Inhoud blog
  • 919 Foto's erfgoedmeise
  • 918 Gids van Vlaanderen
  • 916 Verzamelingen
  • 920 Pers. archief Meise na 1945
  • 087 Roothuisje Plantentuin
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    erfgoedmeise
    Sib
    16-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.201 Parochie St.-Martinus

    Meise is één van de 8 parochies van de gemeente Meise.  Voor de fuzie was het één van de twee parochies van de oude gemeente Meise.
    Om het onderscheid tussen gemeente en parochie visueel te maken nam Natuurpunt het voortouw, door een deelgemeente of parochie cursief te schrijven.
    Parochies waren er voor de gemeentes.  Historisch onderzoek houdt hier dus rekening mee.  In deze rubrieken vinden jullie de resten van wat geschiedschrijvers samen zochten.  Dat mag niet verloren gaan.  Wij beperken ons meestal tot wat niet in boekvorm of in tijdschriften bestaat.  Oude boeken, die niet meer uitgegeven worden en wwarvan geen digitaal bestand, hernemen wij en de tekst wordt aangepast (cursieve tekst). 


    Uit "Meise" van Jan Vanden Eynde :
    De parochies zijn vroeger ontstaan dan de gemeentes; hieruit volgt dat de grenzen van de parochies en van de gemeenten niet altijd overeen stemmen.  Onze bevolking is veel dankbaarheid verschuldigd aan die parochies want ze vormden de kernnen van de beschavingsactie.
    In deel II van het parochiewezen van Brabant van dr. Verbesselt staan zeer interessante beschouwingen omtrent onze paroichie.
    Hieruit blijkt dat Sint – Martinus Meise moet geklasseerd worden bij de moederparochies die de centralen zijn voor de uitstraling van het missiewerk in een gebied en eveneens onder de tien voornaamste parochiën van gans de oude dekenij Brussel tussen Dender, Schelde, Rupel en Dijle.
    Sint – Martinus is de beschermheilige van de oude parochies in ons gewest o.a. Asse, Aalst, Halle, Sint – Maartens – Lennik.
    Deze centra zijn uitgekozen via een bestudeerd plan; de spreiding is goed beredeneerd, men is zeker niet loshoofdig aan het werk gegaan.  Het is duidelijk dat de ganse streek eerst volledig geprospecteerd werd.  Het ontstaan van deze missieparochies dringt zeer diep door in het verleden, zelfs tot in de VIIde eeuw.
    De voornoemde auteur voegt er een ander pertinent bewijs aan toe, namelijk de indeling van het grondgebied van de parochie in uitgestrekte vierkante kouters.  Dergelijke blokvorming wijst op een zeer oude kadastrale methode die zelfs bij de Romeinen in voege was.
    De kerk en de huizen die de dorpskom vormen werden eveneens gebouwd binnen de grenzen van vierhoekige oppervlakten.
    Ik herhaal wat dr. Verbesselt voorop stelt : “dat de dorpskom, de kouters, het wegennet, de bodemindeling wijzen op de richting van een voorfrankische dorpsgroei en van een oude belangrijke nederzetting”.
    De moederparochie Meise had toezicht op de omliggende parochies o.a. Grimbergen, Strombeek-Bever, Sint-Brixius-Rode, Oppem, Amelgem , (vroeger zelfstandige parochie)  Nieuwenrode en wellicht ook Humbeek en Beigem.
    In de strijd tussen de twee machten, de Berthouts en de Crainhems verloor de kerk van Meise het voorrecht van de moederkerk van het land van Grimbergen.  De rollen werden omgekeerd, de parochie Meise werd onderworpen aan het gezag, aan het patronaat van de abdij van Grimbergen en geplaatst onder het toezicht van de heren van het hof van Meise – de ridders van Meise, die leenheren van de seigneurie van Grimbergen.
    In de studie van het parochiewezen worden als oudste pastoors van de parochie Sint-Martinus vermeld :
    Henricus, pastoor van Meise die reeds in 1211 als getuige voorkomt bij de overdracht van het tiendenrecht aan de abdij van Ninove.
    Esselinus, pastoor van Meise getuige voor een gift van land aan de abdij van Grimbergen in 1224.  Het kan vreemd klinken dat deze eerste pastoors geen Norbertijnen waren.

    De database van A.Bettesone vermeldt :

    ca 1110 In een verloren gegane brief van bisschop Ode van Kamerijk werd de oudste vermelding van de parochiekerk van Meise als moederparochie terug gevonden, evenals nota’s over de stichting van de abdij van Grimbergen.  De moederkerk van Meise omvatte de kerken van St.-Brixius-Rode en O.L.V. van Nieuwenrode, van Oppeml, met Amelgem, van Strombeek en van Grimbergen (toen minder belangrijk dan die van Meise en die toch ook heel oud moet zijn geweest).
    In de oorkonde van 1132 die de schenking van de kerk van Meise aan de abdij van Grimbergen definitief maakte is er trouwens nog sprake van deze brief.
    rond die tijd werden Grimbergen en Strombeek afgescheurd van de moederkerk Meise, maar St.-Brixius-Rode en Oppem bleven eraan verbonden.
    1127-1128 De seculiere priesters van Meise werden door de Norbertijnen van Grimbergen vervangen.
    1155 Bisschop Niklaas van Kamerijk bevestigde voor de derde maal “altare videlicit de Wamblines (Wemmel), Berchem, Ramesdunc, Menza, Ophem, Rode, Strumbergen,” als toegewezen aan de abdij van Grimbergen.  Hierin was er geen sprake van enig appendicum voor Meise.  In deze brief werd de kapel van Amelgem reeds als bezit van de ab dij van Grimbergen vermeld.  Getuigen hierbij waren Bernerus de Ossela en Albertus de Amelrengem, sacerdotes of priesters.

    1250 Vanaf nu zouden de Norbertijnen van Grimbergen de parochie Meise bedienen en beheren en dit tot 6 juni 1826 bij het overlijden van de toenmalige pastoor Norbertijn.

    IVde eeuw
    In het midden van de IVde eeuw werd Superior Servatius de eerste bisschop van Kamerrijk, bisdom waarvan Meise afhankelijk werd gesteld.

    De abdij van Grimbergen bekomt eerst in 1249 de benoeming van haar kloosterlingen tot pastoor te Meise en te Wemmel.
    In 1132 werd door toedoen van de Berthouts het patronaat of begevensrecht van Meise overgedragen aan de abdij van Grimbergen (uit Nieuwenrode, H.Spinnael, 1974)

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 Pastorij St.-Martinus

     

    2 (67) Pastorij (M.e. 14/86, M.w.2/35 en G.w. 1.21 site  )

    In de database van A. Bettesone vinden wij :
    1578 Tweede Beeldenstorm. De pastorij stond er verwoest bij.
    1619 pastoor Ludovicus Moreau liet het voorste deel verbouwen in opdracht van en met goedkeuring van abt Outers
    1647 pastoor Gijsens Bartholemeus richtte het oudste gedeelte opnieuw op (soms 1630 vermeld)
    ca 1670 enkele oude doeken werden ingelijst die door Leo Van Puyvelde toegeschreven werden aan Mathias Van Helmont, vervaardigd ca 1670
    1672 In de oude pastorij van Meise (Iconografie nr. 200) hangt een schilderij dat het Meise van toen weergeeft in een vogelvluchtperspectief (zie afbeelding en beschrijving) :
    Gezicht in vogelperspectief op Meise aan de westzijde.  Links bemerkt men nog de bestaande pastorij, omringd met mooie hovingen met daarachter de kerk,, het dorpsplein waar een wipschieting plaats vindt, is met allerlei figuurtjes verlevendigd.  Meer naar voor, achter een reusachtige bomengroep, het kasteel van Meise en rechts dit van Boechout.  In de verte links zien wij duidelijk de toren van Grimbergen.  Het voorplan is gestoffeerd met talrijke fijn gepenseelde figuren die ons een levendig beeld geven van de oude klederdrachten en gebruiken bij de verschillende standen : een voorname dame, vergezeld van een knaapje in gesprek met twee Norbertijnen.  Een derde witheer schenkt aan toegelopen volkskinderen zijn milde zegen.  Links komt een met drie paarden bespannen boerenwagen aangereden.  Deze is bezet door een vrolijk gezelschap (een boerenbruiloft?), begeleid door een vioolspeler en een vlaggenzwaaier.  Langs de baan hebben een paar reizigers hun last op de berm neergezet om wat uit te rusten.
    Het schilderij heeft geen naam, tenzij van een schilder die dit prachtstuk onlangs herstelde.  Doek H 2.03, B 3.20
    1682 de pastorij werd met een 2de vleugel vergroot. Vermoedelijk bestond het gedeelte met trap toen al.
    1698 Abt Bassery vergrootte de pastorij
    1728 Toen werd ook beslist om de pastorij met een vleugel te vergroten.
    1730 Prelaat Augustinus Van Eeckhout bouwt het naar het westen gerichte deel van de pastorij van Meise hetwelke aan het vorige deel daterend uit 1647 werd toegevoegd.  Hij legde de eerste steen op 6 juni 1730.  Zijn wapen werd boven de deur van de achtergevel aangebracht met de leuze "Ministerium tuum imple" .  Het is wel eigenaardig dat de trap naar de verdieping in het achtergedeelte zit en dat normaal bij verbouwing de trap zou blijven bestaan en deels in het oude gedeelte zou gezeten hebben.
    1733 De schilderij met zicht op Meise, opgehangen in de grote zaal is van die tijd.  Zij werd uitgevoerd in opdracht van prelaat Van Eeckhout, vermoedelijk door een leerling van David Teniers.  De madonna opgehangen in dezelfde zaal is vermoedelijk van een leerling van Rubens.
    1759 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige afbeelding van de kerk, de pastorij en de 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werden getekend door C.J.Everaert (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te Brussel).
    1789-1799 verwoestingen door de Franse revolutie
    1895 De tussenstijlen van de vensters ontbraken en de kleine vensters waren toegemetseld . Ze stond er dus verwaarloosd bij.
    1897 Op 3 november kwam de commissie van Monumenten te Meise om de  herstellingen te keuren aan de kerk en de pastorij.  Tijdens deze periode gebeurden restauratiewerken (zie jaartal 1902 in de herdenkingssteen ingemetseld nabij het toegangspoortje van de pastorij.
    1902 Aan de pastorij van Meise gebeurden herstellingswerken onder de leiding van provinciaal architect Dumortier.  Zij verleende gastvrijheid aan 6 priesters, kloosterlingen van de abdij van Grimbergen, die de parochie en haar afhankelijkheden bedienden.  In 1897 werden er ook al herstellingswerken uitgevoerd.  Leo Van Puyvelde schreef de voorhanden zijnde schilderijen toe aan Matthias Van Hellemont.
    In de tuin van de pastorij stond en staat nog steeds een reuze hulst die volgens specialisten behoort tot de drie oudste van België.  Hij is in zeer slechte staat, niettegenstaande pogingen om hem een revival te geven.
    1939 Bij K.B. van 20.2.1939 beschermd monument
    1962 De muur rond de pastorij werd afgebroken en de tuin verkleind.
    De pastorij werd gemeentehuis van … tot … toen de pastoor Gijsen verhuisde naar de nieuwe pastorij aan de inkom dorpscentrum Plantentuin Meise.  Na de fusie van gemeenten  werd het een filiaal van het gemeentehuis dat in Wolvertem is.
    2008 De diensten van de gemeente verhuizen uit de pastorij naar het nieuwe administratief centrum in Wolvertem.  De dienst Cultuur doopte het ten onrechte “ Cultuurhuis “ .  De toeristische dienst zou er in ondergebracht worden.  Een klein museum voor de kleinere werken van Henri Lenaerts zou er ook kunnen in komen.  Het Beiaardcomité vroeg toelating om de luisteraars van de beiaardconcerten in geval van regen binnen te laten.  Zij kunnen daar dan ook de beiaardier op een scherm zien spelen.
    Plannen genoeg, maar de administratieve krakende en piepende molen maalt o zo langzaam. 

    Uit de database van A. Bettesone

    139 Pastorij inboedel

    In de trouwzaal hangen 5 schilderijen van grote historische waarde.  Vier ervan staan afgebeeld in het boek “Meise van oorsprong tot 1940” van Jef Heyvaert op pag. 131
    1. panorama centrum Meise met pastorie en de twee kastelen zie. 67  Er is betwisting over de datum, want het tweede gedeelte van de pastorij staat er al op en het schilderij zou ervoor gedateerd zijn.
    2. Panorama met twee Norbertijnen en 8 burgers waaronder een herder met schapen. Op de achtergrond een kasteel met omliggend aangelegd park en kapel.
    3. Panorama met kermis met dansende en etende burgers. Op de achtergrond een kasteel en een donjon.
    4. Maria met witte bloem
    5.
    De eiken trap (pag. 132) met houten leeuw met stenen bal is ook zeer waardevol.
    Verder werd alle meubilair en versiering overgebracht naar Wolvertem.
    In “Meise, onder de toren van St.-Martinus” van Jef De Cuyper staan oude foto’s van de pastorij op pag. 38.  Op de eerste (79) zien we nog de muur aan de voorkant.  Op de tweede zien we dat de muur langs de A.Van Doorslaerlaan rond de tuin er vroeger niet stond.

    In “Meise” van Jan Vanden Eynde wordt de pastorie belicht op pag. 51
    In
    Historische tuinen en parken in Vlaanderen M&L cahier 20 van Deneef Roger Provincie Vlaams-Brabant 2011 werden de schilderijen belicht.

    1670 In de oude pastorij werden enkele doeken ingelijst die door Leo Van Puyvelde toegeschreven werden aan Mathias Van Helmont.  Ze zouden vervaardigd zijn circa 1670.

    361 De pastorie St.-Martinus

    De pastorie van Meise staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.  Enkele romantische jongeren hebben de stoot gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen neerploffen.  Ze hebben de weg open gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.  De ontmantelde pastorie kan nu openlijk getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.  Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd ingemetseld.  De pastorie schijnt gebouwd op of nabij een steen genaamd d’Waterken of Berla. Ze was omringd met grachten en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan de heren van Grimbergen – Nassau.
    In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.  Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van schilder Mathias Van Helmont.  Op een van de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand neemt.  De dame zou Barbara Van der Linden verbeelden – die kinderloos was – en het knaapje haar efgenaam Jan Van der Linden – d’ Hoogvorst.
    Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
    In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.

    361 De pastorie St.-Martinus

    De pastorie van Meise staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.  Enkele romantische jongeren hebben de stoot gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen neerploffen.  Ze hebben de weg open gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.  De ontmantelde pastorie kan nu openlijk getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.  Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd ingemetseld.  De pastorie schijnt gebouwd op of nabij een steen genaamd d’Waterken of Berla. Ze was omringd met grachten en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan de heren van Grimbergen – Nassau.
    In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.  Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van schilder Mathias Van Helmont.  Op een van de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand neemt.  De dame zou Barbara Van der Linden verbeelden – die kinderloos was – en het knaapje haar erfgenaam Jan Van der Linden – d’ Hoogvorst.
    Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
    In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.

    “Meise” Vanden Eynde Jan pag.51
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper Sib 2001 pag.38
    "Historische tuinen en parken in Vlaanderen" M&L cahier 20 van Deneef Roger Provincie Vlaams-Brabant 2011

    284 Retroroute Meise

    De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
    Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of tekening met  een verklarende tekst.  Bij de bronnen op de circulaire vinden wij o.a. “ blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper”.  Hier had beter gestaan :
    http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.  Om mijn lezers de kans te geven de teksten te vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :
    'Een huisstede van de heer pastoor met vijverken daaraan gelegen, zonder straat'.  Deze omschrijving dateert van 1717.  De pastorie werd al snel uitgebreid, zodat de woonruimte verdubbelde. Ruim 250 jaar later werd dit gebouw in gebruik genomen voor de gemeentediensten en vandaag is het 'Cultuurhuis' de huisstede van de culturele activiteiten

    Parochie          Originele Naam          nr. blog           Meise, onder de toren van St.-Martinus             Circulaire
    Meise              Pastorij St.-Martinus 67                    38                    Cultuurhuis
    De keuze van de gebouwen roept vragen op.  Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?

     

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1 Kerk Sint-Martinus

     

    1 (64)  St.–Martinuskerk Meise

    De database "Meise", 3de uitgave van 'Schoon Meise' (vakantiegenoegens Meise) van Achiel Bettesone vermeldt :
    1ste missiekapel H.Martinus van Tours
    684 Reeds in dat jaar zou er te Meise een kerkje zijn gebouwd met als patroonheilige Sint Maarten.  Strombeek hing trouwens toendertijd kerkelijk af van de parochie Meise. 10de eeuw wellicht stenen kerk, toren
    XIde eeuw Wellicht werd er reeds in de Xde eeuw een stenen kerk gebouwd te Meise en stond er ook reeds een stenen kapel op de Hasseltberg in Romaanse stijl..  Voor de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot 1110 als de kerk van Meise werd vernoemd.
    Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
    Door de aanwezigheid van een Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dat er in de omgeving een heidens offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door een missiekapel vermoedelijk onder de stuwende kracht bv. de Heilige Amandus of één van zijn discipelen.  De eerste bidplaatsen waren kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet.  Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde boogvenstertjes.  De bouw gebeurde meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof.  Voor de parochiekerk van Meise was dit de heer van het Hof te Meise en voor de St.-Elooikapel de heer van het Hof ter Hasselt.
    Men vermoedt dat de bouw van de toren van de St.-Martinuskerk terug gaat tot de
    XIde eeuw en dat hij afzonderlijk stond en gebruikt werd als toevluchtsoord voor de parochianen in de tijd van nood. Het is dan ook het oudste gedeelte van de kerk waarvan de kapel afzonderlijk stond.  Voordien zou er reeds een gebouw uit hout gemaakt gestaan hebben dat als kerk of bedenhuis werd gebruikt.
    1110 In een verloren gegane brief van bisschop Ode van Kamerijk werd de oudste vermelding van de parochiekerk van Meise als moederparochie terug gevonden  evenals nota’s over de stichting van de abdij van Grimbergen.  De moederkerk van Meise omvatte de kerken van St.-Brixius-Rode en O.L.V. van Nieuwenrode, van Oppem met Amelgem, van Strombeek en van Grimbergen (toen minder belangrijk dan die van Meise en die toch ook heel oud moet zijn geweest.
    In de oorkonde van 1132 die de schenking van de kerk van Meise aan de abdij van Grimbergen definitief maakte is er ook sprake van deze brief.
    1132 Door de overdracht van de eigendommen van de heren van Grimbergen aan de abdij van Grimbergen kwamen de parochies Meise, Rode, Oppem en Strombeek onder de jurisdictie van de abdij.
    1179 Paus Alexander III bevestigde voor de 4de maal de parochiekerk van Meise “altare de Mensce cum appendicus suis Obhem en Rode”.
    XIIIde eeuw toen reeds waren er te Meise naast de pastoor nog drie medepriesters nl Oppem, Hasselt en Rode.  Naast de pastorij tussen de Cattestrate en de Smisstrate, was er een tiendenschuur van de abdij van Ninove.  Na de afschaffing van de tienden bouwde de abdij van Ninove er in 1774 een huis.  De abdij van Grimbergen ontving slechts twee delen van de tienden terwijl die van Ninove er drie ontving.
    1224-1225 Esselinus (Hesselini) werd in 1224 vermeld als pastoor (presbyter) van Meise (geen magister).  Hij was nog steeds een seculier priester en dus nog steeds niet vervangen door een kannunik van Grimbergen.  Hij trad op als getuige van Arnoldus de Menza, getrouwd met Domina Gisela bij een gift van drie bunder land te Limvosc aan de abdij van Ninove of Grimbergen.
    Johannus was toen (1225) koster van Meise en trad als getuige op samen met pastoor Esselinus.
    1249Nikolaas, bisschop van Kamerijk, gaf op 8 december toestemming en het recht om een kloosterling te benoemen van de abdij van Grimbergen als pastoor van Meise en ook van Wemmel.
    1260 Op 8 maart werd frater Matheus aangesteld tot deken van Meise (Cartularium II, fo 219 en fo 220)
    1261-1262 frater Gerardus ”plebanus”of deken van Meise volgde Frater Mattheus op.
    1261-1414 Van deze periode zijn de pastoors en kapelanen van de parochie Meise tot op heden onbekend gebleven.
    1287 Bisschop Willem van Kamerijk bevestigde toen ook dat de parochie Meise de afhankelijkheden Amelgem, Oppem en Rode bezat en ook de kapel van Hasselt, “ “1287, sabbato post Trinitatis” of 7 juni 1287
    1414 Cornelius Lenaert, kloosterling van de abdij van Grimbergen, werd pastoor van de parochie Meise tot 1440.
    1440 Willem Fernarius, een kloosterling van de abdij van Grimbergen, werd pastoor vabn Meise tot 1475 (mogelijk Prenarius).  In het orbituarium komt voor : “guil. Framary, pastoor in Meys, overleden op 13 november.”  Vermoedelijk is dit dezelfde persoon en is het sterfjaar dat ontbrak 1475, het jaartal waarop Petrus Mey in functie kwam.
    1475 Petrus de Mey (de Messemaecker) werd pastoor van Meise tot 1513 of 1515
    1500 Bij de bouw van het koor van de St.-Martinuskerk werd onder het koor een crypte voorzien voor de heren van Meise.  Die van Boechout werden in de abdijkerk van Grimbergen begraven. Zo werd Jan van der Ee, baljuw van de st         ad Brussel en heer van Meise, in de crypte begraven.
    Toen Melchior Roose, baron van Boechout, huwde met Marie-Francisca Vander Linden d’ Hoogvorst van het Hof te Meysse, kregen de bezitters van Boechout ook toelating om in de crypte langs de evangeliekant, begraven te worden.
    1509 Aan de clerus van Meise werd als bede een bijdrage opgelegd “mijner genaede heere 28 gulden en 89 stuivers en mijn genaede vrouwe 4 gulden en 16 stuivers”.  Dit waren normale bedragen vergeleken met de parochies uit de omtrek.
    1513 Gosui nus Haeck werd pastoor van Meise.  Op 4 januari 1521 werd Goswin Bowel in het orbitarium vermeld als pastoor.  Vermoedelijk betreft het hier dezelfde persoon door verkeerd lezen of schrijven van de familienaam.  Sommige bronnen vermelden dat hij fungeerde tot 1525.
    1521 Anthonis Van Oudenhove werd pastoor van Meise tot 1558 (dit volgens de oudste bewaarde rekeningen van de H.Geesttafel van Meise dd 1522, destijds in het parochiearchief).
    1561 Tussen de parochiekerk van Meise en het  gehucht Oxdonk waren de gehuchten Nieuwenrode en St.-Brixius-Rode ontstaan.  Het kanaal trok een rechte scheiding tussen Oxdonk en Nieuwenrode.  De pastoor van Meise zou door deze  afscheiding de bediening van Oxdonk afstaan tegen een vergoeding van 20 gulden perjaar aan de pastoor van Kapelle-op-den-Bos.
    1566 tijdens de beeldenstorm 1566-1567 werden de ramen, het dak en de inboedel van de St.-Martinuskerk (vermoedelijk in romaanse stijl) vernield.
    1570 Gaspard Van der Schueren die omstreeks 1570 intrad in de abdij van Grimbergen, werd aanzien als de schilder van de muurschilderingen in de St.-Martinuskerk van Meise.
    1574 Volgens het verslag van het dekenaal bezoek was Coppen (= Coppaerts) toen nog pastoor te Meise en was August (Van) de Beer koster.
    1578 toen vond de tweede Beeldenstorm plaats.  Laurentius Coppaert (Coppen), pastoor te Meise stierf op 3 februari op het kasteel van Boechout.  Sommige bronnen vermelden dat hij slechts in 1584 stierf, maar dit blijkt toch twijfelachtig te zijn.  Antonious Stroobant werd de nieuwe pastoor te Meise.
    1580 de kerk van Meise kreeg een nieuw dak.
    1584 Op 2 december stierf Antonius Strabanus (Antoine Stroobants) priester te Meise, op het kasteel van Meise, waar hij zich verscholen hield om het Calvinisme te bestrijden.
    Vermits in de kerk de jaartallen 1626 en 1642 voorkomen moet St.-Martinus voordien verwoestingen hebben ondergaan.
    1585 Michaël De Meestere werd de nieuwe pastoor van Meise (tot hij stierf op 22 januari 1591).  Hij was eerst lekebroeder en schrijnwerker van stiel en kwam uit Brussel.  Op 25 mei legde hij zijn geloften af.  Naast pastoor van Meise bleef hij ook provisor van de abdij van Grimbergen.  Hij werd hiervoor speciaal beloond door het toekennen van een mudde gerst en een mudde tarwe uit de abdijhoeve van Amelgem en in afwachting tot hij zelf kon brouwen, drie tregelen bier uit de abdij, benevens 63 rijnsguld volledig  en, de ene helft van de abdij van Grimbergen, de andere helft van de abdij van Ninove.  Beide abdijen waren grote tiendenheffers over de parochie Meise.  Dit alles op last van de kapelaan van Oppem te onderhouden, die dan ook echter zekere voordelen in natura inbracht in de gemeenschappelijke keuken, zoals broden, smout, haring, boekstring, mutsaarden.  Pastoor De Meester werd gemoedelijk “Michiel de Parochiaan” genoemd.
    1590 Michaël De Meestere, pastoor van Meise overleed op 22 januari.  Aangezien hij niet onmiddellijk werd vervangen trad Gaspard Van der Schueren, pastoor in Strombeek, meeermaals op als priester te Meise.  De eerste bladzijde van het doopregister van de St.-Martinusparochie werd door hem geschreven.  Van der Schueren was tevens kunstschilder.  Hij maakte o.a. het portret van abt Gerardus Van Campenhout.  Men vermoedt trouwens sterk dat hij ook de muurschilderingen in de St.-Martinuskerk zou gemaakt hebben, mogelijk zelfs de restauratiewerken die destijds bezig waren, op de verse bepleisteringen.  Constant Piron had dit vermoeden geuit in 1682 bij het herontdekken van deze muurschilderingen die verborgen zaten onder een laag witkalk en die toevallig herontdekt werden door het weghalen van het zijaltaar van O.L.Vrouw.
    1591 Geeraert De Bock of De Boeck, pastoor van Meise, maakte zich vooral verdienstelijk door het in orde stellen van wat al verwoest werd.  Hij herstelde de fel beschadigde St.-Martinuskerk en pastorij en liet een nieuw dak leggen op de Hasseltbergkapel.  Hij was getuige bij de rekeningen van Kerstmis van 1590 en 1591 over de St.-Martinuskerk door kerkmeester Antoon Van Hemelrijck.
    In 1619 gaf hij zijn vrijwillig op om als kapelaan naar Oppem te gaan en later terug naar de abdij van Grimbergen waar hij op 21 maart 1626 stierf.
    1593 De Beeldenstorm raasde opnieuw door het land.  Deze terreur zou duren tot 1598.  De ramen, het dak en de inboedel van de St.-Martinuskerk waren opnieuw fel beschadigd.  Slechts na enige tijd kon men, met de steun van baron Christoffel d’ Assonville van het waterslot Boechout, van graaf van Buren, de oudste zoon van Willem Van Oranje, heer van het land van Grimbergen en van Jan Van der Ee, amman van Brussel en kasteelheer van ’t Hof te Meysse de restauratie van de kerk aanvangen.  De schaliën van het dak werden reeds besteld.  De afwerking van de middenbeuk is van 1626 en die van de zijbeuken van 1635 en 1642.  Als koster van Meise werd Jan of Joos Van den Broeck bekend door een akte van 18 oktober 1604 waarin hij samen met pastoor De Boeck en kerkmeester Rombaut Van der Haeghen verschijnt.  Deze koster overleed op 12 december 1658 op 82-jarige leeftijd na gedurende 65 jaar koster van Meise te zijn geweest.  In de voornoemde akte stond dat aan de kerk verschuldigde renten van 14 naar 12 gulden werden gebracht.
    In Meise gebeurde de eerste kerkvisitatie door Petrus De Vinck, deken van West-Brussel, als afgevaardigde van de aartsbisschop.  Het Concilie van Trente (1545-1569) had aan de bischoppen geregelde kerkelijke bezoeken opgelegd in hun parochies.  Petrus Vinck beweerde reeds in 1592 een kerkvisitatie te hebben verricht, maar hierover werd geen enkel spoor terug gevonden.
    1594 In het verslag van de kerkvisitatie vermeldde de deken al de hulpkapellen van de parochie Meise : Oppem, Nieuwenrode, St.-Brixius-Rode, Hasselt St.-Elooi, Amelgem. 
    1596 Uit de kerkrekeningen van de St.-Martinuskerk werd uitgemaakt dat de muurschilderingen toen werden gemaakt in opdracht van de heer en mevrouw van Boechout, Christoffel d’ Assonville (° 1528, + 1606) en Margaretha Scheyfve, vermoedelijk overleden in 1602. (Zij staan samen geknield afgebeeld met hun vele kinderen) ter nagedachtenis van d’ Assonvilles ouders Jean d’ Assonville en Gilette des Prets.  Wie de schilder was werd nog steeds niet met zekerheid vastgesteld.  Als mogelijk werden Van der Schueren Gespard, monnik van de abdij van Grimbergen aangewezen, volgens de Commissie van Monumenten en Landschappen zou het om een leerling van de Italiaanse grootmeester Rafaël gaan.  Ok Frans Floris, die een leerling van Barend van Orley was, werd vernoemd.  Deze laatste overleed evenwel al in 1570.  Van bovenvermelde schenkers bekwam de kerk toen ook een mooi brandglasraam  in het linker koor, dat echter door de Fransen werd vernield.
    In 1596 schreef de deken in het verslag van zijn kerkelijk bezoek : “ de abt van Grimbergenis de rector of bestuurder van de kerk van Nieuwenrode.  In ieder van de hulpkerken van Meise komt een kloosterling van de abdij op zon- en feestdagen de H.Mis opdragen.  Welnu in Nieuwenrode wordt er geklaagd dat de abt soms geen priester stuurt.  In de kerk is de doopvont niet afgesloten, zodat eenieder er toegang tot heeft.”  Dit verslag werd naar gewoonte naar de aartsbisschop gestuurd, die er persoonlijk in de marge bijschreef : “men moet nagaan waaraan de abt gehouden is en hoe men aan de verlangens van het volk zou kunnen voldoen.”
    1598 De kerk van Meise stond open langs alle kanten, zodat de mussen er in rond vlogen.
    einde XVIde eeuw J.F.Langerin gaf een kaart uit waarop de kapel van Hasselt werd aangeduid en de kerken van Meise en Oppem.  Van deze periode gingen er in de Geuzentijd  veel archieven verloren.
    1600 Ingevolge een akkoord tussen burgemeester Jan de Meere, de schepenen, de H. Geestmeesters, pastoor G. De Boeck
    1602 glasraam door Fransen vernield (wanorde – toevlucht mensen en prelaat Philip van Raubergen van de abdij van Grimbergen werd beslist om de kerk van Meise te herstellen. Volgens de jaartallen aangebracht in een sluitsteen van de overwelving van de middenbeuk (1626), van de linker zijbeuk (1631) en van de rechter zijbeuk (1642) zouden dit de jaartallen zijn van de opeenvolgende afwerkingen.
    (zie uittreksel uit die tekst hierna)
    “ vragen wij hulp tot de kosten die wij reeds gedaan hebben en zullen doen tot het opmaken van de toren, herstelling van het koor en andere sieraden … zo zal de prelaat laten in de toren de twee klokken die het godshuis (dit is de abdij van Grimbergen) heeft geleverd en daarenboven zal de prelaat nog in het hoogkoor doen stellen twee glazen vensters met hun ijzeren staken…”
    De kerk was natuurlijk sterk gehavend geweest tijdens de beroerde tijden van de Reformatie
    , gelijk vele andere.
    1601 Bij de restauratie van de St.-Martinuskerk, na de Beeldenstorm, schonk graaf van Buren, heer van het land van Grimbergen, een kunstglasraam in het rechter transept.  Dit werd door de Fransen in 1794 vernietigd.
    1602 De St.-Martinuskerk was toen (1602-1604) in wanorde wegens de koffers en andere zaken die er door het volk ter beveiliging werden binnen gebracht uit vrees voor de soldaten.  Noch de kerk, noch de pastorij waren nochtans veilig wegens de Calvinisten.  Bij de minste onraad zochten de mensen uit schrik naar bescherming ofwel in de kerk ofwel in de bossen.
    1604 In het verslag van het kerkbezoek werd geschreven dat pastoor Gerardus De Boeck van Meise zijn parochie goed beheerde.  Hij liet trouwens zelf zijn pastoorshuis herop bouwen.  Hij stierf na 51 jaar pastoraat te Meise in 1647.
    Op 18 oktober tekende koster Jan of Joos Van den Broeck met pastoor De boeck en kerkmeester Rombaut Van der Haeghen een akte waarbij de rente van van veertien naar twaalf gulden werd terug gebracht, verschuldigd aan de kerk door Elisabeth Seghers, weduwe van Jan De Moor.
    1611 Op 13 januari overleed Egidius Stevens die bekend stond als pastoor van Meise.  Tot dat jaar verbleven er op de pastorij van Meise verschillende kapelanen :
    1. Die voor de parochie Oppem (later evenwel niet meer)
    2. Ook die nog van St.-Brixius-Rode
    3. De kapelaan voor het kasteel van Boechout wellicht tot 1732
    1615Van der Schueren zou de schilder van de muurschilderingen in de St.-Martinuskerk van Meise geweest zijn tijdens de ambtsperiode van pastoor Ludovicus Moreau (1619-1647).  De schenker was Charles d’Assonville, heer van Boechout van 1607 tot 1651.
    1619 Na de dood van pastoor Geeraard De Boeck van Meise werd hij op 12 maart opgevolgd door Ludovicus Moreau.  De oudst voorhanden zijnde overlijdensregisters zijn van zijn hand en beginnen op 7 mei 1619 toen het bijhouden van de overlijdens verplicht werd gemaakt.  Onder zijn bestuur werd de St.-Martinuskerk uitgebouwd tot wat ze heden nog is.
    1626 De middenbeuk van de St.-Martinuskerk was opgebouwd (zie sluitsteen in de zoldering).  Door dit gebouw werd de verbinding gemaakt tussen het koorgebouw en de toren die vroeger afzonderlijk stonden.
    In de achtergevel van de St.-Martinuskerk werd een grafsteen ingebouwd  van Marie Thérèse de France, dochtertje van Jerôme, baron van Boechout, heer van Noyelles Wyon Meysse en Margaretha d’Assonville, dat zeer jong stierf op 8 mei 1626.
    1627 Uit de St.-Martinuskerk verdween in 1958 een kostbare kelk en ciborie uit 1627, evenals een kostbare koor kap.
    1631 De linker zijbeuk van de kerk was afgewerkt (zie sluitsteen in de zoldering).
    1634 Grafsteen in de kerk+ 6 juni van Maria Elvira Alvaredo, echtgenote van J.F.Van der Ee
    1642 De rechter zijbeuk van de kerk was afgewerkt (zie sluitsteen in de zoldering) .  Pastoor Ludovicus Moreau overleed.  Zijn grafsteen werd terug gevonden in de kerk.
    1643 Door het Concilie van Trente werd de verplichting opgelegd om veel muurschilderingen in de kerken te bedekken.  Het is dus mogelijk dat de muurschilderingen van de kerk daardoor toen verdwenen onder een laag witkalk.
    1647 Gijsens Bartholomeus werd op 26 maart pastoor van Meise (+1662)
    1650 Pastoor Gijsens stichtte de Broederschap van de Heilige Rozenkrans te Meise.
    1658 Volgens een akte van 23 februari werd de koster van Meise beurtelings aangewezen door de heer van Boechout en de heer van Meise.  Op 17 december duidde Renon de France, baron van Boechout, Gilliam Van den Broeck aan als koster van Meise.  Dit was 5 dagen na de dood van zijn vader Joost die reeds 65 jaar koster was en 82 jaar oud geworden was.  Gilliam overleed op 12 oktober 1669 ten gevolge van de pest.
    1660 De aanbidding der wijzen is een schilderij van de Antwerpenaar Theodoor Boeyermans (°1620-+1678).  Het hangt in de St.-Martinuskerk te Meise.  Het werd geïnspireerd door het meesterwerk van P.P.Rubens (de geboorte van Jezus en de begroeting van de drie koningen).  Theodoor Boeyermans was een tijdgenoot van Jordaens, waarmee hij trouwens heeft samen gewerkt. 
    1662 Bij de dood van pastoor Bart Gijsens werd Franciscus Adams pastoor te Meise.  Hij was de zoon van de lijfwachten van Albrecht en Isabella en had een moeilijk karakter. Hij was kapelaan geweest in Oppem en Wemmel.  In 1667 verliet hij Meise om pastoor te worden in Wemmel waar hij in 1674 stierf.
    1663 In het kunstglasraam van de familie d’Hoogvorst werd het overlijden aangeduid van een baron op 20 oktober 1663.
    1666 Daniel Bellemans werd onderpastoor in Meise.
    1667 Hendrik De Pottere (Henricus De Potter) , pastoor van Meise (op 25 maart) moest reeds van juni tot september vluchten voor het geweld van de Franse invallers onder Lodewijk XIV.  Daarna verbleef hij ca 30 jaar in Meise.  Hij maakte bovendien de pestepidemie mee (1668-1670).   Hij was dokter in de Godsgeleerdheid en leraar in de theologie van de Steingaden-universiteit in Zuid-Beieren.  Hij liet twee klokken hangen (3800 en 280 kg).  Het koor van de kerk liet hij behangen met goudleder dat in 1750 werd weg genomen.  In 1695 keerde hij terug naar de abdij waar hij stierf op 22 maart 1700.
    1669 Koster Gilliam Van den Broeck is op 12 oktober (of 12 december) overleden ten gevolge van de pest, overgewaaid uit Wolvertem (1667).  Hij werd opgevolgd door Barth. Verbruggen, dit gedurende 50 jaar.  Hij overleed op 23 maart 1718.
    1670 In de rekeningen van de St;-Martinuskerk vond men een uitgave van 12 stuyvers voor het naaien van kant aan de altaardoeken.
    1694 In het kunstglasraam van de familie d’Hoogvorst werd barones Van der Eycken opgenomen (+ 26.12.1694).
    1695 Muitende Franse soldaten staken het dorp van Meise opnieuw in brand en richtten overal schade en verwoestingen aan vermoedelijk ook aan de kerk.
    Op 18 juni werd pastoor De Pottere (ontslag op 14 juni) opgevolgd door Egidius Mosmans.  Hij bestelde een beeld van St.-Martinus te paard met bedelaar voor de kerk, een houten beeldhouwwerk dat de volkskunst van toen illustreerde.  Het werd overgebracht naar de St.-Elooikapel waar het van de Beeldenstorm die in 1897 in de kerk heeft gewoed en waarbij de volledige bemeubeling in barokstijl  werd weg gehaald, gespaard bleef.  Voor dit beeld werd 12 gulden ingeschreven in de kerkrekeningen.
    Als priester of onderpastoor werd E.H.Goetschalck vernoemd te Meise.
    Herman Bertrant werd vernoemd als deken van Meise die, in opdracht van het aartsbisdom van Mechelen de nodige goedkeuring gaf tot verering in de boskapel van Imde.  Hij plaatste het onder de aanroeping van “Behoudenis der Kranken”.
    1702 Er heerste toen een grote hongersnood onder de bevolking.  De kerk en de kapel stonden  vermoedelijk te verkrotten. Franse troepen bezetten nog steeds onze regio.
    1709 Egidius Mos(t)mans, pastoor te Meise, stierf op 11 juli.  Hij werd opgevolgd door J.B.Bourgeois (volgens bepaalde bronnen).
    1720 Op 26 oktober nam J.B.Bourgeois ontslag.  Op 3 november werd hij vervangen door Franciscus Casens die reeds pastoor was te Ramsdonk.  Op 21 mei 1747 werd F.Casens door Lodewijk XV, koning van Frankrijk, tot abt van Grimbergen verkozen. De benoeming werd nadien bekrachtigd door keizerin Maria-Theresia.  Als pastoor van Meise werd toen Laurentius J. Van Solthem aangeduid.
    1721 In de “manuale pastoris van Meys” werd geschreven : “in het jaar 1721 een nieuw rood communiecleedt met doeck in canten gecost 27 (gulden) 11 stuyvers – Item in het selve jaer een nieuwe albe met eenen grooten cant gecost 22-9”.
    1725 Op 28 februari overleed Johannes Verplast, koster van Meise.  Men vermoedt dat hij toen werd opgevolgd door Henricus Van doren, die op 7 januari 1755 overleed.
    1732 In de kerk werd een lambrizering geplaatst rond het koor.  Men vermoedt dat ook tijdens de periode  1732-1733 de barok meubilering werd geplaatst.
    1734 In de Manuale Pastoris van Meys werd vermeld dat de kerk van baron d’Hoogvorst zaliger, gestorven op 11 mei (14 mei?) een zwart fluwelen kleed met jupon van tissu had gekregen en dat de barones dat “vereerde aan de kerk van Meys waarvan gemaakt werd een zwart antependium eneen zwarten casuivel, gemaakt van witte zilveren noiré zijde en aan het antependium een fijn zilveren franje die door de baron van Boechout werden geschonken.”  1735 In de maand januari werd de  kerk  en de toren fel beschadigd bij een stormweer.  De herstelling kostte 90 gulden.
    Op 11 juni werd de toren van de kerk door  blikseminslag en brand opnieuw vernield.  De toren werd onmiddellijk opnieuw heropgericht doch met een spitse toren.  De aanwezige klokken werden door de Fransen vervoerd naar het klooster van St.-Jacob op de Koudenberg te Brussel.  Ook aan de kerk was er grote schade door de rook. De  muurschilderingen waren zwart van het roet.  Nadat zij werden gereinigd werden ze overtrokken met een laag vernis om de kleuren feller te laten uitkomen.  De herstellingswerken hebben 904.14 gulden gekost.  Er werd aangenomen dat de toren afzonderlijk heeft gestaan tot dat de kerk werd uitgebreid in de XVIIde eeuw, vermoedelijk in de stijl van die tijd, nl barokstijl.
    1747 Laurentius Jacobus Van Solthem werd pastoor te Meise.  Voor hem was Franciscus Casens pastoor, maar die werd op 21 mei door koning Lodewijk XV van Frankrijk tot abt van Grimbergen (hij volgde Augustinus Van Eeckhout op die overleden was en van wie het wapen in de achtergevel van de pastorij van Meise gebeiteld was) verheven.  Pastoor van solthem overleed in Grimbergen op 8 mei 1750.
    In de Manuale Pastoris van Meys werd vermeld dat er toen een nieuwe albe werd gemaakt met een nieuwe kant en een nieuwe “overrock” zonder kant en er werd nog een nieuwe kant gekocht voor een andere nieuwe albe, dat samen 32 gulden en 9.5 stuyvers had gekost en dat dit werd vereerd door de juffrouwen Evrard.  Idem een albe gemaakt waarvoor de voornoemde kant werd gebruikt met twee amieten dat 13 gulden 10 stuyvers had gekost eveneens vereert door de juffrouwen Evrard.
    1750-1816 De rekeningen van de H;Geesttafel van de St.-Martinuskerk, van de St.-Elooikapel en van de St.-Brixiuskerk over deze periode, werden opgenomen in het Rijksarchief van Brussel onder de nrs 24.473 tot 24.532.
    1753 Op 21 juli stierf pastoor Ferro.  Hij was 53 jaar oud.  Op 4 augustus werd Franciscus Xaverius  Lemire pastoor te Meise.  Hij was er reeds onderpastoor van 30 maart 1741 tot 4 december 1746.  Dan werd hij pastoor te Grimbergen tot 1753.  In 1770 werd hij landdeken van Brussel-Wet.  Hij overleed in 1772 op 24 april.  F.X.Lemire had Rasquin als onderpastoor.  Hij betitelde zichzelf als “Pastor in Meys en Novo-Sarto (Nieuwenrode), Ophem en Exdonck (thans Kapelle-op-den-Bos.
    Kort na zijn aanstelling als pastoor bestelde F.X.Le Mire bij beeldhouwer Durey een nieuw beeld voor het Maria altaar, een votiefbeeld, nl een Lieve-Vrouw-van-de-Rozenkrans, wat betaald werd uit den offer van de rozenkrans.  Dit wees op het bestaan op dat ogenblik van een broederschap van de Rozenkrans in Meise.
    Op 4 oktober 1754 werd het nieuwe beeld piëteitsvol op het Maria-altaar geplaatst.  In 1766 werd het omhangen met mooie rijke stoffen geschonken door een edele jonkvrouw nl Charlotte-Constance, oudste dochter van Melchior Franciscus Roose, baron van Boechout.
    1755 De St.-Martinuskerk van Meise bezat een kelk van verguld zilver, de voet en knoop waren versierd met korenaren en druiventrossen. De fausse coupe eveneens, maar hier kwamen er nog vier gevleugelde engelenkopjes bij.  Zonder inscripties of stempelwerken.  Op de knoop werd het blazoen van abt Sophie gegraveerd.
    De kelk werd nog tentoon gesteld te Grimbergen na de tweede wereldoorlog.
    1759 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige afbeelding van de kerk, de pastorij en 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werd getekend door C.J. Everaert  (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te Brussel).
    1760 Voor de herstelling van de  klokkentoren van Meise werden 7 eiken gebruikt uit het Pypenbosch en werd omtrent 700 gulden uitgegeven. De Franse overheid schrapte de onderhoudskosten van de horlogemaker Calewaerts uit Wemmel.
    In de buitengevel van de achterkant van de kerk zit een arduinen plaat met de aanduiding van het overlijden op 15 augustus van een Roose (zie ook de obiit van 15 augustus in de kerk).
    1761 Een brandglasraam in het koor van de kerk was door wind en weer, vernieling en ouderdom stuk gegaan.  Toch zat er nog een stukje brandglas in met het wapen van de prins van Oranje.  Toen werd gevraagd om het wapen te herstellen aan de hertog van Croy en de hertogin Coppignie en Berghes en meteen om een gift voor heel het venster, wat zij ook gedaan hebben als vroegere heer van Meise.  Dit op 18 november 1761.  De betaling gebeurde aan Mr Angelis.
    1770 Voor de St.-Martinusparochie werd een nieuwe kazuivel, een nieuw missaal en register gekocht.
    1773 Op 9 maart werd Jos Rasquin pastoor te Meise en dit tot 24 april 1795, toen hij als een gebroken man terug keerde naar de abdij van Grimbergen, die kort daarop werd afgeschaft, waardoor Rasquin moest rond zwerven.  Hij overleed op 24 juli 1804.
    Adriaan De Coster werd ook vermeld als pastoor of onderpastoor van Meise, wellicht tijdens de periode tussen 24 april 1772 en 9 maart 1773.
    1782 Pastoor Rasquin van Meise werd eens in het ootje genomen door kasteelvrouw de Gage, echtgenote van baron van der Linden.  Deze vrouw zou vroegtijdig sterven bij haar derde kinderbed.  Haar wapen komt voor in het glasraam van de kerk.
    1789 – 1799 Tijdens deze periode woedde de Franse revolutie.  In onze streken heerste er een  echt schrikbewind. De kerk onderging opnieuw verwoestingen.
    1794 Te Meise vernielden de Fransen op 11 juli de kunstglasramen in de kerk.
    1796 Pastoor Margé van Meise was naar Nederland gevlucht.
    1798 De kerk werd zwaar beschadigd en bleef geruime tijd buiten gebruik.
    XIXde eeuw De parochie Meise werd afhankelijk van de dekenij Brussel, voor het gewest Brussel-West.
    1806 Het wapen van Jean Joseph Ghislain Vander Linden d’ Hoogvorst en dat van zijn beide echtgenoten komt voor in het glasraam langs de epistelzijde in de dwarsbeuk van de kerk.(Zijn obiit werd destijds uit de kerk verwijderd)
    1809 In de achtergevel van de kerk hangt een grafzerk met de volgende aanduidingen “Hoc sub mamore Carolus Josephus DE PRET Jaco bi P.I. De Pret AG Joanne : V.I.ROOSE courig E.V. filius nati may unus descenssit Brux. Dum ibidem studia decerrereidie apprillis 26 anno aetatus suae 18 Christe vero 1809 hoc pietatis simil A G doloris monumenteum delectissimo parentes filio frateri fratres A G sorores carissimo una maesti posuere”.
    1826 Op 6 juni overleed Simon Jozef Margé te Meise in de ouderdom van 65 jaar als laatste Norbertijn voor de parochie sinds 1249-1250 bediend door reguliere priesters van de abdij van Grimbergen.  Hij was gedurende 6 jaar pastoor van Nieuwenrode en 18 jaar pastoor van Meise (zie grafsteen tegen het koor van de kerk).
    toen schonk mevrouw Roose 3 rode kussens voor de altaren van de St.-Martinuskerk en mevrouw d’Hoogvorst schonk een geborduurd kussen met de naam Jezus op geborduurd.
    1827 Mevrouw Roose schonk twee tapijten voor het koor en liet de cibori en een zilveren kelk vergulden, liet lampen hangen in het koor en 3 lampen in de kerk voor de verlichting in de winter.  Verder schonk zij ook nog een schone albe.
    1829 Het klavier van het orgel van de kerk werd verlengd, een nieuw secreet werd gemaakt, er werden twee nieuwe registers toegevoegd en twee nieuwe blaasbalken gestoken.  De kosten van 500 gulden werden gedragen door Mevrouw Roose en baron Vander Linden d’ Hoogvorst elk voor de helft.
    Aan het oksaal werden veranderingswerken uitgevoerd voor 70 gulden die door de kerk werden betaald.
    1830 Bij het huwelijk te Meise van haar jongste dochter Elisabeth van Amedée de Beauffort op 12 mei 1830 gaf mevrouw Roose aan de St.-Martinuskerk een zilveren wierookvat met doosje en lepeltje, twee kostbare ampullen met zilveren schotel, waarin de wapens van het nieuwe paar werden gegraveerd, drie rode togen van merinos met witte overrokken voor de choralen en nog een albe met singel voor de pastoor.
    1842 In de kerktoren werden 2 nieuwe klokken (2044 en 1528 pond) gehangen.  De oude van 575 pond werd verkocht.  In 1939 werden deze 2 klokken vervangen omdat ze gebarsten waren.  De nieuwe klokken vielen echter in de handen van de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog (1940-1945).  De twee klokken van 1842 waren door Van Aerschodt gegoten te Leuven en werden op 14 september 1842 plechtig ingewijd.  Baron Emmanuel d’ Hoogvorst en gravin de Beauffort waren peter en meter van de grote klok en graaf Amedeus de Beauffort en barones d’Hoogvorst waren peter en meter van de kleinere klok.  De klokken waren trouwens door de beide families geschonken.
    1848 Mevrouw Vander Linden d’Hoogvorst gaf het rood gewaad voor drie heren zonder koorkap.
    De oude horloge van de St.-Martinustoren werd vervangen : één uurplaat werd door baron d’Hoogvorst betaald, één uurplaat door de parochianen en nog één uurplaat door de kerk.  Kosten, horloge inbegrepen waren 450 pond.
    1852 Mevrouw Van der Linden d’ Hoogvorst gaf een vergulde lamp voor het koor van de kerk.
    Pachter J.A. Crockaert gaf twee vergulde lantaarns voor de kerk.
    Mevrouw de Beauffort schonk een rood tapijt voor het koor van de kerk.
    E.H.Van Daelen, pastoor van Meise, was de opvolger van E.H.Bosselaers.  Beiden ijverden voor de restauratie van de muurschilderingen van de kerk.
    1854 Hertogin de Bassano, dochter van baron d’Hoogvorst schonk 6 vergulde kandelaars voor het hoogaltaar van de kerk.  Haar vader gaf twee van de koralen, prijs 640 F
    1861 De kerk van Meise was van binnen en buiten in slechte staat.  Op sommige plaatsen viel de kalk van de muren en zo werden de muurschilderingen opnieuw ontdekt.  Piron schreef ze toen toe aan G. Van der Schueren.
    1862 Architect Appelmans stelde een plan op om de kerk van Meise te herstellen.  De kosten waren echter te zwaar voor de kerkfabriek en de herstellingen gingen niet door.
    1868 Bij de restauratie van de kerk schonk gravin Elisabethn Roose de Baisy, die het kasteel van Boechout bewoonde, een kunstglasraam ter ere van haar echtgenoot graaf Amedeus de Beauffort, in het linker transept met de beeltenissen van O.L.V. en de heiligen Amedeus en Elisabeth, hun patroonheiligen en hun wapenschilden “In bello fortis”.  Het glasraam werd gemaakt door de beroemde meester Jean-Baptiste Capronnier (1814-1891).  Die maakte later ook het gebrandschilderd raam van het rechter transept dat geschonken werd door barones Elisabeth d’ Hoogvorst.  Gravin Roose stierf op 18 december 1873.
    1880 Op 4 augustus werd Karel Hendrik Van Daelem (° 25.1.1836 in Wemmel) pastoor van Meise tot 22 december 1920, dag van zijn overlijden.  Hij was ook aalmoezenier van keizerin Charlotte en celebreerde regelmatig de H.Mis in de slotkapel van het kasteel van Boechout.  Hij verbouwde de pastorij en de kerk in de jaren 1895-1902.
    1882 Barones Elisabeth de Briene d’Hoogvorst van echtgenote van Leon Vander Linden d’Hoogvorst, moeder van Emmanuel, liet in het rechter transept van de kerk (epistelkant) door meester Capronnier een nieuw kunstglasraam plaatsen.  Het stelde de H.Jozef voor en hun patroonheiligen Leo en Elisabeth.
    1885 Voor het vervangen van de vloer in de middenbeuk en herstellingen in de zijbeuken werd een uitgave geboekt van 1000 F voor de kerk.
    1889 Op 4 september 1889 kwam kardinaal Goossens voor de eerste maal naar de St.-Martinuskerk om er het vormsel toe te dienen.  Bij deze gelegenheid drong hij erop aan om herstellingswerken aan de kerk uit te voeren.  Toen werd de kerkdeur vernieuwd volgens een plan van architect Van Assche uit Gent en uitgevoerd door aannemer Lambotte uit Laken tegen de kostprijs van 1650 F.
    1890 Aan de kerk van Meise gebeurden herstellingswerken .  De zijaltaren, vermoedelijk in barokstijl, werden weggehaald waardoor de muurschilderingen die onder een kalklaag zaten terug werden ontdekt.
    1891 Tijdens deze periode werd de kalklaag op de muurschilderingen in de kerk weggehaald.
    Toen stierf priester Guilliam Van Holsbeek te Meise in de ouderdom van 84 jaar (zie grafsteen tegen het koor van de kerk).
    1895 De twee zijaltaren van de kerk werden weg gehaald waardoor stukken van de oude muurschilderingen opnieuw van onder een laag witkalk bloot kwamen.  In het koor werden drie brandglasramen geplaatst.  St.-Martinus werd geschonken door Gilbert Parmentier, St.-Elooi was een gift vande familie Van Keer – De Bloos en St.-Brixius van de familie Stoops – Van der Roost.  In de uitgavennota van 1897 staat vermeld dat er 3500 F werd uitgegeven voor de geschilderde ramen aan Steyvaert uit Schaerbeek.  Vermoedelijk betreft het glasramen van het schip zonder afbeeldingen van heiligen.  Op 26 juli waren de herstellingswerken aan de kerk begonnen door bouwmeester Jules Barbier, een leerling van Van Ysendijck en door aannemer Vuy.
    Op 10 augustus werd begonnen met het verwijderen van de laag witkalk, daarbij werd de Commissie voor Monumenten uitgenodigd.  Die hebben de kunstenaars Albert de Vriendt, Van Ysendijck en Frans Meerts opgeroepen voor advies : zij besloten dat de muurschilderingen waard waren om hersteld te worden.  Franz Meerts, een man die vele jaren in Italië had verbleven en die grondig de werken van Rafaël kende meende dat dit werk geschilderd werd door een leerling van de grootmeester Barend van Orley.  Door de minister van Schone Kunsten De Bruyn werd Franz Meerts aangesteld om de restauratiewerken op zich te nemen.  Hij overleed echter als hij pas met de werken was begonnen.  Zijn leerling Jozef Middeleer zou het werk verder afmaken : dit zou tot oktober 1897 duren, kostprijs 6000 F. 
    De apostelen die op de pijlers waren geschilderd gingen echter verloren (behalve St.-Petrus op de eerste kolom rechts).  Het tafereel geschilderd boven het voormalig O.L.V.-altaar stelde de dood en de hemelvaart van Maria voor met links onderaan de geboorte van Jezus en rechtsonder de Blijde Boodschap.  Boven in het rechter transept en het St.-Jozefsbeeld waar vroeger het St.-Martinusaltaar stond werd Het Laatste Oordeel afgebeeld met links onder St.-Hubertus en rechts onder St.-Martinus.  Dit laatste tafereel van de Aanbidding door de herders zou er toen aan toegevoegd geweest zijn door J.Middeleer.
    1897 Onder pastoor Van Daelen verdwenen :
    - de twee barokke zijaltaren (zie ook 1895) naar de kerk van de H. Drievuldigheid te Elsene voor 950 F (het hoofdaltaar werd eveneens weg genomen, maar men weet niet waar naartoe en voor hoeveel) 4 biechtstoelen, de houten wandbekledingen en de communiebank, eveneens in barokstijl, naar de Engelse compagnie Buine voor 2725 F, naar men beweert bestemd voor de kathedraal van Lichfield – 7 schilderijen die door de Commissie uit de kerk werden geweerd, voor de prijs van 800 F
    - de predikstoel in barokstijl aan de abdij van het park te Heverlee voor de som van 300 F
    - ook werden er 1 ha 11 a grond verkocht aan de keizerin voor 11100 F en 1 ha 50 a publiek verkocht voor 8525 F
    Het nieuwe meubilair werd aangeschaft in neogotische stijl, zogezegd omdat het kerkgebouw in gotische stijl was gebouwd.
    - het hoogaltaar en de twee zijaltaren gemaakt door Peeters uit Antwerpen voor de prijs van 4900 en 3750 F
    - de communiebank door Peeters voor 1000 F
    - portaal eveneens door Peeters ook voor 1000 F
    - de predikstoel door Rolmaet van Leuven voor 1800F
    - het orgel werd gebouwd door de gebroeders Van Bever uit Laken voor 4750 F
    - gebrandschilderde ramen door Steyaert uit Schaarbeek voor 3500 F
    - 2 ijzeren hekkens door Pierre De Smedt uit Elsene voor 900 F
    - 3 zetels gemaakt door Matthias Zens uit Gent voor 220 F, 24 koperen kandelaren door Lambert Van Rijswijck uit Antwerpen voor 272 F
    De kruisweg van de St.-Martinuskerk te Meise werd gemaakt door Arille Lagnau en Maurice Lefèvre, leerlingen van Franz Meerts, voor de prijs van 2100 F, gegeven door :
    1ste statie : C.Van Daelem, pastoor
    2de statie : familie J. Bosselaer, oud-pastoor (1860-1880)
    3de statie : E.Verhavert, pastoor Cobbegem
    4de statie : C. Van Dievoet, pastoor Elsene
    5de statie : T.H.Frère, pastoor Weert
    6de statie : C.Carpentier, pastoor ST.-Gillis
    7de statie : Docter Vijgen
    8ste statie : M. Th. Sleyp
    9de statie : M.C. Van Hemelrijck
    10de statie : familie Emmerechts
    11de statie : M. Olieu & H. Bettens
    12de statie : Laurent Krokaert en Jean Van Malderen
    13de statie : M. Charles, raadslid van het hof van Beroep
    14de statie : M. Joseph Van den Hove, copie Rosiers Willem uit Meise omdat de statie fel beschadigd werd door de aannemer tijdens de verbouwingswerken  van 1980
    De restauratiewerken aan de muurschilderingen in de kerk begonnen in juli 1897 en waren in oktober 1897 af.
    Op 3 november 1897 kwam de commissie van Monumenten te Meise om de herstellingswerken van de kerk en de pastorij te keuren. 
    1910 Op 15 februari overleed E.H.Cornelius Van Dievoet te Elsene bij Brussel, waar hij gedurende 47 jaar onderpastoor en pastoor was geweest.  Hij werd geboren te Meise op 9.12.1837 en werd er begraven (zie grafzerk tegen de kerk, zijgevel, epistelzijde).
    1920 Op 22 december 1920 werd Jozef Cools, geboren te Kapelle-op-den-Bos op 5 oktober 1873, pastoor van Meise tot de dag van zijn overlijden op 8 december 1932 (zie zijn grafsteen langs de zijgevel van de kerk, epistelkant).
    1938 Bij K.B. van 25 maart werd de St.-Martinuskerk een beschermd monument
    1939 In de kerk werden twee nieuwe, zware klokken aangebracht.  Deze zouden tijdens de tweede wereldoorlog uit de toren weggehaald worden door de Duitsers.
    1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Martinuskerk
    1944 Th. Brams werd de nieuwe pastoor van Meise tot 1962 als opvolger van pastoor Ramaekers die toen pastoor werd van Jette O.L.V. van Lourdes.
    1944-45 Op het einde van de 2de wereldoorlog werd het dak van de kerk fel beschadigd zodat de muren water vatten.  Hierdoor kwamen de bezettingen los en ook de beschilderingen en trad er schimmelvorming op.
    1948 In de kerk waren het transeptdak, dus boven de muurschilderingen, verschillende lekken die slechts na lang aandringen van de pastoor werden gestopt.
    1949 In een verslag van de vergadering van de B.J.B. van Meise van januari werd genoteerd dat de kerk in slechte staat stond, vooral het dak, dat de toren scheef gezakt was en dat er geen klokken waren.
    1950 Op 19 november werden de 47 klokken voor de beiaard, die opgesteld stonden in het koor van de  kerk, plechtig ingewijd door Monseigneur De Smedt, toen  hulpbisschop van Mechelen .  De grootste klok (St.-Martinus) woog 750 kg.  Het totaal gewicht bedroeg 4202 kg.  Hiervoor werd  de torenspits  volledig vernieuwd met de nodige galmgaten.  Nadien werd de beiaard in de toren geplaatst om op 10 juni 1951 te worden ingehuldigd.  45 klokken werden geschonken door de heer Jan Van Gijsel die op het Drijtorenhof woonde, gelegen langs de koninklijke Kasteeldreef.  De twee andere klokken werden gefinancierd door de kerkfabriek en de parochianen.
    1951 Op 1.6.1951 werd iemand bijgezet in de crypte van de kerk.
    Op 10 juni werd de beiaard van Meise plechtig ingewijd.  Beiaardier Staf Nees was hierbij aanwezig.  Hij trad op als adviesgever bij het gieten van de klokken bij de firma Michiels in Doornik.  De heer en mevrouw Van Gijsel – Deheu waren de schenkers van 45 van de 47 klokken.  Gedurende vele jaren werd de beiaard bespeeld door Jef Rottiers, Eddy Mariën en pater Feyen.
    1953 Pastoor Brams deed een beroep op een restaurateur voor de muurschilderingen in de kerk.  De Commissie Monumenten verzocht om een beschrijving van de schade en van de restauratiemethode.  Dit werd verstuurd op 7 oktober.
    1955 Op 15 juli vroeg de commissie Monumenten om de muurschilderingen in de kerk te laten restaureren.
    Van 6 tot 13 november was er een speciale Maria-missie onder pastoor Brams en onderpastoor Verstraeten (die later pastoor werd in Beigem).
    1958 Herman Boon pr. wordt onderpastoor in Meise
    Uit de St.-Martinuskerk verdween een kostbare koorkap, een ciborie en een kelk van 1627.
    1960 In het boek van Wauters werden op pag 228 en 229 zichten van de kerk opgenomen, zoals die er toen uitzag.
    1962 In de kerk werd de preekstoel afgebroken en de mooiste elementen werden gebruikt voor het maken van een nieuw altaar en een lezenaar.  De muurschilderingen in de kerk werden overschilderd met een laag grijze latexverf.  Het oude hoofdaltaar werd afgebroken.  Dit gebeurde allemaal ingevolge de vernieuwingsdrang van de kerk (Concilie) onder impuls van toenmalig onderpastoor Herman Boon pr. met goedkeuring van de kerkfabriek.
    Pastoor Brams ging op rust en werd opgevolgd door pastoor Louis Geysen die tot 1987 in dienst zou blijven.
    1968 In september verwelkomde de St.-Martinusparochie haar nieuwe onderpastoor Jan Van Regenmortel : hij zou slechts een jaar in Meise blijven.  Zij voorganger Herman Boon pr. werd aalmoezenier van het Heilig Harthospitaal in Leuven.
    1974 Pater L. Pluymers (° 1960) assumpsionist, onderpastoor in Meise wordt pastoor in St.-Brixius-Rode.  Witte pater Herman Boon volgde hem op als onderpastoor in Meise.
    1980 Aan de St.-Martinuskerk werden restauratiewerken uitgevoerd o.a. vernieuwing van de vloer van het koor , versteviging van de pijlers, vernieuwing van het pleisterwerk na blootlegging van het bestaand metselwerk, nieuw portaal in glas.  tijdens de werken werd de 14de statie van de kruisweg fel beschadigd. Meester Rosiers uit Meise maakte er een kopij van.
    1987 Pastoor L. Geysen nam na 25 jaar parochieherder te zijn geweest afscheid met een dankviering op 28 juni.
    1993 Sedert maart werden de muurschilderingen in de kerk gerestaureerd.  Voorzitter van de kerkfabriek Constant Noppen zette zich hiervoor jaren in. Spijtig genoeg werd St.-Petrus op de paal vergeten.
    1994 In het voorjaar kreeg het interieur van de kerk een degelijke opknapbeurt :
    - de kruiswegtaferelen werden opgefrist
    - de muren werden beschilderd
    - herschikking van de rouwborden of obiits (de nog bruikbare) die destijds werden achtergelaten bij begrafenisplechtigheden van de edele overledenen die in de crypte begraven werden.
    1995 Op Pasen werd een nieuw altaarkleed gebruikt met een boord van handgemaakte kant dat werd gemaakt door de naarstige spellewerksters in Het Verloren Uurke.
    2000 Nieuwe beiaard

    257 Restauratie St.-Martinus

    Bij elke restauratie worden archeologen ingeschakeld, om bij graafwerken erover te waken dat er geen belangrijke zaken vernietigd worden.
    In Meise is dat ook zo.  Pastoor Jan Lagae verwittigde mij dat ze begonnen waren en dat er een vondst was.  Achteraan in de doopkapel wordt een put gegraven om de funderingen te versterken.  Deze loopt op twee plaatsen door onder de kerk.  In de doopkapel stootte de archeoloog op een kindergeraamte.  Het gaat om een boreling van een adellijke familie.  Want die werden in de kerk begraven.  ’s Anderendaags ging ik met José Anne de Molina, voormalig voorzitter van de raad van adel, ter plaatse.  Onder het kleine geraamte werd een tweede blootgelegd, iets groter.
    Een eerste optie tot identificatie was iemand van het kasteel van Boechout.  Dat is onwaarschijnlijk, omdat die elders begraven werden.  De bewoners van het afgebrande en afgebroken “kasteel te Meysse” werden in de crypte begraven.  Dan blijft enkel een bewoner van het kasteel van Hasselt over (zie aflevering nr. 75).  Verder onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven.  De geraamtes worden geborgen en verder onderzocht.  De kerkfabriek of de gemeente moet echter de kosten willen dragen van de datering van de geraamtes.  Wij hopen dat zij dat belangrijk genoeg zullen vinden.
    In Meise van Jan Van den Eynde lezen we : Dr Verbesselt schrijft in zijn werk “Parochiewezen van Brabant” dat de heren van Hasselt te Wolvertem begraven werden.  Dit is echter niet het geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel “Douglas” Scot-prozaïsch omgezet in Deschot – zie de zerk tegen de muur van de achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.
    De bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen M
    HERT IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1996

    350 Kerk van Sint – Martinus

    Met de bouw van de huidige kerk werd begonnen in de eerste jaren van de XVIde eeuw.  Het koor dateert van omtrent de jaren 1500.  De middenbeuk werd in 1826 gebouwd, de zijbeuken enkele jaren later.
    Sommige historici beweren dat reeds in de Xde eeuw een parochiekerk moet bestaan hebben vemits in 1132 er sprake is van de parochie Meise. ( Tot dan moederparochie van heel de streek)
    We mogen veronderstellen dat het oorspronkelijke gebouw, waarschijnlijk in hout opgetimmerd, stuksgewijze vervangen werd door de bouw van de hedendaagse kerk.
    In de periode van de reformatie werd de kerk fel beschadigd.  Het is best mogelijk dat de beschadigde kerk grondig gerestaureerd werd in gotische bouwstijl.
    Op 11.6.1735 is de kerktoren ten gevolge van een ingeslagen bliksem totaal vernield – er deed zich geen brand voor.  De heropbouw geschiedde dank zij de financiële steun van de ontvangers van de tiendenheffing – die van St.-Brixius weigerden tussen te komen – een omhaling bracht 138 gulden en 4 stuivers op – de baron van Boechout gaf 20 g. 6 st., andere ingezetenen 145 g. 5 stuivers.  De prelaat van Grimbergen 600 g. onder protestaties van niet obligaties met verbod er ergens gewag van te maken.
    In januari 1735 waren kerk en toren reeds zwaar beschadigd door stormweder – de herstelling kostte 90 g.
    De toenmalige klokken – wegende de ene 3800 en de andere 2800 pond en hebbende gekost voor het gieten de grote 200 gulden, de andere 80 – moesten wel een uitzonderlijke waarde hebben want in de beloken tijd werden ze uit de toren gehaald en door de Franse soldaten gevoerd naar het klooster van Sint – Jaak op de Coudenberg.
    De reden van deze behandeling heb ik niet kunnen  achterhalen.
    De kerk van Sint – Martinus bezit enkele waardevolle kunststukken o.a. een prachtige torenmonstrans (1625), oude gewaden – het rood gewaad voor de drie priesters was eigendom van de abdij, maar is hier bebleven dank zij pastoor Simon Marge, oud - provisor van de abdij.  De toestand werd geregeld door mevrouw Roose in 1826, die de som van 125 F betaalde aan Van den Bergen, pastoor van Griùmbergen en herinrichter van de abdij.
    In 1958 is een van de kostbare gewaden – een koorkap – verdwenen en niet terug gevonden – ook nog een ciborie met deksel en een kelk (1627).

    351 Stoffering van de kerk

    In 1882 werd aan de epistelkant van de dwarsbeuk het raam met de wapens van Van der Linden geplaatst : prijs F 2.700, betaald door barones de Briene d’Hoogvorst – glazenier Capronnier.
    In dit glasraam staan de beeltenissen van de H. Leo en H.Elisabeth, patronen van de donateurs : Léon Van der Linden en Mevrouw.
    Aan de overzijde, een glasraam geschonken door het gezin Amedee de Beaffort – Elisabeth Roose.  Hier hebt ge de beeltenis van de patronen H. Amedaeus en Sancta Elisabeth.
    Hetzelfde jaar heeft Bayens van Gent zware gewaden gemaakt, voor het eerst gebruikt in de lijkdienst van baron de Briene.  De familie Van der Linden was er zo tevreden over dat ze de rekening betaalde.
    In 1885 vloer vervangen in de middenbeuk en herstel van de zijbeuken : 1000 F.
    In 1889 kerkdeur vernieuwd – plan architect Van Assche – Gent, uitgevoerd door Lambotte van Laeken : F 1.650.
    Onder voorwendsel dat het meubilair in dezelfde (gotische) stijl moest zijn als de kerk werden in 1897 aangekocht :
    hoogaltaar – Peeters Antwerpen              

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.0 Inventaris

    001 - 99    Zichten - Monumenten - Gebouwen

    101 - 199 Gemeente

    201 - 299 Parochie

    301 - 399 Verenigingen

    401 - 499 Mensen

    501 - 599 Cultuur en Kunst

    601 - 699 Oorlogen

    701 - 799 Tochten

    801 - 899 Natuur

    901 - 999 Bibliografie 

    In deze rubriek brengen wij de zichtbare gebouwen en monumenten die onze gemeente rijk is, samen per parochie.  De lijst is gebaseerd op de kaart die de voormalige dorpsraad Meise tekende, en waarop 38 items weerhouden werden.
    Later werd door de Erfgoedcel, een werkgroep van de heemkundige kring, de lijst per parochie uitgebreid.  Hiervan bestaat een excel-lijst.  Die moest geëvalueerd worden, maar dat werd vrij amateuristisch aangepakt, zonder objectieve criteria. De diensten van de gemeente zouden dat moeten doen.  Het zou ook door een officiële erfgoedcel kunnen aangepakt worden.
    In het kader van MeiseWonderen hielden wij een tentoonstelling van foto’s in het O.C.M.W.-Meise en vroegen aan de bezoekers van het mooiste monument te kiezen.
    Pasar (Vakantiegenoegens) deed dat nog eens over en verkoos het kasteel van boechout in de Plantentuin Meise.  Die werd vereerd met een herinneringsplaat aan de ingang Meise -centrum.

    16-05-2013 om 00:00 geschreven door Jef L. DC


    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 28/08-03/09 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 03/10-09/10 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 01/12-07/12 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs