderen, en wil ze ook ooit echt hebben. Desondanks heb ik nooit eerder mijn droomvrouw via deze weg het hof kunnen maken. Laat staan dat deze droom iemand bij me heeft gehouden in tijden van crisis. Ik zou het glas zelfs volledig kunnen ledigen (wat dan weer tegen mijn principe is, het glas is immers niet bijna leeg, maar bijna vol) en zeggen dat het mes anders heeft gesneden. De gedachte ooit kinderen te willen krijgen heeft al meer meisjes van me weg gedreven dan bij me gebracht.
Manuale DAmore de handleiding van de liefde liegt dus ! Zelfs wie van kinderen houdt, ja er zelf echt heel graag ooit op een dag zelf wil verwekken blijft niet gespaard van de relationele pijnpunten in het leven. De liefdes van je leven kijken dwars door het vertederende pantser heen en zoeken meestal na het doorlopen van een intense verliefdheidsfase - een uitweg uit de relatie. Kort nadien pronken ze met een nieuwe liefde. Niet zelden iemand die controverse opwekt. Met bevende stem vertelt de vroegere vrouw van je leven hoe hij (de nieuwe eend in de bijt) zo machoen veel minder lief is, geen kinderen wil, zo weinig aandacht geeft en oh ja het is zo moeilijk hoogte te krijgen van hem. Het streelt het weinige ego dat je rechthoudt, het geeft hoop en verlangen. Bijna, maar net niet, herinner je je maanden later dat ze ze nog steeds bij die ander zijn, samenwonen en geen kindjes krijgen.