Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Stille wateren
diepe gronden
07-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Muziek

7 april 2013

Muziek

In mijn hele leven heeft muziek een heel grote rol gespeeld. Mijn vader was voorzitter van Harmonie Nos Jungit Apollo in Sint-Oedenrode en hoewel ik hem nauwelijks gekend heb en dit het enige is wat ik zo ongeveer van hem weet, herinner ik me nog wel dat dit voor hem heel belangrijk was. Hij was een muzikale man, die behalve naar zijn harmonie ook graag naar klassieke muziek luisterde. Wij, zijn kinderen kregen pianoles. Die pianoles was voor mij een ware kwelling, niet vanwege het pianospel zelf, maar omdat die lessen bij ons thuis plaatsvonden en altijd op de onmogelijkste tijdstippen, bij voorkeur als ik hongerig uit school kwam. De pianoleraar, een corpulente man met een dikke bril op zijn vlezige neus, tikte ons op de vingers als we ons lesje niet goed kenden en als we het in zijn ogen te bont maakten, moesten we op de fiets naar Olland, zijn woonplaats, om daar een lesje te komen leren. Zelf ben ik bij mijn weten nooit naar Olland gefietst en mocht dit wel het geval zijn dan heb ik dat definitief uit mijn geheugen gewist.

Het gevolg van die gedwongen pianolessen is dat ik nooit meer een piano heb aangeraakt, maar de liefde van vader voor de muziek en zijn behoefte aan enige muzikale ontwikkeling van zijn kinderen heeft toch iets in me gezaaid dat tot mijn latere interesse in de muziek heeft geleid. Jarenlang deed ik er overigens niets mee. Ja, ik luisterde in het voorbijgaan naar de klassieke radiozender (Bel Canto) op onze radio thuis, hoorde in de Rooms-katholieke kerk het orgelspel en de koorgezangen, maar dat was nooit de muziek van mijn keuze. Ik was nog te jong om al enig inzicht in muziek te hebben, laat staan er onderscheid in te maken. Het hoorde erbij zoals de dagelijkse afwas en ik associeerde veel van wat ik hoorde met de stemmingen waarin ik verkeerde.

Een voorbeeld. Toen mijn vader begraven was, klonk bij het binnengaan en weer verlaten van de kerk zware, sonore orgelmuziek. Het verlies van een vader is voor een gezin met dertien kinderen natuurlijk een groot drama en de organist, die dit haarfijn aanvoelde, trok alle basregisters open. Ik herinner me nog heel goed hoe die muziek door mijn hele lijf trilde en me zo somber maakte als ik me nog nooit eerder gevoeld had. Sindsdien associeerde ik elke orgelklank met de dood van mijn vader en een kerk die, vanwege de uitvaart, helemaal in het zwart gehuld was. Het heeft nog heel lang geduurd voor ik naar de orgelklanken van Bach en Händel kon luisteren zonder er dat dramatische gevoel van somberheid bij te krijgen en mijn oren niet dicht te drukken.

Als jong meisje in de puberteit begon ik aarzelend de muzikale wereld te verkennen. De pianolessen hadden me al enige liefde bijgebracht voor Chopin, mijn vaders Bel Canto programma’s voor de klassieke Italiaanse opera’s en mijn balletlessen leidden me naar Tsjaikowsky en Grieg, Beethoven en Strawinsky. Van mijn verdiende centjes met het boekje Alison wil ballerina worden, waarmee ik zowaar duizend harde guldens verdiend had, kocht ik een draagbare pick-up. Daarmee sloot ik me op in een van de slaapkamers en luisterde naar mijn lievelingsmuziek. Jaren later ben ik blokfluitlessen gaan nemen en heb zeven jaar met vrienden in een barokensemble gezeten.

Intussen zijn de jaren voortgegleden en heb ik ervaren dat het beleven van muziek, in welke vorm dan ook, uit welke periode dan ook, heel persoonlijk is en muziek ontzaglijk veel voor een mens kan betekenen op cruciale momenten in het leven. Een paar klanken, een enkele gezongen tekstregel kan je onverwacht diep raken, je bemoedigen, je opbeuren of je gevoelens van dat moment ondersteunen. Je ontkomt er bijna niet aan of je verbindt de muzikale klanken met de gemoedsstemming waarin je verkeerde toen je ernaar luisterde. Geen wonder dus dat zoveel mensen op een of andere manier van muziek houden en muziek ook vaak gebruiken als middel om allerlei gemoedsstemmingen mee tot uitdrukking te brengen, zowel bij feestelijke als droevige gelegenheden.

Onze twee puberzonen wisten het al heel jong, in de zomer trokken ze met hun kornuiten naar het Eindhovense muziekfestival Dynamo Open Air, om zich daar – geheel in contrast met hun naar middeleeuwse muziek luisterende ouders – vier dagen lang te laten bedwelmen door hardrock heavy metal music, en na zo’n lang muzikaal weekend, beladen onder de modder, met de nodige verhalen thuis te komen, waar moeders, minder harmonieus, maar wel praktisch, de wasmachine maar weer aanzette.

 

En dan nu:

In de tekenkamer van het bedrijf wachtten de campanoloog en twee medewerkers me op. Ik kreeg een vierkant paneel op schaal te zien, waarop een van de ontwerpers voor elke hoek rond de eigenlijke klokring een krullenornament had getekend dat me sterk deed denken aan decoratieve opvullingen in barok ingerichte kerken uit de zeventiende en achttiende eeuw. De campanoloog had Joep en mij eerder al eens uitgelegd wat zo’n astronomisch uurwerk allemaal voor mogelijkheden had. Bij het zien van dit concreet model ging mijn fantasie onmiddellijk aan het werken en mijn schildershart sneller kloppen. Er werd me nadrukkelijk om mijn mening gevraagd, dus gaf ik te kennen dat dit naar mijn idee op een heel wat origineler en interessanter manier beschilderd zou kunnen worden. Er werd me gevraagd dit nader uiteen te zetten.

Er hing heel veel af van wat ik ging zeggen. Misschien stond ik op het punt een grote opdracht te krijgen waarvan ikzelf nooit had durven dromen, maar die me, als het om het wekken van verwachtingen ging, wel hevig op de proef zou stellen. Met die aan te gaan zou er uitzonderlijk veel van me verwacht worden. Ik wist niet of ik dat zou aandurven, ik voelde de druk ervan al nog vóór er überhaupt sprake was van een opdracht. Maar het fantastische project haalde genoeg lef in me naar boven om het erop te wagen en mijn gezond verstand bleef blijkbaar voldoende waakzaam. We hadden een gezin met vier opgroeiende kinderen, we konden het geld goed gebruiken en opnieuw overwon het prikkelend gevoel van de uitdaging mijn angst om te falen. Ik besloot de uitdaging aan te gaan die mogelijk tot zo’n mooie grote opdracht kon leiden.

Enthousiast vertelde ik de heren dat ikzelf de vier hoeken zou vullen met landschappen van de vier seizoenen, jaargetijden de klok rond, in mijn optiek sterke metaforen voor het verglijden van de tijd. Binnen de ronde cijferring, waarop ik de uren van de dag, schemering en nacht zou afbeelden, zou ik in het dagdeel de dieren schilderen die overdag te zien zijn. Ook de schemering en de nacht zouden elk hun eigen diersoorten krijgen en de dierenriem zou ik uitbeelden in twaalf zinnebeeldige (figuratieve) tafereeltjes. Dit alles natuurlijk in mijn eigen stijl van schilderen, waarvan ik wist dat de campanoloog en zijn medewerkers die goed kenden en waardeerden.

Mijn ideeën, ludiek en fantasierijk in vergelijking met wat de ontwerper van de tekenkamer voor ogen had gehad, werden tot mijn grote vreugde met belangstelling aangehoord. De heren werden enthousiast en wat onvoorstelbaar leek, gebeurde: ik kreeg deze bijzondere opdracht! Het was totaal nieuw voor me, schilderen in opdracht op deze manier én het zou op een zeer prominente plaats komen staan, in Parijs nog wel, bij de ESA, een organisatie die volop in het nieuws was. Dat zat me zeker in de beginfase van de uitvoering behoorlijk in de weg. Maar de druk van de verwachting, die er van de kant van de firma uiteraard volop was, verdween uit mijn gemoed door het enthousiasme waarmee ik me in alle vrijheid op de vier panelen en de grote wijzerplaat kon uitleven. Hoe spannend ook, met veel inspiratie en ontzaglijk veel plezier heb ik aan dit eerste astronomisch kunstuurwerk gewerkt.

Blijkbaar was het eindresultaat zeer tot tevredenheid van de firma, want mijn onderneming resulteerde in vijfmaal de opdracht voor de beschildering van een astronomische kunstuurwerk. Ze staan in Parijs, in het gemeentehuis in Best, in het stadhuis in Hoorn, in Kollenberg, Duitsland en het grootste en laatste astronomisch kunstuurwerk is te vinden in het Nationaal Beiaardmuseum in Asten, waar het sinds enkele jaren staat, nadat het jarenlang in het centrum van Asten achter in de Rooms-katholieke kerk Maria Presentatie heeft gestaan. De eerste vier zijn anderhalve meter in het vierkant, het vijfde twee meter en aan dit astronomisch kunstuurwerk is later een Driekoningenomloop toegevoegd, waarvan de aankleding en beschildering ook geheel van mijn hand zijn.

Dit waren voor mijn doen heel grote en bijzonder mooie opdrachten, die misschien maar zelden voorkomen in het leven van een kunstschilder. Op deze gedenkwaardige avond had ik deze eerste opdracht spontaan aangenomen. Mijn fantasie, de drang om me creatief uit te drukken en de mogelijkheid me op zulke tot de verbeelding sprekende opdrachten uit te leven, hadden me een flinke duw in de rug gegeven. En tijdens het schilderen leverde het me nog een andere bijzondere ervaring op, ik hield me voor de allereerste keer bezig met toegepaste kunst. Dit keer maakte ik nu eens geen autonoom schilderij, maar beschilderde een instrument, een gebruiksvoorwerp met een heel concrete functie. Mijn arbeid was van grote toegevoegde waarde, omdat die het technisch zeer vernuftig astronomisch uurwerk tot een serieus kunstuurwerk verhief. Deze mooie, eervolle opdrachten brachten me op heel nieuwe ideeën. En let wel, ik verwierf ze – om even terug te komen op wat ik hierboven geschreven heb – omdat wij de campanoloog van de firma Koninklijke Eijsbouts Klokkengieterij in Asten persoonlijk kenden. Wat maar weer bewees hoe belangrijk relaties voor ons waren. We hadden al heel veel bijgeleerd.

 

07-04-2013 om 19:35 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
06-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orde en netheid

6 april 2013

Orde en netheid

De boel ordenen, daar heb ik een speciaal talent voor. Dat moet wel ergens vandaan komen, het heeft beslist met mijn karakter te maken en natuurlijk met de manier waarop ik vroeger thuis grootgebracht ben. In een gezin van dertien kinderen, op de wereld gekomen in een tijdsbestek van amper achttien jaren, moest wel orde heersen. Als daar niemand was geweest die in zo’n huishouden de scepter zwaaide (zeker nadat er geen vader meer in huis was), zou het er een janboel geworden zijn. Da’s heel mooi op schilderijen van Jan Steen en Pieter Brueghel, maar in de praktijk geeft het toch vaak de nodige problemen.

Goed, ik ben dus opgegroeid met orde en regelmaat, want ook dat laatste hield moeder scherp in de gaten. Er werd thuis niet afgeweken van het dagelijks patroon, drie maaltijd op vaste tijdstippen, op tijd opstaan, op tijd naar bed. Niemand leed daaronder, in tegendeel, in ons grote gezin liep alles gesmeerd, ieder had zijn eigen taken en zonder veel misbaar werden die door ons gehoorzaam afgewerkt.

Toen ik thuis wegging om te gaan studeren, kwam ik eigenlijk pas voor het eerst met chaos en troep in aanraking. Studenten, zo bleek al gauw, namen het niet zo nauw met orde en netheid. Dat waren ouderwetse, aftandse begrippen, daar stond je boven, daar lachte je om, want je had wel wat belangrijkers om je mee bezig te houden, al was het maar je studie, die ook niet eens bovenaan je lijstje van prioriteiten stond. Dat was voor mij helemaal nieuw. Ik had er vijf jaar avondstudie opzitten, gevat in een heel strak leefpatroon. Dat had prima gewerkt, ik was er tevreden mee geweest en had er ook veel baat bij gehad.

Ineens kwam ik in een leefwereld terecht waarin heel andere regels golden. Orde en regelmaat werden er weggelachen, als oerburgerlijk gestempeld en fatsoen was ouderwets. Ik schaamde me voor mijn eigen afkomst, want die was nu juist van de meest oerburgerlijke soort en fatsoenlijker dan ik was opgevoed, was bijna ondenkbaar. Zoals het gaat met studenten…ook ik probeerde me enigszins aan te passen, niet al te erg, om mijn familie niet voor het hoofd te stoten en te provoceren, maar net genoeg om niet ál te erg af te wijken van de rest. Ik had er grote moeite mee en hield het niet lang vol.

Jaren later moest ik wel een beetje lachen om mijn valse schaamte van toen. Ouder en wat wijzer geworden, was ik intussen blij met mijn aangeboren en van huis uit meegekregen gevoel voor orde en netheid, want dat resulteerde in harmonie en schoonheid, was mijn ervaring. Eenmaal los van thuis, mijn studententijd achter me, moeder van vier kinderen en kunstenares, had ik ondervonden van hoeveel nut die burgerlijke netheid een mens kan zijn, hoeveel extra energie en tijd me die opleverde. Mijn oude wijze moeder was zo gek nog niet geweest. Dankzij dat burgerlijk fatsoen, dankzij haar behoefte aan rust, regelmaat en orde had zij haar hele huishouden op poten gehouden – ik ervoer het nu zelf! Een prettige bijkomstigheid, die van grote betekenis gebleken is voor me, was mijn ervaring dat een ordelijk huis en een regelmatig leven niet alleen schoonheid en harmonie creëerden, overal in huis, maar ook mijn overladen geest tot rust brachten. En...dat werkt nog altijd zo, eerst en vooral voor mij als kunstenares!

Toch leeft bij veel mensen blijkbaar nog altijd het idee dat ‘artistiek’ en ‘chaos’ onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Een kunstenaar is pas echt een kunstenaar als hij/zij chaos om zich heen gecreëerd heeft en een onregelmatig leven leidt. Het beeld van de bohemien, het clochard-achtige type is uitgegroeid tot een symbool voor het begrip ‘echte kunstenaar’. Jammer, want juist een kunstenaar heeft er, net als ieder ander, heel veel baat bij om zijn boeltje te ordenen. Voor het quasi-artistieke komen ze bij ons bedrogen uit…want de invloed van mijn oerburgerlijke moeder is overal waarneembaar, tot en met in het kleinste geheime kamertje. Prettig fatsoenlijk dus.

 

En dan nu:

 

We moesten leren geduld te beoefenen, het kwam voor dat zulke (langdurige) ontmoetingen, die zich soms meerdere keren herhaalden voor men tot een definitieve beslissing kwam, zonder enig resultaat bleven. Maar het gebeurde evengoed dat we onverwacht (snel) succes boekten. Met deze zeer wisselende ervaringen leerden we op den duur wel omgaan. Joep, die zeker doordeweeks liever niet zijn atelier uitkwam, had het er niet altijd even gemakkelijk mee, maar met vereende krachten probeerden we een en ander toch zo prettig mogelijk te laten verlopen en mensen nooit onder druk te zetten. De ernst van Joep en mijn natuurlijke drang om het de mensen zoveel mogelijk naar de zin te maken, compenseerden elkaar ruim voldoende. Daarbij begrepen we allebei goed genoeg dat ons lot min of meer afhing van deze hartelijke ontvangsten in de huiselijke sfeer. En last but not least heeft een aantal van deze ontmoetingen ons naast de broodnodige bestaansmiddelen, ook heel fijne, zeer waardevolle vriendschappen voor het leven gebracht.

Aan geen galerie of kunstinstituut verbonden en niet in de BKR, hadden we financieel nooit zekerheid, het is zelfs voorgekomen dat we op de rand van de onvervalste armoede balanceerden. Maar tegenover deze schommelingen in onze financiële toestand stond wel onze vrijheid van leven en werken en de bevrijdende wetenschap, door geen mens opgejaagd of gecontroleerd te worden. Hoe prettig dit zonder meer ook was, het was niet altijd even gemakkelijk, verre van dat zelfs. Die altijd aanwezige financiële onzekerheid, de permanente druk ervan, heb ik persoonlijk wel ervaren als het moeilijkste en meest belastende in mijn kunstenaarsbestaan. Al het geld dat we overhielden als het beetje huishoudgeld was opgebruikt en onze maandelijkse vaste lasten betaald, probeerden we opzij te leggen. Dat werd bestemd voor noodsituaties als een kapotte wasmachine, koelkast of andere huishoudelijk apparatuur, of schade aan het huis. Wat we konden, zetten we opzij voor de studies van onze kinderen. Dit hield in dat we ons de eerste dertig jaar van ons huwelijksleven geen enkele vorm van luxe permitteerden. Daar konden we goed mee leven, zolang de financiële druk niet al te groot werd.

Een heel ander verschijnsel, dat niets met onze financiën te maken had, maar mijn plezier in het schilderen pur sang behoorlijk kon temperen, was het feit dat mensen, op grond van het werk dat ze al van me kenden, een en ander van me verwachtten dat ik niet kon waarmaken. Voldoen aan andermans verwachtingen ervaar ik nog altijd als een van de zwaarste lasten in mijn leven. Als men iets van me verwacht op grond van wat ik in het verleden gepresteerd heb, verlies ik, uit angst de ander teleur te stellen, mijn onbevangenheid. Als kunstenares woog dit zwaar op me, het remde me in mijn spontaniteit en hinderde me het meest als het om portretopdrachten ging. Altijd moest ik iets in mezelf overwinnen om aan een nieuwe opdracht te beginnen. Als ik achter mijn schildersezel stond en het witte doek voor me zag waar nog geen enkele penseelstreek op stond, voelde ik die druk het sterkst. Pas als ik een aantal penseelstreken op het schilderslinnen geplaatst had en het gevoel begon te krijgen dat het me misschien wel ging lukken, viel die spanning grotendeels van me af, maar nooit helemaal. Men zou denken dat dit met de jaren en de nodige ervaring wel verdween, maar dat was niet het geval, het heeft me gehinderd zolang ik heb geschilderd. Mijn weerzin tegen die druk van de verwachting, vanwaar ook, is de voornaamste reden geweest die me in de late jaren negentig deed besluiten geen opdrachten meer aan te nemen.

Joep liet eind jaren zeventig nog al zijn wassen beelden in brons gieten bij de firma Koninklijke Eijsbouts Klokkengieterij in Asten. We waren bevriend geraakt met de campanoloog (die in de directie van dit bedrijf zetelde) en zijn vrouw. Joep had op diens verzoek zitting genomen in het bestuur van het Nationaal Beiaardmuseum, waarvan de campanoloog (klokken- en beiaarddeskundige) conservator was. Op een dag werd ik door hem gebeld. Hij vertelde me dat men in de fabriek bezig was een astronomisch kunstuurwerk te maken, in opdracht van the European Space Agency (ESA) in Parijs. Het was voor de firma Eijsbouts de eerste opdracht voor een dergelijk kunstuurwerk. Een van de ontwerpers van de tekenkamer van de firma had een ontwerp gemaakt voor de grote wijzerplaat. De campanoloog wilde mijn mening hierover horen en stond open voor nieuwe ideeën. Verrast door zijn vraag en nieuwsgierig naar wat ik te zien zou krijgen, ging ik op zijn uitnodiging in.

 

06-04-2013 om 11:38 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
05-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vluchteling
Klik op de afbeelding om de link te volgen












Er zijn zoveel mensen op de vlucht, vandaar vandaag van mij een gedicht:

5 april 2013                  

vluchteling

 

geen thuis meer

verloren veiligheid

nergens rust

opgejaagd wild

aan bloei ontrukte

ontwortelde boom

die bodem zoekt

vereenzaamd kind

vol verborgen verdriet

tot op het bot verkleumd

bevroren glimlach

stil wanhopig

verlangend naar warmte

die thuiskomen heet


en dan nu:

HET VERHAAL VAN DE TIJD

astronomische kunstuurwerken in beeld

 

Na Eva en Veronica waren Valerius (1975) en Lendert (1977) geboren, na twee dochters twee zonen, mooier kon het niet. Ons gezin was compleet en ik genoot van alles wat het moederschap met zich meebracht. Mijn themaschilderijtjes vertelden hierover in heldere kleuren mijn verhaal. Daarnaast schilderde ik steeds vaker portretten, altijd in opdracht. Heel soms maakte ik, zonder daartoe opdracht gekregen te hebben, portretten van vrienden en kinderen die me het spontane verlangen ingaven om hen te schilderen. Natuurlijk schilderde ik onze eigen kinderen ook. Wat zich in hun kinderziel afspeelde, probeerde ik op doek zichtbaar te maken. En ondertussen aanschouwde ik met trots hoe Joep zijn gezonde levenskracht, zijn sterke gedrevenheid om zich als beeldhouwer te manifesteren en zijn verantwoordelijkheid als vader omzette in talloze houten en bronzen beelden in geheel eigen stijl. We werkten hard, exposeerden veel, kregen publiciteit en langzaam maar zeker begonnen mensen in onze omgeving en daarbuiten ons op te merken. Een en ander begon te lopen, we gingen aan het verkopen en bruisten van leven.

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was mijn leven als kunstenares volop in beweging, rijk gevuld en vol afwisseling. Ik ontmoette mensen uit allerlei lagen van de samenleving, kreeg mooie opdrachten, exposeerde nog volop en bleef groeien in mijn werk. Regelmatig verkocht ik schilderijen, zowel thuis als tijdens tentoonstellingen, al ging die verkoop wel in golfbewegingen. Het werd me stilaan duidelijk, dat vooral onze bekendheid onder vrienden en kennissen tot de meeste aankopen en opdrachten leidde. Dit bevestigde uitspraken als ‘je moet je overal laten zien, zodat ze je kennen’ en ‘goede relaties zijn van wezenlijk belang’, die we te horen kregen van oudere en ervarener collega-kunstenaars. Al gauw genoeg kwamen we erachter dat, zolang wij ons afzonderden, geen mens in de regio ooit zou ontdekken wie we als kunstenaars waren en wat we zoal maakten.

In de eerste jaren na mijn studies leefde die gedachte bij mij nog niet zo sterk, ik was teveel met alles heel dicht bij huis en vooral vanuit mezelf bezig. Op de Jan van Eijck Academie was ons nooit gewezen op het ontwikkelen van relaties en, duidelijk onder invloed van Joep, was ik nog vervuld van de hoop dat geïnteresseerden zich vanzelf wel zouden aandienen. Joep, sterkt individualistisch ingesteld en gedreven, bleef het liefst zoveel mogelijk in zijn atelier aan het werk. Hij huldigde het principe dat enkel en alleen zijn werk de buitenwereld kon overtuigen van de artistieke waarde ervan – contacten om de contacten en mooie (verkoop-)praatjes vond hij zinloos. Maar we hadden wél toegang tot die buitenwereld nodig en daar moesten we toch echt zelf voor zorgen Al gauw genoeg werd ons duidelijk dat we toch wel iets moesten ondernemen. Als we de deur op slot hielden, konden we beelden en schilderijen verkopen aan huis wel vergeten. Niet alleen veel exposeren was noodzakelijk en dat deden we ook, maar het opbouwen van een vrienden- en kennissenkring in onze eigen regio, een sociaal netwerk, zoals dit tegenwoordig genoemd wordt, was minstens zo belangrijk. We leerden snel.

Als vrij werkende kunstenaars met een onzeker, sterk wisselend inkomen voelden we ons genoodzaakt zuinig te leven. Zoals al eerder gezegd hadden wij nooit les gehad in marketing. Ook waren we allebei niet goed in het ‘afkopen’ van publiciteit, waarover we wel hadden horen spreken door collega-kunstenaars. Voor activiteiten die met een mooi woord ‘klantenbinding’ genoemd worden, hadden we allebei geen aanleg. Financieel konden we het ons niet permitteren om aspirant-kopers diners buitenshuis aan te bieden of op andere manieren aan ons te verplichten, wat we wel hoorden dat andere kunstenaars plachten te doen. Moreel stond het ons ook tegen. We moesten onze weg in de ‘markthandel’ op eenvoudiger, beter bij ons passende manier zien te vinden.

Ingewikkeld of niet, de praktijk van alledag, de strijd om het dagelijks brood voor ons gezin leerde ons feilloos hoe het op onze eigen manier ook kon. Al spoedig merkten we dat potentiële kopers het liefst persoonlijk kennismaakten met de kunstenaar en zijn leefomgeving. Ze bezochten hem graag thuis, om met eigen ogen te zien hoe hij woont en werkt. Het bleek een gulden regel dat beslissingen over eventuele aankoop nooit koel zakelijk konden worden afgehandeld. In de huiselijke sfeer, met tijdens het koffiedrinken persoonlijke verhalen, was men eerder geneigd na te denken over eventuele aankoop. Zo werkte dat nu eenmaal. We ontvingen mensen die belangstelling toonden voor een van onze beelden of schilderijen dus gewoon in onze huiskamer, in de hoop dat zij zich tevreden stelden met onze bescheiden gastvrijheid, die altijd bestond uit ontvangst met verse koffie of thee met peperkoek en onze warme belangstelling voor hun persoon, wat prima bleek te werken.

Ook was het een waarheid als een koe dat het meestal de beter gesitueerden waren die tot aankoop van een kunstwerk overgingen. En het was een gegeven feit dat vrijwel alle geïnteresseerden die zich bij ons meldden, al langer met het plan tot aankoop van een kunstwerk rondgelopen hadden. Meestal hadden ze zich ook al elders georiënteerd en liepen met een redelijk vast omlijnd idee in het hoofd rond over wat een beeld of schilderij tot uitdrukking moest brengen. Het kwam dikwijls voor dat een speciale gebeurtenis voor hen primaire aanleiding was tot (definitieve) aankoop. De ruimte die wij deze mensen gaven om in alle rust en vrijheid voor zichzelf te beslissen om wel of niet tot aanschaf over te gaan, in combinatie met ons eenvoudig onthaal, heeft men, zo is onze indruk, altijd ervaren als een weldaad.

 

05-04-2013 om 11:50 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
04-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reanimatie

4 april 2013

Reanimatie

Teruggeroepen worden, het leven weer in, terwijl je voor dood ergens buiten op straat op de grond ligt of ergens in een hoog ziekenhuisbed. Die beelden kennen we allemaal en als we de ‘reclame’filmpjes mogen geloven die de Nederlandse Hartstichting de ronde heeft laten doen, dan mogen we zeer hoopvol verwachten dat we uit zo’n reanimatie weer gezond en wel tevoorschijn springen. Even een stoornisje gehad, de batterij weer bijgesteld en opgeladen en daarna weer een heel leven voor ons. Dat is toch mooi! Wie zou dát niet willen....

Het dagblad Trouw spreekt dit vandaag wel tegen. Slechts acht procent van de mensen die op straat gereanimeerd worden, overleeft het en daarvan maar een enkeling fatsoenlijk, aldus Trouw. De rest gaat dood of houdt er de een of andere stoornis aan over, en alle nog levende gereanimeerden zijn vanaf dat tijdstip, of ze willen of niet, hartpatiënt. Want al hadden ze voorheen geen enkele kwaal of pil, na een dergelijke gezondheidsstoornis en medische ingreep komen onherroepelijk de hartritmestoornispillen in beeld, de bloeddrukverlagers en bloedverdunners en staan ze halfjaarlijks op de polichecklist van hun cardioloog.

Reanimatie staat in de belangstelling, de ziekenhuizen beginnen zich bewust te worden van de zin en zinloosheid ervan. Toen ik vorig jaar zeer plotseling met een alvleesklierontsteking werd opgenomen in het ziekenhuis kwam een van de EHBO-artsen naar me toe met een papier in de hand. Niet om me te onderzoeken, dat was al gebeurd, nee, om me te vragen: 1. of ik in geval van nood gereanimeerd wenste te worden en 2. of ik in zo’n geval aan de beademing wilde.

Nu ben ik door mijn eigen langdurige ziek zijn zo’n beetje door de wol geverfd en heb over zulke dingen nolens volens goed nagedacht. Ik had mijn antwoord klaar: geen beademing, geen reanimatie. De man tekende dat op en vertrok weer. Tien minuten later kwam hij terug. “Ik wil hier nog even op terugkomen, mevrouw Coppens,” zei hij. “U ziet er goed uit, u bent helder van geest, u verkeert momenteel in een redelijk stabiele gezondheidstoestand en toch geeft u aan niet gereanimeerd te willen worden.” Ik was stomverbaasd, dit had ik nog nooit meegemaakt. Maar al gauw werd het me duidelijk: “U zou ook kunnen overwegen om u één keer te laten reanimeren en als dat mislukt, géén tweede keer. En beademing is veel minder ingrijpend dan reanimatie,” betoogde hij. Een deal dus.

We praatten er even over door, ik liet me door hem voorlichten over de kansen en onmogelijkheden en stemde uiteindelijk aarzelend in met zijn voorstel. Aarzelend, omdat ik er toch niet helemaal het gevoel bij had dat ik van dit zo plotseling veranderde besluit had verwacht: opluchting – nieuwe extra kans in geval dát… Nee, het voelde niet zo.

Weer terug thuis ben ik erover gaan nadenken. Ik overwoog mijn huidige levenssituatie: ik ben bijna zeventig jaar oud. Ik heb alles in het leven meegemaakt wat een mens kan meemaken – ik ben jong geweest, student, verliefd, getrouwd, echtgenote, moeder en zelfs oma geworden. Ik ben langdurig ziek, heb alle mogelijkheden en beperkingen van de gezondheidszorg ervaren en verkeer nu in het stadium waarin ik zonder aarzeling kan zeggen een heel mooi leven gehad te hebben. Ik besef ook dat er, naarmate ik ouder word, meer en meer risico is op (nog meer) ziekte en beperkingen, ernstige stoornissen die direct en indirect nare gevolgen kunnen hebben voor mijn gezin.

Wat zou ik me toch nog laten reanimeren als de kans op een kwalitatief redelijk leven nagenoeg nihil is…. Wat met die beademing als ik in feite voor de hemelpoort sta….

Eén ding werd toen zeker voor me: voor het welzijn van mijn gezin en om nare misverstanden in het medisch circuit te voorkomen, is het zinvol wat dit aangaat mijn eigen wensen en verlangens in een codicil te zetten. Dus heb ik de daad bij het woord gevoegd. Al jaren eerder trouwens. En elk jaar herzie ik mijn codicil: wil ik het nog steeds zoals het hier staat? Zo ja, nieuwe print, nieuwe handtekening, nieuwe datum, en de hele wereld weet dat ik niet meer op reanimatie of beademing zit te wachten.

Wél zo prettig voor degenen die achterblijven en stukken goedkoper voor de gezondheidszorg. Ik kan het iedereen aanbevelen.


En dan nu:

ANGELA

sterk in haar ziek zijn

 

Eén heel bijzondere ervaring met portretschilderen is me altijd bijgebleven, de dag waarop ik Angela Bosma geschilderd heb, een gesluierd zonnige herfstdag. Haar heb ik leren kennen door de schilderijtjes die ze al van me gekocht had. Ze had me ook haar twee kinderen laten portretteren. Ze woonde met haar gezin in Rosmalen en was een zachtmoedige, bijzonder mooie vrouw, die me altijd deed denken aan de karakteristieke portretschilderijen van de Italiaanse kunstschilder Amadeo Modigliani (1984-1920).

 

Blijkbaar had ik tot haar tevredenheid en die van haar man mijn opdrachten vervuld, want op zekere avond werd ik door haar echtgenoot gebeld met de vraag om Angela te portretteren. Zij bleek zeer ernstig ziek te zijn en zou binnen afzienbare tijd al haar mooie, sluike, donkere haar verliezen. Haar man wilde haar graag vereeuwigd hebben voordat dit zou gaan gebeuren. Angela was te zwak om naar Vlierden te komen, dus ging ik in de herfst van 1977 met al mijn schildersspullen naar Rosmalen. Lendert, die in juni geboren was, nam ik mee omdat ik hem nog borstvoeding gaf.

Die dag zal ik nooit meer vergeten. Er scheen een gesluierd herfstzonnetje, waardoor het buiten heiig was en in de woonkamer alles met diffuus licht omgeven leek, Angela in haar grote rieten leunstoel, die licht kraakte bij elke beweging, in het bijzonder. Ze zag er heel mooi, vredig, maar broos uit. Met lood in de schoenen begon ik aan deze moeilijke opdracht, in het besef dat dit portret binnen niet al te lange tijd voor haar man de herinnering zou zijn aan zijn lieve overleden vrouw.

Angela had er met mij heel rustig over gesproken. Ze wist dat haar ziekte uitzichtloos was en leek dit aanvaard te hebben. Zoals ze daar in haar stoel zat, met haar ranke, slanke, roomblanke handen gevouwen in haar schoot straalde ze rust en bezonkenheid uit, vredige aanvaarding. Dat was voor mij, springlevende, nog zogende jonge moeder vol hoop op nog een heel lang leven, bijna niet te bevatten. Haar kalme berusting in dit zware lot maakte diepe indruk op me, greep me sterk aan. Als vanzelf schilderde ik, hoewel de herfst nog maar net begonnen was, een winterlandschap als achtergrond. En terwijl we in weldadige stilte ieder met onze eigen gedachtespinsels bezig waren, klonk uit de speakers van de cd-speler heel zachtjes pianomuziek van Eric Satie, op fijnzinnige wijze gespeeld door Reinbert de Leeuw. De hele dag luisterden we alleen naar die pianoklanken. We spraken nauwelijks met elkaar, door me te concentreren op het schilderen kwam ik tot rust. Ons samenzijn voelde goed, fijn, stil en vredig.

Aan het eind van de dag had ik Angela's portret, althans toch haar fijne gelaatstrekken, haar ingetogen, serene persoonlijkheid te pakken en voelde met grote zekerheid dat zij het wás, met haar hele wezen. Angela bevestigde dit, was er gelukkig mee en toen haar echtgenoot later thuiskwam, toonde hij zich verrast, tevreden en blij met het schilderij. Ik moest het doek mee naar huis nemen om het te voltooien, tot teleurstelling van deze twee sympathieke mensen, die er ook in dat stadium al heel tevreden mee geweest zouden zijn.

Anderhalf jaar later stierf Angela en toen men haar ten grave droeg, klonk opnieuw 'onze' pianomuziek van Eric Satie, en dan nu op de piano vertolkt door een goede vriend. Het is de meest ontroerende ervaring voor me geweest in heel mijn mooie, soms veelbewogen carrière als portretschilderes.  

 

04-04-2013 om 11:50 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
03-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overdosis

3 april 2013
Overdosis
We worden met z'n allen veel ouder dan onze voorouders. Vroeger kwam het nog in de krant als iemand honderd jaar werd, gouden huwelijksparen werden uitgebreid gefotografeerd en in de bloemetjes gezet en wie de zestigjarige bruiloft haalde, was in één klap een nationale held. We waren nog niet overgemedicaliseerd zoals nu en gingen nog op een natuurlijke manier dood.
Da's nu dus heel anders. We leven veel langer en worden allemaal ook veel langer in leven gehouden, niet zelden langer zelfs dan ons lief is. Eén steeds groter probleem hierbij is de toenemende hoeveelheid aan medicijnen en behandelingen die hiervoor nodig zijn. Vroeger deden een sinasprilletje voor de kinderen en een aspirientje voor de volwassenen wonderen. Veel huis-, tuin- en keukenziektes werden ermee bestreden en genazen er vaak geruisloos mee.
Die tijden zijn voorbij. We zijn allemaal voor onze ziektekosten verzekerd en de meeste medicijnen zijn daarbij inbegrepen. Sterker nog, we zijn hierin zover doorgeschoten, dat we menen voor ieder akkefietje een pil nodig te hebben. We zijn helemaal gemedicaliseerd. We rennen voor iedere scheet naar de huisarts en eisen al snel een verwijzing naar de specialist als we vinden dat de boel niet opschiet.
Zelf had ik een heel wijze oude moeder, die haar dertien kinderen in dit opzicht behoorlijk kort hield door op elke lichamelijke klacht zeer geruststellend te reageren met: "Och kind, het is vanzelf gekomen, 't zal ook vanzelf wel weer weggaan." En in de meeste gevallen had ze gelijk. Afgezien van ikzelf met mijn brakke lijf zijn mijn zes broers en zes zussen gezond groot geworden en huldigen tot op de dag van vandaag dit kerngezonde principe.
Om me heen zie ik het meestal heel anders. Zeker bij oudere mensen. Ik ken er legio die 's morgen een hele waslijst aan medicijnen moeten innemen en in feite al gegeten en gedronken hebben als ze daarmee klaar zijn. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe dit zich heeft ontwikkeld en ik denk dat ik toch tenminste één van de oorzaken hiervan wel ken.
Naarmate we ouder worden, hebben we meer kans op ziektes. Laat ik mezelf als voorbeeld nemen. Ik heb de ziekte van Crohn. Daar staat een bepaalde vorm van medicamenteuze behandeling voor en hiermee heb ik mijn eerste serie pillen al binnen. Crohn gaat soms gepaard met vormen van reuma, in mijn geval is dat zo, dus komen er reumamedicijnen op het lijstje. Dat gaat een tijdlang goed, maar dan ontwikkelt zich bijvoorbeeld hoge bloeddruk. Opnieuw worden medicijnen toegevoegd aan het lijstje. Er komen hartritmestoornissen en ook daar worden pilletjes op losgelaten.
Al die ziektes worden behandelend door verschillende specialisten, die van elkaar niet weten wat ze voorschrijven. Het staat allemaal in de diverse computers, maar in mijn hele 'carrière' als patiënt maak ik het maar zelden mee dat artsen expliciet controleren of hetgeen zij voorschrijven overeenstemt met de rest van het medicijnlijstje, en evenmin of er van dat lijstje niet het een en ander geschrapt kan worden. Als ikzelf mijn medicijnlijst niet meeneem, wordt er door de meeste artsen niet eens over gesproken.
Bij ouderen kan op deze manier de medicijnlijst gigantisch groeien. Het verbaast me niks dat sommige ouderen hierdoor een medicijnvergiftiging oplopen of totaal van de wijs raken en zelfs met vermeende dementieverschijnselen in een verpleeghuis terechtkomen. Een boel ontwikkelingen in de medische wetenschap zijn een zegen voor ons, maar met het verdwijnen van de generatie Nuchterheid Der Grote Gezinnen zijn wij het afgeleerd om ons lichaam rustig de tijd te geven om zélf de ongemakken te overwinnen en verliezen we steeds meer aan natuurlijke weerstand.

Misschien moet De Politiek haar oor maar eens te luisteren leggen bij het handjevol moeders van grote gezinnen dat nog leeft, die er niet mee aangemaakt konden/kunnen zijn om voor elk kwaaltje en pijntje de dokter te roepen. Men kan er in de gezondheidszorg miljarden mee besparen.

 

En dan nu:

OP AANVRAAG VEREEUWIGD

mensen met karakter – van 1971 tot 1992

 

Joep werkte zowel in de molen als in ons huis. In huis boetseerde hij in de kleine kamer die aan de woonkamer grensde en eigenlijk bedoeld was als ouderlijke slaapkamer. Wij hadden voor onszelf, net als voor onze dochtertjes, de slaapkamer boven ingericht. Als de kinderen naar school waren, zat ik in onze woonkamer te schilderen op paneeltjes van geprepareerd spaanplaat of schilderslinnen en als ik lekker bezig was, ging ik er ook nog mee door als ze weer thuis waren. Dan vermaakten zij zich het eerste uur meestal ook met tekenen en schilderen. Vijf jaar na onze verhuizing bouwde Joep een atelier aan huis en later ben ik daar gaan schilderen. Ook in het atelier waren de kinderen meestal bij me.

Mijn opdrachtgevers gaf ik altijd de vrijheid om het portretschilderij, als het klaar was, wel of niet aan te kopen, zodat ik me vrij kon voelen en het kind, de man of vrouw kon schilderen op de manier waarop ik dat zelf wilde. Dit werkte uitstekend. Slechts één keer in mijn carrière als portretschilderes heeft een opdrachtgever het portretschilderij niet gekocht. Door te exposeren raakte ik hier en daar bekend, begon mijn werk te verkopen, ontwikkelde een zekere naam onder liefhebbers van naïef-(sur-)realistische kunst en kreeg zo nu en dan een opdracht voor het schilderen van een portret. De mond-tot-mondreclame werkte blijkbaar uitstekend, want ik deed niets bijzonders om hiervoor opdrachten te verwerven.

Met de vrijheid die ik mezelf had toebedeeld door opdrachtgevers nergens toe te verplichten, had ik de ruimte om geheel in mijn eigen stijl te schilderen en er mijn eigen visie op het karakter van de mens die voor me zat in te verwerken. Om goed zicht te hebben op de persoon in kwestie plaatste ik hem liefst recht tegenover me. Ik begon altijd met een praatje te maken met hem of haar, om de start wat te vergemakkelijken, want er was altijd van beide kanten wel enige spanning voelbaar. Degene die geportretteerd ging worden had meestal nooit eerder geposeerd voor een kunstenaar en voelde zich welhaast zeker onwennig.

Voor mij was het iedere keer opnieuw afwachten wie er tegenover me kwam zitten en hoe mijn gast zover te krijgen dat hij of zij zich ontspande. Voor de kinderen had ik stripboeken klaarliggen waarin ze mochten lezen, onder voorwaarde dat ze zo nu en dan even wilden opkijken als ik hun ernaar vroeg. Poseren heeft immers altijd iets gedwongens en deze manier van aanpak had voor mij dan ook grote voordelen, omdat het krampachtige, verlegene met zo’n ongebruikelijke situatie erdoor verdween.

Als die eerste onwennigheid was weggetrokken en we eenmaal op gang waren, ontstond vanzelf een soort sereen-energetische sfeer waarin ik heel prettig kon werken. In die kalme en toch zo energierijke schildersuren zag ik zonder uitzondering al mijn gasten tot rust komen en zich ontspannen, wat me in staat stelde dichter bij hun eigenlijke wezen te komen, hun gelaats- en karaktertrekken schilderend af te tasten zonder mezelf vrijpostig te vinden. Meestal voltrok zich dit proces ongemerkt, van beide kanten op een aangename manier, die een inspirerende en stimulerende uitwerking op me had. Vaak werden zowel kinderen als volwassenen na enige tijd mededeelzaam. Niet zelden ontstonden, zeker in de pauzes, zelfs heel vertrouwelijke gesprekken. Daar werkte wel aan mee dat we altijd uren in een betrekkelijk kleine ruimte bijeen waren en ik mijn ‘modellen’ graag aanmoedigde iets te vertellen over zichzelf of over allerlei gebeurtenissen in hun leven. Hierdoor ontstond er een sfeer van gemoedelijkheid, waardoor ze zich helemaal op hun gemak gingen voelen.

In het hele proces van eerste opzet tot afronding van het portret ontstond op deze manier vaak een speciale verbondenheid tussen degene die voor mij poseerde en mij, waardoor vanzelf iets van de binnenkant van zo’n kind of volwassene zichtbaar voor me werd. Het meest uitdagende en tegelijk huiveringwekkende van het portretschilderen vond ik om te proberen elke keer opnieuw met mijn fijne marterharen penselen op het nog ongeschonden witte schilderslinnen liefst in één dag het wezenlijke karakter van mijn gast te raken, om het in de dagen erna verder te kunnen uitwerken.

Als ik geconcentreerd bezig was met de opzet van het portret, klonk dikwijls de stem van Kees Bol in mijn hoofd: “Durf gerust te overdrijven, overdrijving kenmerkt de zaak! Benadruk het karakteristieke, maak het desnoods karikaturaal!” Dat maakte me dan vrijer, daar kon ik iets mee, ik ontwikkelde er een scherp waarnemingsvermogen door en een zekere vaardigheid in het met een paar penseelstreken karakteriseren van degene die tegenover me zat. Schilderend achterhaalde ik wat áchter de façade van uiterlijke kenmerken van het gelaat verborgen lag. Het was fascinerend te ervaren dat ik, naarmate het portret vorderde, mijn gast ook echt beter leerde kennen. Het was en bleef spannend, maar terwijl ik trachtte de compositie, het lijnenspel, de vlakverdeling, de kleuren en vooral het wezen van die ene mens die voor me zat op me te laten inwerken en in olieverven op doek te penselen, overkwam me dit mijn hele schildersleven lang bij ieder portret opnieuw. Het heeft me diep getroffen dat tijdens mijn portretsessies zonder uitzondering iedereen die tegenover me zat me zonder terughoudendheid zijn eigen kwetsbaarheid heeft laten zien.

Die herkenning, want dat was het in feite voor mij, raakte me telkens weer, ik voelde me er merkwaardig vertrouwd en verwant mee. De door mij te portretteren mensen lieten me onbewust op subtiele wijze in hun ziel kijken. Zoiets kon alleen ontstaan op basis van wederzijds vertrouwen. Het heeft me tot op de dag van vandaag verwonderd, dat het me tijdens al die zittingen gelukt is die sfeer van vertrouwelijkheid te wekken, waardoor ik zo diep kon gaan in het portretteren van dat ene kind, die ene volwassene die tegenover me zat.

Het portretschilderen is een van die ervaringen waarbij ik geleerd heb dat kwetsbaarheid niet per definitie bedreigend is, maar (mijn) creativiteit extra impulsen kan geven. Mezelf kwetsbaar opstellen kan een verrijking betekenen. Wie zijn kwetsbaarheid ontkent of die niet wil zien, mist een belangrijk stuk emotie. Het leven wordt niet gemakkelijker door het bewustzijn van mijn eigen kwetsbaarheid, maar het voegt wel iets belangrijks toe aan de emotionele kant van mijn bestaan. 

Door dit ook zo te ervaren terwijl ik mensen portretteerde, maakte het portretschilderen voor mij tot de mooiste en meest boeiende bezigheid. Zulke ervaringen hebben me keer op keer gemotiveerd om mijn persoonlijke kijk op de geportretteerde onbelemmerd te laten doorklinken in mijn portretten, hoe confronterend dit voor de opdrachtgevers soms ook kon zijn, want ook dat was mijn ervaring. Dat er veel waardering was voor mijn wel heel persoonlijke manier van portretteren, bewees het feit dat ik heel wat portretopdrachten kreeg en met een aantal van deze (ouders van de) geportretteerden ook bevriend raakte. Het zijn waardevolle, voor mij veelbetekenende ervaringen.

 

03-04-2013 om 20:57 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
02-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Even boek houden

2 april 2013

Even boek houden
Met de Paasdagen ben ik, behalve met mijn gezin, indirect ook bezig geweest met sterven. Elk jaar rond Kerstmis of Pasen herzie ik mijn codicil. Omdat ik diverse keren zeer ernstig ziek geweest ben en de dood in de ogen heb gezien, heb ik voor mezelf op papier gezet hoe ik rond ernstige ziekte en overlijden én dementie een en ander zou willen. Dit vind ik belangrijkrijk, niet in de eerste plaats voor mezelf, maar voor mijn gezin. Al te vaak heb ik in mijn eigen omgeving gezien dat familieleden bijvoorbeeld rond het overlijden van hun dierbare met de handen in het haar zaten omdat niets bekend was van hoe de gestorvene het afscheid ingevuld had willen zien.
Natuurlijk, ik kan nooit alles tot in de kleinste bijzonderheden voorbereiden. En zelfs al zou ik dat wél kunnen, dan nóg kan alles heel anders gaan lopen dan was voorzien. Maar een paar heel essentiële wensen met betrekking tot de laatste fase in mijn leven meen ik toch van tevoren opgetekend te moeten hebben. 
Hier in Nederland is het legitiem dat ik, wanneer ik aan een terminale ziekte lijd waarbij de kans op een ontluisterend levenseinde heel groot is, vraag om (actieve) euthanasie. Ook als ik terminaal ziek in een ziekenhuis terechtkom, is die mogelijkheid er en is de kans dat mijn verzoek gehonoreerd wordt vrij groot. Dit in tegenstelling tot dementie. In dat geval lijkt in de praktijk alleen in de thuissituatie een eventueel medisch ingrijpen bespreekbaar, mits ik alle euthanasiepapieren, of een eigen handgeschreven en regelmatig herzien document met het euthanasieverzoek bij (gevorderde) dementie klaar heb liggen, ondertekend door mezelf. En dan nóg is het heel moeilijk om hier gehoor voor te vinden, die kwestie ligt - heel begrijpelijk overigens - medisch-ethisch zeer gevoelig.
Let wel: ik leef graag en hopelijk nog heel lang, maar ik kan zulke belangrijke dingen - waar ik heel concrete ideeën over heb - beter op papier zetten als ik nog redelijk gezond ben en helder van geest, dan te wachten tot ik doodziek te bed lig en voor zulke dingen de energie niet meer kan opbrengen. Ook vind ik het belangrijk hierover van tijd tot tijd met onze kinderen te praten, zodat zij weten hoe ik over een en ander denk. Er kan zeer plotseling iets met me gebeuren en dan wil ik niet dat onze kinderen van niets weten of pas voor het eerst onder ogen krijgen wat moeders ideeën hierover zijn. Het zou hun in ernstige gewetensnood kunnen brengen, omdat ze in zo'n situatie mogelijk mede te beslissen hebben over heel essentiële handelingen die rechtstreeks te maken hebben met leven en dood van hun ouders.
Hoe vastomlijnd mijn ideeën over zulke ingrijpende processen ook zijn, ik besef dat een euthanasievraag voor onze kinderen, maar ook voor artsen heel moeilijk kan zijn. Hoe ik het ook draai of keer, het gaat bij euthanasie altijd over de grens tussen leven en dood en degene die de verlossende injectie (of het infuus) moet toedienen, verricht op dat moment wel een daad die moedwillig leidt tot het overlijden van de bewuste persoon. Dat is niet zomaar een willekeurige medische handeling zoals er zoveel zijn, dat gaat heel diep. Daarom herzie ik ook ieder jaar mijn papieren en houd de mogelijkheid open dat ik over dit alles om allerlei redenen toch heel anders kan gaan denken.
De laatste tijd lijkt het er sterk op dat veel mensen zich het recht op euthanasie toegeëigend hebben, alsof het standaard in het ziekenfondspakket zit, zoals met medicijnen het geval is. Ik bespeur zelfs enige irritatie als de vraag van hun dierbaren om euthanasie niet direct gehonoreerd wordt. Maar artsen hebben, zoals ieder ander mens, een geweten en moeten de volledige vrijheid hebben om voor zichzelf uit te maken of ze aan (actieve) euthanasie willen meewerken. In mijn beleving is euthanasie nooit een recht, doch een gewetenskwestie die telkens opnieuw door alle partijen zeer zorgvuldig afgewogen dient te worden.
Voor mezelf op een rijtje zetten wat hierover mijn gedachten, ideeën en verlangens zijn, vind ik meer dan zinvol en voor onze kinderen heel praktisch, daar belast ik ook niemand mee. Al kan dat document er ieder jaar weer anders uitzien, het helpt straks om een en ander wat te vergemakkelijken. En zolang ik hier nog rondspring alsof ik pas net met leven begonnen ben, is het een kwestie van de boekhouding even bijhouden - fluitje van een cent, kost niks.


Eind jaren zestig hadden we serieuze plannen om te verhuizen. We woonden comfortabel in onze flat, maar de hele omgeving stond ons nog steeds tegen. We hadden behoefte aan een oud pandje in een mooie omgeving, liefst in het buitengebied, waaraan we zelf wat zouden kunnen klussen. We keken opnieuw rond in Maastricht, hadden er even iets op het oog, maar toen dat niet doorging, besloten we definitief naar elders te vertrekken. Eigenlijk wilden we niet blijven hangen in het kleinsteedse kunstenaarswereldje van oud-studenten, we hadden behoefte aan ruimte om ons heen en een zo normaal mogelijk leven onder gewone mensen.

In mei 1969, het jaar waarin Veronica werd geboren en ik afstudeerde, deed zich een uitzonderlijk mooie kans voor. Via een bevriende medestudente kwamen we in aanraking met de compagnon van een makelaar uit Deurne-Liessel, Noord-Brabant, die tevens wethouder was van de gemeente Deurne. In Vlierden bleek een molen te staan die de gemeente Deurne, waaronder Vlierden ressorteerde, liever kwijt dan rijk was. Joep wilde proberen die te huren als beeldhouwersatelier, we zouden dan een huurwoning zoeken in de omgeving. Ik was overal content mee, als we maar weggingen uit die flat, uit die op de tekentafel langs de liniaal getrokken, rechthoekige, saaie buurt, waar we praktisch niemand kenden en op de basisschool door de juffrouw, voor onze bijna vierjarige Eva onverstaanbaar, Maastrichts gesproken werd.

Van Vlierden had ik nog nooit gehoord. Het bleek een van de vijf kerkdorpjes (tot 1926 een zelfstandige gemeente) van de gemeente Deurne te zijn, gelegen aan de rand van de Brabantse Peel. De burgemeester zelf benaderde ons met de vraag of we bereid waren op eigen kosten een woning te bouwen (met opstalrecht) op het molenerf, want alleen in dat geval bestond de kans dat we ons daar zouden kunnen vestigen. We gingen hier gretig op in, Joep had al meteen een heel plan in zijn hoofd. De windmolen was niet geschikt als woning, maar de eerste tijd bij gebrek aan beter wel als werkruimte.

Nadat we toegezegd hadden, begon de ambtelijke mallemolen te draaien. Tergend traag, tussen het eerste bericht van de beschikbare windmolen in april 1969 en de uiteindelijke intrek in ons landelijk gelegen huisje op het molenerf in september 1971 zaten ruim twee jaren van over en weer schrijven en bellen met de gemeente Deurne, heel dikwijls onzekerheid over de realisering van ons plan en zelfs van de kant van de gemeente Deurne de definitieve afwijzing ervan. Maar we hadden ons erin vastgebeten en uiteindelijk lukte het ons, we kregen vergunning om te gaan bouwen met opstalrecht. Pas jaren later konden we de grond kopen.

De schetsen die Joep maakte van ons woninkje op de Kakeberg werden voor den dag gehaald, de oudste broer van Joep, architect, ontwierp ons huis. Het was de uitdrukkelijke wens van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg dat het ontwerp architectonisch aangepast werd aan het agrarische karakter van de omgeving en de oude gerestaureerde stenen windmolen uit 1844. We lieten ons huisje bouwen door een Deurnese aannemer. Een bescheiden woning, maar voor onze beurs betaalbaar en op een mooie locatie, aan de rand van het dorp, net ver genoeg in het buitengebied om ons vrij en tegelijk niet van God en iedereen verlaten te voelen. Later zouden we ons huis diverse keren uitbreiden en verbouwen.

We beseften al spoedig wat voor buitenkansje het was om uitgerekend op dit mooie plekje te mogen bouwen. We hadden een beetje geld gespaard, lang niet genoeg voor het bouwen van een huis, maar vader Coppens was bijgesprongen en we hadden wonder boven wonder een kleine hypotheek bij de Westland-Utrecht Hypotheekbank kunnen afsluiten. We volgden de bouw van ons huisje vol ongeduld en toen we in september 1971 eindelijk konden verhuizen, voelde het alsof de wereld herschapen was en wij een nieuw leven begonnen. We waanden ons emigranten naar een ver land, los van alle contacten en verplichtingen.

Onze twee dochtertjes, die al even opgetogen waren als wij en nog nooit onder een echt (punt-)dak geslapen hadden, zongen de eerste avonden in hun bedjes: “Dak, dak, huisje! Dak, dak, huisje!” Zelf was ik helemaal verrukt van het agrarisch landschap van groene, okeren, bruine en zwarte akkers, diepe voren in zwart, wuivend gras in groen, okeren gloed over door zon gedroogde velden, bomen en struiken in bruin – talloze schilderijtjes ontwikkelden zich in mijn hoofd.

Het was een enorme sprong, van de oude monumentale stad Maastricht, rijk aan kunst en cultuur, naar een kerkdorpje op het platteland, in het agrarisch gebied, waar nagenoeg geen enkel historisch pand meer te bespeuren viel en grote lelijke varkensstallen en akkers vol maïs het buitengebied ontsierden. Maar de plek waar wij zouden komen wonen leek wel een kleine paradijselijke enclave in dit bio-industriegebied. Het lag aan de rand van wat oorspronkelijk een heidegebied was, maar sinds begin twintigste eeuw was aangeplant met voornamelijk dennen, berken en eiken. Het was gelegen in de nabijheid van het waterwingebied, wat inhield dat in deze omgeving tot onze tevredenheid verder nooit meer gebouwd mocht worden. We hadden de rust gevonden die we zochten, de kans om een normaal leven in een normale dorpsgemeenschap op te bouwen lag binnen handbereik.

Toen we er pas woonden, leken de huizen in de diverse Brabantse plattelandsgemeentes klein en laag, een beetje armoedig ook, in vergelijking met de statige, hoge, historische panden in Maastricht. Maar dat wende snel, Joep en ik hadden hier tenminste de ruimte om te werken en de kinderen om te spelen. Hoe mooi en schilderachtig het ook wonen was in het agrarisch gebied, na korte tijd kwam Joep toch tot de praktische conclusie dat de aanschaf van een auto onvermijdelijk was. Beelden vervoeren voor tentoonstellingen had hij voorheen gedaan met een gehuurde Transit bus, maar hier op het platteland was een eigen auto zeer gewenst. Tegen de wil van zijn vader, die dat financieel niet verstandig vond, kocht Joep zijn eerste auto.

Een andere kwestie die zich voordeed, was het briefje dat hij ontving van Sociale Zaken van de gemeente Deurne, waarin geschreven stond dat hij geen gebruik kon maken van de BKR. Het was de schriftelijke reactie van de ambtenaar van sociale zaken die Joep had bezocht toen onze plannen om in Vlierden te komen wonen concretere vormen aangenomen hadden, om te informeren of hij eventueel in aanmerking zou kunnen komen voor de BKR. De man had hem gevraagd hoe het momenteel met zijn financiën zat en Joep was zo eerlijk geweest te vertellen dat we tot nu toe konden leven van de verkoop van ons werk en hij erg gemotiveerd was om dit zo te houden. Maar toen hij dat briefje met afwijzing las, moest hij wel even slikken, en ik ook. In dit geval had een leugentje om bestwil ons misschien toch net iets meer inkomen opgeleverd. We moesten hier immers weer van voor af aan beginnen, nieuwe contacten opbouwen en naamsbekendheid zien te krijgen. We hadden geen keus, we moesten aan de slag! We richtten ons in met de weinige spullen die we hadden en zetten ons schrap voor een hopelijk heel lang en gelukkig leven in Vlierden.

 


02-04-2013 om 18:59 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
01-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mystiek

1 april 2013

Mystiek

Op het internet heb ik even opgezocht wat de betekenis is van mystiek. Ik heb er zelf wel een betekenis aan gegeven, maar in Wikipedia las ik het volgende:

Mystiek betreft het hartstochtelijk streven naar een persoonlijke vereniging van de ziel met God. De term mystiek verwijst ook naar de achterliggende leer over kennis en persoonlijke ervaringen van toestanden van bewustzijn voorbij de normale menselijke perceptie (waarneming).

Vandaag is het Tweede Paasdag. Joep en ik woonden op Paaszaterdag de Paaswake bij, waarin de eerste lezing het mystieke verhaal vertelde over Mozes die met zijn volk (Israëlieten) de slavernij in Egypte ontvluchtte. Hiervoor moesten ze dwars door de zee om in het gebied te komen dat nu Israël heet. In het Bijbelverhaal wordt verteld dat God op de hand was van Mozes en zijn volk. Hij deed de zee in tweeën splijten om de doorgang voor het volk mogelijk te maken en toen de laatste mensen er doorheen waren, sloot de zee zich om de Egyptenaren (die het volk van Mozes achterna zaten met paarden en wagens) te verzwelgen door het water.

Op het eerste oog een verhaal vol gruwelijkheid, zeker als ik zou moeten geloven dat dit historisch allemaal echt in zijn werk gegaan is, met een oordelende en keuzes makende God die straft en beloont, zoals een vader in de klassieke betekenis van het woord. Maar die fase ben ik allang voorbij, nu hecht ik veel meer waarde aan de mystieke betekenis van de Bijbelverhalen en de boodschap die er achter zit. Namelijk dat goed en kwaad een evenredige uitwerking hebben op de mens: het kwade brengt hem vroeg of laat in gewetensnood, het goede wekt liefde op – in symbolische zin wordt het kwade dus toch, zoals het ons vroeger geleerd is, gestraft en het goede beloond.

In de Bijbelse verhalen vinden dezelfde gruwelijkheden en mooie dingen plaats als die we nu in onze huidige wereld overal om ons heen zien gebeuren: oorlogen, veldslagen, moordpartijen, maar ook zorgzaamheid voor elkaar, enzovoorts. De mensen die de teksten in de loop der eeuwen opgetekend hebben, zijn niets menselijks uit de weg gegaan. Dit realisme is de grote kracht ervan. Maar het zijn geloofsgetuigenissen, geen historische verslaggevingen van gebeurtenissen, zeer beeldende geloofsgetuigenissen van zaken die direct ons geweten betreffen en ons voortdurend herinneren aan het feit dat het kwade zichzelf afstraft en het goede zichzelf beloont – elk verhaal is daarnaar terug te voeren.

De actualiteit, de tijdloosheid van hun opgetekende verhalen maakt ze overtuigender dan welke roman ook. We dragen allemaal beelden in ons mee van oorlog en geweld, we kennen allemaal de angst voor ziekte en dood, we hebben ieder ons eigen stukje lijden in ons leven. Zowel in het Oude als Nieuwe Testament kom je die basale, diepere betekenis van deze getuigenissen tegen, mits je durft open te staan voor de mystiek ervan.

Sinds ik dat zo ervaren heb, doet het er voor mij niet meer toe of de zee zich ja of nee echt in tweeën spleet toen Mozes met zijn volk wilde vluchten. Voor mij is het in letterlijke zin niet belangrijk of Jezus echt over het water kon lopen. Voor mij zit ‘m de spirituele kracht in de spirituele ervaringen van de vertellers, die blijkbaar zo diep zijn gegaan dat zij ze opgetekend hebben om ze met ons te delen. Juist dat ontroert me nu. Het ontrafelen van de zogenaamde echtheid van de gebeurtenissen is misschien heel interessant voor historici en exegeten, maar het voegt in spirituele zin niets toe aan de inhoudelijke betekenis van de boodschap die in alle Bijbelverhalen verscholen ligt.

Dit zo te ervaren, heeft me bevrijd van een boel ballast, me meegegeven in mijn jeugd, waarin God werd opgevoerd als een patriarch, die te beschikken had over het gedachtegoed van ieder mens, over zijn welzijn, over alle gebeurtenissen in de wereld, een God voor wie niets geheim bleef en die kon kijken tot in de verste uithoeken van mijn kinderziel. Daar heb ik afstand van kunnen nemen, gelukkig, en dat voelt als een verlossing. Mooie gedachte om mijn verhaal op Tweede Paasdag mee af te sluiten.

 

Omdat Joep toen we in Vlierden kwamen wonen niet in de contraprestatie zat (zoals de BKR onder kunstenaars genoemd werd), moesten we het hoofd boven water zien te houden door heel veel te exposeren. Wat we veelvuldig deden, in de hoop voldoende (positieve) publiciteit te krijgen, zodat de mensen doorkregen dat we bestonden en kunstwerken maakten die de moeite van het aankopen waard waren. In die jaren hebben we heel wat afgesjouwd met onze beelden en schilderijen. We exposeerden in de ene galerie na de andere, door heel Nederland en tot in België en Duitsland toe.

Over dit soort activiteiten, die rechtstreeks met de kost verdienen te maken hadden, was ons op de Jan van Eijck Academie nooit iets onderwezen. We hadden er weliswaar gewerkt in riante, lichte ateliers, alle materialen gratis tot onze beschikking gehad, en de meesten van ons hadden maandelijks ook een royale studiebeurs ontvangen, maar van werken aan een cv en het opbouwen van pr was ons nooit iets verteld. Al gauw na mijn studie begreep ik dat het leven als zelfstandig werkend beeldend kunstenaar, zeker als het hem aan referenties en connecties ontbrak, veel harder was dan binnen de muren van het moderne, goed geoutilleerde academiegebouw. Als kunststudenten hadden we in een enclave geleefd, afgesneden van het normale (arbeids-)leven, waarin de meeste mensen gewoon naar hun werk moesten om hun dagelijkse boterham te verdienen. En na vijf jaar studeren onder deze luxueuze omstandigheden waren we in het diepe gegooid en moesten nu zelf maar zien uit te vinden hoe het in de praktijk werkt.

Onze successen waren zeer wisselend, het gebeurde wel eens dat Joep enkele bronzen beelden verkocht en ik nagenoeg niets, soms verkochten we allebei ongeveer evenveel of even weinig. Maar het gebeurde evengoed andersom, dat ik de helft van mijn schilderijen verkocht en Joep amper iets, en vaak genoeg verkochten we allebei helemaal niets. Dan hadden we wel de kosten gemaakt van het vervoer van onze schilderijen en beelden, de vernissage, en meestal ook nog een fors geldbedrag om te mogen exposeren, en dus enkel verlies geleden.

Verkochten we wel wat, dan vroeg de galeriehouder naast al die andere kosten ook een bepaald percentage van de opbrengst. Aanvankelijk 20, 30 en later zelfs 40 procent en tegenwoordig vragen sommige galeriehouders zelfs nog meer. Soms moesten we daarbij ook ieder nog een kunstwerk afstaan. Eén keer is het me overkomen dat ik een schilderij afstond en het later in Amsterdam in diezelfde galerie zag staan voor het dubbele van de prijs die ik het had toegekend toen ik het daar had geëxposeerd. Toen voelde ik toch wel iets van woede in me opkomen. Doorgaans hielden we er, als we geluk hadden, mooie uitnodigingskaarten of promotiefolders aan over, maar die hadden we dan meestal wel zelf betaald. Ja, we leerden snel. Het kunstenaarsbestaan was hard en met vier kleine kinderen was het financieel soms behoorlijk zuur.

01-04-2013 om 11:36 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


Gastenboek

Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


Inhoud blog
  • Abstract vervolg
  • Ander tijdperk
  • Binnenste buiten
  • Dierenwereld
  • In vogelvlucht
  • vervolg de beeldhouwer Joep
  • excuses
  • Stille wateren - Joep als echtgenoot/beeldhouwer
  • Met zomerreces
  • In a hurry

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013

    Foto

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Categorieën

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs