Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Stille wateren
diepe gronden
14-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In a hurry

14 april 2013
In a hurry
Ja, belachelijk eigenlijk, want voor wie zou ik me nog moeten haasten.... Ik word zeventig dit jaar, ben nergens in vaste dienst, heb mijn gezin om zo te zeggen de deur uit gewerkt, hoef dus niks te regelen voor de kinderen, pas ook niet op de kleinkinderen, doe geen vrijwilligerswerk, ben lid van geen enkele club of vereniging, doe niet aan sport, bridge niet, rook niet, drink niet, kortom: ik heb een leventje als een prinses en hoef me nergens voor te haasten, aangezien ik zeeën van tijd heb! Tenminste... als ik mezelf niet zo in de weg zit als ik al die dingen die ik denk nog te 'moeten' doen, laat liggen.
Toch schrijf ik boven mijn dagelijks blogje 'in a hurry'. Op de een of andere manier laat ik me dus opjagen. Door wie? Door geen mens, want geen mens doet me dit aan, zet me onder druk of verlangt iets van me. Heel mijn correspondentie - als ik mijn dagelijkse mails over en weer naar wat vriendinnen zo mag noemen - verkies ik geheel en al vrijwillig en met veel genoegen te onderhouden. Ook mijn blogjes schrijf ik puur voor mijn plezier en al wat ik ernaast nog doe, zoals fotograferen, foto's bewerken, er creatieve dingen mee doen, boeken schrijven en boeken maken, plus wat geklooi in de huishouding, doe ik op louter vrijwillige basis, niemand die me ergens toe dwingt.
Wat me opjaagt, ben ikzelf. Het gevoel voor discipline dat me in mijn jeugd bijgebracht is. Uitdrukkingen als 'ledigheid is des duivels oor kussen' of ‘van werken is nog niemand dood gegaan’ hebben er wel voor gezorgd dat de ergens-mee-bezig-zijn-plicht er bij mij stevig inzit. Wat er ook toe bijdraagt, is het goed fatsoen. Ik kom uit een familie waar de fatsoensnormen tamelijk hoog scoorden. Ons werd behoorlijk goed ingeprent hoe we ons te gedragen hadden en een van de dingen die we leerden, was: altijd reageren als mensen je aanspreken of op welke manier dan ook een beroep op je doen.
Sinds we mailverkeer hebben, worden deze degelijke, en ja misschien wat ouderwets klinkende fatsoensregels door heel veel mensen zwaar overtreden. Niet erg, geen mens gaat er blijkbaar onder gebukt, maar soms wel lastig. Misschien ga ik er verkeerd, lees: te serieus mee om. Ik gebruik mijn mailbox nog op de ouderwetse manier, zoals ik vroeger correspondeerde. Maar blijkbaar zijn de ongeschreven spelregels bij mailverkeer heel anders. Correspondentie zoals ik die voer, hoort eigenlijk nog thuis bij de brievenschrijverij, gewoon met een vulpen op papier, per fysieke post. Daarom kom ik nooit klaar. Ik ga ervoor zitten, probeer nog te voldoen aan wat we op school en van mijn oude wijze moeder geleerd hebben: foutloos schrijven, inhoudelijk reageren op wat de ander me geschreven heeft. Maar voor mailverkeer gelden blijkbaar andere spelregels. Dat moet kort, beknopt en liefst zo zakelijk mogelijk zijn en zonder persoonlijke informatie.
Mooi voor het bedrijfsleven, prima voor alle werkverkeer, maar ik vind er dan niks aan. Dus ga ik gewoon door, en met ontzaglijk veel plezier, met op mijn manier mijn mailcontacten te onderhouden, of ze me nu terugmailen of niet. Daarom kom ik dus nooit klaar. Nooit klaar en toch oh zo gelukkig met mijn ouderwetse manier van corresponderen en alle andere 'tijdrovende' heerlijke digitale mogelijkheden!

 

En dan nu:

Het leven was mooi, ik was met interessante dingen bezig, had boeiende contacten, waardevolle vriendschappen en voelde me redelijk opgenomen in het regionale dorpsleven. Maar verlies en ziekte hadden al vroeg in mijn leven hun sporen nagelaten en in het verborgene droeg ik mijn eigen verdrietigheden mee die ik een plek moest zien te geven. Niet altijd werd dat zichtbaar in mijn werk en helemaal niet in mijn manier van doen, waarmee ik door mijn vrije manier van omgang met mensen eerder de indruk wekte tamelijk zelfverzekerd en altijd opgewekt te zijn. Toch liet ik in sommige schilderijtjes en aquarellen rechtstreeks zien dat ik me heel wat minder zelfverzekerd voelde dan ik misschien leek en in mijn ogenschijnlijk zo vredige wereld te kampen had met pijn om gebeurtenissen die diep in mijn leven hadden ingegrepen. Ook al waren sommige gebeurtenissen al wat langer geleden, ze schrijnden van tijd tot tijd nog na als herinneringen eraan in me opstegen en vroegen om mijn geschilderde aandacht.

Een van mijn herinneringen die vaker kwam bovendrijven betrof het kindje dat vier en een halve maand in mijn schoot geleefd had, al met piepkleine voetjes aan de binnenkant van mijn buik had geklopt, maar in november 1971 in de baarmoeder gestorven was ten gevolge van een zeer ernstige darminfectie. Niemand is voorbereid op dergelijke gebeurtenissen, ik was het evenmin. In het ziekenhuis was destijds alleen aandacht voor mijn herstel. Hierdoor was er helemaal geen ruimte voor de verwerking van mijn verdriet om het verlies van ons kindje en evenmin voor mijn angst vanwege het feit dat ik op negenentwintigjarige leeftijd in levensgevaar had verkeerd. Gewoonlijk kon ik emoties die gepaard gingen met ziekte en verlies wel dragen en zelfs relativeren, maar zo nu en dan golfden de herinneringen aan deze en andere verdrietige gebeurtenissen onverwacht hevig in me omhoog. Dan verschenen in mijn hoofd beelden van moeders met dode kindjes in de buik, dode kindjes zwevend boven aarde of drijvend in meren en rivieren, moeder aan bedje met dood kind, of levendig kindje en dode moeder, en kon ik die alleen maar doen verdwijnen door ze te schilderen.

Het liefst wilde ik in al mijn schilderijen en aquarellen geluk en tevredenheid, vredige rust en harmonie tot uitdrukking brengen, zoals ik die in mijn dagelijks doen en laten ervoer. Maar als ik later terugkeek naar wat ik had gemaakt, moest ik erkennen dat er zo goed als altijd een vlies van breekbaarheid uitgespreid lag over de tafereeltjes op doek of aquarelpapier. Transparant, flinterdun, als doorzichtige nevel boven akkers onder de vroege ochtendzon, diffuus en ongrijpbaar. Niet dat ik dit bewust gezocht had te schilderen, nee, juist niet, ik zou het niet eens gekund hebben, het ontstond gewoon. Meestal zag ik het pas als ik wat meer afstand genomen had van het schilderij of de aquarel of wanneer iemand me erop wees. Terwijl ik me als echtgenote, moeder en schilderes in het dagelijks leven toch gelukkig en tevreden voelde en veel genoegen beleefde aan al mijn bezigheden, druppelde vanuit het duister van mijn ziel blijkbaar die ongerijmde, maar fundamentele angst dit alles te verliezen, om zich onmerkbaar te mengen met

de olieverven op mijn palet, de tubes waterverf in mijn witte aquareldoosje.

Natuurlijk leefde ik niet voortdurend in angst en zorg, ook niet ten aanzien van wat me het dierbaarst was en is, onze kinderen. Met mijn dynamische natuur en expansiedrang vond ik overal wel openingen om te ontsnappen aan permanente druk, zorg of andere vormen van levensvreugdebeperking. Zoals ik plezier beleefde aan de dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden voor ons gezin, zo had ik ook schik in de activiteiten die bij onze pr hoorden. Het met de hulp van Joep inrichten van tentoonstellingen van mijn werk, het ontmoeten van allerlei mensen in verband met deze exposities en de verkoop, het onderhandelen over verkoopprijzen en allerlei andere bijkomende bezigheden – het hoorde allemaal bij het vak en ik vond er op den duur mijn plezier en mijn eigen weg wel in.

Het leven in en rond ons huis met ons gezin vermengde zich naadloos met de werkzaamheden voor mijn kunstenaarschap. Als ik na hard werken vooraf in een expositieruimte mijn werk bijeen zag hangen, was ik er trots op en blij mee. Ik hield van mijn schilderijtjes als van mijn kinderen, ze waren een deel van mezelf en maakten deel uit van mijn dagelijks leven. Het was fijn om de mensen er vol aandacht voor te zien staan en hun later te horen vertellen hoe mooi zij ze vonden. Het was niet altijd even gemakkelijk, maar zulke ervaringen waren wel lonend en een enorme stimulans om door te gaan.

 

14-04-2013 om 14:15 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
13-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vluchteling

13 april 2013

Vluchteling

Tegenwoordig lijkt een kwart van de mensheid op de vlucht. In grote lijnen is de groep vluchtelingen in te delen in economische en vluchtelingen om andere redenen, die meestal direct te maken hebben met gevaar voor eigen leven. En als je ’t mij vraagt, hebben ze allebei evenveel recht van spreken. Ik probeer me wel eens voor te stellen hoe het moet zijn om als vluchteling naar een heel ander land, werelddeel te moeten trekken en alles achter te laten wat me dierbaar is. Natuurlijk kan ik me daar nooit een voorstelling van maken die helemaal overeenkomt met wat deze mensen doormaken.

Laat ik eens nagaan hoe het voor mij was om uit mijn geboorteplaats Sint-Oedenrode te verkassen naar de Zuid-Limburgse hoofdstad Maastricht, weg uit ons grote gezin en van de familie (die van moederskant allemaal in Sint-Oedenrode woonde). Dat is natuurlijk geen vergelijk, dat begrijp ik, maar voor zo'n onnozel dorpsmeisje als ik toen was, was het een heel grote stap. Essentieel verschil: er waren voor mij geen bedreigingen, er was niemand die me onder druk zette, in tegendeel, ik had alle reden om me erop te verheugen, want ik ging er studeren, was jong en vol ijver en ambitie en vond het vooral spannend.

Toch bleek het in de praktijk veel lastiger te zijn dan ik dacht. Er waren nog geen computers uitgevonden, geen mail dus, en evenmin mobieltjes waarmee ik op alle plekken van de wereld naar huis kon bellen, al was het maar om even de stem van mijn moeder of mijn broers en zussen te horen. Ik zat in een vreemde stad, waar men het onvervalste Maastrichtse dialect sprak waarvan ik nauwelijks iets verstond. Mijn medestudenten kwamen uit alle windstreken van Nederland, dus moest ik algemeen beschaafd Nederlands spreken, wat ik niet gewend was te doen. Ik kwam in een totaal ander milieu, met heel andere normen en waarden, die vrij sterk afstaken tegen wat ik gewend was in onze degelijke Rooms-katholieke familie.

Ik had heimwee, droeg dat in stilte en probeerde me enigszins aan te passen. Maar in al die zeven jaren dat ik in Maastricht woonde, ervoer ik heel sterk dat het echte contact met de ingezetenen zeer moeizaam was. Hun dialect leerde ik weliswaar goed verstaan en zelfs spreken, maar hoe ik ook mijn best deed, ze gaven me nooit het gevoel een van hen te zijn. Voor hen bleef ik een vreemde tegen wie ze ook nooit Maastrichts spraken, ook al wisten ze dat ik het goed verstond. Toen we er weggingen (Joep had er toen al tien jaar gewoond en had hetzelfde ervaren), moesten we tot de conclusie komen dat onder de weinige vrienden die we overhielden aan onze Maastrichtse tijd nagenoeg geen enkele Maastrichtenaar zat.

In Vlierden (kerkdorpje van Deurne) is het ons ongeveer net zo vergaan. Doordat we er nu tweeënveertig jaar wonen, hebben we er in de loop der jaren genoeg contacten gecreëerd, maar we brengen het nooit tot die fijn verweven connecties en de soort van gemeenschappelijke humor die ingezetenen van Vlierden en Deurne met elkaar hebben. Dit werd nog eens bevestigd in een streekbusje, waarvan ik gebruik maakte, samen met een in Deurne geboren en getogen oudere vrouw. Zij vertelde over gebeurtenissen met ingezetenen van Deurne van wie ik misschien wel eens gehoord had, maar die me verder niets zeiden. Terwijl zij aan het vertellen was, werd ik me er heel sterk van bewust dat ik totaal geen verleden, geen geschiedenis heb met de mensen uit ons dorp. Ik mag dan bevriend geraakt zijn met Vlierdense en Deurnese mensen, maar ik zal nooit helemaal kunnen delen in hun gezamenlijke herinneringen en evenmin in allerlei hiermee direct samenhangende anekdotes. Ik spreek hun dialect niet en heb er geen familie; ik heb er niet op de basisschool gezeten en heb er niet gestudeerd of gewerkt.

Toen besefte ik maar weer eens hoe zwaar het moet zijn voor mensen die op drift raken ten gevolge van oorlog en geweld, of omdat ze anders van honger sterven, om dergelijke keuzes  te moeten maken. Als mensen huis en haard verlaten, vluchten met als enige hoop zich (voorlopig) niet opgejaagd te hoeven te voelen, dan is hun voorgeschiedenis zonder meer dramatisch. Om hun hele familie, hun eigen verleden, de band met hun leefgemeenschap, hun historische en culturele wortels van zich los te snijden om ergens in een totaal onbekend land, waarvan ze de taal niet spreken en verstaan, waar ze niemand kennen, met geen mens ook maar énige binding hebben… daar is wel wat voor nodig, dat doet men niet ondoordacht.

Ik ben een geluksvogel. Ik hoefde nergens voor te vluchten, beide verhuizingen waren geheel en al vrijwillig. Ik verstond en versta de mensen om me heen en ook al spreken we niet hetzelfde dialect, ik kan in heel veel met hen delen, ook in humor, die het leven zoveel luchtiger en draaglijker maakt en helpt te relativeren. Voor mijn wortels hoef ik maar een kilometer of 35 te rijden en cultuurverschillen zijn er niet of nauwelijks. Maar voor deze vluchtelingen is het heel andere koek. Jazeker, in ons land krijgen ze een uitkering, een dak boven hun hoofd en begeleiding. Maar er zitten wel zeeën vol water dat overbrugd moet worden tussen hen en hun families, én bijna onoverbrugbare zeeën van verschil in volksaard en cultuur. Hoe eenzaam moet dát soms, en misschien wel voor altijd, voor hen voelen….

Vanuit onze warme, veilige huizen hebben wij makkelijk praten… maar…begin d’r maar eens aan!

 

En dan nu:

DICHT BIJ MEZELF BLIJVEN

niets forceren

 

Schilderen, vrij en in opdracht, exposeren, soms een interview voor een paginagroot artikel over mijn werk – het hoorde allemaal bij mijn beroep als kunstenares. En hoeveel tijd en energie ik daar ook instak, mijn concentratie lag het meest van al op het welzijn van onze kinderen. Ze te zien opgroeien fascineerde me. Geboeid keek ik toe hoe hun karakters zich uitkristalliseerden, hun contacten met leeftijdsgenoten zich ontwikkelden tot (hun meest trouwe) vriendschappen. We vonden genoeg gelegenheden om met elkaar te praten over allerlei belangrijke dingen in hun persoonlijk leven. Hierin voelde ik me bevoorrecht en deelde vol liefde met hen in vreugde of verdriet. Het waren de jaren waarin zij zich langzaam maar onherroepelijk stukje bij beetje losmaakten van ons, ieder met hun eigen toekomstverwachtingen bezig waren en, vervuld van allerlei plannen, hun eerste zelfstandige schreden zetten in de maatschappij der volwassenen. Ik keek toe hoe ze zoekend hun wegen kozen en onvermijdelijk hier en daar botsingen plaatsvonden.

Als moeder ontroerde me de moed en onbevangenheid waarmee ze zich op die weg begaven. Dit hele groeiproces intrigeerde me hevig, als kunstenares liet ik me erdoor inspireren en putte er al mijn ideeën uit. In mijn schilderijen en aquarellen probeerde ik deze voor onze kinderen zo belangrijke levensfase vast te leggen. Hun groei naar de volwassenheid, met alle bijkomende emoties van dien zette ik om in kleurrijke taferelen. Ik had en hield mijn zorgen, verzette me allang niet meer tegen die diep in me gewortelde angst voor de breekbaarheid van ons gezinsgeluk. Maar onbewust of ongewild sijpelde die wel dwars door de ogenschijnlijk idyllische tafereeltjes die op mijn doeken verschenen.

Meestal schilderde ik met olieverf op schilderslinnen, maar zo nu en dan waagde ik me aan het aquarelleren. Het was een mooie manier om nog veel meer vanuit mijn gevoel te schilderen. Het plezierige van aquarelleren was ook dat ik het wat makkelijker en sneller even tussendoor kon doen, met de kinderen aan tafel in de huiskamer, bekers thee of warme chocolademelk binnen handbereik en ieder bezig met onze eigen dingen. Het was huiselijk en intiem.

Maar aquarelleren was geen gemakkelijke manier van schilderen. Er staat wat er staat, elke streek met het penseel blijft zichtbaar, niets kan uitgewist of weg gewassen worden. Ik moest heel erg opletten om de juiste penseelstreken op mijn kostbare aquarelpapier te zetten. Bij elke nieuwe penseelstreek bestond het gevaar het transparante en de kleurrijke helderheid, die zo kenmerkend zijn voor de aquarel in het algemeen en waarvan ik zoveel hield, zomaar te verliezen. Hoe spannend en tegelijk genoeglijk het ook was om te aquarelleren, in de praktijk heb ik het weinig gedaan, mijn voorkeur ging toch uit naar het schilderen met olieverf. Maar ik had zo’n sterke behoefte aan die transparantie dat ik met olieverf op doek dikwijls ook zo dun en doorzichtig schilderde dat het wel geaquarelleerd leek.

In Deurne was in 1980 het Literair Café Deurne opgericht. In 1981 hielden we onze eerste literaire avond in het Deurnese café-restaurant De Roode Leeuw. Tien jaar ben ik lid geweest van het LCD, waarvan vijf jaar als bestuurslid, en na die tien jaar zijn we ermee gestopt. Het LCD sloot perfect aan bij mijn behoefte om naast het schilderen ook te schrijven. Ontelbaar veel brieven had ik in mijn leven al geschreven aan ontelbaar veel mensen en in Maastricht was ik begonnen met het schrijven van korte verhalen en gedichten. Een enkele keer las ik op poëzieavonden in De Roode Leeuw voor uit eigen werk en door ons bestuur georganiseerde Haiku dag werd voor mij het startsein tot het schrijven van mijn eerste haiku.

Haiku spreken me nog altijd aan, misschien omdat ze aan speciale regels gebonden zijn. De regel is dat ze bestaan uit slechts drie dichtregels van respectievelijk vijf, zeven en vijf lettergrepen met de natuur als thema en tweemaal kort na elkaar gelezen worden, wat mij doet denken aan een spiritueel ritueel. Ik kreeg plezier in het schrijven van deze beknopte maar veelzeggende poëtische teksten, ook omdat ze zeldzaam mooi pasten bij de thema's van mijn schilderijtjes. Met Rennie van Windt, mijn (dichters-)vriendin, die er net zo door gegrepen was als ik, wisselden we onze haiku uit via onze dochters, die toen allebei op het Peellandcollege zaten. Een aantal van mijn aquarellen en schilderijen heb ik in die tijd met haiku gecombineerd.

 

13-04-2013 om 10:45 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
12-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tunnelvisie III

12 april 2013

Tunnelvisie III

In hoeverre was ik dus medeplichtig.... Al die jaren had ikzelf nooit aangedrongen op nader onderzoek naar een andere oorzaak voor mijn chronische buikklachten en genoeg gehad aan de diagnose Ehlers-Danlos. Nu voelde ik me hierom schuldig, ook ten opzichte van mijn gezin, vroeg me af óf en zo ja, wát ik eraan had kunnen doen om dit alles te voorkomen. Dit was een ware kwelling. Ik heb er in ziekmakende vertwijfeling verschrikkelijk onder geleden. Deze vertwijfeling was heel veel erger dan mijn fysieke krachteloosheid na die grote operaties.

Het was emotioneel dus een zeer moeilijke periode, waarin ik krachttoeren moest uithalen om niet compleet in te storten. Geen psycholoog of psychiater kon me hierin helpen, begreep ik wel, dit traject moest ik in mijn eentje afleggen, zelf alles een aanvaardbare een plek proberen te geven.

Ik probeerde me er doorheen te worstelen door me te concentreren op al het goede dat ik in mijn leven al had meegemaakt. Misschien, zo dacht ik, kon het me helpen terug te denken aan de jaren waarin ik als gezonde, sterke jonge vrouw en moeder had geleefd, God zij dank nog onwetend van wat me later te wachten stond. Hoopvol hield ik mezelf voor dat de rijkdom van zoveel toch redelijk gezonde levensjaren, waarin ik met heel mijn wezen als vrouw en moeder had kunnen genieten van alle mooie gebeurtenissen die in de eerste vier decennia van mijn leven hadden plaatsgevonden, het toch moest winnen van deze emotioneel zo moeilijke tijd.

Maar eerlijk gezegd was dat een hele krachttoer, want alle blijdschap leek uit me weggesijpeld te zijn…. En toen ik in november 2011 weer een grote buikoperatie moest ondergaan om, na twee acute alvleesklierontstekingen de galblaas te laten verwijderen en voor de zoveelste keer een ernstige complicatie optrad, waardoor het herstel een half jaar duurde, dreigde ik het vertrouwen in mijn eigen lichaam en de geneeskracht ervan voorgoed te verliezen en leek dat de druppel die de emmer psychisch deed overlopen. Toen ben ik naar een psycholoog gegaan.

 

Wat me telkens weer overeind getrokken heeft, is moeilijk te zeggen. Ik moet wel over een schier onverwoestbaar optimisme beschikken of er zit, zoals de Rooms-katholieken het zo mooi zeggen, een goede Engelbewaarder op mijn schouder. Ik gok op beide. In dit kader mag het misschien vreemd klinken als ik zeg dat in al die jaren ook de computer een zeer effectief hulpmiddel is gebleken. In dit hele traject van ziekte en bezinning heeft die me over veel pijn en verdriet heen getild. Dreigde ik fysiek af te glijden, mentaal zo nu en dan te bezwijken, mijn bezigheden op de computer fungeerden als een zeer effectieve therapie. Een beter geneesmiddel tegen opduikende negatieve emoties en fysieke pijn was niet denkbaar.

Toch ontbreekt me nog één ding: begrip vanuit de medische wereld voor wat mij is overkomen. Het onvermogen van artsen om zich in te leven in wat de gevolgen van hun handelen voor de patiënt en zijn familie (in dit geval ik en de mijne) zijn. Die kunnen desastreuze proporties aannemen. Al heeft een van hen wel zijn excuses aangeboden voor deze medische misser, voor hen gaat het leven gewoon door. Geen van hen vraagt eens aan me hoe ik dit alles verwerkt heb. Ze zijn gewoon overgegaan tot de orde van de dag en draaien poli zoals voorheen, toen nog niet van deze interne ramp in mijn buik bekend was.

Ik zoek absoluut geen vergelding, ook geen bezoedeling van goede naam en faam van mensen en instituten. Waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Ik zoek enkel wat begrip een meeleven van de kant van de medische wereld en hoop dat mijn dramatische medische geschiedenis een beetje kan bijdragen aan een andere, aandachtiger, meer persoonlijk geïnteresseerde bejegening door artsen. En het allerbelangrijkste: de patiënt als serieuze informatiebron.
En dan nu:

IN DE RACE 

aan de weg timmeren

Het eigenhandig verdienen van onze dagelijkse kost vroeg de volledige inzet van ons allebei. Joep maakte wassen beelden die hij in brons liet gieten, ik maakte mijn schilderijen met olieverf van het merk Scheveningen, in die tijd de beste kwaliteit olieverf. Mijn oude schilderkist heeft me op mijn hele weg als kunstenares vergezeld als een soort doos van Pandora. Zo gauw ik die opende, kregen de ideeën die ik wilde gaan uitwerken op mijn doeken van door Joep op vier spielatten bevestigde, mooi strak gespannen schilderslinnen, bij wijze van spreken vastere vorm. Aan heel wat diepere gevoelens heb ik door middel van smeuïge olieverven in allerlei kleuren, uiting kunnen geven.

Bij hard werken hoorden ook acties om flink aan de weg te timmeren, wat aanleiding gaf tot allerlei beschouwingen over ons werk in kranten en tijdschriften. Talloze krantenknipsels waarin geschreven is over Joep en mij hebben we bewaard. Vaak hebben we erom gelachen, soms verscheen er een artikel waarbij we de indruk kregen dat de schrijver ervan zich serieus in ons werk (en leven) had verdiept. In die gevallen stonden er zinnige dingen in en geen of weinig onwaarheden. Maar dat was vrij zeldzaam, goed luisteren is gebleken een hele kunst te zijn. Want ook dit was onze ervaring, lang niet alle journalisten en kunstcritici verstonden die kunst. Wat ze niet onthielden of genoteerd hadden, vulden kunstcritici zelf wel aan, zonder te verifiëren of het om juiste informatie ging.

Soms werden er, zonder het werk in het echt gezien te hebben (bijvoorbeeld alleen aan de hand van foto’s), allerlei bedoelingen aan toegeschreven die ons verrasten omdat wij die er niet aan hadden toegekend of er inhoudelijk een heel ándere betekenis aan gegeven hadden. Op zich was dat nog wel begrijpelijk, elk kunstwerk had pas recht van bestaan als het een bedoeling, een diepere betekenis had, daarvan hadden Kees Bol en Jan Gregoor en nog eens vijf jaar Jan van Eijck Academie me wel van doordrongen.

Het esthetisch aspect in een kunstwerk speelde voor zowel Joep als mij een heel grote rol. De beelden van Joep horen tot de traditionele autonome kunst, mijn schilderijen trouwens ook. Ermee aan de weg timmeren heeft in de huidige moderne museumwereld geen enkele zin, er is geen belangstelling meer voor. Steeds vaker verdwijnt het in de letterlijke betekenis van het woord klassieke beeld en schilderij uit de musea voor moderne kunst. In plaats daarvan staan we meer en meer in oog met, wat ik ‘ideeën-’ en ‘etalagekunst’ pleeg te noemen. Aan deze vormen van kunst, waarmee mensen vermaakt worden als in pretparken, is nagenoeg altijd een filosofische, maatschappelijke of politieke betekenis en/of boodschap gekoppeld, al valt die (door er alleen naar te kijken) in het – conceptuele en onconventionele – kunstobject lang niet altijd te herkennen. Voor de doorsnee museumbezoeker gaat het hier dus om moeilijk te begrijpen vormen van kunst, waarbij deskundige uitleg gewenst is, wil men er de artistieke en emotionele waarde van inzien en begrijpen.

Als ideeën- en/of signaalkunst zijn zulke kunstobjecten ongetwijfeld heel boeiend en hebben ze historisch gezien hun eigen bijzondere betekenis, maar met de aanschouwer en zijn eigen leefomgeving hebben ze naar mijn idee vaak weinig binding. Misschien hoeft er ook nergens en met niemand binding gezocht te worden, gaat het puur om het verhaal, de boodschap, de filosofie, minder om wat ik met mijn ogen waarneem en wat ik ter plekke op dat moment aan het object zelf beleef. Wellicht zijn al die nieuwe vormen van moderne kunst juist wel zinvol omdat ze een signaalfunctie hebben, mij iets laten zien van de chaos en onrust in onze wereld – antropologische aardverschuivingen waaraan niet meer te ontsnappen is. Als dat het geval is, sta ik ervoor open, boeit het me ook. Oude vertrouwde begrippen als ‘esthetisch beleven’ en ‘compositorisch verantwoord’ hoeven dan niet meer per se relevant te zijn. Toch blijf ik het lastig vinden, omdat ik er het puur esthetische in mis, terwijl ik daar in het algemeen bij het kijken naar kunst en de beleving ervan nog altijd heel sterk behoefte aan heb.

Betreurenswaardig is het ook dat er door deze ontwikkelingen in de kunst- en museumwereld van de kant van de kunstcritici en kunstredacties ook steeds minder belangstelling overblijft voor traditioneel werkende kunstenaars zoals Joep, die niet inspelen op de trendgevoelige kunstvormen wereldwijd. Zo ontstaat er ongewild kortsluiting en dreigt kunst toch weer elitair te worden. Kunstenaars die nog op de ‘klassieke’ manier werken worden hierdoor uit de ‘markt’ gemanoeuvreerd. Of kunstcritici beseffen hoeveel macht ze hebben om met hun keuzes en kritische beschouwingen kunstenaars te maken of breken en de behoefte van museumbezoekers te manipuleren, betwijfel ik.

Hoe het ook zij, mijn persoonlijke ervaring met kunstkritieken in kranten en tijdschriften is deze (en die is best hilarisch): in de praktijk werkt óf een heel positieve beoordeling van het tentoongestelde werk, óf een heel negatieve het allerbeste. Op allebei komen een heleboel mensen af, en dit zal niemand echt verbazen, de meeste op de negatieve. Maar dat is dan vaak uit pure nieuwsgierigheid en levert zogezegd geen klandizie op. Het slot van het liedje is, zo is tenminste ónze ervaring, dat zowel kijkers als kopers, die aan geen tijdschrift of redactie gebonden zijn en nooit (meer) iets lezen over kunst, God zij dank meestal hun eigen gevoel, of noem het intuïtie volgen. Voor alle kunstenaars die van hun kunstwerken proberen te leven, is dat maar goed ook.

 

12-04-2013 om 10:18 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
11-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tunnelvisie II
Klik op de afbeelding om de link te volgen

11 april 2013

Tunnelvisie II

Het was voor mij en mijn hele gezin een schokkende ervaring, een moeilijke tijd, de periode waarin ik me weer opnieuw terug het leven in had moeten vechten. Nog moeilijker was het, zowel voor mijn man als voor mij, om te aanvaarden dat ik tientallen jaren met niet één maar twee ziektes in mijn lijf rondgelopen had, met zulk verwoestend werk in mijn buik en verslechtering van mijn algehele gezondheidstoestand tot gevolg. Uit alle macht zocht ik naar aanvaardbare redenen waarom dit nooit door ook maar één van mijn behandelende artsen onderkend was.

In radeloosheid vroeg ik me af hoe ik vrede moest sluiten met alle voorafgaande jaren, waarin het zo spectaculair bergaf gegaan was met me en ik meer tijd in het hospitaal dan thuis had doorgebracht. Om nog maar niet te spreken over de jarenlange invloed hiervan op de kwaliteit van leven voor ons als gezin. Als ik eraan dacht en er ook nu nog aan denk hoe diep dit op het dagelijks leven en de gemoedstoestand van Joep en onze kinderen ingevreten moet hebben, word ik letterlijk beroerd van ellende en breekt mijn hart.

Het was een verschrikkelijke tijd, ook voor hen. Zelf werd ik heen en weer geslingerd tussen gevoelens van blijdschap vanwege mijn herstel en gevoelens van teleurstelling, angst, onzekerheid en wantrouwen om wat was gebeurd. Emotioneel liep mijn gemoedstoestand parallel met het scala aan emoties tijdens ernstige ziekte en rouwverwerking, door de psychiater Elisabeth Kübler-Ross zo kernachtig in haar boeken opgetekend, behalve dan dat de boosheid toen nog ontbrak en die er nu intussen wél geweest is.

Toegegeven, het uiteindelijke resultaat van die twee buikoperaties is spectaculair, door niemand verwacht of voorzien, ook niet door de operateurs. De kwaliteit van mijn leven is er ontegenzeglijk aanzienlijk door verbeterd. Maar het is en blijft verbijsterend dat het met mijn gezondheidstoestand zover heeft kunnen komen onder het wakend oog van, waar ik tot dan toe van uitging, medisch goed onderlegde specialisten in een academisch ziekenhuis, en zoveel jaren heeft kunnen voortduren.

Toch deed ik verwoede pogingen om er geen enkele arts persoonlijk op aan te kijken. Welbewust koos ik ervoor om dit dramatisch verloop van mijn ziekteproces toe te schrijven aan wat men in het medisch jargon ‘tunnelvisie’ noemt. Er wás immers een duidelijke diagnose (ED) gesteld, het lag dus voor de hand dat men geen enkele reden meer gezien had om aan de hand van mijn (aanhoudende) buikklachten nog naar andere, eventueel onderliggende aandoeningen te zoeken, aldus praatte ik op mezelf in. Het was die éne en enige strohalm waaraan ik me krampachtig vastklampte om mentaal nog overeind te blijven.

Hoe laakbaar het verschijnsel tunnelvisie ook is, met mijn nog redelijk gezonde verstand en in de hoop niet helemaal weg te zakken in een depressie, probeerde ik mezelf ervan te overtuigen dat iedere arts of specialist dit had kunnen overkomen. Trachtend me in te leven in mijn behandelende specialisten, probeerde ik te begrijpen hoe afschuwelijk deze dramatische reeks van gebeurtenissen ook voor hen moest zijn (geweest). Niemand van hen had dit voor me gewild, nergens was sprake geweest van enige opzet, alle artsen hadden het beste met mij voorgehad, zo praatte ik voortdurend op mezelf in. Alleen zo kon ik de kracht verzamelen om te blijven werken aan mijn herstel, de diepsnijdende pijn verdragen die dit alles in me had gekerfd en die tot op de dag van vandaag nooit meer helemaal is verdwenen.

Verstandelijk mocht ik dan zo redeneren, gevoelsmatig werkte deze hele geschiedenis heel anders uit. Het vertrouwen in mijn behandelaars én mijn eigen lijf was ik volledig kwijt. Terwijl ik me op de poli bij mijn behandelende specialisten in alle vriendelijkheid presenteerde, draaide ik in mijn hoofd de klok voortdurend terug, zoekend naar waar de boel ontspoord was. Terugkijkend in hun jarenlange manieren van behandeling van mijn ziekteproces en klachtenpatroon, maar me evenzo afvragend of ik de oorzaak van dit dramatisch verloop soms ook bij mezelf moest zoeken. Mijn poliklinisch behandelend specialist had voor mijn herhaaldelijk gepresenteerde buikklachten altijd zeer aanvaardbare redenen aangevoerd. Uit respect voor zijn medische professie en vertrouwend op zijn deskundigheid én die van het team van behandelende specialisten – waarmee wekelijks ruggenspraak gehouden werd, werd me verteld – had ik die altijd aangenomen en dan ook geprobeerd me ermee te verzoenen dat buikpijn blijkbaar bij mijn algehele constitutie hoorde.

 

En dan nu:

EIGEN HAARD

zoals het klokje thuis tikt

 

Wij werkten dus gewoon aan en in huis. Zo heb ik de eerste jaren zitten schilderen in onze eigen woonkamer, omringd door onze dierbare spullen, terwijl Joep zijn beelden maakte in het aangrenzend atelier. Later ben ik met mijn schildersezel en verfkist naar dat atelier verhuisd en is Joep gaan werken in het nieuwgebouwde, grotere atelier. In zijn houten ‘werkhuis’ is hij de ruwe werkzaamheden gaan verrichten die horen bij de afwerking van zijn in brons gegoten beelden en hij kapt er in hout.

Aan alles wat ons hier omringt ben ik gehecht geraakt, omdat ik er al bijna vijftig jaar in en tussen leef en zich hier alle belangrijke gebeurtenissen van ons en onze vier kinderen hebben afgespeeld. Ik heb er altijd veel plezier in gehad een echt thuis te creëren, een plek waar we als gezin graag zijn, waar onze families en vrienden het prettig vinden om te komen en waar we ons gestimuleerd voelen in onze creatieve bezigheden. Zoiets doen we natuurlijk samen en dat een krappe beurs kan leiden tot creatieve daden, daarvan is ons interieur een levend getuigenis, ieder voorwerp in ons huis heeft een eigen (ontstaans-)geschiedenis.

Voor mij betekenen ons huis en deze woonplek ontzaglijk veel. Als Joep me na een (soms) lange ziekenhuisperiode weer naar huis rijdt, zijn de akkers rond de molen en de bossen rond ons erf al een eerste warm welkom. Maar zo gauw ik ons huis binnenkom, voelt het alsof zorgzame handen een warme deken om mijn schouders leggen. Ik kom echt thuis, kruip terug in mijn tweede huid, mijn veilige cocon waarbinnen ik weer helemaal mezelf mag zijn. Het is natuurlijk heel bijzonder om op een molenerf te wonen. In mijn studententijd had ik nooit kunnen denken dat ik ooit op zo’n plek terecht zou komen. Afkomstig uit Sint-Oedenrode, gewend aan het vruchtbare rivierlandschap in die contreien, met in mijn oren nog altijd het ruisen van populieren in een zachte bries, zou ikzelf nooit gekozen hebben voor het droge hoge akker- en bossenlandschap aan de rand van de Deurnese Peel. Maar die woonplek kwam op ons pad en toen dat eenmaal het geval was, gaf ik me er van harte aan over.

Het moet gezegd, ik heb er heel lang aan moeten wennen om nergens rivierwater te horen, geen zacht tinkelend ruisen van populieren aan de horizon of langs rulle zandpaden. Ik had het er moeilijk mee dat ons woonerf in plaats daarvan bestond uit met droge gele zandgrond, omzoomd met maisakkers en bossen van vliegdennen, berken en eiken. Maar mijn verlangen naar het sappige rivierlandschap in Sint-Oedenrode en de Zuid-Limburgse heuvels met hun vruchtbare boerenakkers is langzaam weggesleten. Ik ben gaan houden van dit stukje hoge droge Brabantse grond, omdat zich hier een heel lange, veelbewogen en gelukkige reeks van jaren in ons huwelijks- en gezinsleven heeft afgespeeld.

In de loop der jaren hebben we onze woning uitgebreid naar onze behoefte. Enig ondernemerschap kan ons niet ontzegd worden, want in totaal hebben we aan ons huis en op het erf zeven keer verbouwd en aangebouwd. In 1976 bouwden we tegen de oostgevel het eerste atelier, dat nu verdeeld is in ouderslaapkamer en kantoorruimte. In 1986 het ‘groot atelier’, in 1992 de ouderlijke badkamer en in 1994 mijn werkplek annex liftkamer. In 1996 richtte Joep het houten werkhuis op en in 1998 werd de expositieruimte gebouwd. In 2011 lieten we ouderlijke badkamer aanpassen en onze slaapkamer vergroten. De houtschuur heb ik dan nog niet meegeteld. Ons huis, dat begon als een sprookjeshuisje, is uitgegroeid tot een heel complex van gebouwen. En het mooie is dat we elke steen ervan door hard werken met eigen handen verdiend hebben.

11-04-2013 om 09:31 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
10-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tunnelvisie

10 april 2013

Tunnelvisie

Iedere arts krijgt er vroeg of laat wel mee te maken. Dat hoeft gelukkig in de meeste gevallen niet heel ernstig te zijn, maar soms kan dat wel zeer ingrijpende gevolgen hebben, waardoor de patiënt in kwestie zwaar gedupeerd is en groot kwaliteitsverlies van leven heeft. Ikzelf ben er een bepaald niet bemoedigend voorbeeld van. Het is een lang verhaal, maar ik voel me geroepen het toch te vertellen, omdat het me vele jaren van ziekte, ziekenhuisellende en ernstig verlies van kwaliteit van leven heeft gekost. Ik hoop van harte dat andere chronisch zieken met een concrete diagnose van hun ziekte er in de toekomst profijt van kunnen hebben en mijn behandelende artsen ervan geleerd hebben.

 

Ik ben behept met het syndroom van Ehlers-Danlos, een bindweefselaandoening waarbij de bindweefsels in het lichaam aan de slappe kant zijn. Zodoende ben ik hypermobiel en zijn mijn inwendige organen verslapt. Voorbeeld: maag hangt tot in het kleine bekken, dikke darm was helemaal uitgerekt en lag in lussen op de bekkenbodem, blaas idem dito. Ten gevolge van dit syndroom heb ik al heel wat doorgemaakt, onder andere: significant veel bloedverlies na de bevallingen vanwege het slecht samentrekken van de baarmoeder; baarmoeder en eierstokken verwijderd omdat de baarmoeder naar buiten kwam en eierstokken vol cysten zaten; levenslange ellende met de stoelgang (onder andere jarenlange darmspoelingen); uiteindelijk operatief aanleg van een dikke darm stoma, en wegens ernstige blaasproblemen, door verslapping en uitzakken tot op de bekkenbodem en gebrek aan peristaltiek, ook een urinestoma. Ook ontstond hierdoor bij mij al op tamelijk jonge leeftijd poliartrose met secundaire artritis en botontkalking.

 

Ruim twee jaar ben ik parenteraal gevoed. Dat is voeding die rechtstreeks via een ader dichtbij het hart in de bloedbaan wordt gepompt. Later heb ik bijna 11 jaar op sondevoeding geleefd die rechtstreeks via de dunne darm inliep. Dit had tot gevolg dat ik te kampen kreeg met een negental sepsissen, dat zijn bloedvergiftigingen waarbij een bacterie zich razendsnel in de bloedbaan vermenigvuldigt en je levensgevaarlijk ziek maakt), ernstige lever- en beenmergproblemen, klaplong en talrijke bloedtransfusies, waardoor ik diverse keren op het randje van de dood balanceerde.

 

Half augustus 2009 werd ik heel ziek en belandde voor de zoveelste keer in het universitair ziekenhuis. Voor het eerst na zeer lange tijd ging men (ten einde raad) met een scoop in de dikke darm kijken. Gevolg: pas toen zagen ze dat ik een ernstige vorm van de ziekte van Crohn heb en de gehele dikke darm bleek zeer hevig ontstoken te zijn. Een spoedoperatie op zaterdagmorgen volgde, om mijn leven te redden moest de hele dikke darm worden verwijderd. “U bent in de slechtst mogelijke conditie geopereerd”, aldus de MLD-oncologisch chirurg, en: "Uw darmen waren totaal niet meer in staat om nog voedsel op te nemen". Dat was alvast de verklaring voor het feit dat ik in de loop der jaren ruim 10 kg was afgevallen.
 

De dikke darm bleek zich in 'een proces van tientallen jaren' – aldus de chirurg van het team chirurgen dat me heeft geopereerd – diverse keren rond de dunne darm, de maag en de urineleiders gewikkeld te hebben en was daar helemaal mee gaan vergroeien. De dikke darm was ook zo extreem lang dat nog een deel ervan in een lus op de bekkenbodem lag. Bovendien was de hele darm erg opgezet. De chirurgen 'hadden zoiets nog nooit eerder gezien'. Het was een hele klus om die doodzieke darm van de organen los te krijgen en te verwijderen. Er werd een ileostoma aangelegd i.p.v. de colostoma. De operatie duurde een hele dag. Een aantal weken later bleek tijdens die operatie een van de urineleiders per ongeluk doorgesneden te zijn, wat betekende dat ik opnieuw geopereerd moest worden.

 

Het herstelproces was verschrikkelijk. Ik kwam na twee weken op IC terecht met longontsteking, 14 kg extra vocht in mijn lijf, waarmee ik er uitzag als een Michelinpoppetje, en ik had een postoperatieve sepsis. Toen men me daar weer wat opgekrikt had, werd ik naar de Hartbewaking overgeplaatst, waar bleek dat ik een licht hartinfarct had gehad ten gevolge van een ernstig zuurstofgebrek en dit terwijl de zaalarts me twee dagen ervoor naar huis had willen sturen. Drie maanden hospitaal was het gevolg van deze miserie. Vijf maanden later moest ik opnieuw en grote buikoperatie ondergaan om de doorgeknipte urineleider te bevestigen aan de urostoma. Complicatie: een dunne darmperforatie en een groot abces. Dit keer verbleef ik weer een hele maand in het hospitaal.

Uiteraard is later alles door de patholoog-anatoom onderzocht. Zijn conclusie was dat ik, zoals de chirurg het uitdrukte, 'voor tweehonderd procent aan de ziekte van Crohn' lijd. De combinatie van Ehlers-Danlos en Crohn heeft geleid tot deze desastreuze ontwikkelingen. Confronterende uitspraak van diezelfde chirurg: "Uw dikke darm heeft uw leven tientallen jaren lang ernstig geïnvalideerd!"

 

Ziehier wat het gevolg kan zijn van 'tunnelvisie'. Er was een diagnose gesteld: het syndroom van Ehlers-Danlos en vervolgens werden – heel begrijpelijk! – al die jaren alle lichamelijke klachten uitsluitend hieraan toegeschreven. Ook al verscheen ik jarenlang (met talrijke, soms zeer langdurige ziekenhuisopnamen ertussen) elke paar maanden ter controle bij de poliklinisch behandelende specialist, aan de hand van mijn klachtenpatroon stelde hij doorgaans geen bijzonderheden vast. Wel gaf ik regelmatig aan dat ik last had van twee soorten buikpijn: snerpende pijn rond en in de insteekopeningen van beide katheters die via de buikwand in respectievelijk mijn maag en dunne darm zaten, en permanent een gedempter, zeurende pijn in de onderbuik. Het maagslangetje was aangebracht om de maag leeg te hevelen en het dunne darmslangetje om kunstmatig gevoed te worden.

Men schreef die buikpijn toe aan de gevolgen van langdurig katheters in de buik en het syndroom van ED: de slappe bindweefsels en uitzakking van de organen, plus mijn diverse operaties in die buik en de littekenweefsels die daar het gevolg van waren. Dit alles zou de druk en zeurende pijn in de onderbuik verklaren. Dit klonk plausibel, dus ging ik hier hoopvol in mee (ik ben geen medicus) en volgde het advies om de pijnpoli te bezoeken gemotiveerd op. Helaas hielpen die pijnbehandelingen niet of slechts heel kort. Achteraf gezien omdat er iets veel ernstigers aan de hand was. Totdat ik dus zeer ernstig ziek werd en bovengenoemde toestand zichtbaar werd.
Het laat zich niet moeilijk raden in wat voor psychische toestand me deze gebeurtenissen brachten, en mijn gezin erbij….

Morgen het tweede deel van mijn verhaal.

 

En dan nu:

 

Wat zij nu eigenlijk voor ideeën hadden over hun vader als beeldhouwer en hun moeder als kunstschilderes weet ik niet precies. Nu ze alle vier een eigen leven elders opgebouwd hebben, realiseren ze zich wel dat het heel bijzonder is om grootgebracht te zijn door kunstzinnige ouders en in een artistieke omgeving. Zelf hebben ze geen van vieren gekozen voor een kunstenaarsbestaan, maar ze weten (is onze indruk) wel te waarderen dat ze niet in een doorsnee burgerlijke omgeving zijn opgegroeid. In hun kindertijd ervoeren ze de verschillen met andere gezinnen en vooral die van hun klasgenootjes, waarin heel anders gewoond en geleefd werd, niet altijd als onverdeeld positief. Het riep bij hen wel de nodige vragen op, wat natuurlijk heel begrijpelijk was.

Zo nu en dan spraken ze hardop hun verlangen uit naar ouders die, zoals zij het uitdrukten, 'normaal' waren, in een gewoon huis woonden dat ook op een 'normale' manier was ingericht. In de ogen van onze kinderen voldeden we als ouderpaar waarschijnlijk ook uiterlijk niet aan wat gangbaar was in onze dorpsgemeenschap. Wij zagen er heel anders uit dan de gemiddelde Vlierdenaar. Joep, met baard en altijd in oude, afgedragen werkkleding, en ik in zelfgemaakte, tamelijk artistieke kleren, met heel lang, loshangend stijl haar in plaats van een keurig kapsel voor vrouwen van mijn leeftijd. Misschien schaamden ze zich een beetje voor het grote verschil tussen hun eigen nogal artistieke, onconventionele leefomgeving en de veel meer aan de burgermaatschappij aangepaste van hun vriendjes en vriendinnetjes. Die waren ver in de meerderheid.

Ook mijn schilderijen, die wellicht in hun optiek evenmin pasten in een doorsnee huiskamer en waarop vaak naakte figuurtjes te zien waren, riepen bij de kinderen vragen op. Eén leuk voorval in dit opzicht herinner ik me nog heel goed: onze oudste dochter was een jaar of negen toen ze me vroeg waarom ik zo dikwijls blote mensen schilderde. Een vraag om over na te denken. Ze had toen een warm vestje aan, wat me op een idee bracht. Ik vroeg haar een van haar mouwen op te stropen. Enigszins verwonderd deed ze het en ik streelde zacht met mijn hand over haar onderarm, vroeg haar nu haar mouw weer omlaag te doen en streelde haar arm nog eens. Hierna vroeg ik haar of ze verschil had gevoeld en wat het aangenaamst was. Ze had verschil gevoeld. Gestreeld worden op haar blote armpje had haar voorkeur. Waarop ik haar vertelde dat ik precies hierom kinderen en grote mensen vaak zonder kleren aan schilderde. Het was niet precies de waarheid, maar de tijd was nog niet rijp om haar uit te leggen dat voor mij de naakt geschilderde mens symbool is voor het zich ontdaan hebben van alle franje, zodat de innerlijke mens in al zijn kwetsbaarheid zichtbaar is. Onze dochter was tevredengesteld, ze kwam er nooit meer op terug.

Als onze kinderen lieten merken dat ze worstelden met dergelijke vragen, vroeg ik me in stilte wel eens af of ik niet toch beter kantoorbediende had kunnen blijven en Joep werkzaam als docent aan een of ander instituut. We zouden meer inkomen gehad hebben, regelmatiger ook, en misschien zouden we onze manier van wonen en leven wat meer aangepast hebben. Maar ik wist uiteraard heel goed dat dit niet het geval was en het niets aan onze omgang met de kinderen veranderd zou hebben. We zouden precies dezelfde vader en moeder voor hen geweest zijn en er zouden evengoed vragen geweest zijn.

Ach, ze zouden het later wel begrijpen, het was niet verkeerd te ervaren dat mensen ook op andere manieren konden leven, andere keuzes maakten, stelde ik mezelf dan gerust. En ging weer door met schilderen, me ervan bewust dat mijn zorg hierom enkel en alleen te maken had met mijn hoop en verlangen onze kinderen nooit te zien lijden, zelfs niet om zulke conventionele, uiterlijke dingen. Geruster omdat ik zag hoe natuurlijk ze ermee opgroeiden, er met hun kinderlijke flexibiliteit en loyaliteit mee leerden leven, eenvoudig omdat ze nou eenmaal kinderen van ons waren en eraan gewend geraakt waren. Tot slot kwam daar nog bij dat ons beroep voor hen tenminste één groot voordeel had: we werkten thuis, zodat ze ons altijd wisten te vinden als ze ons nodig hadden, ook dat ontging hun waarschijnlijk niet.

 

10-04-2013 om 10:54 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
09-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psychiatrie

9 april 2013

Psychiatrie

Zijn we met z’n allen psychisch ziek? Dat vroeg ik me af toen ik onlangs naar het semiwetenschappelijk programma Labyrint keek. Daar werd eens uit de doeken gedaan in hoeverre wij ons met z’n allen niet alleen hebben laten medicaliseren, maar ook psychiatriseren. Dit door mijzelf verzonnen woord mag in de volgende editie van de Dikke Van Dale, aangezien ik me er, zonder dit programma gezien te hebben, ook al erg over verwonderd heb hoeveel kinderen en volwassenen er in de tegenwoordige tijd blijken te lijden aan een of anders psychische/psychiatrische stoornis. In Labyrint zag ik een deel van het antwoord hierop.

Op gezette tijden wordt er, net als in de geneeskunde, een boek samengesteld waarin gegevens staan opgetekend die een diagnostische betekenis hebben. Er doet zich een psychische stoornis voor, dan is dit boekwerk erop na te slaan en men vindt ervoor wat met blijkbaar zoekt, namelijk een diagnostische term, een etiket. Het is niet moeilijk zich voor te stellen dat er op het gebied van de psychiatrie heel veel mogelijkheden zijn. Dat is ook wel gebleken, want een verstandig, ouder en wijs mens, zelf psychiater en voormalig hoofdmedewerker van datzelfde boekwerk heeft hier eens een boekje over opengedaan. Hij gaat hierin zover dat hij de mensheid voor, of liever tégen een dergelijke diagnostische honger waarschuwt, omdat dit soort wetenschappelijk geclassificeerde boekwerken, populair en misschien wat overmoedig gezegd een boel nonsens de wereld insturen, waarvan mensen die gezond gedrag vertonen alleen maar ziek gemáákt kunnen worden.

Hij stelde zichzelf als voorbeeld: enige tijd geleden verloor hij zijn vrouw. Als twee mensen veel van elkaar houden, brengt dat een flinke dosis verdriet met zich mee, ook in zijn geval dus. De hem omringende (psychiatrische) wereld wilde hem ervan doordringen dat hij in een depressie zat en hoognodig voor een behandeling moest kiezen. Stel je voor dat hij hierop ingegaan was. Denk maar na over het traject waarin hij dán meegetrokken was. Er zijn talrijke voorbeelden te geven van vermeende psychiatrische aandoeningen die het niet zijn, was zijn boodschap, omdat men met een beetje persoonlijke aandacht en dieper aftasten van wat er werkelijk gaande is, heel veel op natuurlijke wijze te ‘genezen’ is. Emoties durven toelaten, er niet meteen mee naar de psychiater rennen.

Hij noemde als voorbeeld autisme en schizofrenie. Sinds deze twee begrippen tot officiële psychiatrische aandoeningen verklaard zijn, zijn de aanverwante ‘ziektes’ als paddenstoelen uit de grond gerezen. Tegenwoordig heeft bij wijze van spreken de halve groep vier op de basisschool autisme, ADHD of daaraan gelinkte stoornissen, terwijl er in feite geen sprake is van stoornis in de klassieke betekenis van het woord, maar dat ervan gemaakt is door de honger naar diagnostiek en etikettering. Hoe begrijpelijk ook, het is je reinste waanzin.

Je zou verwachten dat dergelijke manoeuvres zouden bijdragen tot het welzijn van mensen, maar het tegendeel is waar. Vanaf het moment dat iemand het etiket (aan) Asperger of ADHD (verwante) stoornis opgeplakt krijgt, zijn al zijn handelingen ‘verdacht’, wordt voor al zijn gedrag een medisch-psychiatrische verklaring gezocht en gebeurt het niet zelden dat er een hele batterij aan medicijnen op losgelaten wordt, om nog maar niet te spreken van alle psychiatrische en maatschappelijke zorg. Die mens, een gezond mens, met misschien wat eigenaardige trekjes (maar die hebben we allemaal), belandt in de categorie ‘patiëntenzorg’, waardoor een normaal en vrij en onbezorgd psychisch leven onmogelijk wordt en voor hem voor de toekomst gegarandeerd allerlei nadelige problemen opduiken.

We hebben gewoon het geduld niet meer om er eens voor te gaan zitten als mensen met verdriet, pijn of niet helemaal aangepast gedrag behept zijn. We zijn wetenschappelijk doorgeslagen. Der diagnostiek en etikettering is belangrijker geworden dat het welzijn van de cliënt/patiënt/mens. Het zou de gezondheidszorg kapitalen schelen als daar eens een eind aan kwam en het zou de mensen een stuk gelukkiger maken. De psychiatrie is uitgegroeid tot een duistere ‘wetenschap’ die in feite geen wetenschap is, maar een scheefgegroeid medisch specialisme dat in de praktijk heel weinig effect sorteert.

Tot slot mezelf als voorbeeld. Op mijn negenentwintigste werd ik gewild zwanger van ons derde kindje. Tijdens die zwangerschap werd ik zeer ernstig ziek, zo ernstig dat het kindje in mijn buik stierf en ik nog net niet. Ik had al leven gevoeld, we hadden het kindje al een naam gegeven, het maakte al min of meer deel uit van ons gezin. Het kindje kwam dood ter wereld en ik genas. In het ziekenhuis werd me door zowel artsen als verpleegkundigen verteld dat ik blij moest zijn dat dit kindje nu uit mijn buik was, het betekende mijn genezing. Zodoende kon ik bij niemand terecht met mijn verdriet. Twee maanden later kreeg ik een inzinking. Ik had waarschijnlijk wat nu een postnatale depressie genoemd wordt. In plaats van dat men eens met mij ging praten, werd ik in het ziekenhuis opgenomen. Slechts voor ‘een paar dagen’, werd door de psychiater  aan mijn man verteld. Het duurde dertien weken. Ik kreeg enkel verschrikkelijke pillen, die me alle emoties ontnamen en na die dertien weken stond ik buiten en was er helemaal niets veranderd. Ik heb het zelf allemaal moeten uitzoeken, van de psychiater heb ik totaal geen bijstand gehad, op zijn rotpillen na. Sindsdien stond ik te boek als iemand met aanleg voor depressie. De rest zal ik de lezer besparen.

Alle psychoanalytica pillen heb ik de deur uit gesmeten. Sindsdien huppel ik vrolijk rond, heb nooit meer een depressie gehad, maar wel alle emoties die mijn hart overspoeld hebben toegelaten en verwerkt. Geef mij maar een paar fijne vrienden, die werken vaak meer genezend dan de hele psychiatrie bij elkaar.

 

En dan nu:

 

DIE ANDERE WERELD

gepenseelde emoties

Onze kinderen hebben alle vier ontzaglijk veel getekend. Op grote vellen geel papier hebben ze de prachtigste taferelen uitgebeeld. Na schooltijd leefden ze zich uit met alles waarmee ze konden tekenen en schilderen, was- en pastelkrijt, viltstiften en kleurpotloden, water- en plakkaatverf. We kregen die vellen van een bevriende laborante die in een ziekenhuis op de röntgenafdeling werkte, waar de overvloed aan zulk papier anders toch maar in de papierversnipperaar verdween. Hele verhalen werden er door hen bij verteld, waardoor ik een mooi beeld kreeg van wat hun bezighield. Hun creaties zetten voor mij de deur naar hun dieperliggende emoties op een kier.

De emoties van onze kinderen nam ik net zo serieus als mijn eigen emoties en die van iedere andere volwassene. Ik was er heel sterk van doordrongen dat het verdriet van een kind even diep kan gaan als dat van een volwassene, de vreugde trouwens evengoed, en handelde er ook naar. Ik was er minstens even sterk van overtuigd dat ieder kind positieve bevestiging nodig heeft. Daarom prees ik onze kinderen bewust in alles wat ze deden en ondernamen. Omdat ik er met grote stelligheid in geloofde dat ze hierdoor meer zelfvertrouwen zouden ontwikkelen en later stabieler in het leven zouden staan. In de jaren zeventig had ik gretig de boeken van de Deurnese psychiater dr. Anna Terruwe gelezen en was het helemaal eens met haar Leer der bevestiging, die in die tijd voor veel mensen een openbaring was. Door haar voordrachten en boeken liet ik me

inspireren in mijn taak als echtgenote en moeder, maar al te goed beseffend wat het met een mens doet als hij in zijn jeugd te weinig bevestiging ontvangen heeft.

Tegen de tijd dat onze kinderen de leeftijd van een jaar of dertien bereikten, stopten ze een voor een met zo intensief te tekenen en schilderen. Hun actieradius verbreedde zich, er kwamen blijkbaar andere beelden hun leven binnen. Die hadden misschien meer te maken met het in actie komen van hun hormonen en het ermee gepaard gaande prille ontluiken van hun seksuele interesse. Wat mij weer beelden bracht die per se geschilderd wilden worden.

In de jaren dat onze kinderen naar de middelbare school gingen en hun vleugels begonnen uit te slaan naar elders schilderde ik gestaag door. Hoe groter de kringen in de vijver van hun leven, hoe meer ik me bewust was van de gevaren die onze kinderen bedreigden. Ze namen intensiever deel aan het verkeer, zagen ongetwijfeld dat er rond en op scholen hier en daar al werd gedeald, moesten welhaast merken dat het hasjgebruik toenam. Jongeren gingen uit en dronken (veel) alcoholische dranken. Ook voor ons viertal lonkte het uitgaansleven. Maar met hoeveel zorg ik die tijd ook naderbij zag komen, ik probeerde me in te houden, gebood mezelf te vertrouwen op hun loyaliteit jegens ons en hun gezond verstand. Dat heeft naar beide kanten toe doorgaans redelijk goed gewerkt.

Het was voor mij als moeder ontegenzeglijk een boeiende tijd. De kinderen bereikten een voor een de leeftijd waarop we over serieuze thema’s konden praten met elkaar. Ik was meer een voorlees-, luister- en praatmoeder dan een moeder van samen dingen doen en genoot dan ook veel meer van de gesprekken die we voerden bij kopjes thee en bekers warme chocolademelk dan van samen kaarten of bordspelen. Aan de hand van wat onze kinderen me toevertrouwden, ontstonden in mijn hoofd schilderijtjes die hun verborgen dromen verbeeldden. Ik probeerde er de achter hun verhalen verscholen emoties, voor zover het tenminste binnen mijn vermogen lag, in tot uitdrukking te brengen. Schilderen kalmeerde me, het was in die turbulente jaren, waarin zoveel in beweging was in het leven van onze kinderen, een soort reddingsboei voor me. Het temperde mijn voor de buitenwereld grotendeels verborgen, maar wel voortdurend aanwezige onrust en zorg om het welzijn van ons ondernemende (en uitgaande) viertal.

 

09-04-2013 om 13:10 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
08-04-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Graaiers

8 april 2013

Graaiers

Je opwinden over allerlei zaken waar je in je eentje toch niks aan kunt veranderen, heeft geen zin en is slecht voor je rikketik. Het levert een boel stress op en het leidt nergens toe. Maar…vanmorgen was ik toch even helemaal furieus. Niet dat er plotseling zoiets spectaculairs gebeurd was – als je tenminste het nieuwsitem dat Portugal nog niet genoeg heeft aan die om en nabij de 75 miljard euro’s die het van de EuroUnie gekregen heeft als niet-spectaculair wilt beschouwen – maar ik werd me er ineens heel sterk van bewust hoe onbetrouwbaar het hele politieke en economische wereldgebeuren in elkaar zit. Hoe er wereldwijd steeds meer een graaicultuur is ontstaan, die alle perken te buiten gaat en eerlijke hardwerkende mensen massaal de kop kost.

Het trieste is, dat die graaicultuur zich niet beperkt tot een kleine groep die standaard nooit genoeg heeft aan de miljoenen die ze al verdienen, maar zich verspreid heeft over de hele samenleving. Ga maar na, in de politiek, in het bedrijfsleven, in de bankensector, in de goede doelen branche, in de zorgsector. Eén grote schandvlek, waarvan het voor gewone mensen zoals ik niet te bevatten is hoe zoiets heeft kunnen groeien en hoe De Politiek dit allemaal maar heeft kunnen laten gebeuren. Ja, daar kan ik me nog steeds heel woedend om maken.

Ik word misselijk als ik lees met wat voor salarissen bankdirecteuren, zorgmanagers, goede doelen directeuren en aanverwante lieden aan de haal gaan. Hoe ze zonder blikken of blozen elke maand hun schandalig hoge salarissen innen en hun overtollige kapitalen wegsluizen naar belastingparadijzen. Ik erger me groen en geel aan de bonussencultuur die gewoon doorgaat, De Politiek die zonder schaamte publiekelijk exorbitante salarissen in de bankensector goedkeurt, sterker nog, er zelfs het welslagen aan verbindt van de ‘overlevingsstrategie van banken’. Terwijl het ene Europese land na het andere omvalt, overal mensen massaal worden ontslagen, heeft de kleine bovenlaag ergens ver weg miljarden op obscure banken staan en steekt geen poot uit om daar iets aan te veranderen. De staatsschuld in de meeste Europese landen bedraagt miljarden, maar geen mens van die grote graaiers zal zijn salaris verminderen. Geen enkele die opstaat om zijn bonus te weigeren.

En wij moeten dat allemaal heel gewoon vinden, over ons heen laten komen als een regenbuitje. Al het geld dat al in de bankensector gepompt is, mogen de brave, rechtschapen belastingbetalers ophoesten en de argeloze hardwerkende mensen plus de meest kwetsbare groep van ouderen, gehandicapten en zieken zijn het haasje, desnoods ten koste van hun eigen welzijn. Want denk maar niet dat het aan de bovenkant van de koek wordt afgeschraapt. Wij zijn het slachtoffer van de economische belangen geworden. Het gaat in De Politiek allang niet meer om het welzijn van de burgers.

Wat ik me afvraag, is waarom die categorie mensen het er zo op begrepen heeft nóg meer te verdienen dan ze al verdienen en hun kapitaal nóg meer te vergroten. Onze kinderen, die toen ze wat groter werden, wel zagen dat een kunstenaarsbestaan niet bepaald lucratief is, riepen in koor: wij worden nooit kunstenaar! Wij gaan later heel veel geld verdienen. Ze moesten nog wél even bedenken waarmee. Dan legde ik hen uit dat ze ook met een berg geld niet meer konden eten dan tot de honger gestild was; ze zich niet warmer konden kleden dan nodig was om het niet koud te krijgen; ze maar in één auto tegelijk konden rijden en in één huis tegelijk wonen, en hield hen voor wat mijn oude wijze moeder ons vroeger zei: genoeg is genoeg.

Je zou zeggen, dat dit soort eenvoudige spelregels toch voor iedereen gelden. Maar nee, blijkbaar is het voor mensen die veel verdienen nooit genoeg. Ik probeer wel eens te begrijpen hoe dat dan werkt. Misschien is het een vorm van verslaving – zoals je plantjes uit de grond kijkt als je ze net gepoot hebt: je hebt een kapitaaltje bijeen gespaard en dat wil je gestaag zien groeien, liever nog heel snel zien groeien. En ben je daar eenmaal mee begonnen, dan wordt het een sport om het nog verder te zien groeien, ook al hoef je er zelf niet meer van te eten en er je huishoudgeld niet vanaf te knijpen.

Of die mensen door al hun gegraai heen nog naar hun geweten (durven te) luisteren, is maar de vraag. Of ze beseffen, of wíllen beseffen dat ze met hun gedrag een hele samenleving ontwrichten en eerlijke mensen in een noodsituatie brengen, dáár valt sterk aan te twijfelen.

Wat ben ik blij dat mij zo’n giga rijk leven bespaard is gebleven!

 

En dan nu:

LEVENDE STILTE

stillevens als meditatieve bron

Opdrachten krijgen was fijn, het betekende extra inkomen, maar ze waren niet dik gezaaid en bovendien wilde ik ook een collectie schilderijen opbouwen om te kunnen blijven exposeren. Naast portretten en themaschilderijen schilderde ik ook met heel veel plezier stillevens. Hiervoor koos ik de gewone dingen om me heen, groente en fruit, siervruchten, lege flesjes die ik mooi vond, gedroogde bloemen, zonnebloemen, stenen die Joep en ik nog in Maastricht opgeraapt hadden toen we langs de Maas wandelden – alles kon dienen als voorwerp voor zulke schilderijen.

Als ik hiermee bezig was, kwam ik tot rust. Ik hield van die voorwerpen zonder diepere betekenis, die niet vroegen om de zin van het bestaan, waarvoor ik me niet verantwoordelijk hoefde te voelen, maar die er in hun eigen bescheiden gedaante gewoon waren en ikzelf had uitgekozen en voor me had neergelegd of op een rijtje gezet. Voorwerpen vroegen niets van me, ze nodigden me enkel uit om te gaan zitten schilderen en met mijn zachte marterharen penselen iets op het schilderslinnen te creëren dat diezelfde stille rust ademde. Mijn gedachten kon ik laten dwalen, schilderend luisteren naar het keuvelen van onze kinderen. Als ik later aandachtig keek naar wat ik geschilderd had, hoe ik die pretentieloze voorwerpen had vormgegeven en gerangschikt, was ik verwonderd over de rust en het aangenaam harmonieuze ervan en verheugde me erover, omdat dit het was wat ik had gehoopt te creëren in zulke schilderijtjes.

Als ik hiermee bezig was, kwam ik tot rust. Ik hield van die voorwerpen zonder diepere betekenis, die niet vroegen om de zin van het bestaan, waarvoor ik me niet verantwoordelijk hoefde te voelen, maar die er in hun eigen bescheiden gedaante gewoon waren en ikzelf had uitgekozen en voor me had neergelegd of op een rijtje gezet. Voorwerpen vroegen niets van me, ze nodigden me enkel uit om te gaan zitten schilderen en met mijn zachte marterharen penselen iets op het schilderslinnen te creëren dat diezelfde stille rust ademde. Mijn gedachten kon ik laten dwalen en ondertussen schilderend luisteren naar het keuvelen van onze kinderen.

Veel van die stillevens vonden hun weg naar liefhebbers. Ik verkocht ze aan particulieren en stuurde ze soms naar kunstuitleencentra, die midden jaren tachtig ontstonden. Instituten waar schilderijen en beelden tentoongesteld en te huur aangeboden werden met de bedoeling beeldende kunst dichter bij de mensen te brengen en binnen handbereik voor mensen die graag een kunstwerk wilden kopen, maar zich dat financieel niet zonder meer konden permitteren. Men kon voor een bepaald maandelijks bedrag een kunstwerk huren naar eigen keuze. De huurprijs gold tevens als afbetaling. Als men het kunstwerk maar vaak genoeg opnieuw inhuurde, kon het na langere tijd voor het restantbedrag gekocht worden en was de nieuwe eigenaar op een plezierige manier en passend bij zijn beurs in het bezit gekomen van zijn geliefde beeld of schilderij. Via zulke instanties heb ik regelmatig schilderijen verkocht en, wat ik nooit had voorzien, ook diverse portretopdrachten gekregen. Toch een heel mooie aanvulling op onze wervingsarbeid, lonend voor zowel huurders en kopers als ons, kunstenaars.

 

08-04-2013 om 10:59 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


Gastenboek

Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


Inhoud blog
  • Abstract vervolg
  • Ander tijdperk
  • Binnenste buiten
  • Dierenwereld
  • In vogelvlucht
  • vervolg de beeldhouwer Joep
  • excuses
  • Stille wateren - Joep als echtgenoot/beeldhouwer
  • Met zomerreces
  • In a hurry

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013

    Foto

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Categorieën

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs