Achiel Bettesone noteerde in zijn database :
XIde eeuw Wellicht stond er reeds in de Xde eeuw een stenen kapel op de
Hasseltberg in Romaanse bouwstijl.Voor
de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot het jaar 1222.De St.-Elooikapel zou vroeger toegewijd zijn
aan Onze Lieve Vrouw.
Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van
het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
Door de aanwezigheid van de Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer
bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dater in die omgeving een heidens
offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door
een missiekapel onder stuwende kracht van bv. de H.Amandus of één van zijn
discipelen.De eerste bidplaatsen waren
kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet.Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of
baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde
boogvenstertjes.De bouw gebeurde
meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof.Voor de St.-Elooikapel was dit de heer van
het Hof ter Hasselt
1007 De Hasseltbergkapel bleef steeds binnen de grenzen van de parochie Meise.
1197 Daniël de Lyesschonk volgens een
oorkondehet Hof te Hasselt en de hoeven van het gehucht Hasselt aan de abdij
van Grimbergen.Dit met de goedkeuring
van de leenheer Geraard van Grimbergen, die ook leenheer was van het Hof te
Meysse (niet van Boechout).Er werd toen
ook onderhandeld over de respectievelijke rechten van de heren van Grimbergen
en die van Wolvertem, nl. Alverius de Sottenghem over Hasselt.Dit was van groot belang voor de kapel van
Hasselt aangezien later (1255) bleek dat het rechtsgebied rond de kapel niet
duidelijk afgebakend was.Inderdaad, men
weet dat er bewoners van het Hof te Hasselt begraven werden te Wolvertem.Zelfs kwam ook de parochiegrens van Oppem tot
aan de kapel en waren er erfcijnzen gemeenschappelijk met Rode en Meise.De kapel te Hasselt was dus een mijlpaal tussen
de vier parochies.
Oude documenten vermelden een kapel op de Hasseltberg te Meise, vermoedelijk in
Romaanse stijl gebouwd, die moet vernield zijn geweest tijdens de Beeldenstorm
van 1566.Dat deze kapel toen reeds
belangrijk was, blijkt uit het feit dat zij een eigen bedienaar had, met name
Arnoldus, presbyter de Hasselt (1197) en de regeling van 1256 tussen de abdij van
Grimbergen en van Dielegem i.v.m. de aanstelling van deze bedienaars.Bovendien stond ze naast een belangrijk hof,
het hof ter Hasselt, waarvan in 1218 melding werd gemaakt evenals van het
geslacht de Hasselt. De kapel stond met met de hele parochie onderhet patronaat van de abdij van Grimbergen.
1218 Wilhelmus van Hasselt getuigdein
t bezit van een hof in de omgeving van de kapel.Hiermee werd vermoedelijk de kapel op de
Hasseltberg voor het eerst vernoemd (in nog overgebleven documenten).
1222 Over de kapel van Hasselt werd uitdrukkelijk vermeld dat zij bij
tussenpozen bediend werd door de pastoors van Meise en Wolvertem.Dit gebeurde in overeenstemming met de abdij
van Grimbergen en deze van Dielegem.Hij
werd pas in 1256 door bisschop Nicolaas van Kamerrijk bevestigd.
De kapel werd ook uitdrukkelijk vermeld in een giftbrief van de kastelein Adam
van Grimbergen waarin de bedienaar Arnoldus van Hasselt (presbyter de Hasselt)
als getuige optrad.
1223 Ter gelegenheid van de verdeling van tienden onder de abdijen vond men ook
de vermelding omtrent de kapel van Hasselt, nl dat zij afhankelijk was van de
parochiekerk van Meise.Aldus werd zij
gelijk gesteld met Oppem en Rode, alhoewel zij alqs laatste werd vermeld.Hieruit kon blijken dat zij over een eigen
tiende beschikte alhoewel de algemene regel was dat een kapel nooit over een
eigen tiende kon beschikken.Of de kapel
av Hasselt, zoals die van Amelgem, een eigen doopvont heeft gehad, weet men
niet, omdat er nergens een spoor van werd terug gevonden.Zij beschikten wel over een kerkhof.Uit de XVIde eeuw zijn teksten terug gevonden
die spreken o.a.over het fruyt opt
kerckhof.1249 Nikolaas, bisschop van Kamerijk gaf op 8 december de toestemming
en het recht om een kloosterling te benoemen van de abdij van Grimbergen als
pastoor van Meise en ook van Wemmel.Deze oorkonde was eveneens van toepassing op de kapel van Hasselt,
Amelgem, Oppem en St.-Brixius-Rode.
1256 De abt van Grimbergen die belast was met de bediening van Meise en de abt
van Dielegem die belast was met de bediening van Wolvertem, sloten een akkoord
over de bediening van de kapel van Hasselt, die een grenskapel was tussen beide
parochies, waarbij één van hun kloosterlingen de kapel zou bedienen
(gezamenlijk overleg bepaalde wie deze bedienaar zou leveren).Dit werd bevestigd in een brief van maart
1256 door bisschop Nikolaas (zie originele latijnse tekst hierbij).Dit werd in 1258 opnieuw bevestigd door
Nikolaas van Kamerrijk en nog eens in 1287 door Willem van Kamerrijk. de capelle de Hasselt
Noveritis quod nos concessimus et concedimus vivis religosis Grimbergensi Et
Gettensi abbatibus et corum conventibus ut in capella de Hasselt institui
faciant fratres suos, qui deserviant in eadem quousque circa dictum locum
aliter duxerimus disponendum proviso quod ydonei sint quos presentari per
dictos abbates contigerit. De
abdij van Grimbergen delegeerde hierdoor special een bedienaar voor de kapel in
1256.
1258 Op 6 maart bevestigde Nikolaas van Kamerijk de aanstelling van Mattheus
als pastoor van Meise.In november
bevestigde dezelfde bisschop op voorstel van aartsdiaken Willem van Brabant dat
de bediening door de abdij van Grimbergen niet alleen toegestaan werd voor
Meise en Wemmel, maar ook voor de afhankelijkheden zoals Oppem, amelgem
inbegrepen, Rode en de kapel van Hasselt.
1287 Bisschop Willem van Kamerrijk bevestigde nogmaals de brieven van 1256 en
1258 over de regeling tussen de abdijen van Grimbergen en van Jette (Dielegem)
voor de bediening van de Hasseltkapel en dit tot 1320.
1566 Beeldenstorm Kapel, vermoedelijk in romaanse stijl verwoest.
1590 Van 1590 tot 1664 werd de St.-Elooikapel onder toezicht geplaatst van een
administrateur.In de rekeningen van de
Sint-Elooikapel heeft men een uitgave van 6 gulden en 10 stuyvers om enen
St.-Elooi te doen maeken.Verder vond
men op Sinte Loysdach in den winter den offer a 1590, 4rgl en 17 ½ st
vervolgens ook nog Op den eersten en tweeden Paesdach metterschaelen
rontgehaelt onder t log.Verder werden
er trouwens n Elooiviering bestond.Daarom kan men van toen beweren dat de kapel
op de Hasseltberg, die vroeger onder de bescherming stond van O.L.V., toen
onderde bescherming kwam van St.-Elooi.
Men vermoedt dat de St.-Elooikapel nooit beschikte over een eigen tiendegebied,
nochtans had zij sinds oude tijden wel een eigen dotatiegoed.Hierover werd men ingelicht als volgt : Dit
is dat Anthonis Van Hemelrijck, toesinder ende administrateur der kercken van
Hasselt heeft ontvangen.Dit werd
geschreven door een leek en niet door een kerkmeester.Ook werd vernomen datde kercke van Roye
jaarlijks een aantal veertelen aan Hasselt verschuldigd was.Dit doelt op een zekere verbondenheid.
Aan goederen had Hasselt in 1590 nog een halfbunder land op den Lindencouter
onder Wolvertem, gedeeld met de kerk van de H.Geest van Wolvertem, elk voor een
derde.Dit bracht 6 veertelen rogge op.
Te Hasselt werd op de stede van Anthonis Van Hemelrijck tegen den Meutere aen
s heirenstrate twee veertelen rocxs Item een stuck lants ghelegen opden ende
geeft s jaers twee veertelen rocxs.Item van de stede van Stevijn Herserghens jaerlijckx st. cheyns,
ghelegen opt Winckelveldeken.Item
juffrouw van Overbeke jaerlijcx twee veertelen rocxs, meyssese maete.Item tclooster van Scheute en ceyns 2
lvensche penninghen. Samen gerekend hadde kercke van Hasseltminstens
2 bunder eigen goed en ekele cijnzen.De
goederen lagen allen onder Wolvertem in de oudst bebouwde landen, hetgeen wel
beduidde op een zeer oude herkomst.Deze
inkomsten dienden in hoofdzaak voor onderhoud van het gebouw zelf en voor de
bediening.
In 1590 werd er ook een klok besteld voor de kapel te Hasselt : die werd echter
pas in 1607 geleverd.
Gerardus De Bock werd pastoor van Meise als opvolger van M. De Meestere. De kapel van Hasselt onderging herstellingen
o.a. aan het dak dat vernieuwd werd.Zij
werd toen druk bezocht voornamelijk op1
december (feest van St.-Elooi), op Pasen, op tweede Pinksterdag en op de eerste
Kruisdag
einde XVIde eeuw J.F. Langerin Willem Blaen (1571-1638) gaf
een kaart uit waarop de kapel van Hasselt werd aangeduid en de kerken van Meise
en Oppem.Van deze periode gingen er in
de Geuzentijd veel archieven verloren.
1607 In de kapel van Hasselt werd een klok gehangen die reeds besteld was in
1590.Deze klok is thans nog in gebruik.
1608Het bedevaartvaantje bij de St.-Elooivieringen op den Asselenberg zag toen
licht
1627 nieuwe kroon op beeld.Er werd toen
een uitgave geboekt van 13 stuyvers voor 100 vaenties van St Eloy.Het was een kopergravure van 0.169 hoogte en
0.265 breedte (zie afbeelding).Dit werd
dus vastgesteld aan de hand van de rekeningen en uitgaven voor de aankoop van
de Sint-Elooivaantjes voor de ommegang en de zegening van de paarden, een
activiteit die dus ten minste terug gaat tot het begin van de XVIIde eeuw.Vermoedelijk werd de cultus van Maria
verdrongen door deze van de pestheilige St.-Elooi ingevolge de pestepidemie die
in onze streken was uitgebroken en ter bescherming van de dieren.Zie afdruk en beschrijving van het
bedevaartvaantje.
1627 Op het beeld van St.-Elooi werd een nieuwe kroon geplaatst.
1647 Onder het beleid van Gijssens Bartholemeus, pastoor van Meise, werd de
bouwvallige kapel te Hasselt heropgericht in 1652 (zie zandsteen in de
voorgevel)
1652 De in 1652 bestaande kapel van Hasselt was zeer bouwvallig, vermoedelijk
een gebouw uit de periode van de romaanse stijlin zandsteen.In een periode van
amper drie maand werd er een nieuwe kapel opgericht.De eerste steen werd gelegd op 2 juli,
feestdag van O.L.V.Boodschap.De kapel
werd ingewijd door de titularis aartsbisschop van Eféze, Jacobus la
Torre(Jacques de la Torre) een Norbertijn van de abdij van Middelburg als ac
altare in honore beatae Mariae ac sancti Eligii.In de voorgevel werd een gebeitelde zandsteen
ingewerkt met de volgende aanduidingen : F.B.G.R. 1652.Dit wil zeggen : Frater Bartholemeus Gijssens
Reëdificavit anno 1652
Het gebouw werd opgericht door de zorgen van de abdij van Grimbergen en werd
van toen af zeker St.-Elooikapel genoemd.De aanduidingen in de deuromlijstingen zien eruit als monogrammen van de
maker. De kapel was vroeger grotendeels door linden en deels door een haag van
de aanpalende eigendommen gescheiden.Door de aanleg van een brede laan werd dit natuurschoon wel geschonden.
In de rekeningen van 1652 vond men dat de herbouwde kapel 1250 gulden kostte
voor de timmerman en metser, 50.000 careelen voor effenen van het kerkhof en
opgraven van kanten.Aan de ontvangsten
werden godspenningen van de vercouchte oude capella in rekening
gebracht.Volgens de rekeningen werd in
de oude kapel de deur naast het altaar hersteld, waaruit werd vermoed dat het
altaar toen naast de nu ingemetselde deuropening stond, vandaar de verklaring
van aannemer Urbaan Van Dooren :De huidige kapel is een herbouwing van een
kleinere Romaanse kapel waarvan de nu gesloten ingang langs de linkerzijde de
voormalige altaargevel was en de huidige voorgevel tot op de hoogte van de
natuursteen de zijgevel vormde.Dit werd
verduidelijkt door de dichtgemetselde Romaanse ingang van natuurstenen
omlijsting en aangebrachte ingang met een omlijsting van blauwe hardsteen in
een muur met natuursteen (zie afbeelding).
1665 Waarschijnlijk begon hier een lange periode zonder erediensten ingevolge
de oorlog tussen Frankrijk en de Nederlanden tot 1702
1684 Rond 1684 kennen wij het verhaal van een pachter Van Hemelrijck te
Hasselt.
1688 Jaartal dat vermeld werd in het barokke stukwerk van het plafond van de
St.-Elooikapel.Vermoedelijk was het dak
van de kapel afgebrand door de Fransen en werd het in 1688 vernieuwd samen met
het pleisterwerk.Het huidig
pleisterwerk is van recentere datum, maar de stukadoors hebben het jaartal in
hun werk overgenomen.
1695 Franse soldaten richtten verwoestingen aan.
1713 Aan de kapel gebeurden herstellingswerken.Het jaartal 1688 in de plafonnering aangeduid werd evenwel behouden
evenals bij later herstellings- en vernieuwingswerken en dit tot op heden.
De steunelementen in het baksteenmetselwerk uit natuursteen gehouwen zijn
steunblokken van houten spanten die vroeger het dakgebint hebben gedragen.
1752 Voor de aankoop van 300 wiskens voor vaentiens werd9 stuiver beboekt voor de St.-Elooikapel.
Bij de viering van het 100 jarig bestaan bekwam men een relikwie van de
H.Eligius uit Rome.Op 27 oktober werd
aan M. Daems, constatarius 2 halve souvereynen uitbetaald als vergoeding voor
port en uitgedeelde aalmoezen.
1753 Voor de relikwie van St.-Elooi werd een zilveren relikquaire gemaakt.
Voor 300 wiskens voor de bedevaartvaantjes van St.-Elooi en 6 wassen peerdekens
om te offeren aan St.-Elooi werd 1 gulden en 1 stuiver geboekt.
1754 Beeldhouwer Dubreyn maakte toen een borstbeeld van St.-Elooi en een
kast.Het beeld werd verguld door Van
Wiel.
Op 24 november, de zondag voor de feestdag van St.-Elooi, werd met grote
luister en processiegewijs door pastoor Lemire het nieuwe borstbeeld van
St.-Elooi, samen met de relikwie, naar de kapel gebracht.
1759 De St.-Elooikapel staat op de figuratieve kaart van C.J.Everaert
(kaartboek Karthuyzerklooster Brussel).
1771 preekgestoelte geplaatst
1777 Door de notering van de uitgaven weet men dat de kapel gewit werd en dat
de verering een ongekend hoogtepunt beleefde.
1789-1799 Franse Revolutie.In onze
streken heerste een schrikbewind.De
kapel werd opnieuw verwoest.Dekelk en reliekhouder werdenb verstopt in de
tuin van de koster.
1813 Op 30 september gebeurden er uitgaven voor herstellingen aan het dak.
1819 De kapel werd opnieuw opengesteld voor erediensten.Er werdoffergeld genoteerd.
1826 Vanaf 5 juli moesten de parochianen zelf de St.-Elooivieringen regelen.
1850 Periode van hongersnood.De toeloop
naar de St.-Elooikapel verminderde geleidelijk tot ongeveer de helft van de
XIXde eeuw om practisch geheel te verdwijnen met de eerste wereldoorlog.
1899 A.Cosijn schreef in Sites Brabançons dat ieder jaar op 6 december
landbouwers metpaarden te Hasselt kwamen beewegen aan de kapel.Hij steunde zich hiervoor op geschriften
Wauters (naar men vermoedt).
1914 18 Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kapel als paardenstal gebruikt
door Duitsers
1918 Dank zij pastoor Cools van Meise werd de oude gewoonte rond de
St.-Elooikapelop de Hasseltbergopnieuw in het leven geroepen.
1923 Op 1 december stonden er ca 70 paarden voor de St.-Elooikapel getooid met
papieren vaantjes.Door kunstschilder
Edwin Ganz werd de paardenbedevaart mooi uitgebeeld (afbeelding II30)
1937 In Eigen Schoon en de Brabander jg nr. 1-2 schreef men dat de kapel van
St.-Elooi te Meise op het gehucht Hasselt, een beroemde bedevaartplaats was
voor de gelovigen van de omringende dorpen. Elke eersten maandag van de maand
wordt er een H.Mis gelezen ter ere van St.-Elooi.Op de dag van de Grote Begankenis heeft voor
de mis de plechtige zegening van de paarden plaats.
1940 Tijdens de oorlogsjaren beleef de St.-Elooikapel open, maar de vieringen
kenden een dieptepunt.
1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Elooikapel
(1943).
1954 Op 1 december slechts 4 bedevaarders te paard.
1957 Op de feestviering van St.-Elooi waren er 60 paarden en 50 tractoren en
was er de opvoering van een toneelstukvan Peleman Bert : De avonturen van St.-Elooi en de goede koning
Dagobert.Deze opvoering had plaats op
de Hasseltberg op zondag 1 december om 15 u. 30.
1959 Omwille van de herstellingswerken beperkte de viering van 1 december zich
tot enkel de ommegang en zegening van paarden en tractoren.
De familie De Smedt Van Ginderachter van het Hof van Hasselt liet toen op eigen
kosten de kapel restaureren.Hierbij
werd het dak en de vloer vernieuwd en werd de kalk van de muren verwijderd.
1960 Zicht op de St.-Elooikapel binnen voor de restauratie van 1960 (zie de
afbeelding)
1963 Dieptepunt vieringen na vertrek van Bert Peleman en overlijden van Fiel
Lettens en Van den Breede.
1970 De familie Heyvaert, Mgr Daelemans en architect Jan Van Roy met Jan Robeyn
en Albert Van der Wilt namen de vieringen ter harte.
1972 Architect Jan Van Roy ontwierp een nieuw teken van eregezel. Het
werd gesmeed door Jan Van Riet en Vasseur (afbeelding). Het vorige
ereteken bestond uit een hoefijzer opgehangen aan een ketting. Toen werd
ook een aanvang genomen met het maken van kleine kruisjes, die ieder jaar
anders zouden zijn. Door de K.I.T.O.-school van Vilvoorde met Joris
Hanssens en Guido Roeffaer en hun dames, leerkrachten aldaar, werd dit werk
ieder jaar tot een goed einde gebracht. De deelnemers aan de
ommegang kregen dit aangeboden als aandenken. Verder werden die
verkocht om de confrèrie te steunen. St.-Elooi werd Emiel Knop en Smidje
Smee was Albert Van der Wilt. De stoere Brabantse trekpaarden werden geleverd
door paardenfokker Gaston van Doorslaer uit Imde. Dit zou
gedurende vele jaren zo blijven.
1977 Kunstsmid Van Riet versierde de St.-Elooikapel met een bijzonder
mooi kruisbeeld in smeedijzer.
1988De Confrèrie de Bethune stuurde een speciale afvaardiging naar de
St.-Elooiviering in Meise, welke ook in de Broederschap werd opgenomen.
1990 Eureloy, de Europese federatie van St.-Elooibroederschappen werd
gesticht. In april kwamen de verantwoordelijken uit Noyon, Bethune,
Beuvry,Dülken, Kevelaer, Antwerpen en Meise samen in de pastorij van Meise,
waarbij de statuten werden opgesteld. Op 24 juni tekenden een groot aantal
aanwezigen te Noyon het Europese charter. Op 14 november werd er te
Antwerpen vergaderd om een Raad van Bestuur en een dagelijks Bestuur samen te
stellen. Mgr. Daelemans werd voorzitter en Frans Heyvaert werd
secretaris-generaal.
2002 viering 350 jaar St.-Elooikapel en plaatsing beeld vanPaul Grégoir.
Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer
aanvaardbaar.Langs deze post heeft het
Kristendom zich in Meise gevestigd.Is
Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van het
zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door afschaffen
of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een bepaalde
ligging gebonden waren.Dit verschijnsel
doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou men de kleine
kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen te vallen,
wat weinig waarschijnlijk is.
Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat Wouter, de Coster van
de Capelle,een Mechelse balstee rogge
verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing van de
heer van Grimbergen.
Was dit de koster van Hasselt ?
In 1222 treedt Arnoldus, presbyter de Hasselt op als getuige.
Is Hasselt een parochie geweest ?Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof
van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de Capelle of de Kercke
van Hasselt niet van St.-Elooi.
Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt de ligging van
deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt
van wegen van eenhele streek is zeer
belangrijk.Hieruit leidt hij af dat de
Sint Elooikapel behoort tot de oudste bidplaats van de streek die het
aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen.In deze bidplaatsen werden de heidenen
gedoopt.Deze kapellen werden niet
ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging maar ze blijven bid- en
bedevaartplaatsen.Dit is waar voor de
Sint Elooikapel.
Wij durven het zo voorstellen.In de
vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel
opgetimmerd.De zusters zullen deze
kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats
waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door de
abdij van Grimbergen enanderzijds door
de abdij Sint Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint Martinus, Bartholomeus
Gysens, de actuele kapel gebouwd.Op een
zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 de initialen van
Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
In het jaar 1652 werd de Sint Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre
titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius apostolicus
in België ac altare in honore Beat.Virgo Mariae ac Sancti Eligii.Hie rijst de vraag : Was de kapel ook toegewijd aan Maria ?
Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument.Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee
bunder eigendom en een fruithof.
Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we durven
het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele huizen die
in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen,
waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen langs
dezelfde weg.)
Jaarlijks wordt dank zij de Sint Elooigezellen de feestdag van hun patroon
plechtig gevierd.
Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in
perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van
Hasselt genoteerd werden.
Het omvat :
bladen 1 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters 1702 : Denis Vermeiren 1703
: Jan Jacobs 1704 : Peter Van Waeleroyck 1705 : Hendrik Van Hemelrijck.
Bladen 13 18 : ontvangsten van 1750 95 door Norbert Ferro pastoor van Meys.
bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g.
schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen
geëindigd 8.12.1777 met inschrijving pastoor Le Mère : Is voldaan dus
doodt.
bl. 60 verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw
Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g.Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door
pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de steun
aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L. Lettens), 138
g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g. uit het offer van
O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint Elooi.
Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de remonstrantie
van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens gewicht gouden
ring geofferd aan O.L. Vrouw blijft 117 g. betaald met de andere helft van
het Pijpenbos.
In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van t Kerckenoffer gelegd in de loterij van de
finis terrae (finistère).
Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint
Elooi.
Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december toen
was Terwecoren koster van de kapel.
Op 27.10.1752 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een
te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi
en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.Een nieuw missaal en register.Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald en om de 3 jaar worden
500 vaantjes gekocht
In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht.
Bibliografie :
350 jaar St.-Elooikapel Achiel Bettesone
Meise Achiel Bettesone
St.-Elooikapel Constant Noppen Berla
Meise, onder de toren van St.-Martinus Jef De Cuyper Sib 2001