Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Stille wateren
diepe gronden
10-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ziek
Lieve lezers,
helaas ben ik ziek: longontsteking en astmatische bronchitis....
zo gauw ik me minder ziek voel, ben ik er weer!
hopelijk krijgt niemand van jullie zoiets....
een warme groet,
Elisabeth

10-03-2013 om 09:44 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
09-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pinksterbeweging

Pinksterbeweging
Onlangs zag ik op de tv een documentaire over de wereldwijde Pinkstergemeente, uitgezonden door de Nederlandse VPRO. Met stijgende verbazing heb ik er het hele uur naar zitten kijken. Gigantische congresgebouwen over de hele wereld, gevuld met overwegend jonge mensen die zich laten inspireren door voorgangers in coachingtaal, managementformules en economische succesverhalen, allemaal te verwerven met De Bijbel Als Gebruiksaanwijzing. Een of andere zeer kiene, uitgeslapen, geslepen geest blijkt een beweging in gang gezet te hebben die de succesformule van de eeuw lijkt. Onder andere ook vanwege de ultramoderne communicatiemiddelen die erbij worden toegepast en de glossy uitstraling van de voorgangers en hun secondanten.

Een heel uur lang heb ik me er gefascineerd over zitten verbazen dat zoveel overwegend jonge mensen zich zo laten opzwepen en - vergeef me mijn misschien wat te snel ingegeven oordeel - beetnemen door die beweging, die uiteindelijk in mijn beleving net zo'n zakkenvullersorganisatie lijkt te zijn als de Jehova's Getuigen, de Avatars en de Indiase goeroes uit de jaren zeventig, om maar een paar voorbeelden te noemen.


Alle beminde gelovigen, want ja, het gaat hier wel om Met De Hand Op de Bijbel en God Als je Metgezel, krijgen handreikingen van goed opgeleide managers, hoge omes uit het bedrijfsleven hoe ze er alles aan kunnen doen om via populaire bijbelse formules hun carrière zo succesvol mogelijk te laten verlopen. Vervolgens wordt wel van hen verwacht op basis van vrijwilligheid(!) tien procent van het eigen inkomen af staan aan de beweging. Bij elke bijeenkomst wordt niet, zoals in de Rooms katholieke kerk met de schaal, maar met grote plastic boodschappentassen rondgegaan onder de gelovigen en van rijk tot arm deponeert ook daar nog een goeie duit in het zakje. Tel uit je winst.


Aan het eind van dit succesverhaal vertelde de antropoloog, die intern onderzoek heeft gedaan naar deze sterk groeiende beweging, dat hij tot zijn teleurstelling helaas heeft moeten vaststellen dat de armen binnen de beweging er niet beter van worden, de rijken echter wel rijker. En jawel, zoals het al vaker gezien is, de uitvinder, of liever de gangmaker van deze beweging heeft zich, omringd door een heel leger aan beveiligers, verschanst achter zijn getralied domein, zo groot als twee provincies in een gigantisch paleis.


Wat mij opviel in deze tv uitzending waren de (in Nederland) overwegend hoger opgeleide en in hun carrière redelijk succesvolle jonge mensen en mensen van middelbare leeftijd die vol vuur spraken over hun (nieuw ontdekte, spirituele) manier van bouwen aan een carrière, met de Bijbel als gezel, en (indirect?) de hoop zich te verrijken. Want dat was de ‘spirituele’ boodschap door de hele uitzending heen: men hoeft niet in armoede te leven als men de Bijbelse strategie der Pinksterbeweging volgt. Geen wonder dus dat deze beweging leden aantrekt als zoetigheid de wespen.


Ik vraag me af waarom zoveel relatief jonge en goed opgeleide mensen in dergelijke groeperingen hun heil zoeken. Ik ben maar een gewoon mens, tamelijk nuchter en niet gauw te strikken voor dergelijke bewegingen die altijd mooi weer beloven en een God voorspiegelen die al jouw (materiële) wensen kan vervullen. Maar als ik nu naar mezelf kijk als van huis uit rechtgeaard gelovig mens, dan moet ik erkennen dat ik soms stikjaloers kan zijn op zulke massa’s mensen die zich onder invloed van de charismatische, spirituele geloofsverkondigers laten meeslepen en hand in hand met God ineens overal in geloven en succesverhalen in zien. Zij hebben immers ineens veel meer perspectief en houvast! Vragen stellen hoeft niet meer, zekerheid is geboden!


Misschien heeft het succes van deze bewegingen te maken met de behoefte van de moderne mens aan enig houvast, aan meer persoonlijke liefde, aan een toekomstverwachting vol hoop. Ongeveer zoals het vroeger was, toen grenzen nog duidelijk afgebakend waren, de christelijke kerken nog straf en beloning kenden en een heel stramien aan geboden en verboden herbergde. Dat zijn we wel ontgroeid, maar wat is ervoor in de plaats gekomen…. Jarenlang zijn we voornamelijk gefocust geweest op kennisontwikkeling, economisch gewin, stijging van het welvaartspeil. In de technologie, de biologische en medische wetenschappen zijn de ontwikkelingen razendsnel gegaan – het leven is (ogenschijnlijk) maakbaar gemaakt, heel veel van onze basale angsten (voor ziekte, armoede, oorlog en honger) lijken weggenomen. Maar tegelijk met deze opwaartse gang van de welvaart is wel een neerwaartse spiraal voor religie ingezet. De huidige generaties groeien nagenoeg zonder religie op, voor hen is religie folklore.


Toch is het mensen eigen (door de eeuwen heen is dat gebleken) om te blijven zoeken naar inhoud, zingeving aan hun leven, iets als een richtsnoer, een ideaal. Uiteindelijk wil geen mens dat het leven enkel bestaat uit hard werken en zoveel mogelijk geld verdienen. Als (relatief jonge) mensen op middelbare leeftijd in stabieler vaarwater terechtkomen, gaan ze op zoek naar andere bronnen van inspiratie en daar spelen allerlei goeroes, coaches en deze voorgangers heel handig en geraffineerd op in. Daar zit een heel team van onderzoekers en psychologen achter die precies de juiste taal ontwikkelen om massa’s mensen te bereiken en te motiveren. 

Naar mijn idee zijn het opkomende en weer neergaande bewegingen die het een aantal jaren goed doen en net zo vanzelf weer verdwijnen of reduceren tot kleine kernen voor de volhouders.

Als mensen zich hier gelukkig bij voelen is er niks aan de hand. Maar het viel me wel op dat ik nergens iets hoorde over bijstand aan zieke en lijdende mensen, over armoedebestrijding, over naastenliefde zoals die door Christus gepredikt is. Maar... misschien zijn de makers van de documentaire wel net zo geraffineerd als het brein achter deze Pinksterbeweging en hebben ze me stiekem toch een loer gedraaid….

 

En dan nu:

CENTJES VERDIENEN 

Administratieve arbeid

 

Jan Gregoor en Kees Bol en mijn collega’s op het kantoor bij Jansen-De Wit speelden in die vijf jaar uiteraard ook een grote rol in mijn persoonlijk leven. Op de zondagen na bracht ik al mijn daguren door met mijn collega’s op kantoor en de avonden met mijn docenten en medestudenten op de academie. Ik leidde als het ware een dubbelleven: overdag werkzaam in een moderne kousen- en sokkenfabriek op een keurig kantoor, mijn werkzaamheden als ponstypiste en ‘ponslerares’ uitvoerend zoals van me verwacht werd; en in de avonduren al mijn energie uitlevend op de avondacademie, in grote klaslokalen, in oude gebouwen die al tamelijk onderkomen waren, maar nog net goed genoeg om er kunststudenten in onder te brengen. Die vervallen gebouwen hadden iets nostalgisch, ik voelde me er prettig, was me in die omgeving helemaal op mijn plek gaan voelen.


Jan Gregoor en Kees Bol en mijn collega’s op het kantoor bij Jansen-De Wit speelden in die vijf jaar uiteraard ook een grote rol in mijn persoonlijk leven. Op de zondagen na bracht ik al mijn daguren door met mijn collega’s op kantoor en de avonden met mijn docenten en medestudenten op de academie. Ik leidde als het ware een dubbelleven: overdag werkzaam in een moderne kousen- en sokkenfabriek op een keurig kantoor, mijn werkzaamheden als ponstypiste en ‘ponslerares’ uitvoerend zoals van me verwacht werd; en in de avonduren al mijn energie uitlevend op de avondacademie, in grote klaslokalen, in oude gebouwen die al tamelijk onderkomen waren, maar nog net goed genoeg om er kunststudenten in onder te brengen.
Die vervallen gebouwen hadden iets nostalgisch, ik voelde me er prettig, was me in die omgeving helemaal op mijn plek gaan voelen.


Maar ook op kantoor voelde ik me langzamerhand min of meer thuis. De enige manier om dat te bereiken, had ik ontdekt, was me volledig in te zetten voor mijn werk, zoals ik dat deed op de kunstacademie. Misschien kon ik het daarom goed vinden met de andere meisjes, ook al waren de verschillen in interesses behoorlijk groot.  
In die tijd waren we als kantoormeisjes in de leeftijd die nu puberteit heet, maar toen nog met de twijfelachtige term bakvissen werd aangeduid, wat ik in die tijd een vreselijke benaming vond. We waren redelijk gezagsgetrouw, maar ook een beetje recalcitrant, nog speels en altijd wel in voor malle streken, die we ook wel eens hebben uitgehaald. Zo heb ik ooit in mijn domme onnadenkendheid en uit gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel (maar wel tot grote hilariteit van mijn collegaatjes) een ponsmachine vernield door in een ponskaart 99 gaatjes te stansen en te kijken wat er dan zou gebeuren, me niet realiserend wat hiervan de gevolgen zouden zijn.


Een ponsmachine was, grof gezegd, het midden tussen een oude typemachine en een moderne computer. Zo’n machine stond op ijzeren poten en het toetsenbord zat ongeveer ter hoogte van een bureaublad. Linksvoor was een reservoir op de ponsmachine gemonteerd, waarin de ponskaarten lagen die door de machine gestuurd moesten worden. Elke ponskaart diende getypt te worden, het toetsenbord bevatte alleen cijfers, de letters konden we maken door (soms ingewikkelde) cijfercombinaties in te toetsen. Na wat experimenteren had ik uitgevonden hoe ik door middel van die combinatietoetsen 99 gaatjes tegelijk kon laten stansen in zo’n kaart. Dat lukte inderdaad, de kaart verdween netjes in zijn geheel in de machine, maar kwam er niet meer uit vandaan, de loodzware ponsmachine was helemaal vastgelopen en begon ter plekke te dansen, wat natuurlijk een bizar en angstaanjagend gezicht was. Door heel snel de stekker uit het stopcontact te trekken, redde ik mezelf van ontslag op staande voet, maar er moest wel een peperdure monteur aan te pas komen om de machine te herstellen. De heel zeker hoge kosten van dit bakvissenexperiment zijn me nooit in rekening gebracht en de reprimande was onverdiend mild.


Mijn oudste broer en een paar van mijn zussen werkten ook bij Jansen-De Wit. En dat terwijl vader, trots als hij was op zijn eigen hoge functie binnen het bedrijf Kamp
oda, vaak gezegd had: “Er gaat hier niemand van ons ooit bij De Sok werken!” zoals Jansen-De Wit in die tijd nog genoemd werd, omdat er voornamelijk nylonkousen voor dames en herensokken gemaakt werden. Na zijn overlijden werd het echter allemaal anders in Huize Lindendijk en golden er andere, aan de nieuwe situatie aangepaste opvattingen. Het inkomen voor zo’n groot gezin als het onze kon wel wat aanvulling gebruiken. Het was gedaan met studeren overdag en het kritisch kijken naar andermans werkomgeving. De oudere kinderen in het gezin bleven of gingen buitenshuis werken en Jansen-De Wit bleek nu plots een prima werkgever te zijn. De jongeren maakten hun scholen af en gingen daarna uit werken en er werden zo nodig avondcursussen gevolgd.


Thuis zwaaide moeder met milde hand de scepter, hierin bijgestaan, zoals gezegd, door haar oudste dochters. Onze oudste zus had de opleiding voor kleuterleidster gevolgd, zij was hoofd van een kleuterschooltje in Sint-Oedenrode. De tweede oudste zus stond moeder bij in de huishouding en nam een groot deel van de zorgtaken van moeder over. Wij ervoeren die situatie als volkomen normaal. Er heerste orde en netheid in Huize Lindendijk 473, ieder van ons had hierin haar eigen taak. Alleen de zussen, wel te verstaan, de broers deden helemaal niets in het huishouden, ook dat was in die tijd heel normaal. Moeder hield van rust, reinheid en regelmaat, daar zag ze op toe en we voeren er allemaal wel bij. We leerden er een heleboel van, al was het maar om met veel mensen samen in één huis te wonen en rekening te houden met elkaar.


Moeders degelijke opvattingen over het reilen en zeilen in het huishouden stonden haaks op wat ik later in Maastricht onder mijn collega-kunstacademiestudenten te zien kreeg. Daar was wanorde regel, orde burgerlijk dus verfoeilijk, een verschijnsel dat mij van meet af aan tegenstond. Ik heb nooit de ambitie gevoeld om als een bohemienachtige artistiekeling te leven. Later bleek die door veel kunststudenten verfoeide burgerlijkheid in mijn eigen gezin en bij mijn werk als kunstenares een boel praktische voordelen te hebben. Moeders tamelijk strikte leefregels in huis helpen me tot op de dag van vandaag om in mijn eigen huis dagelijks de orde te handhaven, mijn voor stemmingen zeer ontvankelijke geest onder controle te houden en is bovendien van grote betekenis voor mijn behoefte aan schoonheid en esthetiek.

Jan Gregoor en Kees Bol

 

09-03-2013 om 11:05 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
08-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gezondheid

Gezondheid
Voor wie zich kerngezond mag noemen: prijs je gezondheid! Dat besef je pas als daar iets aan gaat mankeren. Alles kunnen doen, gewoon naar de wc gaan, normaal eten, nergens rekening mee hoeven houden, leven alsof je het eeuwige leven hebt – voor elke chronisch zieke is dat een sprookje. Ik ben gezegend met een scala aan mankementen. Op een rijtje: het syndroom van Ehlers-Danlos, de ziekte van Crohn, poliartrose en osteoporose. Vrij vertaald: slappe bindweefsels (gewrichtskapsels en inwendige organen, voor zover ik die nog heb); de poepieziekte (chronische ontstekingen in het spijsverteringskanaal, voor zover dat er bij mij nog zit); een vorm van reuma; en botontkalking. Resultaat na veel ziekenhuisopnames en operaties: ileostoma, dat is een stoma op de dunne darm voor het lozen van mijn ontlasting (baarmoeder plus eierstokken, dikke darm, stukje dunne darm en galblaas zijn verwijderd); urostoma, dat is een stoma voor het lozen van mijn urine; nieuwe gewrichtjes in de rechterhand; gedeeltelijk bijvoeding met Nutridrink flesjes.

Ik ben dus wat men noemt een chronisch zieke, ook al voel ik me gelukkig met name de laatste tijd niet meer ziek en beschouw ik mezelf beslist niet als patiënt. Maar toch, net een halfuurtje geleden kwam ik thuis van het zoveelste ritje Nijmegen voor een polibezoekje aan het UMCN Sint Radboudziekenhuis en daar komen alleen maar patiënten. Het Radboud is een academisch ziekenhuis, waar mensen terechtkomen met zulke moeilijke, complexe aandoeningen als de mijne. Niet zelden gaat het bij chronische ziekte om een reeks van medische problemen, soms zelfs combinaties van ziektes, ziektes die elkaar uitlokken. In zo'n academisch ziekenhuis buigen zich meerdere deskundigen over dit soort problematiek en plegen frequent overleg. Het grote voordeel van zo'n kennisinstituut is ook dat er standaard onderzoek plaatsvindt en nieuwe ontwikkelingen sneller worden toegepast. Al zijn academische ziekenhuizen langzamerhand enorme, logge gezondheidsfabrieken geworden, het zijn wel de plekken waar de meeste medische kennis bijeen zit en ontwikkeld wordt.

Toch wordt geen mens er graag heen gestuurd, zelfs niet al gebeurt het als de artsen in de eigen regio uitgedokterd zijn en met de handen in het haar verzuchten: "Ga het maar eens hogerop zoeken". Zo is het mij vergaan; al zeker vijfendertig jaar geleden zette ik mijn eerste schreden in het academische bolwerk. Sindsdien kom ik er met de regelmaat van de klok en heeft het aantal specialisten op mijn polilijstje zich gestaag uitgebreid – met mijn polikaarten kan ik kwartetten. Wat mij is overkomen, heb ik al dikwijls bij andere zieke mensen ook zien gebeuren, de ene ziekte lokt de andere uit, het ene mankement veroorzaakt het andere, en gelukkig is er in zo'n gigantische gezondheidsfabriek voor elk mankement wel een specialist in de aanbieding.

Behept met chronische mankementen weet ik dat een leven zónder dokters en ziekenhuizen niet alleen voor mij, maar voor ook nog heel veel andere mensen een utopie is. Toch hoop ik er nog regelmatig op nu eindelijk eens, al is het maar voor één half jaartje, niets met dokters, ziekenhuizen, apotheek en/of medische firma's te maken te hebben...  Ik weet het, dat ga ik niet meer meemaken, maar alleen al de gedachte eraan voelt als een heuse vakantie!

De meeste mensen hebben er geen idee van hoe vaak ik, en met mij veel chronisch zieken, te maken hebben met ziekenhuizen en artsen, apotheek en andere zorginstellingen. Om mijn eigen boeltje onder controle te houden, heb ik al mijn medische gegevens in de computer gezet. Als ik naar een dokter ga, hoef ik de meest recente medicijnlijst maar uit te printen. Idem dito wat betreft de apotheek en medische firma's, alle bestellijsten staan erin.

Voor wie het wil weten:
Minstens elke 8 weken moet ik nieuw stomamateriaal bestellen bij CombiCare (giga dozen met spullen); elke 6 weken nieuwe voeding bij Sorgente (loodzware dozen vol flesjes); wisselend, maar wel regelmatig medicijnaanvulling bij Mediq-apotheek (plastic draagtasjes vol); veelvuldige ritjes per taxi van Vlierden naar Nijmegen voor de regelmatige controles bij de diverse specialisten. Er is minstens elke week wel een paar uur nodig om de boel te organiseren – lijstjes controleren, bellen en mailen om een en ander te regelen met artsen, apotheek en medische firma’s en als alles thuisgebracht wordt alle medische artikelen herbergen in huis. En dan heb ik het nog niet over alle extra tijd die de dagelijkse verzorging van mijn geschonden lijf me kost.

Op zich is dit allemaal niet erg, mijn leven is er zo langzamerhand helemaal op ingericht en ik ben eraan gewend geraakt. Bovendien mogen we allemaal heel blij zijn dat we hier de medische middelen nog hebben om mensen zoals ik hopelijk nog jarenlang een kwalitatief goed en mooi leven te bezorgen. Maar als ik op een rijtje zet hoeveel handelingen per dag in het teken staan van mijn geschonden lijf, dan zijn dat heel wat minuten. Kortom: of ik wil of niet, mijn leven is toch getekend door mijn ziek zijn. Niet dat me dit belemmert in mijn ambities en activiteiten, juist in tegendeel, gelukkig. Dankzij mijn nogal dynamische natuur, de digitale snelweg en mijn aanleg om van heel veel te genieten, benut ik alle ‘vrije’ ogenblikken optimaal, haal alles eruit wat erin zit en ben dus ondernemend genoeg.

Maar toch… wie zou het niet willen… heel soms éven terug naar dat gezonde lijf van God weet hoeveel jaren geleden inmiddels…. Even terug, bevrijd van alle verantwoordelijkheid voor een lijf dat zoveel zorg vraagt, zonder plakken, zakjes, slangen en flesjes.... Leven als een doodgewoon gezond mens.


En dan nu:

Soms leidden die portretsessies wel tot vreemde, voor mij hoogst onaangename gebeurtenissen. Op een avond begon een wat oudere medestudent (vader van een paar jonge kinderen) die voor ons geposeerd had, me – na mijn tekening van zijn gelaat van het nodige, nogal aanmatigende commentaar te hebben voorzien – het hof te maken en op vrijpostige manier lichamelijke toenadering te zoeken. Ik schrok; ik was hier totaal niet op bedacht, wist me geen raad en voelde me ineens angstig en doodongelukkig. Zijn gedrag veroorzaakte wat me nog altijd overkwam bij vormen van seksuele toenadering, aanraking of hofmakerij, ik voelde me letterlijk verstijven.

Dit incident, net buiten het leslokaal, in het vale lamplicht, gaf me een bijzonder onprettig en misselijk makend gevoel. Het gedrag van deze man bezoedelde mijn plezier in het portrettekenen en zadelde me bovendien opnieuw op met een knagend schuld- en schaamtegevoel. Tegen de docenten (voor wie ik me eveneens schaamde) durfde ik er niets over te zeggen. Zij zouden zeker meteen maatregelen getroffen hebben, waardoor via het geruchtencircuit ongetwijfeld de meeste studenten al heel snel zouden horen waarover ik me beklaagd had. Diep in mijn hart voelde ik wel aan dat geen enkele hulp van buitenaf me van mijn frustratie kon verlossen en ik de oorzaak van de moeilijkheden die ik in dit opzicht ondervond vooral in mezelf moest zoeken. Het werd hoog tijd te achterhalen waarom ik zo krampachtig reageerde op pogingen tot toenadering door mannen en verkrampte bij elke seksueel getinte aanraking, terwijl ik zo hunkerde naar liefde. Verkramping, schaamte en schuldgevoel leken zich in me vastklonken te hebben, doken onmiddellijk op in zulke situaties, vergrootten het incident uit tot onwerkelijke proporties en belemmerden me in mijn groei naar volwassenheid.

Na dit voorval schaamde ik me nog veel erger, nu voor mijn onvermogen om als een normale jonge vrouw op zulke avances te reageren. Het probleem was dat ik intuïtief wel aanvoelde dat binnenin me alles wat met seksualiteit te maken had niet helemaal spoorde, maar nog steeds niet begreep wat seksualiteit eigenlijk inhield, laat staan dat ik in staat was uit te vinden hoe ik mijn gefrustreerd gedrag moest doorbreken. Omdat ik maar geen grip kreeg op de oorzaak die aan mijn geremd gedrag ten grondslag lag, die nog lang niet doorzag, kon ik de wirwar aan emoties niet benoemen en was er bij elke aanraking door het mannelijk geslacht vooral een sterk gevoel van bedreiging en bijna instinctmatige onwilligheid, in geen enkele verhouding tot de werkelijkheid van die aanrakingen en mijn eigen diepste gevoelens. Voor de buitenwereld probeerde ik mijn complexe mengeling van gevoelens en mijn verwarring angstvallig verborgen te houden, dus bleef ik gewoon naar de tekenklas komen en portrettekenen, me gedragen alsof er niets was voorgevallen en heeft niemand  hiervan ook ooit iets aan me gemerkt. Angstvallig meed ik voortaan elk contact met deze man. Tot mijn ongenoegen hij niet met mij.

Een andere student werd verliefd op me en stuurde me cadeautjes, maar ik was nog helemaal niet klaar voor dergelijke signalen van ontluikende liefde. Dit soort toenaderingspogingen, zo heel gewoon voor mijn leeftijd, bracht me volkomen uit balans. Zowel op kantoor als op de academie zag ik jonge mensen van mijn leeftijd hier heel ontspannen mee omgaan. Ze beantwoordden onschuldige seksuele toenaderingen, in de vorm van lichte strelingen, speelse kussen of een goedmoedige klap op de billen, en kleine attenties in de vorm van geschenken, vrij luchtig. Ze werden zelf verliefd en zochten van hun kant zonder ook maar énige gêne toenadering tot de andere sekse, en in stilte benijdde ik dat. Stiekem had ik er verdriet om omdat ik nog altijd niet bij machte was mezelf te veranderen en die geremdheid van me af te werpen. Wat had ik nog een lange weg te gaan….

08-03-2013 om 13:29 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
07-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emancipatie

7 maart 2013

Emancipatie

Wij, moderne westerse vrouwen mogen onszelf als redelijk geëmancipeerd beschouwen. Heel anders in elk geval dan bijvoorbeeld in veel Aziatische en Afrikaanse landen, waar vrouwen nog systematisch worden verkracht en misbruikt, om nog maar niet te spreken van hun maatschappelijke positie. In vergelijking met deze contreien leven wij als vrouwen hier in het aards paradijs.

Maar toch, er gebeuren als het om de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen gaat nog steeds dingen die mij als vrouw de haren ten berge doen rijzen. Dan vraag ik me af hoe het in deze tijd, waarin we het Baas in eigen buik tijdperk allang achter de rug hebben, nog kan bestaan dat vrouwen door sommige bedrijven minder betaald krijgen dan mannen op dezelfde posities. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan, maar… laat ik het bij mezelf houden.

Als vrouw denk ik volledig tot mijn recht te komen, ondervind zelden of nooit discriminerende handelingen en voel me volkomen vrij in gaan en staan, doen en laten. Misschien ervaar ik dit zo omdat het me al heel jong geleerd is, aangezien ik als het ware opgegroeid ben in een soort matriarchaat, waar de vrouwen de dienst uitmaakten en de mannen óf afwezig waren óf zich niet met de opvoeding bemoeiden.

Mijn vader stierf jong aan kanker, ik heb hem nauwelijks gekend, en mijn moeder stond er toen met haar dertien opgroeiende kinderen alleen voor. Omdat moeder tijdens zijn langdurige ziekte veel bij vader in het ziekenhuis verbleef, hadden de oudere zussen haar veel van de huishoudelijke en opvoedkundige taken uit handen genomen. Wij, de jongsten in het grote gezin, hadden zodoende niet alleen moeder te gehoorzamen, maar ook de oudere zussen. Hierdoor kreeg ik een heel ander beeld voorgeschoteld van vrouw zijn dan in die tijd nog gangbaar was in de maatschappij.

In ons gezin speelde zich dit alles af in een periode waarin het reclamespotje ‘Wie is toch die man die zondags het vlees snijdt’ heel treffend weergeeft hoe de situatie in de meeste huishoudens destijds was: de vader, de man in het gezin, was de kostwinner, dus de belangrijkste persoon in het gezin, en had recht op het beste van de maaltijd (of wat men daar toen nog onder verstond). Bij ons was het hoofd van het gezin weggevallen, de oudste kinderen namen die rol samen met moeder over. De broers waren mannen, dus gevrijwaard van huishoudelijke en opvoedkundige taken. Mannen en vrouwen hadden heel duidelijk hun eigen afgebakende posities in de maatschappij en dus ook in het gezin.

Pas in mijn generatie kwam hier verandering in. Dat veranderingsproces is nog steeds aan de gang. Helaas wordt de vrouw nog lang niet overal beschouwd als gelijkwaardig aan de man. Eerlijk gezegd kan ik maar niet begrijpen op grond waarvan mannen zich verheven zouden mogen voelen boven de vrouw en al helemáál niet als het om de kwalificatie ‘het sterke en het zwakke geslacht’ gaat, waarbij de vrouw die van het zwakke toebedeeld krijgt. Okay, biologisch zijn we anders geschapen dan de man, maar dat geeft geen enkele man het recht om zich vanwege zijn geslachtelijke geaardheid superieur te voelen aan de vrouw.

Wat bijvoorbeeld hiervan te denken: in de natuur is alles gericht op de voortplanting, het behoud van leven. Als het om de voortplanting van de mens gaat, hoeft de man niet veel meer te doen dan zijn zaad te lozen in de schoot van de vrouw, daarna komt hij er niet meer aan te pas. Daarentegen maakt de vrouw als jong meisje al een heel proces door om haar schoot ontvankelijk te maken voor het zaad van de man. Ze is welgeteld ongeveer dertig jaar van haar volwassen leven vruchtbaar. Iedere maand sterft het baarmoederslijmvlies af en heeft de vrouw haar menstruatie. Elke maand, van ongeveer haar dertiende tot en met (als ze pech heeft) haar vijfenvijftigste. Als ze bevrucht is door de man, is ze daar een klein jaartje van bevrijd, maar draagt ze wel negen maanden haar kind bij zich en wacht haar tijdens de geboorte de zware taak om haar kind door het nauwe geboortekanaal te persen. Het is dus de vrouw die voor de voortplanting alle ongemakken en pijnen heeft te doorstaan. Over het sterke geslacht gesproken, mannen!

Misschien hadden de vrouwen die destijds de barricaden opgingen het over heel andere zaken, maar of het nu om Baas in eigen buik gaat of om allerlei andere ongelijkheden in de maatschappij op basis van de verschillen tussen man en vrouw, ze hebben hoe dan ook een heel belangrijke bijdrage geleverd aan de collectieve bewustwording bij zowel vrouwen als mannen. Persoonlijk vind ik het van belang dat dat vrouwen en mannen in alle opzichten dezelfde rechten hebben, maar dat ook de verschillen tussen mannen en vrouwen erkend worden, niet in negatieve zin en op basis van krachtmeting, maar op grond van de natuurlijke geaardheid van vrouwen en mannen.

Ik ben niet het emancipatietype dat alle verschillen tussen mannen en vrouwen wil elimineren, juist liever niet, want die verschillen zijn boeiend en kunnen elkaar positief beïnvloeden, stimuleren en sterken. Maar ik heb wel schoon genoeg van iedereen die vrouwen als minderwaardig aan de man beschouwen en dit illustreren in opmerkingen als ‘zie je wel? ’t Was weer eens ‘n vrouw!’ en erger.

Hoezo… vrouwen gelijkwaardig aan de man….

 

En dan nu:

Kees was extravert, Jan Gregoor daarentegen een ingetogen, zeer bedachtzaam mens. Hij straalde rust uit, bij hem voelde ik me als een kind bij zijn vader. Hij heeft toen al heel goed begrepen welke kant ik als schilderes uiteindelijk zou opgaan. Hij liet me kennismaken met Paula Moderssohn-Becker (1876-1907), omdat hij van mening was dat ik in mijn karakter, mijn manier van doen en werken wel wat op haar leek. Gestimuleerd door hem schreef ik een scriptie over deze zo tragisch in haar kraambed plotseling overleden, jonge Duitse kunstenares. Toen verraste het me dat hij overeenkomsten zag tussen ons, blijkbaar was ik nog niet zover dat ik dit zelf kon waarnemen, al spraken haar leven en werk me wel bijzonder aan. Later ben ik Gregoors helder inzicht in de richting die mijn manier van schilderen zou uitgaan veel meer gaan waarderen en heb me er zeer gevleid door gevoeld. Beide docenten voelden me ieder vanuit hun eigen perspectief
heel goed aan en hadden blijkbaar heel goed door dat ik behoorlijk wat positieve stimulans nodig had.

Ook al studeerde ik aan de avondacademie, we werden niet gespeend van scriptieopdrachten en andere taken. We werden geacht even serieus naar een afstudeerperiode toe te werken als de studenten op de dagopleiding. Alleen de avondacademie kende een opleiding vrij tekenen en schilderen, overdag kon men wel de textiele richting kiezen, maar niet afstuderen als vrij kunstenaar. Wat was ik blij dat de heren directeuren van Jansen-De Wit me hadden toegestaan deze vrije studierichting te volgen, ook al zou ik hiermee nooit meer productief zijn voor de firma. Grootmoedig als ze zich toonden, is het bedrijf gewoon voor me blijven betalen, met behoud van mijn salaris, de jaarlijkse salarisverhoging plus gratificatie rond de jaarwisseling. Hiervoor blijf ik de firma in de hoedanigheid van de heren Wim en Matthieu Jansen eeuwig dankbaar.

Als we de opdracht kregen om portret te tekenen, zaten behalve oude mannen uit het Labrehuis (opvanghuis in Eindhoven voor randfiguren), soms ook medestudenten model. Al heel jong ontwikkelde ik grote belangstelling voor de medemens, wat voor karakter hij had, hoe het zich had gevormd. Ik was nieuwsgierig naar hoe hij in het leven stond en waarom, wat voor denkbeelden hij erop nahield, hoe hij zich voelde en waar zijn belangstelling naar uitging. Ook vond ik het interessant te weten uit wat voor familie hij afkomstig was en in hoeverre zowel erfelijke invloeden als invloeden van buitenaf een rol speelden in zijn doen en laten en in de vorming van zijn karakter.

STUDEREN OP KARAKTERS

mensen portretteren 

 Door mensen te portretteren leerde ik niet alleen veel op het gebied van de tekenkunst, maar ook om heel aandachtig naar iemand te kijken. Door zijn gelaatstrekken met geconcentreerde aandacht in me op te nemen probeerde ik het karakter van de persoon die voor me zat te pijlen. Terwijl ik tekende, trachtte ik diep door te dringen in zijn innerlijk wezen, zijn emotionele binnenkant. Hierin werden we gestimuleerd door de opvatting van beide docenten dat aandacht voor het karikaturale in de mens ons enorm kan helpen om zijn karakter in een tekening raak te typeren. Dit vroeg om het geconcentreerd aandachtig aankijken van degene die we tekenden, zonder hem te compromitteren. Daar moesten we wel enige schroom voor overwinnen. En ondertussen mochten we niet vergeten ‘groot te denken’, zoals ons herhaaldelijk werd gezegd, wat inhield dat de monumentale opbouw en zuiverheid van lijn en kleur in tekening of schilderij niet opgeofferd mochten worden aan het karakteristieke.

Het waren fascinerende uren vol wijze raadgevingen, corrigerende handelingen en prikkelende vertellingen, die voor mijn latere manier van portretschilderen van heel grote betekenis bleken en mijn verdere ontwikkeling als portretschilderes tot grote steun zijn geweest. Dankzij deze adviezen, verstrekt vanuit hun eigen ervaringen als kunstenaar, ontwikkelde ik enige teken- en schildervaardigheid en wist de moed te verzamelen om puur vanuit mijn gevoel mijn persoonlijke kijk op degene die voor me zat vast te leggen in zo’n tekening of schilderij. Naar mijn idee was dit het meest waardevolle dat er te leren viel voor een toekomstig (portret-)kunstenaar, in elk geval voor mij. Ik heb het veelvuldig toegepast in mijn latere werk.

07-03-2013 om 10:55 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
06-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrouwen in de kerk

Vrouwen in de kerk

Tot mijn stomme verbazing en woede (op de man die onderstaande uitspraken heeft gedaan) kreeg ik van een goede vriendin, zeer betrokken bij de moderne christelijke kerk, dit stukje toegestuurd:

"Volgens Giertych (Wojciech Giertych, pauselijk theoloog en beoordelaar pauselijke toespraken) is het essentieel dat God niet alleen mens, maar een mannelijk mens is geworden. Daarom kan een priester, die als beeld van Christus fungeert, alleen een man zijn.

Vervolgens reflecteert hij op het verschil tussen de geslachten. Hij zegt bijvoorbeeld dat mannen beter geschikt zijn voor de priesterlijke taak van overdracht van de geloofsleer, omdat ze eerder in filosofische termen over God denken (!). Priesters houden op een mannelijke manier van de kerk, omdat ze zorg hebben voor de structuur ervan, voor de gebouwen en of het dak niet lekt (overdrachtelijk bedoeld?).

Vrouwen zijn beter in staat om Gods nabijheid waar te nemen en een relatie met God aan te gaan. ‘Vrouwen hebben een speciale toegang tot het hart van Jezus’, zegt Giertych. En dat komt natuurlijk ook weer omdat Jezus een man is. ‘Vrouwen hebben het priesterschap helemaal niet nodig’."

einde citaat

Hiervan rijzen me de haren ten berge. Als de uitspraken die deze hoogwaardigheidsbekleder hier doet, refereren aan hoe de R.-k. kerk als instituut denkt over de vrouw in de kerk, dan is dit wel heel, heel bedroevend, om niet te zeggen liefdeloos, schandalig en hopeloos ouderwets.


Ik ben slechts een zeer bescheiden, wat wet en dogma betreft zeer onwetende en zeer in gebreke blijvend lid van de Rooms katholieke kerk, maar als lezer van onder andere het Nieuwe Testament is het me wel opgevallen dat het juist de vrouwen waren die Jezus omringden bij de belangrijkste gebeurtenissen in zijn leven. Dit kan niet zomaar toevallig zijn en met mijn huisvrouwenverstand ken ik hier een speciale betekenis aan toe, dogmatisch goedgekeurd of niet. Vrouwen verdienen het om heel belangrijke en vrouw-eigen taken te vervullen in de kerk, wat mij betreft ook als priester, bisschop, kardinaal of paus.


Ja, deze pauselijke theoloog heeft gelijk als hij zegt dat vrouwen beter in staat zijn om Gods nabijheid waar te nemen en een relatie met God aan te gaan; dat vrouwen een speciale toegang hebben tot het hart van Jezus. Inderdaad, vrouwen durven hun gevoelens eerder te laten blijken, hebben niet zelden meer invoelingsvermogen dan mannen en zijn er makkelijker toe te bewegen hun impulsen te volgen en dus open te staan voor de nuances in de Schrift, tussen de regels door te lezen (zoals Jezus Christus al deed) en directer te reageren. Maar het is wel een heel beklagenswaardig en zwak argument om daarom de vrouwen in de kerkelijke ambten maar buitenspel te zetten. Hij beseft niet welke kansen hij hiermee de kerk als geloofsgemeenschap van mensen ontneemt.


Ik zie van dichtbij van hoeveel betekenis de vrouw in de kerk is. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie is tot mijn vreugde aan vrouwen in de moderne christelijke kerk steeds meer ruimte gegeven. Ze zijn zelfs zover gekomen dat ze zich tot diaken konden laten wijden, een ambt dat in hiërarchische zin rechtstreeks onder het priesterschap valt. In alle gelederen tot aan het priesterschap zijn vrouwen dus al doorgedrongen in de parochies. Heel veel pastorale én bijkomende taken worden al jarenlang verricht door vrouwen. Zij zijn van positieve betekenis en hebben een weldadige invloed op zowel de christelijke ambtsbekleders als de geloofs- en parochiegemeenschappen. Ik ben ervan overtuigd dat, net als vrouwelijke dominees, ook vrouwelijke priesters voor de beminde gelovigen een extra dimensie geven aan samen kerk zijn. Ja, Eerwaarde Wojciech Giertych, juist om de verschillen in geaardheid tussen man en vrouw, niet in negatieve zin en dus belemmerend, maar in positieve zin en stimulerend, inspirerend, troostend en bemoedigend.


De huidige christelijke kerk, met name de Rooms-katholieke, is een bolwerk van mannen. Slechts enkele vrouwen hebben zich door de kerkelijke geschiedenis heen kunnen verheffen uit hun dienende en onderdanige posities en zo hun indrukwekkende sporen nagelaten (denk aan Hildegard von Bingen!). Voor Rome is het alsof de wereld van beminde gelovigen alleen uit mannen bestaat en alleen zij in staat zijn om leiding en structuur te geven aan het instituut. En dat terwijl men door de eeuwen heen de ervaring al heeft dat alle (religieuze) conflicten opgestart zijn door mannen en alle seksueel misbruik voornamelijk door mannen gepleegd wordt.


Al jarenlang doe ik verwoede pogingen om iets te vinden binnen de huidige kerk dat me bemoedigt, inspireert, naar zich toehaalt, aan zich bindt. Ik klamp me vast aan heel kleine hoopvolle gebeurtenissen, zoals onze kleine parochie in Vlierden, waar we nog een aimabel mens als pastoor hebben, die zich nergens en van niemand afkeert, maar alle ruimte openhoudt voor de moderne gelovige mens en zich gedraagt als de klassieke herder in het veld. Helaas worden zulke mensen, die een hele geloofsgemeenschap bijeenhouden, steeds zeldzamer, zeker als Rome de letter van de wet strikt blijft hanteren, niet meebeweegt in de ontwikkelingen, van emancipatie nog nooit gehoord heeft en er de oren voor blijft sluiten; sterker nog, juist zulke, mee-evoluerende en –denkende mensen weert.


Voorlopig hoeven we dus niet te rekenen op ontheffing van het celibaat voor aankomende priesters en religieuzen, laat staan op vrouwen als priester. In het Vaticaan zijn alle kardinalen met elkaar in conclaaf, allemaal alleen oude mannen die hun carrière binnen het instituut allang achter de rug hebben, braaf (voor zover wij hierop mogen vertrouwen) celibatair geleefd hebben en niets meer ambiëren. Zij hoeven de barricaden niet meer op, kunnen rusten in vrede en zijn derhalve waarschijnlijk weinig gemotiveerd om deze knuppel toch nog in het hoenderhok te gooien….

Heel, heel spijtig voor de vrouwen die zich geroepen voelen tot het priesterambt.


En dan nu:

Want wat viel er veel te leren van deze twee kunstenaars, die nog echte armoede en ontbering hadden gekend voor ze tot docent op de academie benoemd waren. Hun gedrevenheid, hun passie, die doorklonk in hun stem, zweepte ons op tot prestaties die ik later op de Jan van Eijck Academie nooit meer heb kunnen evenaren. Tijdens al mijn tien studiejaren aan de twee academies heb ik me nergens zo in mijn element gevoeld en zoveel geleerd als in die oude teken- en schilderlokalen in Eindhoven, waar we geënthousiasmeerd en geïnspireerd werden om ons in persoonlijke zin zo creatief mogelijk als beeldende kunstenaars te ontplooien.

Het was een heerlijke en leerzame tijd. Natuurlijk was het voor mij ook een groeiproces, als aankomend kunstenares én jonge vrouw, al gebeurde dat laatste nog steeds tegen mijn wil. Ik bleef me maar instinctief verweren tegen een leven als volwassene. Het moet welhaast zo zijn dat die stille, nog altijd voortdurend in me kloppende hunkering naar een vaderfiguur, die voor de buitenwereld mijn geheim was en bleef, tezamen met die aanranding (waarvoor ik me ook nog steeds schaamde), me in mijn seksuele ontwikkeling en groei naar volwassenheid ernstig heeft belemmerd. Alle avances van (jonge) mannen wees ik af, voor een meisje van mijn leeftijd was ik behoorlijk geremd, op het houterige, zeg maar gerust gefrustreerde af. Terwijl ik naar Sissi films keek, Conny Fröboess adoreerde en diep in mijn hart hevig bleef verlangen naar liefdevolle aanrakingen, gedroeg ik me alsof ik er helemaal niet van gediend was. Uit pure angst voor wat er kon gebeuren, het geheimzinnige onbekende, dat door die aanranding bezoedeld was.

Pas tijdens het prille begin van mijn relatie met Joep zou ik iets beginnen te begrijpen van hoe het precies toeging bij man en vrouw en wat voor rol de seksualiteit hierin was toebedeeld, met name voor de (moderne jonge) vrouw. Joep (met al zijn geduld in de ontwikkeling van onze relatie), de seksuele revolutie en de vrouwenemancipatie hebben me uiteindelijk bevrijd van mijn seksuele angst en me verzoend met het feit dat ik tegen alle verdrukking en onwil in toch een volwassen vrouw geworden was. Maar dat vroeg in die Eindhovense jaren nog heel veel tijd en vooral eindeloos veel tact van de kant van het mannelijk geslacht.

Natuurlijk was ik niet voortdurend bezig met dit lastige stukje van mijn bestaan. Er gebeurden praktisch gezien genoeg dingen die me afleiding gaven, mijn nieuwsgierigheid prikkelden en me boeiden. Hele dagen werken en ’s avonds studeren eisten meer dan voldoende concentratie en werkzaamheid van me. Op de academie zoog ik alles naar binnen wat ik maar aan informatie aangeboden kreeg en leerde er grenzeloos veel van. Vol aandacht luisterde ik naar Kees Bol als hij ons vertelde over zijn leven als armzalig kunstschilder. Hoe hij, met niet veel meer in zijn bezit als een opklapbare schildersezel, door de drassige velden sjokte om er schilderijen te gaan maken van het besneeuwde akkerland, in de hoop ze later voor een appel en een ei te verkopen.

Zulke verhalen zetten me aan het denken. Ik vroeg me af of dit mijn voorland was en of ik ooit wel zover zou willen gaan. Ondanks alle plezier waarmee ik in al die vijf jaren op de academie werkte, wist ik niet of hier mijn roeping lag. In feite was ik per toeval in de kunstrichting terechtgekomen. Natuurlijk had ik altijd al graag getekend en geschilderd, maar meer zoals een klein meisje dat doet, thuis aan de keukentafel met een beker hete chocolademelk binnen handbereik. Nooit had ik vanuit mezelf serieus nagedacht over een studie aan een kunstacademie, laat staan over een toekomst als beeldend kunstenares. Terwijl ik op die lange avonden in het door Philipslampen verlichte, oude lokaal met krakend houten vloer met plezier stond te tekenen, vroeg ik me wel eens af of ik dit nu mijn hele verdere leven wilde, en nooit kon ik er spontaan ‘ja’ op zeggen. Ik wist het gewoonweg niet, tekende en schilderde en liet me maar voortdrijven, zonder zelf enig initiatief te nemen om er achter te komen waar mijn passie nu écht in verscholen lag. Maar het waren ontegenzeglijk prachtige verhalen die Kees Bol vertelde en met humor doorspekte. Zijn van nature zo sterke gedrevenheid twinkelde erdoorheen als zonlicht in het bladerdak van populieren. Daarbij had hij een meeslepende manier van vertellen en wist zijn verhalen op zeer expressieve wijze te brengen, waardoor zijn armoedige bestaan een romantisch tintje kreeg dat me aantrok.

 

 

06-03-2013 om 20:24 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
05-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwaliteit van leven

Kwaliteit van leven

Wanneer beschouwt iemand zijn leven als kwalitatief waardevol, vroeg ik me vanmorgen af, terwijl ik op commando van de diëtiste van het Radboudziekenhuis de inhoud van het eerste van de mij voorgeschreven twee flesjes Nutridrink per etmaal naar binnen liet glijden, en probeerde dit zo snel als maar kon te doen om er zo min mogelijk van te proeven. Elke ochtend en middag zijn dit de momenten waarop ik baal van mijn leven als chronisch zieke, en dat terwijl ik besef dat deze drankjes mijn conditie opkrikken en op pijl houden.

Waar leg ik nu het accent: op de smerigheid van de inhoud van die flesjes en de verplichting dat spul elke dag door mijn strot te moeten gieten? Of zeg ik tegen mezelf: kom op, Els! Twee keer tien seconden per dag en je bent er vanaf en je krijgt er nog een sterker lijf door ook! Ik kies voor het laatste. Kwaliteit van leven is natuurlijk heel breed en ieder mens verstaat er wellicht iets anders onder, maar die zit ‘m soms in de hele kleine dingen van alledag. Het is de kunst die te blijven zien, ook in situaties waarin het niet voor de hand ligt. Onder welke omstandigheden dan ook, de kwaliteit van mijn leven zal ik voornamelijk zélf in stand moeten zien te houden. De mensen in mijn omgeving en allerlei omstandigheden kunnen er wel invloed op uitoefenen, zowel positief als negatief, maar het is niet goed mezelf c.q. de kwaliteit van mijn leven totaal afhankelijk te maken van mensen en factoren van buitenaf.



Toch gebeurt dit heel gemakkelijk, zeker bij hypergevoelige mensen als ik. Ik geef toe dat er niet veel voor nodig is om me uit mijn evenwicht te brengen, wat als ik me erin laat gaan zeer negatief is voor de kwaliteit van mijn leven. Heel vroeger heeft een arts eens van me gezegd: ‘ze is een aantrekkelijke vrouw’, waarmee hij bedoelde te zeggen dat ik me de dingen erg aantrek. Dat klopt, alles wat bij me binnenkomt, komt ook echt bij me naar binnen, neem ik me ter harte, trek het me aan, probeer me erin te verplaatsen en ga daar zover in dat ik bijna kan voelen wat de ander voelt. Maar ik zou niet anders willen, mijn leven is er rijk en heel boeiend door, dus ervaar ik dit niet als een last, maar juist als een geschenk.

Kwaliteit van leven creëren en handhaven wil zeggen voortdurend keuzes maken die de balans positief doen doorbuigen. Neem nou mijn eigen gezondheidssituatie. Ik beschouw mezelf beslist niet als ziek en houd er momenteel ook een redelijk normaal leven op na. Toch zijn er allerlei kleine uitlopers van mijn ziekte die, als ik het zou toelaten, de kwaliteit van mijn leven behoorlijk negatief zouden kunnen beïnvloeden. Zo leef ik bijvoorbeeld met twee stoma’s, uitgangen voor op de buik die bestemd zijn voor het lozen van mijn fecaliën en urine. Twee grote plakken met zakken op een vaak geopereerde buik. Zo zijn er nog een aantal verschijnselen op te noemen die rechtstreeks te maken hebben met het ziektebeeld en die, als ik me erdoor zou laten meetrekken, de kwaliteit van mijn leven aanzienlijk zou verminderen.



Door scha en schande heb ik geleerd dat niet te doen. Door niet alleen te kijken naar wat er door dergelijke ingrepen en bijkomende ongemakken allemaal niet meer kan, maar door voor mezelf ook op een rijtje te zetten wat de voors en tegens ervan zijn en waarom. Dat schept helderheid, inzicht en geeft kracht om tevreden te zijn met de situatie zoals die is, sterker nog, die zelfs als zeer voordelig te ervaren.

In de praktijk is het vaak kiezen tussen de minst kwade van de twee ofwel tussen verlies en winst, ook al zijn de marges nóg zo klein. Wat niet wil zeggen dat ik bijkomende emoties als teleurstelling, pijn en verdriet wegwuif. Ook in dit opzicht probeer ik mijn keuzes te maken. Mezelf wijsmaken dat ik onverdeeld blij ben met nare gebeurtenissen als bovengenoemde, omdat die me fysiek veel meer kwaliteit van leven opgeleverd hebben, is even onoprecht als blijven hangen in die teleurstelling en dat verdriet. Wat me helpt, is er volop ín gaan: mijn emoties de vrije loop laten, gewoon toelaten te voelen wat het met me doet, al doet dit nóg zoveel pijn. Me er doorheen worstelen, net zo lang tot ik een en ander verwerkt heb en er ruimte in mijn ziel is om er nu op een positieve manier iets mee te gaan doen.

En misschien is dit wel het belangrijkste dat ik ervan geleerd heb: namelijk, dat kwaliteit van leven heel nauw samenhangt met samen delen. Praten met anderen over wat me bezighoudt, de ander laten delen in zowel verdriet als vreugde, of het nu om ziekte of ander menselijk leed gaat. Dat te kunnen betekent pas écht kwaliteit van leven.

En dan nu

Bol en Gregoor leerden ons monumentaal te denken, in grote vlakken te werken. Ons werd bijgebracht te kijken alsof alle voorwerpen, ook het gelaat van mensen, niet uit lijnen maar uit enkel kleuren bestonden. ‘Door je oogharen kijken’, was een veelgehoorde uitdrukking. Op die wijze werden de grote vlakken zichtbaar van wat we moesten naschilderen en kregen pietepeuterig geknoei en angstvallige voorzichtigheid in onze manier van werken geen kans. Zij wilden vooral de nadruk gelegd hebben op het karakteristieke van de voorwerpen en de gezichten die we voor ons zagen, en niet in de eerste plaatst op de gelijkenis of het perspectivisch correcte. We moesten het lef hebben om af te wijken van wat onze ogen objectief waarnamen en de objecten te schilderen of tekenen hoe we dat zelf wilden. Werken vanuit de beleving, de interpretatie, niet vanuit de realiteit.

Dat was wennen, bewust afstand nemen van hetgeen onze ogen gewend waren in werkelijkheid waar te nemen, vroeg wel enige overwinning. Aan de hand van voorbeelden uit het expressionisme leerden we stapsgewijs het traditionele realistische denken en werken los te laten, zowel in tekenvaardigheid als op het gebied van kleurgebruik. We werden gestimuleerd abstract(-er) te denken, te drijven op ons subjectieve, gevoelsmatige kompas en dat te verwerken in tekening of schilderij. Ze doordrongen ons ervan dat hetgeen we beleefden aan wat of wie we voor ons hadden, onze eigen persoonlijke werkelijkheid was en die evenveel, zo niet nog meer recht van bestaan had als de objectief waarneembare. Iedere kunstenaar moest zijn eigen wereld vol eigen werkelijkheden creëren, hoe – dat was van ondergeschikt belang. Als er maar aan te zien was dat het de jouwe was, alleen dié wilden Jan Gregoor en Kees Bol tot uitdrukking gebracht zien.

Het was een geheel nieuwe manier van kijken, tekenen en schilderen. Het viel lang niet altijd mee, we ervoeren allemaal hoe sterk we nog gebonden waren aan de traditie, hoe graag we nog ‘net echt’ wilden werken. Maar beide docenten hadden het volste recht om dit bij hun studenten te stimuleren, want op hun eigen doeken schiepen ook zij hun eigen subjectieve en hierdoor uitermate boeiende werkelijkheid. Door zulke verhalen en aanwijzingen ging ik heel anders naar kunst kijken. Ja, er ging een enorme, een vurige stimulans uit van Bol en Gregoor.

Kees Bol, aangesteld als docent figuur- en portrettekenen, expressief gevoelsmens als hij was, leerde ons te kijken met de geest en het hart, mensen te tekenen zowel naar de gelijkenis als naar het karakter, met flinke nadruk op het laatste, het kon niet karakteristiek genoeg zijn naar zijn zin. Een van zijn geliefde opmerkingen was ‘Overdrijving kenmerkt de zaak’. Een portret mocht desnoods karikaturaal zijn, als het de persoon in kwestie maar typeerde en hem liet zien hoe de maker ervan die persoon zag. Realisme puur om het realisme verafschuwde hij, met name als het om portrettekenen en -schilderen ging, en Gregoor, docent schilderen naar de werkelijkheid (stillevens en dergelijke) en portretschilderen, viel hem hierin bij. Hij gebruikte andere methodes, bezigde een heel ander taalgebruik, maar in principe streefden ze naar hetzelfde eindresultaat en kwamen hun opvattingen over hoe een schilderij of tekening tot stand moest komen sterk met elkaar overeen. Allebei waren het gedreven kunstenaars en ieder wisten ze dit op hun persoonlijke, karakteristieke wijze uitstekend over te brengen.

De visie en methodiek van onze docenten spraken me bijzonder aan, ik ging er helemaal en vol vuur in mee. Gemotiveerd beet ik me erin vast, tekende als een bezetene, maakte avond aan avond de ene tekening na de andere. Stillevens, mensen in diverse poses, portretten, handen, ja alles wat ons voorgezet werd, tekende en schilderde ik met enthousiasme en beleefde er vier jaar lang elke avond goddelijke uren aan. Joop van Egdom, een van mijn medestudenten, was al net zo fanatiek bezig als ik. Hij was een jaartje verder, maar we zaten vaak in hetzelfde lokaal en tekenden dan naar dezelfde modellen. Ook hij kraste er stevig op los, liet zich meeslepen door wat hij voor zich zag, luisterde net zo gretig als ik naar de uiteenzettingen van Bol en Gregoor en trok er dorstig evenveel lering uit.

 

05-03-2013 om 10:04 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
04-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergevingsgezindheid

 

4 maart 2013

Vergevingsgezindheid

Vanmorgen vernam ik het nieuws dat de kardinaal, de hoogste baas van de R.-k. kerk in Engeland zijn schuld heeft bekend inzake seksueel misbruik. Nota bene tijdens een retraite voor jonge priesters, jonge mannen dus, die zich nog in het vak moesten ontwikkelen en zo ongewild het lichtende voorbeeld kregen van hoe het niet hoort. We zijn de laatste paar jaar geconfronteerd met de meest schrijnende gevallen van seksueel misbruik binnen de R.-k. kerk. Collectieve verontwaardiging hierover heeft ertoe geleid dat heel veel tot dan toe trouwe Rooms katholieken hun kerk de rug toegekeerd hebben en zich definitief uit de kerkregisters hebben laten uitschrijven.


De R.-k. geloofsgemeenschap is het meest van al geschokt door de schending van het vertrouwen. Op jonge leeftijd vertrouwde men zijn kinderen toe aan religieuzen, die hoog in het vaandel hebben dat ze leven in navolging van Jezus Christus, de naastenliefde prediken en, waar men toch van uit mocht gaan, die ook beoefenen. Hoe schokkend en ontgoochelend moet het voor ouders en familieleden van misbruikte jonge mensen (en deze pas klaargestoomde priesters) geweest zijn te ontdekken dat juist zulke mensen zich vergrepen aan hun kinderen en jongeren…. Men ging er immers van uit dat kinderen en jonge mensen onder de hoede van religieuzen in alle opzichten veilig waren: ze kregen gedegen onderwijs, groeiden op met normen en waarden, mochten rekenen op degelijke begeleiding bij hun schooltaken en er was gezamenlijke controle op het groeiproces naar volwassenheid. Kortom, voor ouders en andere betrokkenen een zeer geruststellend idee.


Ik hoef hier niet te vertellen hoe fout het allemaal gelopen is, hoe degelijke instituties van naam omvielen als kaartenhuisjes en prominente hoogwaardigheidsbekleders van hun voetstuk vielen. Wat mij persoonlijk erg aangegrepen heeft, is de decennia lang volgehouden zwijgzaamheid over deze mensonterende gebeurtenissen. Rotte appels werden niet verwijderd, terwijl iedereen weet dat één rotte appel in een kist vol gezonde de rest ook aan het rotten brengt. Om mijn verontwaardiging wat in te dammen, heb ik geprobeerd me te verplaatsten in de motieven van de R.-k. kerk en gebruikte hiervoor als metafoor een familie.

 

De kerk als een verzameling van gezinnen, samen één grote familie, solidair met elkaar, met als vaderlijk opperhoofd de paus, die op zijn beurt een heleboel helpers had om zijn grote familie bijeen te houden. Zelf kom ik uit een gezin waarin, zoals in de meeste gezinnen, wel eens iets misging. Dat werd dan, zoals mijn moeder het destijds uitdrukte, ‘niet aan de grote klok gehangen’, ofwel een en ander werd binnenskamers afgehandeld.


Misschien is de langdurige zwijgzaamheid binnen de R.-k. kerk met een van mijn eigen ervaringen vergelijkbaar: op mijn vijftiende ben ik aangerand. Mijn hele familie moet het geweten hebben, maar niemand van mijn broers en zussen en zelfs mijn moeder heeft er met mij ooit met één woord over gesproken. Andersom ik nooit met hen. Dat deed men niet. Het was gebeurd, het was erg, maar niet heel het dorp hoefde er kennis van te nemen. Want bij seksueel misbruik heeft nog heel lang de opvatting geleefd dat niet de pleger de schuldige was, maar het slachtoffer. Tragisch genoeg wierp seksueel misbruik een smet op beide families, die van de misbruiker én die van het slachtoffer.


Door erover te zwijgen, het binnenskamers te houden, raakte ogenschijnlijk niemand beschadigd: de persoon in kwestie die zich er schuldig aan gemaakt had, kon normaal verder leven en het slachtoffer moest zich, in het gunstigste geval, maar weer overeind werken, proberen de draad weer op te pakken en wat hem pijn gedaan had zo gauw mogelijk weer te vergeten. Twee families waren niet te schande gemaakt, deze schandelijke gebeurtenis was met ‘de mantel der liefde’ bedekt. Ja, ja, men had prachtige uitdrukkingen die als dekmantel konden fungeren voor onbekwaamheid om hiermee om te gaan.


Zo is misschien ook, als ik goedwillend probeer te zijn, het gedrag te verklaren van allen binnen de R.-k. kerk die al meteen vanaf het begin van dergelijke praktijken geweten hebben. De kerk als één grote familie, geen enkel hoofd van de familie wil ‘de vuile was op straat’, dus wordt behoedzaam gezocht naar die mantel der liefde om een en ander af te dekken, volkomen voorbijgaand aan het leed dat berokkend is aan slachtoffers.


Maar nee, zulk gedrag is beslist niet goed te keuren. Voor mij is duidelijk dat, wanneer men dergelijke keuzes maakt, het eigenbelang voorop staat en niet dat van het slachtoffer. De gevolgen van zulke keuzes zijn rampzalig. Door te kiezen voor zwijgzaamheid kan het slachtoffer nergens met zijn pijn en verdriet heen, het wanstaltig gedrag kan blijven voortduren en het slachtoffer wordt nog ernstiger getraumatiseerd. Als er meteen na zo’n gebeurtenis van beide kanten gesproken was en gezocht naar een mogelijke oplossing, zou dat heel veel bijkomende en zeer ernstige en blijvende schade hebben voorkomen, beter zowel voor het slachtoffer als voor de veroorzaker.


Kiezen voor het voorkomen van smet op het instituut of de familie lijkt misschien heel verstandig, maar is het juist niet en getuigt in mijn optiek van egocentrisch denken en handelen. De rotte appel is er niet uitgehaald, de rest blijft gevaar lopen en degene die zo’n besmette appel eet, wordt eveneens slachtoffer.


 

Ook heb ik geprobeerd me in te leven in de priester (of persoon) die dergelijke handelingen verricht. Wat drijft zo iemand ertoe, wat gebeurt er in het hart van die persoon dat hem naar die ene jonge mens drijft om er seksuele handelingen mee te verrichten…. In het geval van priesters, waarom kozen zulke mensen voor een religieuze loopbaan, als hun seksuele behoefte zo groot is en ze blijkbaar niet in staat zijn die te sublimeren tot het spirituele…. Doet zo iemand dit welbewust of is hij ziek van geest?


 

Als rechtgeaard christen zou ik het hun moeten vergeven, maar ergens onderweg strandt mijn bereidwilligheid hiertoe. Misschien omdat ikzelf (gelukkig slechts één keer in ernstige mate) als jong meisje ervaren heb wat aanranding (seksuele misdragingen jou aangedaan) met een mens op langere termijn doen. En dan te bedenken dat het bij de jonge slachtoffers van religieuzen het niet bij één keer bleef…. Nee, daar moet de vergeving van heel ver komen…. Ook het ‘oordeelt niet opdat gij niet geoordeeld zult worden’  kost me in zulke gevallen nogal wat moeite. Ik geef toe, de drijfveren van deze mensen ken ik niet. Het lukt me ook niet om me erin te verplaatsen, zodanig dat er enig begrip in me kan groeien voor hún positie. Vooralsnog gaat het me toch net iets te ver om me als christen in deze vergevingsgezind op te stellen….


Laat ik beter maar proberen voor mezelf de balans op te maken in hoeverre ik na deze aan het licht gebrachte excessen (het is nooit te laat!) nog bij de R.-k. kerk wil horen. Tot nu toe alleen en vooral tot de katholieke en dat schoorvoetend….

 

En dan nu:

 

Keihard werken, dat moest én deed ik in Eindhoven. Het was een vijfjarige opleiding, dus ging ik na het basisjaar nog vier jaar lessen volgen op de teken- en schilderafdeling. Dit hield in dat ik die vier jaren overdag van 's morgens half negen tot ‘s namiddags half vijf werkte op kantoor bij Jansen-De Wit in Schijndel, daarna snel per bus of fiets naar huis jachtte, om in hoog tempo het warme eten dat mijn moeder al voor me had klaargemaakt naar binnen te werken, om nog net op tijd in de bus van kwart over vijf naar Eindhoven te springen, die bij ons voor de deur stopte. Bij dit alles maakte ik ook mijn huiswerk voor de academie en ging in wat me nog restte aan vrijetijd naar balletles. Dit dubbelleven hield ik vijf jaar lang welgemoed vol.

 

Naast mijn avondstudie had ik besloten om te proberen in één jaar de tweejarige cursus L.O. akte tekenen te halen. Elke zaterdagmiddag werd die gegeven in het academiegebouw in de Rechtestraat. We kregen les van de kunsthistoricus en docent perspectief tekenen Karel Vermeeren. Na dat jaar moest ik staatsexamen afleggen in Den Haag en slaagde, met het cijfer 10 voor pedagogiek (voor de andere vakken haalde ik gemiddeld 6 tot 7) dat ik dankte aan mijn bevlogen verhaal over hoe ik les zou willen geven. En dat terwijl ik slechts een blauwe maandag voor een paar lagere schoolklassen had gestaan en niet zo succesvol was geweest in het handhaven van orde en discipline. Na afronding van die cursus en het basisjaar van de academie kon ik me volledig wijden aan de vrije studierichting, waarvoor ik sindsdien naast de avonden ook elke zaterdagmiddag de bus naar Eindhoven, locatie Hemelrijken nam, waar onze academie gevestigd was in een oud, tamelijk vervallen schoolgebouw met grote hoge lokalen, gebouwd in carrévorm.

 

De Eindhovense academie was in die tijd helemaal doordrenkt met Vincent van Gogh, de docenten hadden een grenzeloze bewondering voor diens talent en doorzettingsvermogen en met name voor zijn wijze van tekenen: vanuit de losse pols, door met stugge volharding de tanden erin te zetten, om uiteindelijk te bereiken dat er op papier een gedegen tekening stond, doorwrocht, krachtig en monumentaal. Kees Bol had zelf les gehad van de kunstenaar Paul Citroen (1896-1983), geboren in Berlijn, medeoprichter van de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam en docent aan de Haagse kunstacademie. Hij was een groot bewonderaar van zijn leermeester/kunstenaar. Door zijn enthousiaste verhalen over deze man vermengde onze Van Goghiaanse manier van tekenen zich ongemerkt een beetje met die van Paul Citroen. De eerste vier jaren tekenden we niet naar naaktmodellen. Aan de tekeningen die ik nog bewaard heb uit die tijd is goed te zien in wat voor tekenstijl er door de studenten, onder leiding van de twee docenten, beide zelf ook kunstenaar, op onze academie gewerkt werd. Ik hield van die tekenstijl en ben die altijd trouw gebleven.

 

Kees Bol gaf voornamelijk tekenlessen. Bij hem tekenden we met contépotlood gewone mensen van de straat of oudere mensen uit het Labrehuis, een onderkomen voor daklozen, alcoholisten en andere randfiguren. Ook bracht hij zijn eigen zonen wel eens mee om voor ons te poseren. Voor één avond poseren ontvingen de modellen vijf gulden. Ons Labrehuis model Pietje werd niet uitbetaald in guldens, maar ontving per avond twee bolknaksigaren, om te voorkomen dat hij zijn geld omzette in sterke drank. Jan Gregoor gaf ons voornamelijk schilderles en kunstgeschiedenis. Bij hem werkten we dus in kleur. Meestal bracht hij mensen mee die alleen wilden poseren voor portret. Heel soms werd er bij hem ook getekend, allerlei voorwerpen die ons, gegroepeerd, tot stillevens dienden. Als we bij hem tekenden, was dat meestal met was- en pastelkrijt. Met zijn kalme gemoed en rustige stem stelde hij ons op ons gemak en wist ons er geleidelijk aan van te doordringen wat er naar zijn idee in een tekening of schilderij zichtbaar gemaakt moest worden. En dan was dat nooit het ‘net echte’, maar wát we zagen en hoe we het zagen.

04-03-2013 om 11:24 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


Gastenboek

Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


Inhoud blog
  • Abstract vervolg
  • Ander tijdperk
  • Binnenste buiten
  • Dierenwereld
  • In vogelvlucht
  • vervolg de beeldhouwer Joep
  • excuses
  • Stille wateren - Joep als echtgenoot/beeldhouwer
  • Met zomerreces
  • In a hurry

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013

    Foto

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Categorieën

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs