Op de eerste ochtend van het nieuwe jaar ging de schildpad onmiddellijk na het opstaan in zijn schommelstoel voor het haardvuur zitten. Met wijdopen ogen staarde hij urenlang in het vuur, tot de warmte zijn ogen raakte en hij moest knipperen om ervoor te zorgen dat ze niet zouden verbranden. Terwijl de rode gloed zich vastpinde in zijn huid, bevroor de ijskoude wereld rondom hem. Dat voelde de schildpad echter niet, hij bleef het vuur maar instaren en liet alle gedachten over het voorbije jaar aan zich voorbij gaan. Ze kwamen en gingen, zonder dat de schildpad de moeite deed ze tegen te houden.
Toen het einde van de dag langzaam dichterbij kroop, greep de schildpad eindelijk met beide handen een paar gedachten vast. Zo dacht hij aan de pinguïn, met wie hij samen op reis vertrok in het begin van het jaar. Hij herinnerde zich nog de lange wandelingen, op wegen vol rotsblokken die de weg versperden. En hij beleefde weer hoe hij de pinguïn op zijn schild zette wanneer ze moe was en even niet meer verder kon.
De schildpad vroeg zich af waar de pinguin van zijn schild was gevallen. Had hij dit gemerkt ? Waarom was hij zomaar doorgewandeld ? Had ze misschien nog geroepen naar hem ?
Een traan zocht zijn weg over zijn wangen. De bevroren wereld buiten werd door een zwart tapijt omhuld en De schildpad voelde steeds duidelijker hoe de koude door elke kleine hoek van de kamer probeerde binnen te dringen.
Even huiverde hij. Met open ogen staarde hij de vlammen in. De traan op zijn gezicht smolt door de roodgloeiende vlammen die schaduwen tekenden op zijn gezicht. En de schildpad vroeg zich af, hoe lang het vuur de koude nog zou tegenhouden.