everything you read, can and will be used against you ...
20-02-2009
Wat wil je drinken Vera ?
Een koffie...
Aarzelend zet ik me recht en zoek de bar van dit groezelige café in hartje Gent. Haar stem roept me een halt toe ...
Jorgen ...
Haar ogen kijken me recht aan. Ik merk geen greintje ongemak. Een diep gevoel van geluk omarmt me en tovert een ongemakkelijk gevoel in mijn buik.
zwart graag Jorgen. Ik drink mijn koffie altijd zwart.
Natuurlijk. Hoe zou het ook anders kunnen ?
We zitten naast elkaar in een zetel. Na al die keren rechtover haar te hebben gezeten voelt dit als een verademing. Ik kan haar ogen ontwijken maar waan ze terzelfdertijd net naast me. Bijna, maar net niet, raken onze benen elkaar. Met een tas koffie in de hand staren we de wereld in.
Wanneer je zwijgend naast iemand kan zitten, zonder de behoefte iets te vertellen, zonder het ongemakkelijke gevoel iets te moeten zeggen... dat is voor mij één van de grootste vormen van geluk
Ik spreek de woorden voorzichtig maar zonder omwegen. Ik staar het zwarte koffieoppervlak aan. Normaal drink ik mijn koffie nooit zwart, maar hier zittend naast Vera vind ik niet dat ik een andere keuze heb.
Dat klopt Jorgen. Het is een gevoel van veiligheid en van je verliezen in een ander ...
Ik slik even.
Het is het grootste gevoel van vertrouwen. Ze laat een pauze tussen haar zinnen. Ik voel me ook veilig bij jou Jorgen. De stilte tussen ons geeft me de moed om straks weer verder te gaan.
Een stilte die me eindelijk begrijpt. Dat is even onverwacht als heerlijk om weten.
Ik leg mijn hoofd op Veras schouders en klem mijn hand in de hare. Voelt deze koud of warm ?
Wat doet het ertoe ?
Ik hecht me, omarm haar, zoen mijn zorgen weg op haar lippen. De woorden rollen in mijn hoofd maar mijn mond stopt ze voor ze gesproken worden. Ze kunnen enkel vernielen wat er nu eindelijk wel is.
Vera is weg. In mijn hoofd nestelt de stilte zich in elke hoek en laat rust achter waar ze passeert. Ik zit in een klein café in hartje Gent. Alleen in een zetel met een warm zwart oppervlak in mijn tas.
Ik staar naar de lege plek in de zetel naast me. Ergens besef ik wel dat Vera daar nooit heeft gezeten. Maar zo voelt het niet. Ze heeft de rust teruggebracht, en daarvoor zal ik haar eeuwig dankbaar zijn.