Inhoud blog
  • 919 Foto's erfgoedmeise
  • 918 Gids van Vlaanderen
  • 916 Verzamelingen
  • 920 Pers. archief Meise na 1945
  • 087 Roothuisje Plantentuin
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    erfgoedmeise
    Sib
    27-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10 (75) Kasteel van Hasselt

    10 (75) Kasteel van Hasselt

    Database van Achiel Bettesone aangevuld met gegevens van Jef De Cuyper en de familie De Smedt – Van Ginderachter :

    1211 Boudewijn van Hasselt werd vermeld als heer van ’t Hof van Hasselt.  Hij was vazal van Gerard van Grimbergen.
    1223 Ida en Margriet, twee Norbertinessen uit het afgeschaft klooster van Nieuwenrode, hadden hun verblijf in ’t Hof te Hasselt.
    1320 Ida en Margaretha, twee nonnetjes van het afgeschaft klooster van Nieuwenrode overleden te Meise op de Hasseltberg (Ida op 9 januari en Margaretha op 14 juli)
    cfr necrologium : 9 januari Ida reclusa et soror nostra in Hasselt prope Meysse en
    14 juli Margaretha reclusa et soror nostra in Hasselt
    1462-82 Robberecht Machiels
    1509 ’t Hof te Hasselt werd op 17 november door Henri De Vleminck en Catharina Van Streetem afgestaan aan Jean Basset (de verkoopakte werd geschonken aan Berla)
    XVIde eeuw tijdens de godsdienstoorlogen brandde het kasteel af
    1532 Margaretha Van Streethem, dochter van Jan Van Streethem en haar echtgenoot Jean Van den Beempde bezaten nog een deel van het Hof ter Hasselt
    1540 Meester Philip Laing, secretaris van de Raad  van Brabant, kocht een deel op 11 augustus.  Dit hof zou tijdens de verwoestingen van de 16de eeuw worden afgebrand.  Het werd echter op dezelfde plaats weer opgebouwd.
    1562 Symen van den Bempde
    1566 Tijdens de beeldenstorm werden vernielingen aangebracht.
    1572 Aan een deur van de aanhorigheden van het Hof ter Hasselt werd het jaartal 1572 vermeld bij een mooi beeldhouwwerk van de Heilige Maagd met kindje Jezus dat recht staat.  Dit liet veronderstellen dat het hof terug was opgebouwd na door een brand te zijn verwoest.  Deze kasteelhoeve droeg volgende spreuk : “invidia laetus ardet” “het verlangen doodt de vreugde” of “de begeerte is de dood van de vreugde”.
    1575 Merten Van Rooy          Joos Verelst
    1596 Jan Jacobs – Van Rode waren de pachters van het Hof te Hasselt.
    1618 Augustijn Van der Elst
    1620 Geeraert Van Hemelrijck
    1662 Het Hof te Hasselt behoorde toen toe aan de familie Caïmo : Servaas Caimo (oorspronkelijk van Milaan en raadsheer van de grote raad van Mechelen
             Theresa Caimo
    1663 Het woonhuis van het hof draagt dit jaartal.
    1665 was het bouwjaar van een gedeelte van het hof ter Hasselt (zie dit jaartal in de smeedijzeren ankers)
    1732 In de manuale Pastoris van Meys staat geschreven : “Mijnheer Vandergoten (raadsheer wonend op het kasteel van Hasselt) heeft gegeven een tissu japon waarvan gemaeckt een antependium met silver geborduert door de juffrouwen sijn dochters.  Item heeft zijne tweede dochter religieuse der Urselinnen Get bornen gegeven eenen vergulden relik voor de Capelle van Hasselt.  Item den Heere Baron van Hoogvorst naer de doodt van synvrouwe heeft gegeven haere rock van silvere laekewaer van mynen voorsaet heeft doen maeke de schoone choorcap”.
    1754 Adrien Philip Happart
    1805 Op een paviljoen van het Hof ter Hasselt werden de volgende aanduidingen aangebracht : «  HIC ME POSUIT NOB. DNA.  Lucia Vander Gote HAC 5 AUGUSTI
    1805”. 
    Ook het wapenschild van de toenmalige eigenaars werd aangebracht.
    1830 Op 19 februari overleed Catherine Dominique de Moor, weduwe van Charles Ghislain Vander Gote de Metz Blanc Bois (grafsteen in de kerk) +1814 van het Hof ter Hasselt.
    1854 eigenaar Renette de Proost
    1889 Het Hof te Hasselt was betrokken door generaal De Haes – Honlet, cdt van Boechout
    1906 Leon Ernest Sedille Courbon  Bij de dood van Commandant de Haes van het Hof ter Hasselt stond zijn weduwe het hof af aan M. Courbon.  Deze liet er later verbouwingswerken aan uitvoeren.
    1914-18 De duitsers bezetten het kasteel van Hasselt.  Het kasteeltje van Parmentier, dicht bij de St.-Elooikapel, werd door de Duitsers in brand gestoken.
    1956 Joseph De Smedt - Van Ginderachter
    1962 brand
    1964 constructie

    363 Het hof ter Hasselt

    Vanaf de XIIde eeuw komt de naam Hasselt voor in bepaalde akten.  Van de “Capella de Hasselt” werd voor het eerst melding gemaakt in het begin van de XIIIde eeuw en eveneens van Arnoldus, pastoor van Hasselt.  In 1211 verbleef Boudewijn van Hasselt, een leenman van de heren van Grimbergen, op dit landgoed.
    Omtrent 1270 zijn twee Norbertinessen met name Ida en Margareta uit het klooster van Nieuwenrode overgekomen naar het Hof van Hasselt dat eveneens aan het moederhuis van deze orde in Grimbergen toebehoorde.
    In de XVde eeuw is het gebouw door brand vernield en werd het terug opgebouwd.  Het nieuwe hof ter Hasselt was eigendom van een Milanese familie Caïmo, een lid van deze familie was advokaat bij de Grote Raad te Mechelen; een ander was bisschop van Brugge en zijn kazuivel bevindt zich in de kerk van Puurs, hoofd van de dekenij waarvan Meise toen afhing.  Is deze kazuivel soms via Hasselt daar gekomen ?
    Dan volgde Vander Goten, waarschijnlijk een familielid door aanverwantschap.  Dr Verbesselt schrijft in zijn werk “Parochiewezen van Brabant” dat de heren van Hasselt te Wolvertem begraven werden.  Dit is echter niet het geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel “Douglas” Scot-prozaïsch omgezet in Deschot – zie de zerk tegen de muur van de achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.

    De bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen MHERT IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1696

    Op het einde van de XIXde eeuw is het Hof ter hasselt het strijdtoneel geworden van een dorpspolitiek met panache.
    In het centrum ging het tussen de twee fanfares – de horzels en de ressen – de bastions van beide kampen.
    De inwoners van de gehuchten waren niet zo nauw betrokken, bij deze fanfarepolitiek; zij hadden niet zoveel contact met het centrum, de verbindingswegen waren slecht en de verkeersmiddelen waren niet zoals nu.
    Ge moogt geloven dat beide groepen het opnamen voor de “goede zaak” op zijn Breugheliaans en de hartstochten waren zo opgezweept dat men nooit zijn gebuur zou aanspreken als hij tot de andere partij behoorde.  In dit politiek dorpsgebeuren stak overvloedige stof voor een sappige revue, want de acteurs wisten niet dat ze hun rol zo slecht speelden.
    Op een zeker moment rukt de strijd los op een hoger vlak naar de top.  De scène tussen de twee kopstukken, de kasteelheren, met als decor de poëtische groene zone van het Hof ter Hasselt  en van het kasteel van de rijke gebuur.  Het “Hof ter Hasselt” was de residentie van de “generaal”, de majordomus van de Keizerin, in de volksmond de “Kommandant van Boechout”. Op het naburige kasteel woonde de kopman van “de anderen”.
    De twee hovingen van deze kastelen waren belendend en de grens werd weldra de frontlijn.  De generaal greep naar de vooruitstrevende militaire tactiek en om zijn tegenstander te pesten, zou hij langs de frontlijn een heuvel, versterkt door ijzeren netwerk, doen optrekken.
    In de volkstaal spreekt men van een “berg ” om te laten verstaan dat de top hoog boven de grond uitstak.  Deze uitkijkpost zou het mogelijk maken de handel en de wandel, de bewegingen van het “andere” kamp gade te slaan.
    De generaal koesterde de “zoete” hoop dat hij door de kracht van zijn geniale taktiek de man van de oppositie die uit Schaarbeek afkomstig was terug naar zijn geboortestad zou jagen.
    De buurman ging niet op de vlucht.  Hij hield voet bij stuk.  De dorpspolitiek kan koppige vastberadenheid zo hard maken als beton en de rede verliest meestal haar vat op de mens die vast zit in de klauwen van een “al te enge, al te driftige” dorpspolitiek.
    De reactie bleef niet uit, de buurman consulteerde zijn “bevoegde” technici om de afweer en de verdediging te organiseren.
    Na grondig onderzoek en rijp overleg, zo luidt de klassieke formule en deze past hier, viel eindelijk de gewichtige beslissing : langs de scheidingslijn rijen kaarspopulieren planten.  Deze bomen groeien snel de hoogte in en na enkele jaren was het groene gordijn dicht genoeg om de uitkijkpost onschadelijk te maken.  De man was ook tevreden over zijn “vondst” en verklaarde : “zo zullen de mensen zien dat ik niet zal verhuizen”.
    Ik geef dit luimig “proefje” uit de heroïsche periode van de gemeentepolitiek omdat zo’n “verheven” staaltje niet voorkomt in de geschiedenis of de folklore van andere gemeenten.
    De strijd tussen stammen en kasteelheren is legendarisch en heeft dichters en schrijvers geïnspireerd.  Maar die twist ontstond meestal uit familievete, uit jaloersheid of met aan de bron een idylle of liefdeshistorie. 
    Maar in Meise niets van dit alles – het was de politieke strijd om het meesterschap.  De dorpspolitiek werd bijna instinctmatig gevoerd, soms met machiavellistische metode en geenszins met de bedoeling om goed te doen voor allen want de partij had voorrang op het gemeenschapsbelang, ook niet uit eigenbelang want de leiders haalden er geen voordeel uit.  Alleen maar om meester te blijven, want de macht werd door velen nog beschouwd als een feodaal bezit.  Programma had weinig betekenis, persoonlijke aanvallen waren schering en inslag.
    De gemeenteverkiezing was de beslissende match waar supporters uit beide kampen wel eens slaags geraakten.
    In die jaren van gedirigeerde tweedracht draaide de motor van de gemeentelijke vooruitgang zeer langzaam.
    Wij verheugen ons erover dat het Hof ter Hasselt aan al deze tribulaties niet is ten onder gegaan – dat het mooie reservaat van de gemeente behouden bleef.  Wel werd het kasteel nogmaals erg beschadigd door brand, maar daarna met veel kunstzin herbouwd door de eigenaars De Smedt – Van Ginderachter.

    Een onvolledig artikel van een zekere dr. Demey in het Frans “Le hameau de Hasselt (Meysse) vermeldt nog een aantal gegevens over het kasteel.  Er staan echter twee foto’s in van het kasteel van Meysse van 1900 en d’Hoogvorst.
    In een bijliggende nota staat : Het gehucht Hasselt te Meise wordt reeds vernoemd in oktober van de XIIde eeuw.
    In 1211 : Baudewijn van Hasselt, leenman van de heer van Grimbergen.
    De familie Vleminck bezit circa 1500 het kasteel.
    In de godsdienstoorlogen van de XVIde eeuw wordt het plat gebrand en herbouwd.  Naar alle waarschijnlijkheid staat het huisige kasteel op de plaats van het eerdere.  Het behoorde toen aan de familie Caïmo, afkomstig uit Milaan (een lid van die familie zetelde in de hoge raad van Mechelen.
    Door huwelijk komt het kasteel in het bezit van Van der Goten.

      Le hameau de Hasselt (Meysse) zie scan 

    Philippe Van Eesbeeck vond nog enkele gegevens ;

    Bij het overlijden van Servaas Caimo, erfelijk eigenaar (toparcha : erfelijk heer, term vaak voorkomend bij de heren van Boechout) van het hof ter Hasselt volgt een ganse bladzijde tekst in het register.  De tekst bestaat uit 3 delen.  Het officieel gedeelte, een stukje poëzie in het Latijn en een vers op zijn Cats in het Diets.  Het eerste gedeelte is reeds bewerkt.  Het vers in het Latijn is wat te moeilijk en stuurde ik door voor bewerking.  De Nederlandse tekst is duidelijk leesbaar en gemakkelijk te begrijpen. 
    Deze familie heeft dan weer vriendschapsbanden met de familie Swerts.  Bij de doop van Willem Joseph Caimo in 1702 is Isabella Lams de doopmeter (echtgenote Swerts).  Let in de tekst op decoris et ornamentum en tekst rijmelarij.  Blijkbaar beplantte hij de Hasseltberg.

    Hoc 1666 de 18de novembris moritur in aedibus suis Bruxelle(nsis) Nobilis et Streui??? Dominus Servatius Caimo Preceptor Archiepiscopi et toprcha de Hasselt, dictus quia eius viculi de (c)oris et ornamentum.
    Dit jaar 1666 de 18de november is gestorven in zijn huis in Brussel, edele en moedige heer Servaas Caimo gouverneur van de Aartsbisschop en heer van Hasselt, gezegd omwille van zijn versieringen en ornamenten van de straten.

    27-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.9 (97) 't Verloren Uurke

    Tot de bouw van het Willy Vanden Berghecentrum was het Verloren Uurke een hoevetje dat uitgebaat werd door de gezusters Baudewijns.  Julia Baudewijns was de laatste.  Daarachter lag een grote weide die van het kerkfabriek van St.-Martinus Meise was.  De jeugd gebruikte het als speelplein.  Herman Boon pr. liet er in de jaren 60 speeltuigen plaatsen tot in de Jeugdraad overeen gekomen werd het af te staan aan de gemeente voor de bouw van het Willy Vanden Berghecentrum.
    Toen werd afgebroken het af te breken om plaats te maken voor een grote parking.  Er zou een doorgang komen op de voetweg die parallel loopt met de Boechtstraat.  De achtertuinen zouden gedeeltelijk onteigend worden.  Dat alles gebeurde niet, met een dagelijkse verkeerschaos tot gevolg.  De auto’s die naar het Willy Van den Berghecentrum komen rijden vast in een flessenhals.  Agalev blokkeerde destijds de mogelijke doorgang naar de Brusselsesteenweg, tussen het Verloren Uurke en De Snipper, door er een tuintje in te richten die ontaardde in een schijtweide voor honden!

    Mevrouw Cécile Chabert – Boon nam het initiatief om het Verloren Uurke op te richten tijdens haar schepenambt (1976 – 1982 en liet de omgeving op de Brusselsesteenweg klasseren).

    27-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.8 (96) Standbeeld baron d'Hoogvorst

    8 (96) Standbeeld baron d’Hoogvorst

    Op 24 september had de plechtige inwijding plaats van het standbeeld van baron Emmanuel vander Linden d’Hoogvorst, die als bevelhebber van de Burgerwacht werd afgebeeld (in opdracht van de stad Brussel).  De rechter hand draagt de hoge hoed van de toenmalige wachten en de linker hand rust op zijn lange sabel (waarvan het lemmet ontbreekt sedert jaren!).  Het standbeeld is 3 m hoog, gegoten uit brons en ontworpen door beeldhouwer Laumans.  Op het voetstuk uit arduin praalt het familiewapen met de leuze “Espoir et courage”.  Bij de inhuldiging was er een groot feest.  De ministers graaf de Merode en de Burlet en burgemeester Van Dievoet herinnerden de verheven daden vand’Hoogvorst aan het talrijke publiek.  De gelegenheidscantate werd geschreven door J. De Smedt en gecomponeerd door August De Boeck.
    Van 1807 tot 15 april 1866 (+) was hij burgemeester van Meise, inclusief Nieuwenrode.  Ook in Wolvertem was hij burgemeester van 8 maart 1814 tot oktober 1936.  Op 12 mei 1807 was hij hoffdman geworden van de gildebroeders van Meise.  In 1816 liet hij het oude kasteel te Meysse afbreken en bouwheer in 1818 een nieuw.(zie verder Meise A.Bettesone 1968)
    De baron ligt samen met zijn geslacht begraven in de crypte onder de sacristie van de St.-Martinuskerk.  De Obiits hangen in de kerk.
    De stamboom van het geslacht d’Hoogvorst heb ik samengesteld op grond van gegevens uit Berla, getoetst aan de Obiits uit de kerk (tekening van de toestand in 1956.
    Een regelmatig terug kerende strikvraag bij autozoektochten luidde : “Op welke gemeente staat dit standbeeld”.  Het antwoord “Brussel” werd niet bevestigd en er blijken geen geschriften te vinden te zijn die het staven!
    Er bestaat een kleine brochure over baron d’Hoogvorst, uitgegeven door Berla van de hand van Raoul Moyson.


     

    27-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 (95) Muziekacademie (gebouw)

    De muziekacademie was vroeger gemeentehuis met gevangenis, woning van het schoolhoofd en lagere gemeenteschool.  Zoals in alle gemeenten werd bij het invoeren van de schoolplicht een gemeenteschool opgetrokken.  In de meeste gemeenten lijken die fel op mekaar.  Meestal werden er twee klaslokalen voorzien.
    In 1879 werd een gevangenis opgetrokken op de binnenkoer van het gemeentehuis.
    In 1901 werd er een tweede klas ingericht in de jongensschool.
    In Meise werd het derde klaslokaal bijgebouwd in 1946.  De eerste onderwijzer die er in de eerste graad les gaf was meester Rosiers (kunstenaar en later schoolhoofd).  Toen was meester Krokaert schoolhoofd.  Daar startte ook een Jeugdclub voor 16 – 18 jarigen, opgericht in de schoot van de Jeugdraad uit het jeugdatelier TAM.  Het werd Gypsy gedoopt.

    Op 5 juni 1902 werd het plan opgemaakt voor de bouw van een nieuwe jongensschool.  In 1972 verhuisde de jongensschool naar de overkant van de straat in het Willy Vanden Berghecentrum.  Tijdens het schepenambt van Cecile Chabert – Boon werd de omgeving van het Willy Vanden Berghecentrum op de Brusselsesteenweg geklasseerd.  De klassering omvat de Muziekacademie tot en met de Careelhoeve en  het Verloren Uurke

    284 Retroroute Meise

    De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
    Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of tekening met  een verklarende tekst.  Bij de bronnen op de circulaire vinden wij o.a. “ blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper”.  Hier had beter gestaan :
    http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.  Om mijn lezers de kans te geven de teksten te vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :
    In 1834 besliste de gemeenteraad tot de aankoop van het huis 'omtrent de kerk', voor 'een bekwaem schoollokael en gemeyntehuys'.  In de loop der jaren bouwde men almaar bij om de noden te lenigen, zoals in 1862 een stal voor het varken en geit van de onderwijzer.  Vandaag is het 'muziekstal' van de Academie voor Muzische kunsten.

    Parochie          Originele Naam          nr. blog           Meise, onder de toren van St.-Martinus             Circulaire
    Meise              Gemeentehuis             95                    6,                     Akademie
    De keuze van de gebouwen roept vragen op.  Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?

     

    27-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6 (54) Kasteel te Meysse

    6 (54) Kasteel te Meysse 

    In de Plantentuin stond een tweede kasteel, vooraan aan de Oranjerievijver, inkom Meise.
    Onder de "Vriendschaptempel" die onlangs gerestaureerd werd, bevindt zich de ijskelder van dat kasteel.
    Enkele historische data Hof te Meysse :
    Volgens de bronnen verschillen de data nogal eens op enkele jaren na.  Deze gegevens plukten wij uit "Meise" van Achiel Bettesone, 3de uitgave "Schoon Meise" van Vakantiegenoegens Meise 1997.  Ik ondervond dat deze uitgave vrij exacte gegevens biedt.  Alles is uiteraard onderhevig aan kwaliteitsverbetering.
    Wij durven suggereren om aan de plaats van het verdwenen kasteel enkele foto's aan te brengen.
    XIIIde eeuw Er werd aangenomen dat het Oud Hof te Meysse in de 13de eeuw werd gebouwd.
    1211 De schepenbank was gevestigd in het Hof te Meysse
    1212 De ridders Rengot en Arnold de Menza werden vermeld als heren van Meysse of van het hof van Meysse, waar ook de schepenbank gevestigd was.  Ze kwamen toen getuigen in een diploma van Gerard Van Grimbergen.  Armand van Grimbergen zou door zijn huwelijk met Gisèle verwant geweest zijn met de heren van Kraainem, een bastaardtak van de hertogen van Brabant.
    1294-1312 Op het einde van de XIIIde eeuw kwam ‘’t Hof te Meysse in ’t bezit van Arnold Van Lier, heer van Immersele.  Hij was ook heer van Wommelgem die dat geworden was door hertog Jan I van Brabant.  Hij had het hof gekocht van de heren van Meise.  Hierdoor kreeg het hof een nieuwe naam : “het hof van Immersele”.
    De zoon van Arnold Van Immersele, Jan, huwde met Margareta van Bouchout.
    De heren Van Immersele verkochten het hof later aan de heren van der Ee.
    1401 Godfried van Lier, zoon van Jan van Lier en Margaretha van Boechout had met zijn tweede vrouw, Beatrijs van Duffel, een zoon Walter van Immersele genoemd die in 1401 in het bezit was van het Hof te Meysse of ’t Hof te Immersele.
    1474 Het Hof te Meysse was toen eigendom van Karel van Immersele.  Nadien droeg Adrienne van Immersele door haar huwelijk met Arnold van den Werve het Hof te Meysse over aan de Van den Werve’s.  Hun zoon Jan die later Karel werd genoemd, bekwam het Hof te Meysse, maar deze laatste liet het over aan zijn zus Margaretha die gehuwd was met Hendrik van Berchem (verhef van 11.6.1544)
    1500 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, huwde met Marie – Francisca van der Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van Boechout ook toelating om in de crypte langs de evangeliekant, in de kerk van Meise,te worden begraven.
    552 Margaretha van de Werven huwde met ridder Hendrik Van Berchem
    1553 Uit de Toponymic van Meise i.v.m. Bassevelt werd vernoemen dat Jan Vander Ee hierbij ontvangsten had.
    1556 Op 30 juni (verhef van 30.6.1556), volgens andere bronnen op 30 maart 1554, verkochten Hendrik van Berchem (een afstammeling van de Berthouts) en Margaretha van de Werve, zijn echtgenote, het Hof te Meysse met toestemming van Margaretha Cheyffs, de weduwe van Karel van de Werve, aan Jan Vander Ee, zoon van meester Lambrecht Vander Ee, heer van Sint Stevens Woluwe en aan zijn echtgenote Anne van Boechout, gesproten uit een bastaardtak van de heren van Boechout, Laurent (vader en grootvader hadden dezelfde naam) en die daardoor bezittingen had in het feodaal Hof van Meise (afbeelding en beschrijving).
    Hun zoon Jean François Van der Ee (+1645) werd erfgenaam van het hof.  Hij was gehuwd met Maria Elvira Alvarado(+ 6 juni 1634).
    1589 Op 12 januari werd Jan vander Ee benoemd tot burgervader van Brussel in de plaats van Antoon van Os (+1607).  Hij was de zoon van Jan vander Ee en Anne van Boechout.
    1593 Jan van der Ee, ammam van Brussel en kasteelheer van ’t Hof te Meysse, steunde de restauratie van de kerk van Meise.
    1607 Jan vander Ee, ridder, burgervader van Brussel, overleed en Jean François vander Ee erfde het Hof van Meise.
    1645 Jean François Van der Ee (zie ets naar een schilderij van Jan Van dijck) burgervader van Brussel sedert 9.1.1608 , heer van ’t Hof van Meysse, overleed op 17 maart (zie grafsteen in de St.-Martinuskerk : “D.O.M. etaeterna memoriae d. Joes Franciscus Vander Ee, H.S.E. cum conjuge  sua d; Maria Elvira Alvarado obiere , illa anno Christi MDCXLV, mensis junii  die VI (6 juni 1634)  viato, beatam illis requiem apprecarte sequeris”.  
    Zijn vrouw Marie Elvira Alvarado (de Aguilar) overleed dus op 6 juni 1634.  De zus van Jean Fraçois Vander Ee, Anne vander Ee, dochter van Jan, dame van Lanenburgh had schuldenlast en het Hof van Meise werd in beslag genomen en op 12 november 1671 toegewezen aan Barbe van der Linden, dame van Staye, weduwe van raadsheer Bougeois.
    1663 Jean Filips Vander Linden d' Hoogvorst werd door Filips IV van Spanje   tot baron verheven.  Hij was door zijn tante Barbera Vander Linden aangeduid als erfgenaam van het Hof te Meysse.
    1665 Jan Filip Vander Linden (enig overblijvende zoon van Filip Vander Linden, baron d’ Hoogvorst, neef van Barbe werd erfgenaam van laatstgenoemde op 11 december.  Indien hij zonder wettelijke erfgenamen zou sterven zouden zijn zusters Barbe-Marie, Anne-Ermance en Marie-Françoise erfgenamen worden.  Dit zou echter niet gebeuren.  Jan Filip trouwde met Anne-Albertine d’ Ognies en kreeg als nakomeling Jean – François Joseph Ignace, baron d’ Hoogvorst (24 augustus 1690).
    1694 Zicht op het oude kasteel van Meysse en bijgebouwen aan de zuid-oostzijde.  Op het voorplein naast de fontein en op de brug enkele edellieden - ook het wapen van de heren van Meise (Vander Ee 's) (Zie afbeelding anno 1556naar een tekening van Jan Van der Croes  en ets van Harrewijn - H. 0,103, Br. 0, 207). Uitgave Le Roy 1694 en latere " Castella et Praetorea Nobiléum Brabantiae" - Antwerpen H. Thieullier.
    1696 Gravure van het Hof te Meysse in de uitgave van Leroy, 
    1699 S.A.B. 1051 – tot dezer (Vander Ee) heerlijckheit hoert toe aan een selve motte (’t Waterken Berla) tweemaal entwaart ende pleeck hier voortijds te staen een schoon hys ‘twelck genoemt was thuys  van Immerzele ende nu al vergaen maar daerop blijven staend een cleyn steynen huysken.
    Hieruit mag worden afgeleid dat ‘t Hof te Meysse werd voor die tijd werd herbouwd.
    1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede maal  huwde met Maria Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.  Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van Meise.  Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de kerk.
    1758 Op 6 juni werd Jan Jozef Ghislain Vander Linden  over de doopvont gehouden in de sint-Martinuskerk van Meise door Jan Jozef Vander Linden, heer van hombeke, ridder van de orde van malta en door Maria Francisca Vander Linden, douarrière van melchior Roose.  Hij was de zoon van Catharina Philipotte Ghislaine de Brune en echtgenoot Jozef Ignace Antoon Vander Linden , baron d’ Hoogvorst van ’t Hof te Meysse.  Eigenaardig was wel dat de bevalling ge beurde in het kasteel van Boechout.
    1794 – 1795 Het Hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag genomen.  Er werd veel geplunderd en onder de leiding van Heger verdween alles war waardevol was.  Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard!  Tijdens die periode maakten de Fransen een einde aan de feodale instellingen.
    1809 Emmanuel Vander Linden d’ Hoogvorst erfde het kasteel van Meise.
    1814 Baron Emmanuel d’Hoogvorst verschafte Meise werk door zijn kasteel (Hof te Meysse) te laten afbreken en er een nieuw te bouwen dat in Meise bekend werd als ’t wit kasteel
    1818 Na de afbraak van 't oud kasteel van Meise liet Emmanuel Vander Linden d' Hoogvorst een splinternieuw kasteel bouwen (zie afbeelding).
    1853 Leon Van der Linden – d’Hoogvorst keerde na de dood van zijn vader naar het Hof te Meysse terug en volgde hem op als burgemeester van Meise gedurende 25 jaar.  Hij verkocht zijn patrimonium aan zijn neef Edmond d’ Hoogvorst. 

    Hij overleed op 30 maart 1891 en werd begraven in de crypte.

    1881 Het kasteel van Meise werd eigendom van Edmond Vander Linden d' Hoogvorst, zoon van Emmanuel en neef van Leon.  Deze Edmond verkocht het Hof te Meysse aan keizerin Charlotte, zuster van Leopold II (akte van 16 april 1881, verleden door notaris Van Halteren).
    1944 Op 2 december viel er op nieuw een vliegende bom  viel in de buurt van het Hof te Meysse dat toen bezet was door Engelse soldaten.  Naar men vermoedt ontstond hierbij een kortsluiting en het kasteel brandde uit door een kortsluiting (beschrijving).

    Foto : Prospectus Castelle Meys 1670
    Het kasteel van Meysse, reeds in de 13de eeuw bekend onder de naam "'t Hof te Meys" en ook "'t Hof van Immersele" behoorde aan de familie Immersele, opvolgers van de eerste Heren van Meysse.
    In 1544 werd het kasteel verkocht aan de Vanderee's.  In de doopvont der kerk bevindt zich een zeer schoone grafsteen van Jan Frans Vanderee, "amman te Bruessele", van 1608 tot 1645 en in dit ambt, opvolger zijns vaders.
    Barbara Vanderlinden bezat het kasteel in 1671 en vermaakte het aan haren neef Jan Vanderlinden, baron d'Hoogvorst.
    Het kasteel onderging een totale verandering in 1818.
    Baron d' Hoogvorst verkocht het aan Z.M.Leopold II en in 1883 werd het domein van Meysse ingelijfd bij het koninklijk domein Bouchout.  Het kasteel werd door de dignitarissen van H.M.Keizerin Charlotte bewoond tot 1927.
    Wie de tekening van Harrewyn, uit het belangrijk werk van J.Le Roy 1696 gadeslaat, kan zich zonder veel moeite, de bekoorlijkheid van het voormalig hof voorstellen, met water omgeven en in den dichten loovermantel der domeinen "Meys" en "Bouchaut" gehuld.
    Edwin Ganz
    Uitgave A. Van Praet, Meysse     Nadruk verboden 

    Ik heb en gebruik ook een foto van het kasteel van 31 maart 1891 opgenomen in  CD-rom M34 en gepubliceerd in "Meise, onder de toren van St.-Martinus van Jef De Cuyper uitgeverij Het Streekboek.
    Meise van Achiel Bettesone 1968 bevat gegevens en foto’s van pag. 4 tot14.
    Het hof te Meise, Barbara Van der Linden (d’Hoogvorst) tot keizerin Charlotte (Boechout) van A.Bettesone Pasar 2011

    XIIIde eeuw Arnold Van Lier
                          Jan Van Lier
                           Godfried Van Lier
    1474 Karel Van Immersele
             Arnold Van de Werve
    1544 Hendrik Van Berchem
    1554 Jan Van der Ee en Anna Van Boechout
    1671 Van der Linden
    1818 nieuw Emmanuel Van der Linden – d’Hoogvorst
    1866 Leon
    1891 Edmond
    1884 keizerin Charlotte Cdt Luit. Kolonel Tillier
    1938 Belgische staat
    1944 afgebrand

    Tekst bij de foto van het kasteel in de Plantentuin naast de gingko biloba
    Tijdens de nacht van 2 op 3 december 1944 viel een V1 bom in de Nationale Plantentuin, op ongeveer 800 m va
    n het kasteel van  Meise.  Er was veel schade , maar een kortsluiting ten gevolge van de trillingen was waarschijnlijk de aanleiding van de brand die het “witte kasteel”, een groot rechthoekig blok met een 100tal vensters en 82 vertrekken in empirische stijl totaal vernielde.
    284 Retroroute Meise

    De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
    Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of tekening met  een verklarende tekst.  Bij de bronnen op de circulaire vinden wij o.a. “ blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper”.  Hier had beter gestaan :
    http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.  Om mijn lezers de kans te geven de teksten te vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :

    Parochie          Originele Naam          nr. blog           Meise,             Circulaire
                                                                                      o.d.t.v.St.-M.

    Meise              Kasteel van Meysse    54-56              19,20
    De keuze van de gebouwen roept vragen op.  Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?

    27-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    26-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5 Kasteel van Boechout

    5 (71 - 4,12) kasteel van Boechout

    1095 Godfried I (met de baard), hertog van Brabant, stichtte te Meise de versterkte burcht (vierkante toren of donjon) van Boechout als schild tegen de machtige heren van Grimbergen die hem ontrouw waren.  Hij was graaf van Leuven en schonk in 1129 zijn jachtdomein aan de Norbertijnen (Abdij van Park).
    1160-1172 In opdracht van de hertogen van Brabant werd de versterkte burcht van Boechout gebouwd door de heren van Kraainem (Willem) dit als schild tegen de opstandige Berthout’s, heren van Grimbergen en ook als schild tegen de graven van Vlaanderen.
    1182 De Crainhem’s kregen van de hertogen van Brabant het bevel een versterkte burcht te bouwen in de benedenhoek van Meise, tegen de machtige heren van Grimbergen, met name de Berthouts.
    1356 Lodewijk van Male belegerde de burcht van Boechout in een bloedige strijd
    1400 Door toedoen van Gilles van Boechout, die abt werd van Grimbergen, zorgde de abdij voor een kapelaan in dienst van Boechout en was er een familiegraf voor de heerlijkheid Boechout in de abdijkerk van Grimbergen.
    1416 Egidius van Boechout was abt premarius te Grimbergen.  Hij stierf in 1416.  Zijn grafsteen bevindt zich in de abdijkerk van Grimbergen.  Vermoedelijk was er toen ook een kapelaan op het kasteel van Boechout.
    1535 Op 15 maart werd Boechout en omgeving zwaar getroffen door een orkaan.
    1537 Als Boechout door Everaert Vander Marck en erfdochter van Margaretha van Boechout werd verkocht aan Maximiliaan Van Zevenbergen (Transsilvan), secretaris en raadsheer van keizer Karel, werd ook de toekenning van de kosterij van Meise overgedragen.
    1582 Onder de leiding van Alexander Farnese, prins van Parma, werd Meise en Boechout belegerd en vernield door de Spaanse troepen die er ook zware beschadigingen aanrichtten. Boechout werd ook bezet door Bernard de Merode.
    1598 Boechout werd door Albrecht en Isabella verheven tot baronnie.
    1600 Er werden grondige herstellingen uitgevoerd aan de burcht.
    1605 De heerlijkheid van Boechout werd voor het eerst erkend als baronnie door aartshertogen Albrecht en Isabella onder Chistoffel d’ Assonville.
    1615 Charles d’Assonville was heer van Boechout van 1607 tot 1651.
    1677 De familie France d’ Assonville liet Boechout over aan de Roose’s, tot 1830 laatste eigenaars tijdens het ancien regime.
    1678 Boechout werd aangekocht door Pieter Ferdinand Roose, raadslid van Brabant en zoon van Jan Roose, burgemeester van Antwerpen die ook advokaat geweest was voor de France in verband met het proces tussen Filip ’t Serclaes, heer van St.-Agatha – Rode, echtgenoot van Marie d’ Assonville (dochter van Christophe) en Gaspar de France, echtgenoot van Margaretha d’ Assonville, over het bezit of het verkrijgen van Boechout.
    1679 figuratieve kaarten van goederen gelegen te Meise en toebehorende aan de abdij van Grimbergen, opgemaakt door Peeter Meysman naar de kaart van Brussegem door Jan Van Acoleyen, met schetsmatige afbeelding van de kerk en ’t Goet van de heer Spinosa (Boechout).  Het zijn gekleurde tekeningen 0.45 * 0.45.
    1728 Op 5 december sloot Melchior Roose een overeenkomst met de abt van Grimbergen en pastoor F.C.Caesens te Meise tot het opnieuw stichten van een slotkapel in de burcht van Boechout met als voorwaarde er dagelijks een mis op te dragen, maar te wonen in de pastorij te Meise (Franç. Xavier Le Mir) en daar de pastoor te helpen. Dit tegen de prijs van 6.600 gulden.
    1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede maal  huwde met Maria Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.  Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van Meise.  Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de kerk.
    1794 -1795 De winter was bijzonder streng en er was grote armoede.  Er sneuvelden toen tijdens de strenge winter veel bomen in het domein van Boechout. Het hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag genomen. Er werd veel geplunderd en onder leiding van Heger verdween alles wat waardevol was.  Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard.
    tijdens deze periode maakten de Fransen een einde aan de feodale instellingen.
    1832 Het kasteel van Boechout werd verbouwd (zie afbeelding II 15.2) door graaf Amedée de Beauffort onder leiding van architect T.F.Suys.  In het mooie zaaltje met in de zoldering al de wapenschilden van de vorige eigenaars van Boechout werden door Capronnier gebrandschilderde glasramen  aangebracht met beeltenissen vande hertogen van Boergondië, keizer Maximiliaan, Karel V, Filips II, Albrecht en Isabella.  Naar Wemmel toe kwamen er ook een paar nieuwe gebouwen bij waarin blauwe bakstenen werden verwerkt.
    1879 Op 13 maart kocht koning Leopold II met Filips, graaf van Vlaanderen als borg, het kasteel van Boechout van Leopold de Beauffort, zoon van Amedee, voor zijn zieke zus Charlotte, keizerin van Mexico (Marie Charlotte Amélie Victor Clémentine Leopoldine, prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk en keizerin van Mexico(zie afbeeldingen II 17.4) . Pas op 16 april 1881 werd de acte van verkoop verleden voor het hof te Meysse, eigendom van Edmond Vander Linden d’ Hoogvorst.
    1880 Op 4 augustus werd Karel Hendrik Van Daelem (° 25.1.1836 te Wemmel)  pastoor van Meise tot 22 december 1920, dag van zijn overlijden.  Hij was ook aalmoezenier van keizerin charlotte en celebreerde regelmatig de H.Mis in de slotkapel van het kasteel van Boechout.
    1914 Op 20 augustus was Meise door het Duitse leger (IIIde Rs Vlassen) reeds bezet. Het domein van Boechout bleef echter onbezet gezien het de woonplaats was van keizerin Charlotte, een schoonzus van keizer Frans-Jozef van Oostenrijk.
    1914-18 Aan het hek van het domein van Boechout werd een grote  plaat aangebracht : “dit kasteel wordt bewoond door Hare Majesteit  de Keizerin van Mexico, schoonzuster van onze doorluchtige bondgenoot Keizer Franz-Jozef van Oostenrijk”.
    Een maal richtte de stille burcht een discreet verzoek tot de Amerikaanse Ambassade en Brand-Withlock, gezant van de Verenigde Staten gaf onmiddellijk gevolg aan de vraag : wit brood voor de keizerin …
    1927 Op 17 januari om 7 uur overleed keizerin Charlotte op het kasteel van Boechout (zie foto en illustratie II 32).
    1939 Het domein van Boechout werd eigendom van de Belgische staat die het van de “Kroon” had gekocht.
    1940 Op 10 mei, toen de oorlog uitbrak, zat de koninklijke artillerie van België op het domein van Boechout. Op 14 en 15 november heerste er een orkaan over Meise. Hierbij sneuvelden verscheidene prachtexemplaren van de beuken langs de dreven van het domein, die aangeplant werden in 1806 door Karel Peter Roose en Hendrika Franciska de Visscher de Celles die Boechout in 1876 op 12 juli in bezit genomen hadden.
    1941 Op 12 november werd door brand het zadeldak van het kasteel van Boechout gedeeltelijk vernield.
    1944 Op 9 september bezetten de troepen van het Engels leger het domein van Boechout en gebruikten het als opleidingscentrum voor een tankeenheid en een vervoerskorps. Het resultaat van hun verblijf was afschuwelijk .
    Op 29 november viel er een V1 (vliegende bom) in de Westhoek van het park van Boechout.  Hierdoor sneuvelden vele ruiten o.a. in beide kastelen (zie afbeelding).
    1965 tot 1970 waren de Vlaamse poëziedagen te gast in Meise en werden poëzie-evenementen gehouden op het terras van de Oranjerie.
    1986 Van 13 tot 21 september werd het gerestaureerde kasteel van Boechout opengesteld voor een retrospectieve in de benedenzaal over kunstschilder Edwin Ganz
    5.6.1988 Historische evocatie van de bewoners van het kasteel van Boechout
    1992 Het Audiovisueel Centrum vierde zijn 25 jarig bestaan in het kasteel met een opvoering van het gedicht AVC Meise – Podium 1984 van Gery Florizoone, laureaat Jules Van Campenhoutprijs voor poëzie in 1982. De uitreiking van de J.V.C.-prijs voor poëzie en de Marits Naessensprijs voor Plastische kunst gebeurde terzelfdertijd. Er was ook een optreden van een Spaanse Flamencogroep.
    2005 Dag van het park onder het thema Liefde in het park, 3 gedichten, 6 talen een selectie uit “A thing of beauty” en “A joy for ever” rond de Oranjerievijver in de romantische Plantentuin, voorgelezen door oud leerkrachten van het Audiovisueel Centrum Meise en Lief Van Schel (voorlezer van de gedichten van de laureaten van de JVC-prijs.

    Uit “Meise” van Achiel Bettesone V.g. 1979 en 1998 van pag. 14 tot 22

    Bibliografie :
    “Meise” Jan Vanden Eynde
    “De heren van Boechout en hun waterburcht te Meise” Constant Noppen
    “Het koninklijk domein van Boechout en zijn kastelen” Edwin Ganz
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper pag. 16 – 19
    “De waanzin van Charlotte” Jos Pauwels e.a. hoofdstuk “Madeleine” van Jef De Cuyper
    “Keizerin Charlotte op rust in Meise” van Achiel Bettesone

     

    154 Mooiste plekje

    Pasar, vroeger Vakantiegenoegens, verkoos het mooiste plekje in de gemeente Meise.
    Vorige zaterdag plaatsten zij hiervoor een gedenkplaatje aan de ingang Meise centrum van de Plantentuin.  Inderdaad, de Plantentuin werd verkozen als mooiste plekje.
    In Meisewonderen werd het kasteel van Boechout reeds als mooiste monument verkozen, door onze rubriek.  Pasar bevestigde dus onze keuze!


    26-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4 (69) St.-Elooikapel

    4 (69) St.-Elooikapel

    Achiel Bettesone noteerde in zijn database :
    XIde eeuw Wellicht stond er reeds in de Xde eeuw een stenen kapel op de Hasseltberg in Romaanse bouwstijl.  Voor de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot het jaar 1222.  De St.-Elooikapel zou vroeger toegewijd zijn aan Onze Lieve Vrouw. 
    Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
    Door de aanwezigheid van de Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dat   er in die omgeving een heidens offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door een missiekapel onder stuwende kracht van bv. de H.Amandus of één van zijn discipelen.  De eerste bidplaatsen waren kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet.  Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde boogvenstertjes.  De bouw gebeurde meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof.  Voor de St.-Elooikapel was dit de heer van het Hof ter Hasselt
    1007 De Hasseltbergkapel bleef steeds binnen de grenzen van de parochie Meise.
    1197 Daniël de Lyes  schonk volgens een oorkondehet Hof te Hasselt en de hoeven van het gehucht Hasselt aan de abdij van Grimbergen.  Dit met de goedkeuring van de leenheer Geraard van Grimbergen, die ook leenheer was van het Hof te Meysse (niet van Boechout).  Er werd toen ook onderhandeld over de respectievelijke rechten van de heren van Grimbergen en die van Wolvertem, nl. Alverius de Sottenghem over Hasselt.  Dit was van groot belang voor de kapel van Hasselt aangezien later (1255) bleek dat het rechtsgebied rond de kapel niet duidelijk afgebakend was.  Inderdaad, men weet dat er bewoners van het Hof te Hasselt begraven werden te Wolvertem.  Zelfs kwam ook de parochiegrens van Oppem tot aan de kapel en waren er erfcijnzen gemeenschappelijk met Rode en Meise.  De kapel te Hasselt was dus een mijlpaal tussen de vier parochies.
    Oude documenten vermelden een kapel op de Hasseltberg te Meise, vermoedelijk in Romaanse stijl gebouwd, die moet vernield zijn geweest tijdens de Beeldenstorm van 1566.  Dat deze kapel toen reeds belangrijk was, blijkt uit het feit dat zij een eigen bedienaar had, met name Arnoldus, presbyter de Hasselt (1197) en de regeling van 1256 tussen de abdij van Grimbergen en van Dielegem i.v.m. de aanstelling van deze bedienaars.  Bovendien stond ze naast een belangrijk hof, het hof ter Hasselt, waarvan in 1218 melding werd gemaakt evenals van het geslacht “de Hasselt”. De kapel stond met met de hele parochie onder  het patronaat van de abdij van Grimbergen.
    1218 Wilhelmus van Hasselt getuigde  in ’t bezit van een hof in de omgeving van de kapel.  Hiermee werd vermoedelijk de kapel op de Hasseltberg voor het eerst vernoemd (in nog overgebleven documenten).
    1222 Over de kapel van Hasselt werd uitdrukkelijk vermeld dat zij bij tussenpozen bediend werd door de pastoors van Meise en Wolvertem.  Dit gebeurde in overeenstemming met de abdij van Grimbergen en deze van Dielegem.  Hij werd pas in 1256 door bisschop Nicolaas van Kamerrijk bevestigd.
    De kapel werd ook uitdrukkelijk vermeld in een giftbrief van de kastelein Adam van Grimbergen waarin de bedienaar Arnoldus van Hasselt (presbyter de Hasselt) als getuige optrad.
    1223 Ter gelegenheid van de verdeling van tienden onder de abdijen vond men ook de vermelding omtrent de kapel van Hasselt, nl dat zij afhankelijk was van de parochiekerk van Meise.  Aldus werd zij gelijk gesteld met Oppem en Rode, alhoewel zij alqs laatste werd vermeld.  Hieruit kon blijken dat zij over een eigen tiende beschikte alhoewel de algemene regel was dat een kapel nooit over een eigen tiende kon beschikken.  Of de kapel av Hasselt, zoals die van Amelgem, een eigen doopvont heeft gehad, weet men niet, omdat er nergens een spoor van werd terug gevonden.   Zij beschikten wel over een kerkhof.  Uit de XVIde eeuw zijn teksten terug gevonden die spreken o.a.  over “het fruyt opt kerckhof”.1249 Nikolaas, bisschop van Kamerijk gaf op 8 december de toestemming en het recht om een kloosterling te benoemen van de abdij van Grimbergen als pastoor van Meise en ook van Wemmel.  Deze oorkonde was eveneens van toepassing op de kapel van Hasselt, Amelgem, Oppem en St.-Brixius-Rode.
    1256 De abt van Grimbergen die belast was met de bediening van Meise en de abt van Dielegem die belast was met de bediening van Wolvertem, sloten een akkoord over de bediening van de kapel van Hasselt, die een grenskapel was tussen beide parochies, waarbij één van hun kloosterlingen de kapel zou bedienen (gezamenlijk overleg bepaalde wie deze bedienaar zou leveren).  Dit werd bevestigd in een brief van maart 1256 door bisschop Nikolaas (zie originele latijnse tekst hierbij).  Dit werd in 1258 opnieuw bevestigd door Nikolaas van Kamerrijk en nog eens in 1287 door Willem van Kamerrijk.
    “de capelle de Hasselt”
    “ Noveritis quod nos concessimus et concedimus vivis religosis Grimbergensi Et Gettensi abbatibus et corum conventibus ut in capella de Hasselt institui faciant fratres suos, qui deserviant in eadem quousque circa dictum locum aliter duxerimus disponendum proviso quod ydonei sint quos presentari per dictos abbates contigerit.”
    De abdij van Grimbergen delegeerde hierdoor special een bedienaar voor de kapel in 1256.
    1258 Op 6 maart bevestigde Nikolaas van Kamerijk de aanstelling van Mattheus als pastoor van Meise.  In november bevestigde dezelfde bisschop op voorstel van aartsdiaken Willem van Brabant dat de bediening door de abdij van Grimbergen niet alleen toegestaan werd voor Meise en Wemmel, maar ook voor de afhankelijkheden zoals Oppem, amelgem inbegrepen, Rode en de kapel van Hasselt.
    1287 Bisschop Willem van Kamerrijk bevestigde nogmaals de brieven van 1256 en 1258 over de regeling tussen de abdijen van Grimbergen en van Jette (Dielegem) voor de bediening van de Hasseltkapel en dit tot 1320.
    1566 Beeldenstorm Kapel, vermoedelijk in romaanse stijl verwoest.
    1590 Van 1590 tot 1664 werd de St.-Elooikapel onder toezicht geplaatst van een administrateur.  In de rekeningen van de Sint-Elooikapel heeft men een uitgave van 6 gulden en 10 stuyvers “om enen St.-Elooi te doen maeken”.  Verder vond men “op Sinte Loysdach in den winter den offer a” 1590, 4rgl en 17 ½ st” vervolgens ook nog “ Op den eersten en tweeden Paesdach metterschaelen rontgehaelt onder ’t log”.  Verder werden er trouwens n Elooiviering bestond.  Daarom kan men van toen beweren dat de kapel op de Hasseltberg, die vroeger onder de bescherming stond van O.L.V., toen onder  de bescherming kwam van St.-Elooi.
    Men vermoedt dat de St.-Elooikapel nooit beschikte over een eigen tiendegebied, nochtans had zij sinds oude tijden wel een eigen dotatiegoed.  Hierover werd men ingelicht als volgt : “Dit is dat Anthonis Van Hemelrijck, toesinder ende administrateur der kercken van Hasselt heeft ontvangen”.  Dit werd geschreven door een leek en niet door een kerkmeester.  Ook werd vernomen dat”de kercke van Roye” jaarlijks een aantal “veertelen aan Hasselt” verschuldigd was.  Dit doelt op een zekere verbondenheid.
    Aan goederen had Hasselt in 1590 nog een halfbunder land “op den Lindencouter” onder Wolvertem, gedeeld met de kerk van de H.Geest van Wolvertem, elk voor een derde.  Dit bracht 6 veertelen rogge op.
    “Te Hasselt werd op de stede van Anthonis Van Hemelrijck tegen den Meutere aen ’s heirenstrate twee veertelen rocxs – Item een stuck lants ghelegen opden ende geeft ’s jaers twee veertelen rocxs.  Item van de stede van Stevijn Herserghens jaerlijckx st. cheyns, ghelegen opt Winckelveldeken.  Item juffrouw van Overbeke jaerlijcx twee veertelen rocxs, meyssese maete.  Item tclooster van Scheute en ceyns 2 lvensche penninghen”. Samen gerekend had  “de kercke van Hasselt”  minstens 2 bunder eigen goed en ekele cijnzen.  De goederen lagen allen onder Wolvertem in de oudst bebouwde landen, hetgeen wel beduidde op een zeer oude herkomst.  Deze inkomsten dienden in hoofdzaak voor onderhoud van het gebouw zelf en voor de bediening.
    In 1590 werd er ook een klok besteld voor de kapel te Hasselt : die werd echter pas in 1607 geleverd.
    Gerardus De Bock werd pastoor van Meise als opvolger van M. De Meestere.  De kapel van Hasselt onderging herstellingen o.a. aan het dak dat vernieuwd werd.  Zij werd toen druk bezocht voornamelijk op  1 december (feest van St.-Elooi), op Pasen, op tweede Pinksterdag en op de eerste Kruisdag

    einde XVIde eeuw J.F. Langerin Willem Blaen (1571-1638) gaf een kaart uit waarop de kapel van Hasselt werd aangeduid en de kerken van Meise en Oppem.  Van deze periode gingen er in de Geuzentijd veel archieven verloren.

    1607 In de kapel van Hasselt werd een klok gehangen die reeds besteld was in 1590.  Deze klok is thans nog in gebruik.
    1608Het bedevaartvaantje bij de St.-Elooivieringen op den Asselenberg zag toen licht
    1627 nieuwe kroon op beeld.  Er werd toen een uitgave geboekt van 13 stuyvers “voor 100 vaenties van St Eloy”.  Het was een kopergravure van 0.169 hoogte en 0.265 breedte (zie afbeelding).  Dit werd dus vastgesteld aan de hand van de rekeningen en uitgaven voor de aankoop van de Sint-Elooivaantjes voor de ommegang en de zegening van de paarden, een activiteit die dus ten minste terug gaat tot het begin van de XVIIde eeuw.  Vermoedelijk werd de cultus van Maria verdrongen door deze van de pestheilige St.-Elooi ingevolge de pestepidemie die in onze streken was uitgebroken en ter bescherming van de dieren.  Zie afdruk en beschrijving van het bedevaartvaantje.
    1627 Op het beeld van St.-Elooi werd een nieuwe kroon geplaatst.
    1647 Onder het beleid van Gijssens Bartholemeus, pastoor van Meise, werd de bouwvallige kapel te Hasselt heropgericht in 1652 (zie zandsteen in de voorgevel)
    1652 De in 1652 bestaande kapel van Hasselt was zeer bouwvallig, vermoedelijk een gebouw uit de periode van de romaanse stijl  in zandsteen.  In een periode van amper drie maand werd er een nieuwe kapel opgericht.  De eerste steen werd gelegd op 2 juli, feestdag van O.L.V.Boodschap.  De kapel werd ingewijd door de titularis aartsbisschop van Eféze, Jacobus la Torre(Jacques de la Torre) een Norbertijn van de abdij van Middelburg als “ac altare in honore beatae Mariae ac sancti Eligii”.  In de voorgevel werd een gebeitelde zandsteen ingewerkt met de volgende aanduidingen : F.B.G.R. 1652.  Dit wil zeggen : Frater Bartholemeus Gijssens Reëdificavit anno 1652
    Het gebouw werd opgericht door de zorgen van de abdij van Grimbergen en werd van toen af zeker St.-Elooikapel genoemd.  De aanduidingen in de deuromlijstingen zien eruit als monogrammen van de maker. De kapel was vroeger grotendeels door linden en deels door een haag van de aanpalende eigendommen gescheiden.  Door de aanleg van een brede laan werd dit natuurschoon wel geschonden.
    In de rekeningen van 1652 vond men dat de herbouwde kapel 1250 gulden kostte voor de timmerman en metser, 50.000 careelen voor effenen van het kerkhof en opgraven van kanten.  Aan de ontvangsten werden godspenningen van de “vercouchte oude capella” in rekening gebracht.  Volgens de rekeningen werd in de oude kapel de deur naast het altaar hersteld, waaruit werd vermoed dat het altaar toen naast de nu ingemetselde deuropening stond, vandaar de verklaring van aannemer Urbaan Van Dooren :”De huidige kapel is een herbouwing van een kleinere Romaanse kapel waarvan de nu gesloten ingang langs de linkerzijde de voormalige altaargevel was en de huidige voorgevel tot op de hoogte van de natuursteen de zijgevel vormde.  Dit werd verduidelijkt door de dichtgemetselde Romaanse ingang van natuurstenen omlijsting en aangebrachte ingang met een omlijsting van blauwe hardsteen in een muur met natuursteen (zie afbeelding).
    1665 Waarschijnlijk begon hier een lange periode zonder erediensten ingevolge de oorlog tussen Frankrijk en de Nederlanden tot 1702
    1684 Rond 1684 kennen wij het verhaal van een pachter Van Hemelrijck te Hasselt.
    1688 Jaartal dat vermeld werd in het barokke stukwerk van het plafond van de St.-Elooikapel.  Vermoedelijk was het dak van de kapel afgebrand door de Fransen en werd het in 1688 vernieuwd samen met het pleisterwerk.  Het huidig pleisterwerk is van recentere datum, maar de stukadoors hebben het jaartal in hun werk overgenomen.
    1695 Franse soldaten richtten verwoestingen aan.
    1713 Aan de kapel gebeurden herstellingswerken.  Het jaartal 1688 in de plafonnering aangeduid werd evenwel behouden evenals bij later herstellings- en vernieuwingswerken en dit tot op heden.
    De steunelementen in het baksteenmetselwerk uit natuursteen gehouwen zijn steunblokken van houten spanten die vroeger het dakgebint hebben gedragen.
    1752 Voor de aankoop van 300 ‘wiskens voor vaentiens’ werd  9 stuiver beboekt voor de St.-Elooikapel.
    Bij de viering van het 100 jarig bestaan bekwam men een relikwie van de H.Eligius uit Rome.  Op 27 oktober werd aan M. Daems, constatarius 2 halve souvereynen uitbetaald als vergoeding voor port en uitgedeelde aalmoezen.
    1753 Voor de relikwie van St.-Elooi werd een zilveren relikquaire gemaakt.
    Voor 300 wiskens voor de bedevaartvaantjes van St.-Elooi en 6 wassen peerdekens om te offeren aan St.-Elooi werd 1 gulden en 1 stuiver geboekt.
    1754 Beeldhouwer Dubreyn maakte toen een borstbeeld van St.-Elooi en een kast.  Het beeld werd verguld door Van Wiel.
    Op 24 november, de zondag voor de feestdag van St.-Elooi, werd met grote luister en processiegewijs door pastoor Lemire het nieuwe borstbeeld van St.-Elooi, samen met de relikwie, naar de kapel gebracht.
    1759 De St.-Elooikapel staat op de figuratieve kaart van C.J.Everaert (kaartboek Karthuyzerklooster Brussel).
    1771 preekgestoelte geplaatst
    1777 Door de notering van de uitgaven weet men dat de kapel gewit werd en dat de verering een ongekend hoogtepunt beleefde.
    1789-1799 Franse Revolutie.  In onze streken heerste een schrikbewind.  De kapel werd opnieuw verwoest.  De  kelk en reliekhouder werdenb verstopt in de tuin van de koster.
    1813 Op 30 september gebeurden er uitgaven voor herstellingen aan het dak.
    1819 De kapel werd opnieuw opengesteld voor erediensten.  Er werd  offergeld genoteerd.
    1826 Vanaf 5 juli moesten de parochianen zelf de St.-Elooivieringen regelen.
    1850 Periode van hongersnood.  De toeloop naar de St.-Elooikapel verminderde geleidelijk tot ongeveer de helft van de XIXde eeuw om practisch geheel te verdwijnen met de eerste wereldoorlog.
    1899 A.Cosijn schreef in ‘Sites Brabançons’ dat ieder jaar op 6 december landbouwers met paarden te Hasselt kwamen beewegen aan de kapel.  Hij steunde zich hiervoor op geschriften Wauters (naar men vermoedt).
    1914 – 18 Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kapel als paardenstal gebruikt door Duitsers
    1918 Dank zij pastoor Cools van Meise werd de oude gewoonte rond de St.-Elooikapel  op de Hasseltberg  opnieuw in het leven geroepen.
    1923 Op 1 december stonden er ca 70 paarden voor de St.-Elooikapel getooid met papieren vaantjes.  Door kunstschilder Edwin Ganz werd de paardenbedevaart mooi uitgebeeld (afbeelding II30)
    1937 In “Eigen Schoon en de Brabander” jg nr. 1-2 schreef men dat de kapel van St.-Elooi te Meise op het gehucht Hasselt, een beroemde bedevaartplaats was voor de gelovigen van de omringende dorpen. “Elke eersten maandag van de maand wordt er een H.Mis gelezen ter ere van St.-Elooi.  Op de dag van de Grote Begankenis heeft voor de mis de plechtige zegening van de paarden plaats.”
    1940 Tijdens de oorlogsjaren beleef de St.-Elooikapel open, maar de vieringen kenden een dieptepunt.
    1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Elooikapel (1943).
    1954 Op 1 december slechts 4 bedevaarders te paard.
    1957 Op de feestviering van St.-Elooi waren er 60 paarden en 50 tractoren en was er de opvoering van een toneelstuk  van Peleman Bert : De avonturen van St.-Elooi en de goede koning Dagobert.  Deze opvoering had plaats op de Hasseltberg op zondag 1 december om 15 u. 30.
    1959 Omwille van de herstellingswerken beperkte de viering van 1 december zich tot enkel de ommegang en zegening van paarden en tractoren.
    De familie De Smedt – Van Ginderachter van het Hof van Hasselt liet toen op eigen kosten de kapel restaureren.  Hierbij werd het dak en de vloer vernieuwd en werd de kalk van de muren verwijderd.
    1960 Zicht op de St.-Elooikapel binnen voor de restauratie van 1960 (zie de afbeelding)
    1963 Dieptepunt vieringen na vertrek van Bert Peleman en overlijden van Fiel Lettens en Van den Breede.
    1970 De familie Heyvaert, Mgr Daelemans en architect Jan Van Roy met Jan Robeyn en Albert Van der Wilt namen de vieringen ter harte.
    1972 Architect Jan Van Roy ontwierp een nieuw teken van eregezel.  Het werd gesmeed door Jan Van Riet en Vasseur (afbeelding).  Het vorige ereteken bestond uit een hoefijzer opgehangen aan een ketting.  Toen werd ook een aanvang genomen met het maken van  kleine kruisjes, die ieder jaar anders zouden zijn.  Door de K.I.T.O.-school van Vilvoorde met Joris Hanssens en Guido Roeffaer en hun dames, leerkrachten aldaar, werd dit werk ieder jaar tot een goed einde gebracht.  De deelnemers aan de ommegang  kregen dit aangeboden als aandenken.  Verder werden die verkocht om de confrèrie te steunen.  St.-Elooi werd Emiel Knop en Smidje Smee was Albert Van der Wilt.  De stoere Brabantse trekpaarden werden geleverd door paardenfokker Gaston van Doorslaer uit Imde.   Dit zou gedurende vele jaren zo blijven.
    1977 Kunstsmid Van Riet versierde de St.-Elooikapel met een bijzonder mooi kruisbeeld in smeedijzer.
    1988De Confrèrie de Bethune stuurde een speciale afvaardiging naar de St.-Elooiviering in Meise, welke ook in de Broederschap werd opgenomen.
    1990 Eureloy, de Europese federatie van St.-Elooibroederschappen werd gesticht.  In april kwamen de verantwoordelijken uit Noyon, Bethune, Beuvry,Dülken, Kevelaer, Antwerpen en Meise samen in de pastorij van Meise, waarbij de statuten werden opgesteld.  Op 24 juni tekenden een groot aantal aanwezigen te Noyon het Europese charter.  Op 14 november werd er te Antwerpen vergaderd om een Raad van Bestuur en een dagelijks Bestuur samen te stellen.  Mgr. Daelemans werd voorzitter en Frans Heyvaert werd secretaris-generaal.
    2002 viering 350 jaar St.-Elooikapel en plaatsing beeld van  Paul Grégoir.


    362 De kapel van Sint-Elooi

    Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
    De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer aanvaardbaar.  Langs deze post heeft het Kristendom zich in Meise gevestigd.  Is Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van het zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door afschaffen of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een bepaalde ligging gebonden waren.  Dit verschijnsel doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou men de kleine kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen te vallen, wat weinig waarschijnlijk is.
    Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat “Wouter, de Coster van de Capelle,  een Mechelse balstee rogge verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing van de heer van Grimbergen”.
    Was dit de koster van Hasselt ?
    In 1222 treedt “Arnoldus, presbyter de Hasselt” op als getuige.
    Is Hasselt een parochie geweest ?  Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
    Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de “Capelle” of “de Kercke” van Hasselt – niet van St.-Elooi.
    Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt “de ligging van deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt van wegen van een  hele streek is zeer belangrijk”.  Hieruit leidt hij af dat de Sint – Elooikapel behoort tot “ de oudste bidplaats van de streek die het aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen.  In deze bidplaatsen werden de heidenen gedoopt.  Deze kapellen werden niet ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging – maar ze blijven bid- en bedevaartplaatsen.  Dit is waar voor de Sint – Elooikapel”.
    Wij durven het zo voorstellen.  In de vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel opgetimmerd.  De zusters zullen deze kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
    De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door de abdij van Grimbergen en  anderzijds door de abdij Sint – Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
    In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint – Martinus, Bartholomeus Gysens, de actuele kapel gebouwd.  Op een zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 – de initialen van Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
    In het jaar 1652 werd de Sint – Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius apostolicus in België “ac altare in honore Beat.  Virgo Mariae ac Sancti Eligii”.  Hie rijst de vraag : Was de kapel ook toegewijd aan Maria ?
    Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument.  Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee bunder eigendom en een fruithof.
    Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
    Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we durven het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele huizen die in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen, waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen langs dezelfde weg.)
    Jaarlijks wordt dank zij de Sint – Elooigezellen de feestdag van hun patroon plechtig gevierd.
    Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van Hasselt genoteerd werden.
    Het omvat :
    bladen 1 – 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters – 1702 : Denis Vermeiren – 1703 : Jan Jacobs – 1704 : Peter Van Waeleroyck – 1705 : Hendrik Van Hemelrijck.
    Bladen 13 – 18 : ontvangsten van 1750 – 95 door Norbert Ferro pastoor van Meys.
    bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g. schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen – geëindigd 8.12.1777 – met inschrijving pastoor Le Mère : “Is voldaan dus doodt”.
    bl. 60 – verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g.  Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de steun aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L. Lettens), 138 g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g. uit het offer van O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint – Elooi.
    Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de remonstrantie van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens gewicht gouden ring geofferd aan O.L. Vrouw – blijft 117 g. betaald met de andere helft van het Pijpenbos.
    In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
    Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
    Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van ’t Kerckenoffer gelegd in de loterij van de finis terrae (finistère).
    Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint – Elooi.
    Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december – toen was Terwecoren koster van de kapel.
    Op 27.10.1752 – 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
    In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.  Een nieuw missaal en register.  Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald – en om de 3 jaar worden 500 vaantjes gekocht
    In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht.

    Bibliografie :

    “350 jaar St.-Elooikapel” Achiel Bettesone
    “Meise” Achiel Bettesone
    “St.-Elooikapel” Constant Noppen Berla
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper Sib 2001


     

     

    26-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    16-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.201 Parochie St.-Martinus

    Meise is één van de 8 parochies van de gemeente Meise.  Voor de fuzie was het één van de twee parochies van de oude gemeente Meise.
    Om het onderscheid tussen gemeente en parochie visueel te maken nam Natuurpunt het voortouw, door een deelgemeente of parochie cursief te schrijven.
    Parochies waren er voor de gemeentes.  Historisch onderzoek houdt hier dus rekening mee.  In deze rubrieken vinden jullie de resten van wat geschiedschrijvers samen zochten.  Dat mag niet verloren gaan.  Wij beperken ons meestal tot wat niet in boekvorm of in tijdschriften bestaat.  Oude boeken, die niet meer uitgegeven worden en wwarvan geen digitaal bestand, hernemen wij en de tekst wordt aangepast (cursieve tekst). 


    Uit "Meise" van Jan Vanden Eynde :
    De parochies zijn vroeger ontstaan dan de gemeentes; hieruit volgt dat de grenzen van de parochies en van de gemeenten niet altijd overeen stemmen.  Onze bevolking is veel dankbaarheid verschuldigd aan die parochies want ze vormden de kernnen van de beschavingsactie.
    In deel II van het parochiewezen van Brabant van dr. Verbesselt staan zeer interessante beschouwingen omtrent onze paroichie.
    Hieruit blijkt dat Sint – Martinus Meise moet geklasseerd worden bij de moederparochies die de centralen zijn voor de uitstraling van het missiewerk in een gebied en eveneens onder de tien voornaamste parochiën van gans de oude dekenij Brussel tussen Dender, Schelde, Rupel en Dijle.
    Sint – Martinus is de beschermheilige van de oude parochies in ons gewest o.a. Asse, Aalst, Halle, Sint – Maartens – Lennik.
    Deze centra zijn uitgekozen via een bestudeerd plan; de spreiding is goed beredeneerd, men is zeker niet loshoofdig aan het werk gegaan.  Het is duidelijk dat de ganse streek eerst volledig geprospecteerd werd.  Het ontstaan van deze missieparochies dringt zeer diep door in het verleden, zelfs tot in de VIIde eeuw.
    De voornoemde auteur voegt er een ander pertinent bewijs aan toe, namelijk de indeling van het grondgebied van de parochie in uitgestrekte vierkante kouters.  Dergelijke blokvorming wijst op een zeer oude kadastrale methode die zelfs bij de Romeinen in voege was.
    De kerk en de huizen die de dorpskom vormen werden eveneens gebouwd binnen de grenzen van vierhoekige oppervlakten.
    Ik herhaal wat dr. Verbesselt voorop stelt : “dat de dorpskom, de kouters, het wegennet, de bodemindeling wijzen op de richting van een voorfrankische dorpsgroei en van een oude belangrijke nederzetting”.
    De moederparochie Meise had toezicht op de omliggende parochies o.a. Grimbergen, Strombeek-Bever, Sint-Brixius-Rode, Oppem, Amelgem , (vroeger zelfstandige parochie)  Nieuwenrode en wellicht ook Humbeek en Beigem.
    In de strijd tussen de twee machten, de Berthouts en de Crainhems verloor de kerk van Meise het voorrecht van de moederkerk van het land van Grimbergen.  De rollen werden omgekeerd, de parochie Meise werd onderworpen aan het gezag, aan het patronaat van de abdij van Grimbergen en geplaatst onder het toezicht van de heren van het hof van Meise – de ridders van Meise, die leenheren van de seigneurie van Grimbergen.
    In de studie van het parochiewezen worden als oudste pastoors van de parochie Sint-Martinus vermeld :
    Henricus, pastoor van Meise die reeds in 1211 als getuige voorkomt bij de overdracht van het tiendenrecht aan de abdij van Ninove.
    Esselinus, pastoor van Meise getuige voor een gift van land aan de abdij van Grimbergen in 1224.  Het kan vreemd klinken dat deze eerste pastoors geen Norbertijnen waren.

    De database van A.Bettesone vermeldt :

    ca 1110 In een verloren gegane brief van bisschop Ode van Kamerijk werd de oudste vermelding van de parochiekerk van Meise als moederparochie terug gevonden, evenals nota’s over de stichting van de abdij van Grimbergen.  De moederkerk van Meise omvatte de kerken van St.-Brixius-Rode en O.L.V. van Nieuwenrode, van Oppeml, met Amelgem, van Strombeek en van Grimbergen (toen minder belangrijk dan die van Meise en die toch ook heel oud moet zijn geweest).
    In de oorkonde van 1132 die de schenking van de kerk van Meise aan de abdij van Grimbergen definitief maakte is er trouwens nog sprake van deze brief.
    rond die tijd werden Grimbergen en Strombeek afgescheurd van de moederkerk Meise, maar St.-Brixius-Rode en Oppem bleven eraan verbonden.
    1127-1128 De seculiere priesters van Meise werden door de Norbertijnen van Grimbergen vervangen.
    1155 Bisschop Niklaas van Kamerijk bevestigde voor de derde maal “altare videlicit de Wamblines (Wemmel), Berchem, Ramesdunc, Menza, Ophem, Rode, Strumbergen,” als toegewezen aan de abdij van Grimbergen.  Hierin was er geen sprake van enig appendicum voor Meise.  In deze brief werd de kapel van Amelgem reeds als bezit van de ab dij van Grimbergen vermeld.  Getuigen hierbij waren Bernerus de Ossela en Albertus de Amelrengem, sacerdotes of priesters.

    1250 Vanaf nu zouden de Norbertijnen van Grimbergen de parochie Meise bedienen en beheren en dit tot 6 juni 1826 bij het overlijden van de toenmalige pastoor Norbertijn.

    IVde eeuw
    In het midden van de IVde eeuw werd Superior Servatius de eerste bisschop van Kamerrijk, bisdom waarvan Meise afhankelijk werd gesteld.

    De abdij van Grimbergen bekomt eerst in 1249 de benoeming van haar kloosterlingen tot pastoor te Meise en te Wemmel.
    In 1132 werd door toedoen van de Berthouts het patronaat of begevensrecht van Meise overgedragen aan de abdij van Grimbergen (uit Nieuwenrode, H.Spinnael, 1974)

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 Pastorij St.-Martinus

     

    2 (67) Pastorij (M.e. 14/86, M.w.2/35 en G.w. 1.21 site  )

    In de database van A. Bettesone vinden wij :
    1578 Tweede Beeldenstorm. De pastorij stond er verwoest bij.
    1619 pastoor Ludovicus Moreau liet het voorste deel verbouwen in opdracht van en met goedkeuring van abt Outers
    1647 pastoor Gijsens Bartholemeus richtte het oudste gedeelte opnieuw op (soms 1630 vermeld)
    ca 1670 enkele oude doeken werden ingelijst die door Leo Van Puyvelde toegeschreven werden aan Mathias Van Helmont, vervaardigd ca 1670
    1672 In de oude pastorij van Meise (Iconografie nr. 200) hangt een schilderij dat het Meise van toen weergeeft in een vogelvluchtperspectief (zie afbeelding en beschrijving) :
    Gezicht in vogelperspectief op Meise aan de westzijde.  Links bemerkt men nog de bestaande pastorij, omringd met mooie hovingen met daarachter de kerk,, het dorpsplein waar een wipschieting plaats vindt, is met allerlei figuurtjes verlevendigd.  Meer naar voor, achter een reusachtige bomengroep, het kasteel van Meise en rechts dit van Boechout.  In de verte links zien wij duidelijk de toren van Grimbergen.  Het voorplan is gestoffeerd met talrijke fijn gepenseelde figuren die ons een levendig beeld geven van de oude klederdrachten en gebruiken bij de verschillende standen : een voorname dame, vergezeld van een knaapje in gesprek met twee Norbertijnen.  Een derde witheer schenkt aan toegelopen volkskinderen zijn milde zegen.  Links komt een met drie paarden bespannen boerenwagen aangereden.  Deze is bezet door een vrolijk gezelschap (een boerenbruiloft?), begeleid door een vioolspeler en een vlaggenzwaaier.  Langs de baan hebben een paar reizigers hun last op de berm neergezet om wat uit te rusten.
    Het schilderij heeft geen naam, tenzij van een schilder die dit prachtstuk onlangs herstelde.  Doek H 2.03, B 3.20
    1682 de pastorij werd met een 2de vleugel vergroot. Vermoedelijk bestond het gedeelte met trap toen al.
    1698 Abt Bassery vergrootte de pastorij
    1728 Toen werd ook beslist om de pastorij met een vleugel te vergroten.
    1730 Prelaat Augustinus Van Eeckhout bouwt het naar het westen gerichte deel van de pastorij van Meise hetwelke aan het vorige deel daterend uit 1647 werd toegevoegd.  Hij legde de eerste steen op 6 juni 1730.  Zijn wapen werd boven de deur van de achtergevel aangebracht met de leuze "Ministerium tuum imple" .  Het is wel eigenaardig dat de trap naar de verdieping in het achtergedeelte zit en dat normaal bij verbouwing de trap zou blijven bestaan en deels in het oude gedeelte zou gezeten hebben.
    1733 De schilderij met zicht op Meise, opgehangen in de grote zaal is van die tijd.  Zij werd uitgevoerd in opdracht van prelaat Van Eeckhout, vermoedelijk door een leerling van David Teniers.  De madonna opgehangen in dezelfde zaal is vermoedelijk van een leerling van Rubens.
    1759 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige afbeelding van de kerk, de pastorij en de 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werden getekend door C.J.Everaert (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te Brussel).
    1789-1799 verwoestingen door de Franse revolutie
    1895 De tussenstijlen van de vensters ontbraken en de kleine vensters waren toegemetseld . Ze stond er dus verwaarloosd bij.
    1897 Op 3 november kwam de commissie van Monumenten te Meise om de  herstellingen te keuren aan de kerk en de pastorij.  Tijdens deze periode gebeurden restauratiewerken (zie jaartal 1902 in de herdenkingssteen ingemetseld nabij het toegangspoortje van de pastorij.
    1902 Aan de pastorij van Meise gebeurden herstellingswerken onder de leiding van provinciaal architect Dumortier.  Zij verleende gastvrijheid aan 6 priesters, kloosterlingen van de abdij van Grimbergen, die de parochie en haar afhankelijkheden bedienden.  In 1897 werden er ook al herstellingswerken uitgevoerd.  Leo Van Puyvelde schreef de voorhanden zijnde schilderijen toe aan Matthias Van Hellemont.
    In de tuin van de pastorij stond en staat nog steeds een reuze hulst die volgens specialisten behoort tot de drie oudste van België.  Hij is in zeer slechte staat, niettegenstaande pogingen om hem een revival te geven.
    1939 Bij K.B. van 20.2.1939 beschermd monument
    1962 De muur rond de pastorij werd afgebroken en de tuin verkleind.
    De pastorij werd gemeentehuis van … tot … toen de pastoor Gijsen verhuisde naar de nieuwe pastorij aan de inkom dorpscentrum Plantentuin Meise.  Na de fusie van gemeenten  werd het een filiaal van het gemeentehuis dat in Wolvertem is.
    2008 De diensten van de gemeente verhuizen uit de pastorij naar het nieuwe administratief centrum in Wolvertem.  De dienst Cultuur doopte het ten onrechte “ Cultuurhuis “ .  De toeristische dienst zou er in ondergebracht worden.  Een klein museum voor de kleinere werken van Henri Lenaerts zou er ook kunnen in komen.  Het Beiaardcomité vroeg toelating om de luisteraars van de beiaardconcerten in geval van regen binnen te laten.  Zij kunnen daar dan ook de beiaardier op een scherm zien spelen.
    Plannen genoeg, maar de administratieve krakende en piepende molen maalt o zo langzaam. 

    Uit de database van A. Bettesone

    139 Pastorij inboedel

    In de trouwzaal hangen 5 schilderijen van grote historische waarde.  Vier ervan staan afgebeeld in het boek “Meise van oorsprong tot 1940” van Jef Heyvaert op pag. 131
    1. panorama centrum Meise met pastorie en de twee kastelen zie. 67  Er is betwisting over de datum, want het tweede gedeelte van de pastorij staat er al op en het schilderij zou ervoor gedateerd zijn.
    2. Panorama met twee Norbertijnen en 8 burgers waaronder een herder met schapen. Op de achtergrond een kasteel met omliggend aangelegd park en kapel.
    3. Panorama met kermis met dansende en etende burgers. Op de achtergrond een kasteel en een donjon.
    4. Maria met witte bloem
    5.
    De eiken trap (pag. 132) met houten leeuw met stenen bal is ook zeer waardevol.
    Verder werd alle meubilair en versiering overgebracht naar Wolvertem.
    In “Meise, onder de toren van St.-Martinus” van Jef De Cuyper staan oude foto’s van de pastorij op pag. 38.  Op de eerste (79) zien we nog de muur aan de voorkant.  Op de tweede zien we dat de muur langs de A.Van Doorslaerlaan rond de tuin er vroeger niet stond.

    In “Meise” van Jan Vanden Eynde wordt de pastorie belicht op pag. 51
    In
    Historische tuinen en parken in Vlaanderen M&L cahier 20 van Deneef Roger Provincie Vlaams-Brabant 2011 werden de schilderijen belicht.

    1670 In de oude pastorij werden enkele doeken ingelijst die door Leo Van Puyvelde toegeschreven werden aan Mathias Van Helmont.  Ze zouden vervaardigd zijn circa 1670.

    361 De pastorie St.-Martinus

    De pastorie van Meise staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.  Enkele romantische jongeren hebben de stoot gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen neerploffen.  Ze hebben de weg open gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.  De ontmantelde pastorie kan nu openlijk getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.  Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd ingemetseld.  De pastorie schijnt gebouwd op of nabij een steen genaamd d’Waterken of Berla. Ze was omringd met grachten en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan de heren van Grimbergen – Nassau.
    In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.  Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van schilder Mathias Van Helmont.  Op een van de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand neemt.  De dame zou Barbara Van der Linden verbeelden – die kinderloos was – en het knaapje haar efgenaam Jan Van der Linden – d’ Hoogvorst.
    Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
    In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.

    361 De pastorie St.-Martinus

    De pastorie van Meise staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.  Enkele romantische jongeren hebben de stoot gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen neerploffen.  Ze hebben de weg open gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.  De ontmantelde pastorie kan nu openlijk getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.  Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd ingemetseld.  De pastorie schijnt gebouwd op of nabij een steen genaamd d’Waterken of Berla. Ze was omringd met grachten en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan de heren van Grimbergen – Nassau.
    In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.  Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van schilder Mathias Van Helmont.  Op een van de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand neemt.  De dame zou Barbara Van der Linden verbeelden – die kinderloos was – en het knaapje haar erfgenaam Jan Van der Linden – d’ Hoogvorst.
    Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
    In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.

    “Meise” Vanden Eynde Jan pag.51
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper Sib 2001 pag.38
    "Historische tuinen en parken in Vlaanderen" M&L cahier 20 van Deneef Roger Provincie Vlaams-Brabant 2011

    284 Retroroute Meise

    De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
    Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of tekening met  een verklarende tekst.  Bij de bronnen op de circulaire vinden wij o.a. “ blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper”.  Hier had beter gestaan :
    http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.  Om mijn lezers de kans te geven de teksten te vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :
    'Een huisstede van de heer pastoor met vijverken daaraan gelegen, zonder straat'.  Deze omschrijving dateert van 1717.  De pastorie werd al snel uitgebreid, zodat de woonruimte verdubbelde. Ruim 250 jaar later werd dit gebouw in gebruik genomen voor de gemeentediensten en vandaag is het 'Cultuurhuis' de huisstede van de culturele activiteiten

    Parochie          Originele Naam          nr. blog           Meise, onder de toren van St.-Martinus             Circulaire
    Meise              Pastorij St.-Martinus 67                    38                    Cultuurhuis
    De keuze van de gebouwen roept vragen op.  Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?

     

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1 Kerk Sint-Martinus

     

    1 (64)  St.–Martinuskerk Meise

    De database "Meise", 3de uitgave van 'Schoon Meise' (vakantiegenoegens Meise) van Achiel Bettesone vermeldt :
    1ste missiekapel H.Martinus van Tours
    684 Reeds in dat jaar zou er te Meise een kerkje zijn gebouwd met als patroonheilige Sint Maarten.  Strombeek hing trouwens toendertijd kerkelijk af van de parochie Meise. 10de eeuw wellicht stenen kerk, toren
    XIde eeuw Wellicht werd er reeds in de Xde eeuw een stenen kerk gebouwd te Meise en stond er ook reeds een stenen kapel op de Hasseltberg in Romaanse stijl..  Voor de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot 1110 als de kerk van Meise werd vernoemd.
    Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
    Door de aanwezigheid van een Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dat er in de omgeving een heidens offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door een missiekapel vermoedelijk onder de stuwende kracht bv. de Heilige Amandus of één van zijn discipelen.  De eerste bidplaatsen waren kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet.  Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde boogvenstertjes.  De bouw gebeurde meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof.  Voor de parochiekerk van Meise was dit de heer van het Hof te Meise en voor de St.-Elooikapel de heer van het Hof ter Hasselt.
    Men vermoedt dat de bouw van de toren van de St.-Martinuskerk terug gaat tot de
    XIde eeuw en dat hij afzonderlijk stond en gebruikt werd als toevluchtsoord voor de parochianen in de tijd van nood. Het is dan ook het oudste gedeelte van de kerk waarvan de kapel afzonderlijk stond.  Voordien zou er reeds een gebouw uit hout gemaakt gestaan hebben dat als kerk of bedenhuis werd gebruikt.
    1110 In een verloren gegane brief van bisschop Ode van Kamerijk werd de oudste vermelding van de parochiekerk van Meise als moederparochie terug gevonden  evenals nota’s over de stichting van de abdij van Grimbergen.  De moederkerk van Meise omvatte de kerken van St.-Brixius-Rode en O.L.V. van Nieuwenrode, van Oppem met Amelgem, van Strombeek en van Grimbergen (toen minder belangrijk dan die van Meise en die toch ook heel oud moet zijn geweest.
    In de oorkonde van 1132 die de schenking van de kerk van Meise aan de abdij van Grimbergen definitief maakte is er ook sprake van deze brief.
    1132 Door de overdracht van de eigendommen van de heren van Grimbergen aan de abdij van Grimbergen kwamen de parochies Meise, Rode, Oppem en Strombeek onder de jurisdictie van de abdij.
    1179 Paus Alexander III bevestigde voor de 4de maal de parochiekerk van Meise “altare de Mensce cum appendicus suis Obhem en Rode”.
    XIIIde eeuw toen reeds waren er te Meise naast de pastoor nog drie medepriesters nl Oppem, Hasselt en Rode.  Naast de pastorij tussen de Cattestrate en de Smisstrate, was er een tiendenschuur van de abdij van Ninove.  Na de afschaffing van de tienden bouwde de abdij van Ninove er in 1774 een huis.  De abdij van Grimbergen ontving slechts twee delen van de tienden terwijl die van Ninove er drie ontving.
    1224-1225 Esselinus (Hesselini) werd in 1224 vermeld als pastoor (presbyter) van Meise (geen magister).  Hij was nog steeds een seculier priester en dus nog steeds niet vervangen door een kannunik van Grimbergen.  Hij trad op als getuige van Arnoldus de Menza, getrouwd met Domina Gisela bij een gift van drie bunder land te Limvosc aan de abdij van Ninove of Grimbergen.
    Johannus was toen (1225) koster van Meise en trad als getuige op samen met pastoor Esselinus.
    1249Nikolaas, bisschop van Kamerijk, gaf op 8 december toestemming en het recht om een kloosterling te benoemen van de abdij van Grimbergen als pastoor van Meise en ook van Wemmel.
    1260 Op 8 maart werd frater Matheus aangesteld tot deken van Meise (Cartularium II, fo 219 en fo 220)
    1261-1262 frater Gerardus ”plebanus”of deken van Meise volgde Frater Mattheus op.
    1261-1414 Van deze periode zijn de pastoors en kapelanen van de parochie Meise tot op heden onbekend gebleven.
    1287 Bisschop Willem van Kamerijk bevestigde toen ook dat de parochie Meise de afhankelijkheden Amelgem, Oppem en Rode bezat en ook de kapel van Hasselt, “ “1287, sabbato post Trinitatis” of 7 juni 1287
    1414 Cornelius Lenaert, kloosterling van de abdij van Grimbergen, werd pastoor van de parochie Meise tot 1440.
    1440 Willem Fernarius, een kloosterling van de abdij van Grimbergen, werd pastoor vabn Meise tot 1475 (mogelijk Prenarius).  In het orbituarium komt voor : “guil. Framary, pastoor in Meys, overleden op 13 november.”  Vermoedelijk is dit dezelfde persoon en is het sterfjaar dat ontbrak 1475, het jaartal waarop Petrus Mey in functie kwam.
    1475 Petrus de Mey (de Messemaecker) werd pastoor van Meise tot 1513 of 1515
    1500 Bij de bouw van het koor van de St.-Martinuskerk werd onder het koor een crypte voorzien voor de heren van Meise.  Die van Boechout werden in de abdijkerk van Grimbergen begraven. Zo werd Jan van der Ee, baljuw van de st         ad Brussel en heer van Meise, in de crypte begraven.
    Toen Melchior Roose, baron van Boechout, huwde met Marie-Francisca Vander Linden d’ Hoogvorst van het Hof te Meysse, kregen de bezitters van Boechout ook toelating om in de crypte langs de evangeliekant, begraven te worden.
    1509 Aan de clerus van Meise werd als bede een bijdrage opgelegd “mijner genaede heere 28 gulden en 89 stuivers en mijn genaede vrouwe 4 gulden en 16 stuivers”.  Dit waren normale bedragen vergeleken met de parochies uit de omtrek.
    1513 Gosui nus Haeck werd pastoor van Meise.  Op 4 januari 1521 werd Goswin Bowel in het orbitarium vermeld als pastoor.  Vermoedelijk betreft het hier dezelfde persoon door verkeerd lezen of schrijven van de familienaam.  Sommige bronnen vermelden dat hij fungeerde tot 1525.
    1521 Anthonis Van Oudenhove werd pastoor van Meise tot 1558 (dit volgens de oudste bewaarde rekeningen van de H.Geesttafel van Meise dd 1522, destijds in het parochiearchief).
    1561 Tussen de parochiekerk van Meise en het  gehucht Oxdonk waren de gehuchten Nieuwenrode en St.-Brixius-Rode ontstaan.  Het kanaal trok een rechte scheiding tussen Oxdonk en Nieuwenrode.  De pastoor van Meise zou door deze  afscheiding de bediening van Oxdonk afstaan tegen een vergoeding van 20 gulden perjaar aan de pastoor van Kapelle-op-den-Bos.
    1566 tijdens de beeldenstorm 1566-1567 werden de ramen, het dak en de inboedel van de St.-Martinuskerk (vermoedelijk in romaanse stijl) vernield.
    1570 Gaspard Van der Schueren die omstreeks 1570 intrad in de abdij van Grimbergen, werd aanzien als de schilder van de muurschilderingen in de St.-Martinuskerk van Meise.
    1574 Volgens het verslag van het dekenaal bezoek was Coppen (= Coppaerts) toen nog pastoor te Meise en was August (Van) de Beer koster.
    1578 toen vond de tweede Beeldenstorm plaats.  Laurentius Coppaert (Coppen), pastoor te Meise stierf op 3 februari op het kasteel van Boechout.  Sommige bronnen vermelden dat hij slechts in 1584 stierf, maar dit blijkt toch twijfelachtig te zijn.  Antonious Stroobant werd de nieuwe pastoor te Meise.
    1580 de kerk van Meise kreeg een nieuw dak.
    1584 Op 2 december stierf Antonius Strabanus (Antoine Stroobants) priester te Meise, op het kasteel van Meise, waar hij zich verscholen hield om het Calvinisme te bestrijden.
    Vermits in de kerk de jaartallen 1626 en 1642 voorkomen moet St.-Martinus voordien verwoestingen hebben ondergaan.
    1585 Michaël De Meestere werd de nieuwe pastoor van Meise (tot hij stierf op 22 januari 1591).  Hij was eerst lekebroeder en schrijnwerker van stiel en kwam uit Brussel.  Op 25 mei legde hij zijn geloften af.  Naast pastoor van Meise bleef hij ook provisor van de abdij van Grimbergen.  Hij werd hiervoor speciaal beloond door het toekennen van een mudde gerst en een mudde tarwe uit de abdijhoeve van Amelgem en in afwachting tot hij zelf kon brouwen, drie tregelen bier uit de abdij, benevens 63 rijnsguld volledig  en, de ene helft van de abdij van Grimbergen, de andere helft van de abdij van Ninove.  Beide abdijen waren grote tiendenheffers over de parochie Meise.  Dit alles op last van de kapelaan van Oppem te onderhouden, die dan ook echter zekere voordelen in natura inbracht in de gemeenschappelijke keuken, zoals broden, smout, haring, boekstring, mutsaarden.  Pastoor De Meester werd gemoedelijk “Michiel de Parochiaan” genoemd.
    1590 Michaël De Meestere, pastoor van Meise overleed op 22 januari.  Aangezien hij niet onmiddellijk werd vervangen trad Gaspard Van der Schueren, pastoor in Strombeek, meeermaals op als priester te Meise.  De eerste bladzijde van het doopregister van de St.-Martinusparochie werd door hem geschreven.  Van der Schueren was tevens kunstschilder.  Hij maakte o.a. het portret van abt Gerardus Van Campenhout.  Men vermoedt trouwens sterk dat hij ook de muurschilderingen in de St.-Martinuskerk zou gemaakt hebben, mogelijk zelfs de restauratiewerken die destijds bezig waren, op de verse bepleisteringen.  Constant Piron had dit vermoeden geuit in 1682 bij het herontdekken van deze muurschilderingen die verborgen zaten onder een laag witkalk en die toevallig herontdekt werden door het weghalen van het zijaltaar van O.L.Vrouw.
    1591 Geeraert De Bock of De Boeck, pastoor van Meise, maakte zich vooral verdienstelijk door het in orde stellen van wat al verwoest werd.  Hij herstelde de fel beschadigde St.-Martinuskerk en pastorij en liet een nieuw dak leggen op de Hasseltbergkapel.  Hij was getuige bij de rekeningen van Kerstmis van 1590 en 1591 over de St.-Martinuskerk door kerkmeester Antoon Van Hemelrijck.
    In 1619 gaf hij zijn vrijwillig op om als kapelaan naar Oppem te gaan en later terug naar de abdij van Grimbergen waar hij op 21 maart 1626 stierf.
    1593 De Beeldenstorm raasde opnieuw door het land.  Deze terreur zou duren tot 1598.  De ramen, het dak en de inboedel van de St.-Martinuskerk waren opnieuw fel beschadigd.  Slechts na enige tijd kon men, met de steun van baron Christoffel d’ Assonville van het waterslot Boechout, van graaf van Buren, de oudste zoon van Willem Van Oranje, heer van het land van Grimbergen en van Jan Van der Ee, amman van Brussel en kasteelheer van ’t Hof te Meysse de restauratie van de kerk aanvangen.  De schaliën van het dak werden reeds besteld.  De afwerking van de middenbeuk is van 1626 en die van de zijbeuken van 1635 en 1642.  Als koster van Meise werd Jan of Joos Van den Broeck bekend door een akte van 18 oktober 1604 waarin hij samen met pastoor De Boeck en kerkmeester Rombaut Van der Haeghen verschijnt.  Deze koster overleed op 12 december 1658 op 82-jarige leeftijd na gedurende 65 jaar koster van Meise te zijn geweest.  In de voornoemde akte stond dat aan de kerk verschuldigde renten van 14 naar 12 gulden werden gebracht.
    In Meise gebeurde de eerste kerkvisitatie door Petrus De Vinck, deken van West-Brussel, als afgevaardigde van de aartsbisschop.  Het Concilie van Trente (1545-1569) had aan de bischoppen geregelde kerkelijke bezoeken opgelegd in hun parochies.  Petrus Vinck beweerde reeds in 1592 een kerkvisitatie te hebben verricht, maar hierover werd geen enkel spoor terug gevonden.
    1594 In het verslag van de kerkvisitatie vermeldde de deken al de hulpkapellen van de parochie Meise : Oppem, Nieuwenrode, St.-Brixius-Rode, Hasselt St.-Elooi, Amelgem. 
    1596 Uit de kerkrekeningen van de St.-Martinuskerk werd uitgemaakt dat de muurschilderingen toen werden gemaakt in opdracht van de heer en mevrouw van Boechout, Christoffel d’ Assonville (° 1528, + 1606) en Margaretha Scheyfve, vermoedelijk overleden in 1602. (Zij staan samen geknield afgebeeld met hun vele kinderen) ter nagedachtenis van d’ Assonvilles ouders Jean d’ Assonville en Gilette des Prets.  Wie de schilder was werd nog steeds niet met zekerheid vastgesteld.  Als mogelijk werden Van der Schueren Gespard, monnik van de abdij van Grimbergen aangewezen, volgens de Commissie van Monumenten en Landschappen zou het om een leerling van de Italiaanse grootmeester Rafaël gaan.  Ok Frans Floris, die een leerling van Barend van Orley was, werd vernoemd.  Deze laatste overleed evenwel al in 1570.  Van bovenvermelde schenkers bekwam de kerk toen ook een mooi brandglasraam  in het linker koor, dat echter door de Fransen werd vernield.
    In 1596 schreef de deken in het verslag van zijn kerkelijk bezoek : “ de abt van Grimbergenis de rector of bestuurder van de kerk van Nieuwenrode.  In ieder van de hulpkerken van Meise komt een kloosterling van de abdij op zon- en feestdagen de H.Mis opdragen.  Welnu in Nieuwenrode wordt er geklaagd dat de abt soms geen priester stuurt.  In de kerk is de doopvont niet afgesloten, zodat eenieder er toegang tot heeft.”  Dit verslag werd naar gewoonte naar de aartsbisschop gestuurd, die er persoonlijk in de marge bijschreef : “men moet nagaan waaraan de abt gehouden is en hoe men aan de verlangens van het volk zou kunnen voldoen.”
    1598 De kerk van Meise stond open langs alle kanten, zodat de mussen er in rond vlogen.
    einde XVIde eeuw J.F.Langerin gaf een kaart uit waarop de kapel van Hasselt werd aangeduid en de kerken van Meise en Oppem.  Van deze periode gingen er in de Geuzentijd  veel archieven verloren.
    1600 Ingevolge een akkoord tussen burgemeester Jan de Meere, de schepenen, de H. Geestmeesters, pastoor G. De Boeck
    1602 glasraam door Fransen vernield (wanorde – toevlucht mensen en prelaat Philip van Raubergen van de abdij van Grimbergen werd beslist om de kerk van Meise te herstellen. Volgens de jaartallen aangebracht in een sluitsteen van de overwelving van de middenbeuk (1626), van de linker zijbeuk (1631) en van de rechter zijbeuk (1642) zouden dit de jaartallen zijn van de opeenvolgende afwerkingen.
    (zie uittreksel uit die tekst hierna)
    “ vragen wij hulp tot de kosten die wij reeds gedaan hebben en zullen doen tot het opmaken van de toren, herstelling van het koor en andere sieraden … zo zal de prelaat laten in de toren de twee klokken die het godshuis (dit is de abdij van Grimbergen) heeft geleverd en daarenboven zal de prelaat nog in het hoogkoor doen stellen twee glazen vensters met hun ijzeren staken…”
    De kerk was natuurlijk sterk gehavend geweest tijdens de beroerde tijden van de Reformatie
    , gelijk vele andere.
    1601 Bij de restauratie van de St.-Martinuskerk, na de Beeldenstorm, schonk graaf van Buren, heer van het land van Grimbergen, een kunstglasraam in het rechter transept.  Dit werd door de Fransen in 1794 vernietigd.
    1602 De St.-Martinuskerk was toen (1602-1604) in wanorde wegens de koffers en andere zaken die er door het volk ter beveiliging werden binnen gebracht uit vrees voor de soldaten.  Noch de kerk, noch de pastorij waren nochtans veilig wegens de Calvinisten.  Bij de minste onraad zochten de mensen uit schrik naar bescherming ofwel in de kerk ofwel in de bossen.
    1604 In het verslag van het kerkbezoek werd geschreven dat pastoor Gerardus De Boeck van Meise zijn parochie goed beheerde.  Hij liet trouwens zelf zijn pastoorshuis herop bouwen.  Hij stierf na 51 jaar pastoraat te Meise in 1647.
    Op 18 oktober tekende koster Jan of Joos Van den Broeck met pastoor De boeck en kerkmeester Rombaut Van der Haeghen een akte waarbij de rente van van veertien naar twaalf gulden werd terug gebracht, verschuldigd aan de kerk door Elisabeth Seghers, weduwe van Jan De Moor.
    1611 Op 13 januari overleed Egidius Stevens die bekend stond als pastoor van Meise.  Tot dat jaar verbleven er op de pastorij van Meise verschillende kapelanen :
    1. Die voor de parochie Oppem (later evenwel niet meer)
    2. Ook die nog van St.-Brixius-Rode
    3. De kapelaan voor het kasteel van Boechout wellicht tot 1732
    1615Van der Schueren zou de schilder van de muurschilderingen in de St.-Martinuskerk van Meise geweest zijn tijdens de ambtsperiode van pastoor Ludovicus Moreau (1619-1647).  De schenker was Charles d’Assonville, heer van Boechout van 1607 tot 1651.
    1619 Na de dood van pastoor Geeraard De Boeck van Meise werd hij op 12 maart opgevolgd door Ludovicus Moreau.  De oudst voorhanden zijnde overlijdensregisters zijn van zijn hand en beginnen op 7 mei 1619 toen het bijhouden van de overlijdens verplicht werd gemaakt.  Onder zijn bestuur werd de St.-Martinuskerk uitgebouwd tot wat ze heden nog is.
    1626 De middenbeuk van de St.-Martinuskerk was opgebouwd (zie sluitsteen in de zoldering).  Door dit gebouw werd de verbinding gemaakt tussen het koorgebouw en de toren die vroeger afzonderlijk stonden.
    In de achtergevel van de St.-Martinuskerk werd een grafsteen ingebouwd  van Marie Thérèse de France, dochtertje van Jerôme, baron van Boechout, heer van Noyelles Wyon Meysse en Margaretha d’Assonville, dat zeer jong stierf op 8 mei 1626.
    1627 Uit de St.-Martinuskerk verdween in 1958 een kostbare kelk en ciborie uit 1627, evenals een kostbare koor kap.
    1631 De linker zijbeuk van de kerk was afgewerkt (zie sluitsteen in de zoldering).
    1634 Grafsteen in de kerk+ 6 juni van Maria Elvira Alvaredo, echtgenote van J.F.Van der Ee
    1642 De rechter zijbeuk van de kerk was afgewerkt (zie sluitsteen in de zoldering) .  Pastoor Ludovicus Moreau overleed.  Zijn grafsteen werd terug gevonden in de kerk.
    1643 Door het Concilie van Trente werd de verplichting opgelegd om veel muurschilderingen in de kerken te bedekken.  Het is dus mogelijk dat de muurschilderingen van de kerk daardoor toen verdwenen onder een laag witkalk.
    1647 Gijsens Bartholomeus werd op 26 maart pastoor van Meise (+1662)
    1650 Pastoor Gijsens stichtte de Broederschap van de Heilige Rozenkrans te Meise.
    1658 Volgens een akte van 23 februari werd de koster van Meise beurtelings aangewezen door de heer van Boechout en de heer van Meise.  Op 17 december duidde Renon de France, baron van Boechout, Gilliam Van den Broeck aan als koster van Meise.  Dit was 5 dagen na de dood van zijn vader Joost die reeds 65 jaar koster was en 82 jaar oud geworden was.  Gilliam overleed op 12 oktober 1669 ten gevolge van de pest.
    1660 De aanbidding der wijzen is een schilderij van de Antwerpenaar Theodoor Boeyermans (°1620-+1678).  Het hangt in de St.-Martinuskerk te Meise.  Het werd geïnspireerd door het meesterwerk van P.P.Rubens (de geboorte van Jezus en de begroeting van de drie koningen).  Theodoor Boeyermans was een tijdgenoot van Jordaens, waarmee hij trouwens heeft samen gewerkt. 
    1662 Bij de dood van pastoor Bart Gijsens werd Franciscus Adams pastoor te Meise.  Hij was de zoon van de lijfwachten van Albrecht en Isabella en had een moeilijk karakter. Hij was kapelaan geweest in Oppem en Wemmel.  In 1667 verliet hij Meise om pastoor te worden in Wemmel waar hij in 1674 stierf.
    1663 In het kunstglasraam van de familie d’Hoogvorst werd het overlijden aangeduid van een baron op 20 oktober 1663.
    1666 Daniel Bellemans werd onderpastoor in Meise.
    1667 Hendrik De Pottere (Henricus De Potter) , pastoor van Meise (op 25 maart) moest reeds van juni tot september vluchten voor het geweld van de Franse invallers onder Lodewijk XIV.  Daarna verbleef hij ca 30 jaar in Meise.  Hij maakte bovendien de pestepidemie mee (1668-1670).   Hij was dokter in de Godsgeleerdheid en leraar in de theologie van de Steingaden-universiteit in Zuid-Beieren.  Hij liet twee klokken hangen (3800 en 280 kg).  Het koor van de kerk liet hij behangen met goudleder dat in 1750 werd weg genomen.  In 1695 keerde hij terug naar de abdij waar hij stierf op 22 maart 1700.
    1669 Koster Gilliam Van den Broeck is op 12 oktober (of 12 december) overleden ten gevolge van de pest, overgewaaid uit Wolvertem (1667).  Hij werd opgevolgd door Barth. Verbruggen, dit gedurende 50 jaar.  Hij overleed op 23 maart 1718.
    1670 In de rekeningen van de St;-Martinuskerk vond men een uitgave van 12 stuyvers voor het naaien van kant aan de altaardoeken.
    1694 In het kunstglasraam van de familie d’Hoogvorst werd barones Van der Eycken opgenomen (+ 26.12.1694).
    1695 Muitende Franse soldaten staken het dorp van Meise opnieuw in brand en richtten overal schade en verwoestingen aan vermoedelijk ook aan de kerk.
    Op 18 juni werd pastoor De Pottere (ontslag op 14 juni) opgevolgd door Egidius Mosmans.  Hij bestelde een beeld van St.-Martinus te paard met bedelaar voor de kerk, een houten beeldhouwwerk dat de volkskunst van toen illustreerde.  Het werd overgebracht naar de St.-Elooikapel waar het van de Beeldenstorm die in 1897 in de kerk heeft gewoed en waarbij de volledige bemeubeling in barokstijl  werd weg gehaald, gespaard bleef.  Voor dit beeld werd 12 gulden ingeschreven in de kerkrekeningen.
    Als priester of onderpastoor werd E.H.Goetschalck vernoemd te Meise.
    Herman Bertrant werd vernoemd als deken van Meise die, in opdracht van het aartsbisdom van Mechelen de nodige goedkeuring gaf tot verering in de boskapel van Imde.  Hij plaatste het onder de aanroeping van “Behoudenis der Kranken”.
    1702 Er heerste toen een grote hongersnood onder de bevolking.  De kerk en de kapel stonden  vermoedelijk te verkrotten. Franse troepen bezetten nog steeds onze regio.
    1709 Egidius Mos(t)mans, pastoor te Meise, stierf op 11 juli.  Hij werd opgevolgd door J.B.Bourgeois (volgens bepaalde bronnen).
    1720 Op 26 oktober nam J.B.Bourgeois ontslag.  Op 3 november werd hij vervangen door Franciscus Casens die reeds pastoor was te Ramsdonk.  Op 21 mei 1747 werd F.Casens door Lodewijk XV, koning van Frankrijk, tot abt van Grimbergen verkozen. De benoeming werd nadien bekrachtigd door keizerin Maria-Theresia.  Als pastoor van Meise werd toen Laurentius J. Van Solthem aangeduid.
    1721 In de “manuale pastoris van Meys” werd geschreven : “in het jaar 1721 een nieuw rood communiecleedt met doeck in canten gecost 27 (gulden) 11 stuyvers – Item in het selve jaer een nieuwe albe met eenen grooten cant gecost 22-9”.
    1725 Op 28 februari overleed Johannes Verplast, koster van Meise.  Men vermoedt dat hij toen werd opgevolgd door Henricus Van doren, die op 7 januari 1755 overleed.
    1732 In de kerk werd een lambrizering geplaatst rond het koor.  Men vermoedt dat ook tijdens de periode  1732-1733 de barok meubilering werd geplaatst.
    1734 In de Manuale Pastoris van Meys werd vermeld dat de kerk van baron d’Hoogvorst zaliger, gestorven op 11 mei (14 mei?) een zwart fluwelen kleed met jupon van tissu had gekregen en dat de barones dat “vereerde aan de kerk van Meys waarvan gemaakt werd een zwart antependium eneen zwarten casuivel, gemaakt van witte zilveren noiré zijde en aan het antependium een fijn zilveren franje die door de baron van Boechout werden geschonken.”  1735 In de maand januari werd de  kerk  en de toren fel beschadigd bij een stormweer.  De herstelling kostte 90 gulden.
    Op 11 juni werd de toren van de kerk door  blikseminslag en brand opnieuw vernield.  De toren werd onmiddellijk opnieuw heropgericht doch met een spitse toren.  De aanwezige klokken werden door de Fransen vervoerd naar het klooster van St.-Jacob op de Koudenberg te Brussel.  Ook aan de kerk was er grote schade door de rook. De  muurschilderingen waren zwart van het roet.  Nadat zij werden gereinigd werden ze overtrokken met een laag vernis om de kleuren feller te laten uitkomen.  De herstellingswerken hebben 904.14 gulden gekost.  Er werd aangenomen dat de toren afzonderlijk heeft gestaan tot dat de kerk werd uitgebreid in de XVIIde eeuw, vermoedelijk in de stijl van die tijd, nl barokstijl.
    1747 Laurentius Jacobus Van Solthem werd pastoor te Meise.  Voor hem was Franciscus Casens pastoor, maar die werd op 21 mei door koning Lodewijk XV van Frankrijk tot abt van Grimbergen (hij volgde Augustinus Van Eeckhout op die overleden was en van wie het wapen in de achtergevel van de pastorij van Meise gebeiteld was) verheven.  Pastoor van solthem overleed in Grimbergen op 8 mei 1750.
    In de Manuale Pastoris van Meys werd vermeld dat er toen een nieuwe albe werd gemaakt met een nieuwe kant en een nieuwe “overrock” zonder kant en er werd nog een nieuwe kant gekocht voor een andere nieuwe albe, dat samen 32 gulden en 9.5 stuyvers had gekost en dat dit werd vereerd door de juffrouwen Evrard.  Idem een albe gemaakt waarvoor de voornoemde kant werd gebruikt met twee amieten dat 13 gulden 10 stuyvers had gekost eveneens vereert door de juffrouwen Evrard.
    1750-1816 De rekeningen van de H;Geesttafel van de St.-Martinuskerk, van de St.-Elooikapel en van de St.-Brixiuskerk over deze periode, werden opgenomen in het Rijksarchief van Brussel onder de nrs 24.473 tot 24.532.
    1753 Op 21 juli stierf pastoor Ferro.  Hij was 53 jaar oud.  Op 4 augustus werd Franciscus Xaverius  Lemire pastoor te Meise.  Hij was er reeds onderpastoor van 30 maart 1741 tot 4 december 1746.  Dan werd hij pastoor te Grimbergen tot 1753.  In 1770 werd hij landdeken van Brussel-Wet.  Hij overleed in 1772 op 24 april.  F.X.Lemire had Rasquin als onderpastoor.  Hij betitelde zichzelf als “Pastor in Meys en Novo-Sarto (Nieuwenrode), Ophem en Exdonck (thans Kapelle-op-den-Bos.
    Kort na zijn aanstelling als pastoor bestelde F.X.Le Mire bij beeldhouwer Durey een nieuw beeld voor het Maria altaar, een votiefbeeld, nl een Lieve-Vrouw-van-de-Rozenkrans, wat betaald werd uit den offer van de rozenkrans.  Dit wees op het bestaan op dat ogenblik van een broederschap van de Rozenkrans in Meise.
    Op 4 oktober 1754 werd het nieuwe beeld piëteitsvol op het Maria-altaar geplaatst.  In 1766 werd het omhangen met mooie rijke stoffen geschonken door een edele jonkvrouw nl Charlotte-Constance, oudste dochter van Melchior Franciscus Roose, baron van Boechout.
    1755 De St.-Martinuskerk van Meise bezat een kelk van verguld zilver, de voet en knoop waren versierd met korenaren en druiventrossen. De fausse coupe eveneens, maar hier kwamen er nog vier gevleugelde engelenkopjes bij.  Zonder inscripties of stempelwerken.  Op de knoop werd het blazoen van abt Sophie gegraveerd.
    De kelk werd nog tentoon gesteld te Grimbergen na de tweede wereldoorlog.
    1759 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige afbeelding van de kerk, de pastorij en 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werd getekend door C.J. Everaert  (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te Brussel).
    1760 Voor de herstelling van de  klokkentoren van Meise werden 7 eiken gebruikt uit het Pypenbosch en werd omtrent 700 gulden uitgegeven. De Franse overheid schrapte de onderhoudskosten van de horlogemaker Calewaerts uit Wemmel.
    In de buitengevel van de achterkant van de kerk zit een arduinen plaat met de aanduiding van het overlijden op 15 augustus van een Roose (zie ook de obiit van 15 augustus in de kerk).
    1761 Een brandglasraam in het koor van de kerk was door wind en weer, vernieling en ouderdom stuk gegaan.  Toch zat er nog een stukje brandglas in met het wapen van de prins van Oranje.  Toen werd gevraagd om het wapen te herstellen aan de hertog van Croy en de hertogin Coppignie en Berghes en meteen om een gift voor heel het venster, wat zij ook gedaan hebben als vroegere heer van Meise.  Dit op 18 november 1761.  De betaling gebeurde aan Mr Angelis.
    1770 Voor de St.-Martinusparochie werd een nieuwe kazuivel, een nieuw missaal en register gekocht.
    1773 Op 9 maart werd Jos Rasquin pastoor te Meise en dit tot 24 april 1795, toen hij als een gebroken man terug keerde naar de abdij van Grimbergen, die kort daarop werd afgeschaft, waardoor Rasquin moest rond zwerven.  Hij overleed op 24 juli 1804.
    Adriaan De Coster werd ook vermeld als pastoor of onderpastoor van Meise, wellicht tijdens de periode tussen 24 april 1772 en 9 maart 1773.
    1782 Pastoor Rasquin van Meise werd eens in het ootje genomen door kasteelvrouw de Gage, echtgenote van baron van der Linden.  Deze vrouw zou vroegtijdig sterven bij haar derde kinderbed.  Haar wapen komt voor in het glasraam van de kerk.
    1789 – 1799 Tijdens deze periode woedde de Franse revolutie.  In onze streken heerste er een  echt schrikbewind. De kerk onderging opnieuw verwoestingen.
    1794 Te Meise vernielden de Fransen op 11 juli de kunstglasramen in de kerk.
    1796 Pastoor Margé van Meise was naar Nederland gevlucht.
    1798 De kerk werd zwaar beschadigd en bleef geruime tijd buiten gebruik.
    XIXde eeuw De parochie Meise werd afhankelijk van de dekenij Brussel, voor het gewest Brussel-West.
    1806 Het wapen van Jean Joseph Ghislain Vander Linden d’ Hoogvorst en dat van zijn beide echtgenoten komt voor in het glasraam langs de epistelzijde in de dwarsbeuk van de kerk.(Zijn obiit werd destijds uit de kerk verwijderd)
    1809 In de achtergevel van de kerk hangt een grafzerk met de volgende aanduidingen “Hoc sub mamore Carolus Josephus DE PRET Jaco bi P.I. De Pret AG Joanne : V.I.ROOSE courig E.V. filius nati may unus descenssit Brux. Dum ibidem studia decerrereidie apprillis 26 anno aetatus suae 18 Christe vero 1809 hoc pietatis simil A G doloris monumenteum delectissimo parentes filio frateri fratres A G sorores carissimo una maesti posuere”.
    1826 Op 6 juni overleed Simon Jozef Margé te Meise in de ouderdom van 65 jaar als laatste Norbertijn voor de parochie sinds 1249-1250 bediend door reguliere priesters van de abdij van Grimbergen.  Hij was gedurende 6 jaar pastoor van Nieuwenrode en 18 jaar pastoor van Meise (zie grafsteen tegen het koor van de kerk).
    toen schonk mevrouw Roose 3 rode kussens voor de altaren van de St.-Martinuskerk en mevrouw d’Hoogvorst schonk een geborduurd kussen met de naam Jezus op geborduurd.
    1827 Mevrouw Roose schonk twee tapijten voor het koor en liet de cibori en een zilveren kelk vergulden, liet lampen hangen in het koor en 3 lampen in de kerk voor de verlichting in de winter.  Verder schonk zij ook nog een schone albe.
    1829 Het klavier van het orgel van de kerk werd verlengd, een nieuw secreet werd gemaakt, er werden twee nieuwe registers toegevoegd en twee nieuwe blaasbalken gestoken.  De kosten van 500 gulden werden gedragen door Mevrouw Roose en baron Vander Linden d’ Hoogvorst elk voor de helft.
    Aan het oksaal werden veranderingswerken uitgevoerd voor 70 gulden die door de kerk werden betaald.
    1830 Bij het huwelijk te Meise van haar jongste dochter Elisabeth van Amedée de Beauffort op 12 mei 1830 gaf mevrouw Roose aan de St.-Martinuskerk een zilveren wierookvat met doosje en lepeltje, twee kostbare ampullen met zilveren schotel, waarin de wapens van het nieuwe paar werden gegraveerd, drie rode togen van merinos met witte overrokken voor de choralen en nog een albe met singel voor de pastoor.
    1842 In de kerktoren werden 2 nieuwe klokken (2044 en 1528 pond) gehangen.  De oude van 575 pond werd verkocht.  In 1939 werden deze 2 klokken vervangen omdat ze gebarsten waren.  De nieuwe klokken vielen echter in de handen van de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog (1940-1945).  De twee klokken van 1842 waren door Van Aerschodt gegoten te Leuven en werden op 14 september 1842 plechtig ingewijd.  Baron Emmanuel d’ Hoogvorst en gravin de Beauffort waren peter en meter van de grote klok en graaf Amedeus de Beauffort en barones d’Hoogvorst waren peter en meter van de kleinere klok.  De klokken waren trouwens door de beide families geschonken.
    1848 Mevrouw Vander Linden d’Hoogvorst gaf het rood gewaad voor drie heren zonder koorkap.
    De oude horloge van de St.-Martinustoren werd vervangen : één uurplaat werd door baron d’Hoogvorst betaald, één uurplaat door de parochianen en nog één uurplaat door de kerk.  Kosten, horloge inbegrepen waren 450 pond.
    1852 Mevrouw Van der Linden d’ Hoogvorst gaf een vergulde lamp voor het koor van de kerk.
    Pachter J.A. Crockaert gaf twee vergulde lantaarns voor de kerk.
    Mevrouw de Beauffort schonk een rood tapijt voor het koor van de kerk.
    E.H.Van Daelen, pastoor van Meise, was de opvolger van E.H.Bosselaers.  Beiden ijverden voor de restauratie van de muurschilderingen van de kerk.
    1854 Hertogin de Bassano, dochter van baron d’Hoogvorst schonk 6 vergulde kandelaars voor het hoogaltaar van de kerk.  Haar vader gaf twee van de koralen, prijs 640 F
    1861 De kerk van Meise was van binnen en buiten in slechte staat.  Op sommige plaatsen viel de kalk van de muren en zo werden de muurschilderingen opnieuw ontdekt.  Piron schreef ze toen toe aan G. Van der Schueren.
    1862 Architect Appelmans stelde een plan op om de kerk van Meise te herstellen.  De kosten waren echter te zwaar voor de kerkfabriek en de herstellingen gingen niet door.
    1868 Bij de restauratie van de kerk schonk gravin Elisabethn Roose de Baisy, die het kasteel van Boechout bewoonde, een kunstglasraam ter ere van haar echtgenoot graaf Amedeus de Beauffort, in het linker transept met de beeltenissen van O.L.V. en de heiligen Amedeus en Elisabeth, hun patroonheiligen en hun wapenschilden “In bello fortis”.  Het glasraam werd gemaakt door de beroemde meester Jean-Baptiste Capronnier (1814-1891).  Die maakte later ook het gebrandschilderd raam van het rechter transept dat geschonken werd door barones Elisabeth d’ Hoogvorst.  Gravin Roose stierf op 18 december 1873.
    1880 Op 4 augustus werd Karel Hendrik Van Daelem (° 25.1.1836 in Wemmel) pastoor van Meise tot 22 december 1920, dag van zijn overlijden.  Hij was ook aalmoezenier van keizerin Charlotte en celebreerde regelmatig de H.Mis in de slotkapel van het kasteel van Boechout.  Hij verbouwde de pastorij en de kerk in de jaren 1895-1902.
    1882 Barones Elisabeth de Briene d’Hoogvorst van echtgenote van Leon Vander Linden d’Hoogvorst, moeder van Emmanuel, liet in het rechter transept van de kerk (epistelkant) door meester Capronnier een nieuw kunstglasraam plaatsen.  Het stelde de H.Jozef voor en hun patroonheiligen Leo en Elisabeth.
    1885 Voor het vervangen van de vloer in de middenbeuk en herstellingen in de zijbeuken werd een uitgave geboekt van 1000 F voor de kerk.
    1889 Op 4 september 1889 kwam kardinaal Goossens voor de eerste maal naar de St.-Martinuskerk om er het vormsel toe te dienen.  Bij deze gelegenheid drong hij erop aan om herstellingswerken aan de kerk uit te voeren.  Toen werd de kerkdeur vernieuwd volgens een plan van architect Van Assche uit Gent en uitgevoerd door aannemer Lambotte uit Laken tegen de kostprijs van 1650 F.
    1890 Aan de kerk van Meise gebeurden herstellingswerken .  De zijaltaren, vermoedelijk in barokstijl, werden weggehaald waardoor de muurschilderingen die onder een kalklaag zaten terug werden ontdekt.
    1891 Tijdens deze periode werd de kalklaag op de muurschilderingen in de kerk weggehaald.
    Toen stierf priester Guilliam Van Holsbeek te Meise in de ouderdom van 84 jaar (zie grafsteen tegen het koor van de kerk).
    1895 De twee zijaltaren van de kerk werden weg gehaald waardoor stukken van de oude muurschilderingen opnieuw van onder een laag witkalk bloot kwamen.  In het koor werden drie brandglasramen geplaatst.  St.-Martinus werd geschonken door Gilbert Parmentier, St.-Elooi was een gift vande familie Van Keer – De Bloos en St.-Brixius van de familie Stoops – Van der Roost.  In de uitgavennota van 1897 staat vermeld dat er 3500 F werd uitgegeven voor de geschilderde ramen aan Steyvaert uit Schaerbeek.  Vermoedelijk betreft het glasramen van het schip zonder afbeeldingen van heiligen.  Op 26 juli waren de herstellingswerken aan de kerk begonnen door bouwmeester Jules Barbier, een leerling van Van Ysendijck en door aannemer Vuy.
    Op 10 augustus werd begonnen met het verwijderen van de laag witkalk, daarbij werd de Commissie voor Monumenten uitgenodigd.  Die hebben de kunstenaars Albert de Vriendt, Van Ysendijck en Frans Meerts opgeroepen voor advies : zij besloten dat de muurschilderingen waard waren om hersteld te worden.  Franz Meerts, een man die vele jaren in Italië had verbleven en die grondig de werken van Rafaël kende meende dat dit werk geschilderd werd door een leerling van de grootmeester Barend van Orley.  Door de minister van Schone Kunsten De Bruyn werd Franz Meerts aangesteld om de restauratiewerken op zich te nemen.  Hij overleed echter als hij pas met de werken was begonnen.  Zijn leerling Jozef Middeleer zou het werk verder afmaken : dit zou tot oktober 1897 duren, kostprijs 6000 F. 
    De apostelen die op de pijlers waren geschilderd gingen echter verloren (behalve St.-Petrus op de eerste kolom rechts).  Het tafereel geschilderd boven het voormalig O.L.V.-altaar stelde de dood en de hemelvaart van Maria voor met links onderaan de geboorte van Jezus en rechtsonder de Blijde Boodschap.  Boven in het rechter transept en het St.-Jozefsbeeld waar vroeger het St.-Martinusaltaar stond werd Het Laatste Oordeel afgebeeld met links onder St.-Hubertus en rechts onder St.-Martinus.  Dit laatste tafereel van de Aanbidding door de herders zou er toen aan toegevoegd geweest zijn door J.Middeleer.
    1897 Onder pastoor Van Daelen verdwenen :
    - de twee barokke zijaltaren (zie ook 1895) naar de kerk van de H. Drievuldigheid te Elsene voor 950 F (het hoofdaltaar werd eveneens weg genomen, maar men weet niet waar naartoe en voor hoeveel) 4 biechtstoelen, de houten wandbekledingen en de communiebank, eveneens in barokstijl, naar de Engelse compagnie Buine voor 2725 F, naar men beweert bestemd voor de kathedraal van Lichfield – 7 schilderijen die door de Commissie uit de kerk werden geweerd, voor de prijs van 800 F
    - de predikstoel in barokstijl aan de abdij van het park te Heverlee voor de som van 300 F
    - ook werden er 1 ha 11 a grond verkocht aan de keizerin voor 11100 F en 1 ha 50 a publiek verkocht voor 8525 F
    Het nieuwe meubilair werd aangeschaft in neogotische stijl, zogezegd omdat het kerkgebouw in gotische stijl was gebouwd.
    - het hoogaltaar en de twee zijaltaren gemaakt door Peeters uit Antwerpen voor de prijs van 4900 en 3750 F
    - de communiebank door Peeters voor 1000 F
    - portaal eveneens door Peeters ook voor 1000 F
    - de predikstoel door Rolmaet van Leuven voor 1800F
    - het orgel werd gebouwd door de gebroeders Van Bever uit Laken voor 4750 F
    - gebrandschilderde ramen door Steyaert uit Schaarbeek voor 3500 F
    - 2 ijzeren hekkens door Pierre De Smedt uit Elsene voor 900 F
    - 3 zetels gemaakt door Matthias Zens uit Gent voor 220 F, 24 koperen kandelaren door Lambert Van Rijswijck uit Antwerpen voor 272 F
    De kruisweg van de St.-Martinuskerk te Meise werd gemaakt door Arille Lagnau en Maurice Lefèvre, leerlingen van Franz Meerts, voor de prijs van 2100 F, gegeven door :
    1ste statie : C.Van Daelem, pastoor
    2de statie : familie J. Bosselaer, oud-pastoor (1860-1880)
    3de statie : E.Verhavert, pastoor Cobbegem
    4de statie : C. Van Dievoet, pastoor Elsene
    5de statie : T.H.Frère, pastoor Weert
    6de statie : C.Carpentier, pastoor ST.-Gillis
    7de statie : Docter Vijgen
    8ste statie : M. Th. Sleyp
    9de statie : M.C. Van Hemelrijck
    10de statie : familie Emmerechts
    11de statie : M. Olieu & H. Bettens
    12de statie : Laurent Krokaert en Jean Van Malderen
    13de statie : M. Charles, raadslid van het hof van Beroep
    14de statie : M. Joseph Van den Hove, copie Rosiers Willem uit Meise omdat de statie fel beschadigd werd door de aannemer tijdens de verbouwingswerken  van 1980
    De restauratiewerken aan de muurschilderingen in de kerk begonnen in juli 1897 en waren in oktober 1897 af.
    Op 3 november 1897 kwam de commissie van Monumenten te Meise om de herstellingswerken van de kerk en de pastorij te keuren. 
    1910 Op 15 februari overleed E.H.Cornelius Van Dievoet te Elsene bij Brussel, waar hij gedurende 47 jaar onderpastoor en pastoor was geweest.  Hij werd geboren te Meise op 9.12.1837 en werd er begraven (zie grafzerk tegen de kerk, zijgevel, epistelzijde).
    1920 Op 22 december 1920 werd Jozef Cools, geboren te Kapelle-op-den-Bos op 5 oktober 1873, pastoor van Meise tot de dag van zijn overlijden op 8 december 1932 (zie zijn grafsteen langs de zijgevel van de kerk, epistelkant).
    1938 Bij K.B. van 25 maart werd de St.-Martinuskerk een beschermd monument
    1939 In de kerk werden twee nieuwe, zware klokken aangebracht.  Deze zouden tijdens de tweede wereldoorlog uit de toren weggehaald worden door de Duitsers.
    1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Martinuskerk
    1944 Th. Brams werd de nieuwe pastoor van Meise tot 1962 als opvolger van pastoor Ramaekers die toen pastoor werd van Jette O.L.V. van Lourdes.
    1944-45 Op het einde van de 2de wereldoorlog werd het dak van de kerk fel beschadigd zodat de muren water vatten.  Hierdoor kwamen de bezettingen los en ook de beschilderingen en trad er schimmelvorming op.
    1948 In de kerk waren het transeptdak, dus boven de muurschilderingen, verschillende lekken die slechts na lang aandringen van de pastoor werden gestopt.
    1949 In een verslag van de vergadering van de B.J.B. van Meise van januari werd genoteerd dat de kerk in slechte staat stond, vooral het dak, dat de toren scheef gezakt was en dat er geen klokken waren.
    1950 Op 19 november werden de 47 klokken voor de beiaard, die opgesteld stonden in het koor van de  kerk, plechtig ingewijd door Monseigneur De Smedt, toen  hulpbisschop van Mechelen .  De grootste klok (St.-Martinus) woog 750 kg.  Het totaal gewicht bedroeg 4202 kg.  Hiervoor werd  de torenspits  volledig vernieuwd met de nodige galmgaten.  Nadien werd de beiaard in de toren geplaatst om op 10 juni 1951 te worden ingehuldigd.  45 klokken werden geschonken door de heer Jan Van Gijsel die op het Drijtorenhof woonde, gelegen langs de koninklijke Kasteeldreef.  De twee andere klokken werden gefinancierd door de kerkfabriek en de parochianen.
    1951 Op 1.6.1951 werd iemand bijgezet in de crypte van de kerk.
    Op 10 juni werd de beiaard van Meise plechtig ingewijd.  Beiaardier Staf Nees was hierbij aanwezig.  Hij trad op als adviesgever bij het gieten van de klokken bij de firma Michiels in Doornik.  De heer en mevrouw Van Gijsel – Deheu waren de schenkers van 45 van de 47 klokken.  Gedurende vele jaren werd de beiaard bespeeld door Jef Rottiers, Eddy Mariën en pater Feyen.
    1953 Pastoor Brams deed een beroep op een restaurateur voor de muurschilderingen in de kerk.  De Commissie Monumenten verzocht om een beschrijving van de schade en van de restauratiemethode.  Dit werd verstuurd op 7 oktober.
    1955 Op 15 juli vroeg de commissie Monumenten om de muurschilderingen in de kerk te laten restaureren.
    Van 6 tot 13 november was er een speciale Maria-missie onder pastoor Brams en onderpastoor Verstraeten (die later pastoor werd in Beigem).
    1958 Herman Boon pr. wordt onderpastoor in Meise
    Uit de St.-Martinuskerk verdween een kostbare koorkap, een ciborie en een kelk van 1627.
    1960 In het boek van Wauters werden op pag 228 en 229 zichten van de kerk opgenomen, zoals die er toen uitzag.
    1962 In de kerk werd de preekstoel afgebroken en de mooiste elementen werden gebruikt voor het maken van een nieuw altaar en een lezenaar.  De muurschilderingen in de kerk werden overschilderd met een laag grijze latexverf.  Het oude hoofdaltaar werd afgebroken.  Dit gebeurde allemaal ingevolge de vernieuwingsdrang van de kerk (Concilie) onder impuls van toenmalig onderpastoor Herman Boon pr. met goedkeuring van de kerkfabriek.
    Pastoor Brams ging op rust en werd opgevolgd door pastoor Louis Geysen die tot 1987 in dienst zou blijven.
    1968 In september verwelkomde de St.-Martinusparochie haar nieuwe onderpastoor Jan Van Regenmortel : hij zou slechts een jaar in Meise blijven.  Zij voorganger Herman Boon pr. werd aalmoezenier van het Heilig Harthospitaal in Leuven.
    1974 Pater L. Pluymers (° 1960) assumpsionist, onderpastoor in Meise wordt pastoor in St.-Brixius-Rode.  Witte pater Herman Boon volgde hem op als onderpastoor in Meise.
    1980 Aan de St.-Martinuskerk werden restauratiewerken uitgevoerd o.a. vernieuwing van de vloer van het koor , versteviging van de pijlers, vernieuwing van het pleisterwerk na blootlegging van het bestaand metselwerk, nieuw portaal in glas.  tijdens de werken werd de 14de statie van de kruisweg fel beschadigd. Meester Rosiers uit Meise maakte er een kopij van.
    1987 Pastoor L. Geysen nam na 25 jaar parochieherder te zijn geweest afscheid met een dankviering op 28 juni.
    1993 Sedert maart werden de muurschilderingen in de kerk gerestaureerd.  Voorzitter van de kerkfabriek Constant Noppen zette zich hiervoor jaren in. Spijtig genoeg werd St.-Petrus op de paal vergeten.
    1994 In het voorjaar kreeg het interieur van de kerk een degelijke opknapbeurt :
    - de kruiswegtaferelen werden opgefrist
    - de muren werden beschilderd
    - herschikking van de rouwborden of obiits (de nog bruikbare) die destijds werden achtergelaten bij begrafenisplechtigheden van de edele overledenen die in de crypte begraven werden.
    1995 Op Pasen werd een nieuw altaarkleed gebruikt met een boord van handgemaakte kant dat werd gemaakt door de naarstige spellewerksters in Het Verloren Uurke.
    2000 Nieuwe beiaard

    257 Restauratie St.-Martinus

    Bij elke restauratie worden archeologen ingeschakeld, om bij graafwerken erover te waken dat er geen belangrijke zaken vernietigd worden.
    In Meise is dat ook zo.  Pastoor Jan Lagae verwittigde mij dat ze begonnen waren en dat er een vondst was.  Achteraan in de doopkapel wordt een put gegraven om de funderingen te versterken.  Deze loopt op twee plaatsen door onder de kerk.  In de doopkapel stootte de archeoloog op een kindergeraamte.  Het gaat om een boreling van een adellijke familie.  Want die werden in de kerk begraven.  ’s Anderendaags ging ik met José Anne de Molina, voormalig voorzitter van de raad van adel, ter plaatse.  Onder het kleine geraamte werd een tweede blootgelegd, iets groter.
    Een eerste optie tot identificatie was iemand van het kasteel van Boechout.  Dat is onwaarschijnlijk, omdat die elders begraven werden.  De bewoners van het afgebrande en afgebroken “kasteel te Meysse” werden in de crypte begraven.  Dan blijft enkel een bewoner van het kasteel van Hasselt over (zie aflevering nr. 75).  Verder onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven.  De geraamtes worden geborgen en verder onderzocht.  De kerkfabriek of de gemeente moet echter de kosten willen dragen van de datering van de geraamtes.  Wij hopen dat zij dat belangrijk genoeg zullen vinden.
    In Meise van Jan Van den Eynde lezen we : Dr Verbesselt schrijft in zijn werk “Parochiewezen van Brabant” dat de heren van Hasselt te Wolvertem begraven werden.  Dit is echter niet het geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel “Douglas” Scot-prozaïsch omgezet in Deschot – zie de zerk tegen de muur van de achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.
    De bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen M
    HERT IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1996

    350 Kerk van Sint – Martinus

    Met de bouw van de huidige kerk werd begonnen in de eerste jaren van de XVIde eeuw.  Het koor dateert van omtrent de jaren 1500.  De middenbeuk werd in 1826 gebouwd, de zijbeuken enkele jaren later.
    Sommige historici beweren dat reeds in de Xde eeuw een parochiekerk moet bestaan hebben vemits in 1132 er sprake is van de parochie Meise. ( Tot dan moederparochie van heel de streek)
    We mogen veronderstellen dat het oorspronkelijke gebouw, waarschijnlijk in hout opgetimmerd, stuksgewijze vervangen werd door de bouw van de hedendaagse kerk.
    In de periode van de reformatie werd de kerk fel beschadigd.  Het is best mogelijk dat de beschadigde kerk grondig gerestaureerd werd in gotische bouwstijl.
    Op 11.6.1735 is de kerktoren ten gevolge van een ingeslagen bliksem totaal vernield – er deed zich geen brand voor.  De heropbouw geschiedde dank zij de financiële steun van de ontvangers van de tiendenheffing – die van St.-Brixius weigerden tussen te komen – een omhaling bracht 138 gulden en 4 stuivers op – de baron van Boechout gaf 20 g. 6 st., andere ingezetenen 145 g. 5 stuivers.  De prelaat van Grimbergen 600 g. onder protestaties van niet obligaties met verbod er ergens gewag van te maken.
    In januari 1735 waren kerk en toren reeds zwaar beschadigd door stormweder – de herstelling kostte 90 g.
    De toenmalige klokken – wegende de ene 3800 en de andere 2800 pond en hebbende gekost voor het gieten de grote 200 gulden, de andere 80 – moesten wel een uitzonderlijke waarde hebben want in de beloken tijd werden ze uit de toren gehaald en door de Franse soldaten gevoerd naar het klooster van Sint – Jaak op de Coudenberg.
    De reden van deze behandeling heb ik niet kunnen  achterhalen.
    De kerk van Sint – Martinus bezit enkele waardevolle kunststukken o.a. een prachtige torenmonstrans (1625), oude gewaden – het rood gewaad voor de drie priesters was eigendom van de abdij, maar is hier bebleven dank zij pastoor Simon Marge, oud - provisor van de abdij.  De toestand werd geregeld door mevrouw Roose in 1826, die de som van 125 F betaalde aan Van den Bergen, pastoor van Griùmbergen en herinrichter van de abdij.
    In 1958 is een van de kostbare gewaden – een koorkap – verdwenen en niet terug gevonden – ook nog een ciborie met deksel en een kelk (1627).

    351 Stoffering van de kerk

    In 1882 werd aan de epistelkant van de dwarsbeuk het raam met de wapens van Van der Linden geplaatst : prijs F 2.700, betaald door barones de Briene d’Hoogvorst – glazenier Capronnier.
    In dit glasraam staan de beeltenissen van de H. Leo en H.Elisabeth, patronen van de donateurs : Léon Van der Linden en Mevrouw.
    Aan de overzijde, een glasraam geschonken door het gezin Amedee de Beaffort – Elisabeth Roose.  Hier hebt ge de beeltenis van de patronen H. Amedaeus en Sancta Elisabeth.
    Hetzelfde jaar heeft Bayens van Gent zware gewaden gemaakt, voor het eerst gebruikt in de lijkdienst van baron de Briene.  De familie Van der Linden was er zo tevreden over dat ze de rekening betaalde.
    In 1885 vloer vervangen in de middenbeuk en herstel van de zijbeuken : 1000 F.
    In 1889 kerkdeur vernieuwd – plan architect Van Assche – Gent, uitgevoerd door Lambotte van Laeken : F 1.650.
    Onder voorwendsel dat het meubilair in dezelfde (gotische) stijl moest zijn als de kerk werden in 1897 aangekocht :
    hoogaltaar – Peeters Antwerpen              

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.0 Inventaris

    001 - 99    Zichten - Monumenten - Gebouwen

    101 - 199 Gemeente

    201 - 299 Parochie

    301 - 399 Verenigingen

    401 - 499 Mensen

    501 - 599 Cultuur en Kunst

    601 - 699 Oorlogen

    701 - 799 Tochten

    801 - 899 Natuur

    901 - 999 Bibliografie 

    In deze rubriek brengen wij de zichtbare gebouwen en monumenten die onze gemeente rijk is, samen per parochie.  De lijst is gebaseerd op de kaart die de voormalige dorpsraad Meise tekende, en waarop 38 items weerhouden werden.
    Later werd door de Erfgoedcel, een werkgroep van de heemkundige kring, de lijst per parochie uitgebreid.  Hiervan bestaat een excel-lijst.  Die moest geëvalueerd worden, maar dat werd vrij amateuristisch aangepakt, zonder objectieve criteria. De diensten van de gemeente zouden dat moeten doen.  Het zou ook door een officiële erfgoedcel kunnen aangepakt worden.
    In het kader van MeiseWonderen hielden wij een tentoonstelling van foto’s in het O.C.M.W.-Meise en vroegen aan de bezoekers van het mooiste monument te kiezen.
    Pasar (Vakantiegenoegens) deed dat nog eens over en verkoos het kasteel van boechout in de Plantentuin Meise.  Die werd vereerd met een herinneringsplaat aan de ingang Meise -centrum.

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 28/08-03/09 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 03/10-09/10 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 01/12-07/12 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs