Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Stille wateren
diepe gronden
26-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Humor

26 februari 2013

Gevoel voor humor

Regelmatig krijg ik pps’jes ofwel PowerPoint presentaties waarin allerlei zaken op de korrel genomen worden. Het kan zo gek niet zijn of er is wel iemand die ’n geestig diashowtje, filmpje, mopje of cartoon fabriceert. Telkens als er weer zoiets in mijn digitale brievenbus gegleden is, vraag ik me af hoe die creatievelingen dat toch doen en hoe het hun lukt ze zo snel klaar te krijgen. Bijna altijd hebben ze wel op een of andere manier te maken met de actualiteit, deze bijdetijdse humoristen zitten er blijkbaar bovenop. Het is me duidelijk: wát er ook in de wereld gebeurt, het kan zo gek zijn als het wil, altijd is er wel iemand die nét dat beetje gevoel voor humor én het talent heeft om er iets lachwekkends, hilarisch creatiefs mee uit te halen.

Gevoel voor humor is ontzaglijk belangrijk. Ik ben ervan overtuigd dat het een vorm van overleving is die een indrukwekkende rol kan spelen in geval van ziekte en andere ernstige gebeurtenissen. Zelf ben ik veel met ziekte geconfronteerd en heb die telkens weer kunnen dragen en me erbovenuit kunnen vechten mede dankzij mijn gelukkig meer dan voldoende ontwikkeld gevoel voor humor plus de nodige zelfspot. Geloof me, het werkt bevrijdend om ook eens flink om mezelf te kunnen lachen in plaats van om heel veel anderen. Want jazeker, we lachen voornamelijk graag en veel om ánderen. Da’s niet erg, zolang het niet om vernederend uitlachen gaat.

Goedmoedige humor die niemand persoonlijk schaadt kan ernstige zaken minder zwaar maken. Humor prikkelt niet alleen de lachspieren, maar werkt ook relativerend. Zonder humor is het leven droog en saai en vaak heel wat zwaarder dan nodig is. Een voorbeeld.

Alweer een jaar of twaalf geleden kreeg ik van mijn specialist te horen dat ik twee stoma’s zou gaan ‘krijgen’. Jazeker, zoiets ‘krijg’ je. Opereren = ‘geholpen worden’. Twee grote operatieve ingrepen in tijd van minder dan één jaar en – toen in mijn ogen nog erger – het vooruitzicht op een leven met twee gaten in mijn buik waar zowel de ontlasting als de urine door afgevoerd zou worden. Twee vreemde elementen op mijn buik die me bepaald geen extra kansen zouden geven op de schoonheidsprijs als het om bikinicharme aankwam. Ook vormden ze beslist geen geliefd onderwerp van gesprek op een feestje.

Hoe ging ik dit mijn gezin, mijn familie en vrienden vertellen…. Een poep- en plasgat bovenop mijn buik, geen representatief vooruitzicht, niet iets om medelijdend in gezelschap om enig meeleven hiermee te vragen.

De eerste nood op dit terrein werd geledigd door een van mijn Nijmeegse (Radboud-)vriendinnen. Toen ik klaar was bij mijn specialist en met deze boodschap de grote hal inliep, wachtte zij me daar op. Ze zag al aan mijn gezicht hoe laat het was, sloeg een arm om me heen en zei (zelf ook behept met zo’n stoma) monter: “Kom op, meid, beter ‘n zak op de buik dan op de bank!”

Dat had niet beter gekund. De kop was eraf voor mij. Ik heb gebruld van het lachen (en de zenuwen), het lood zakte weg uit mijn benen en ik zag het allemaal ineens veel minder pessimistisch. Onderweg naar huis schoot ik telkens nog in de lach en het eerste dat ik zei tegen mijn man, nadat ik hem had meegedeeld wat de specialist voor ogen stond, was waarmee mijn vriendin me had opgebeurd. Met haar geestige, hilarische uitspraak had ze me de moed gegeven om niet alleen naar de verdrietige kant (het disfunctioneren van darmen en blaas) te kijken, maar er ook de betrekkelijkheid en zelfs positieve kant van proberen te zien. Dat viel niet altijd mee, doch ik hoefde maar aan haar uitspraak te denken of ik schoot al in de slappe lach en met al mijn prakkiseren was het opslag gedaan.

Toen ik zover was dat ik het wel openbaar durfde te maken aan vrienden en bekenden schoot me vanzelf een prachtige manier te binnen om het allemaal niet al te zwaar te laten klinken en vertelde ik hen de interieurarchitect geraadpleegd te hebben en dat hij me geadviseerd had de waterleiding en riolering om te laten leggen. Aldus geschiedde en het werkte uitstekend.

Ik houd ook wel van een beetje galgenhumor: de avond voor ik een operatie aan een van mijn urineleiders moest ondergaan, kwam de uroloog me eraan herinneren dat ik een papier had ondertekend waarop ik mijn linker nier (die ik mogelijk zou verliezen bij deze ingreep) zou doneren. Dat bevestigde ik en terloops merkte ik nog op dat de beestjes met mij – als ik deze ingreep niet zou overleven – gauw klaar zouden zijn. Geen baarmoeder en eierstokken, geen dikke darm, geen galblaas meer en één nier eruit, dat schoot lekker op. Hij keek een beetje zuur…. De nier bleef behouden, de beestjes hebben dus toch nog iets langer werk met me!

Humor haalt de spanning uit de lucht. Achteraf ben ik alleen maar blij met deze interne verbouwing, zeker nu ik ook die gifslang (mijn dikke darm) kwijt ben. En heus waar, leven met twee stoma’s heeft zo zijn voordelen: als we op vakantie gaan naar Zuid-Frankrijk hoef ik onderweg niet op een gore plee te gaan zitten of erboven te hangen. Elk voordeel hep se nadeel en andersom. Ik profiteer van de voordelen.

 

En dan nu nog een stukje uit mijn boek Stille Wateren:

In die jaren gebeurde er iets met me dat enorm van invloed zou blijken te zijn op mijn verdere seksuele ontwikkeling en mijn afweer tegen het volwassen worden alleen nog zou doen toenemen. Als vijftienjarige werd ik in de driehoek Sint-Oedenrode-Eerde-Schijndel op de grote stille heide aangerand door iemand uit onze kennissenkring in het door mij zo onschuldig gedroomde balletwereldje. Na die gebeurtenis was het moeders plicht me namens de pastoor van onze parochie te beschuldigen van ontwrichting van het gezin van die man. Zijn vrouw was diezelfde middag met de noorderzon vertrokken met een ander, nadat ze eerst bij deze pastoor haar beklag had gedaan over mij. Die afschuwelijke aanranding en de zwaarwegende beschuldiging door de pastoor, die toch het kerkelijk gezag vertegenwoordigde, waren voor mij blijkbaar zo schokkend, dat ik de volgende dag met astmatische bronchitis in bed lag en moeder de dokter liet komen. Moeder wist wat er met me gebeurd was, waarschijnlijk de meeste broers en zussen ook, maar zowel moeder als broers en zussen hebben er nooit met mij over gesproken en ik niet met hen. Moeder sprak zich er jaren later pas over uit tegen Joep, in een periode dat ik levensgevaarlijk ziek in het ziekenhuis lag.

 

Jarenlang heb ik er zelf ook tegen iedereen over gezwegen, me er diep voor geschaamd, me er intens schuldig om gevoeld, duizend en één keer overdacht wát mijn deel aan schuld in die gebeurtenis geweest kon zijn. Hoe had ik het als vijftienjarige kunnen begrijpen - niemand gaf me er nadien tekst en uitleg over of toonde ook maar énige compassie met me. Op een luisterend oor of enige bijstand van de kant van de plaatsbekleders van Jezus Christus hoefde ik niet te rekenen, die zaten me bij wijze van spreken al in hun biechtstoelen op te wachten. Bij mijn afkeer om volwassen te worden, kwam nu ook de angst voor dat onbekende, nog onbegrepene en ontwikkelden zich anti-seksuele gevoelens, voor zover ik begreep wat die inhielden.

.

In bed, ziek, benauwd, kortademig, begon ik te schrijven aan wat later als het boekje Alison wil ballerina worden zou verschijnen. In de weken dat ik thuis ziek te bed lag, schreef ik over een meisje dat dolgraag ballerina wilde worden en het uiteindelijk ook werd. Een enig kind dat beide ouders nog had, in een veilige omgeving leefde en les kreeg van een zorgzame, begripvolle, meevoelende balletlerares. Alles wat haaks stond op wat ik net had meegemaakt en hoe ik me hierdoor voelde, propte ik erin. Ik vluchtte in die droom, omdat de tamelijk betrouwbare wereld waarin ik tot dan toe verkeerd had door dit voorval wreed verscheurd was.

 

Dat schrijfsel verborg ik, ik wilde niet dat iemand van mijn broers en zussen het las. Op een dag vond moeder het bij toeval, las het verhaal en moedigde me aan het naar ‘de krant’ te sturen, waarmee ze bedoelde het Dagblad voor Oost-Brabant. Op haar aandringen stuurde ik het op naar De Jeugdhof, de zaterdagse bijlage van deze krant, die onder redactie stond van iemand die zich ‘Oom Wim’ noemde (Wim Wich). Wellicht reageerde Wim Wich enthousiast omdat ik al vaker met korte verhalen en tekeningetjes in De Jeugdhof had gestaan en dit door de lezertjes van De Jeugdhof algemeen gewaardeerd werd. Hij stelde me voor elke week een hoofdstuk uit Alison wil ballerina worden in te sturen en er zelf de illustraties bij te maken, en aldus geschiedde. Dat het product van mijn schokkende ervaring nog zulke verrassende en toekomstbepalende consequenties zou hebben voor mijn verdere toekomst had niemand ooit kunnen bedenken. Toch was dit het geval, zoals spoedig zou blijken.

 

26-02-2013 om 09:35 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
25-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dementie

25 februari 2013

Dementie

In het weekend las ik in Trouw d.d. 23-02-2013 het artikel van Bert Keizer over dementie en euthanasie, met als kop: Wilsverklaring is niets waard. Hij schreef dit in verband met zijn optreden in het programma Zembla, waarin hem gevraagd werd hoe hij over actieve euthanasie bij dementerenden denkt. In zijn denken staat hij m.i. lijnrecht tegenover mevrouw Els Borst, die in datzelfde programma vertelde dat dementerenden met een laatste wilsbeschikking (op papier) in aanmerking komen voor euthanasie, ook als ze zelf niet meer wilsbekwaam zijn. Dit houdt mij sterk bezig.

Niemand wil graag dement worden. Voor veel ouderen is het een schrikbeeld. Door voorlichting en media-aandacht wordt er van alles aan gedaan om dat schrikbeeld te dimmen, maar hoe men het ook draait of keert, naar dementie ziet niemand uit.

Laat ik een voorbeeld geven aan de hand een situatie die ik nu van vrij dichtbij meemaak. Een moeder kreeg zestien jaar geleden de eerste verschijnselen van dementie. Twee jaar later werd zij gediagnosticeerd: Alzheimer. De eerste paar jaar leidde ze een redelijk normaal bestaan, maar er slopen steeds meer hiaten in haar geheugen en haar coördinatievermogen verminderde. Ze begon dingen te vergeten, kwijt te raken, raakte steeds vaker en meer gedesoriënteerd, zodat hulpverlening in de vorm van (toenemende intensieve thuis-)zorg noodzakelijk werd.

Door haar man en kinderen was zij al die jaren liefdevol bijgestaan, maar dit kon niet voorkomen dat de dag aanbrak waarop de arts het noodzakelijk achtte haar te laten opnemen in een verpleeghuis. Moeder zelf was niet meer bij machte bewust hiermee in te stemmen of ertegen te protesteren – het begin van haar wilsonbekwaamheid.

In het gunstigste geval reageerde moeder niet agressief op haar overplaatsing en, eenmaal geaard, kon zij zich nog verheugen op de komst van haar kinderen en familie. Langzaam verloor ze de herinneringen die haar pijn deden en liet ze zich gedwee verzorgen. Tot zover was dit voor moeder zelf en voor haar man en kinderen wellicht een aanvaardbare en draaglijke situatie.

Na enige tijd overleed haar man, en onder de zorgende handen van kinderen, familie en verpleeghuispersoneel gleed moeder langzaam af naar niemandsland, waarin ze steeds minder bereikbaar werd en ook allerlei functies die de hersenen doorseinden naar haar lichaam op den duur niet meer begreep. Langzaam verliep haar dementieproces van zich nog zelfstandig voortbewegen en verbale communicatie naar rolstoelgebruik en sterk afnemend spreekvermogen. Ten slotte bereikte zij het stadium van geen enkele communicatie meer of geen andere dan (zorgzame en liefdevolle) lichamelijke aanrakingen.

In dit stadium verkeert moeder nu al langere tijd. Ze ligt 23 uur per etmaal in bed, heeft last van kleine schokbewegingen van haar magere lichaam en krijgt hier eenvoudige pijnstilling voor. Haar dementieproces duurt, sinds Alzheimer bij haar is vastgesteld, al ruim veertien en een half jaar.

 

Als de dementerende eenmaal zover is, is zij (hij) niet meer wilsbekwaam en schijnt passieve/actieve euthanasie op verzoek voor haar (hem) niet meer mogelijk te zijn. Zelfs niet al heeft zij (hij) zelf ooit een euthanasieverklaring geschreven en ondertekend of wanneer directe familieleden haar meerdere keren hardop hebben horen zeggen dat zij (hij) in zo’n situatie niet meer zou willen leven. Als ik verpleeghuisarts Keizer mag geloven is het zo geregeld dat de lijdende op het tijdstip van de uitvoering van de euthanasie zelf moet kunnen aangeven of hij ook daadwerkelijk wil sterven. Hiervoor moet hij bij zijn volle verstand zijn én er moet duidelijk sprake zijn van ondraaglijk lijden.

 

De vrouw over wie ik het heb, verkeert in een droevige, vegetatieve situatie. Ze krijgt de verzorging die ze nodig heeft, haar kinderen zijn zeer toegewijd en houden frequent voeling met wat er in het verpleeghuis met hun moeder gebeurt.

Nu zie ik hoe dit proces verloopt en wat dit met haarzelf, haar kinderen en naaste familie doet. Ik moet zeggen dat ik bijzonder onder de indruk ben van alles wat hier gebeurt. Voor de kinderen en hun naaste familie is het hele, zeer langdurige proces bijzonder ingrijpend en ik heb groot respect voor de manier waarop zij hiermee omgaan. De kinderen moeten van heel ver komen, maar tot op de dag van vandaag hebben zij ervoor gezorgd dat moeder haar menswaardigheid zo lang mogelijk behoudt.

Voor de kinderen wordt het steeds zwaarder. Niemand weet hoe lang deze situatie nog zal voortduren. Als het lichaam van moeder sterk genoeg is, kan dit nog jaren doorgaan, wat voor de kinderen, hoe je het ook wendt of keert, emotioneel langzamerhand kan uitlopen op een voor hen onhoudbare situatie.

Ieder mens met een gezond verstand zou stiekem wensen dat moeder zacht en kalm, bijvoorbeeld in haar slaap, zou overlijden. Kinderen en familie lopen misschien stilletjes ook met die wens rond, maar beseffen dat ze daar niet ver mee komen omdat men zich in het verpleeghuis te houden heeft aan de Nederlandse wet en beleidsregels en protocollen van het verpleeghuis.

Aan de ene kant van de lijn staan dus de hulpverleners, zij dragen dagelijks de verantwoordelijkheid voor leven en welzijn van de dementerenden en bewegen zich tussen afgesproken regels en protocollen. Voor hen is het bijna ondoenlijk om hiervan af te wijken. In principe zullen zij dus zo lang mogelijk doorgaan met zo optimaal mogelijke zorg en daar verstaan zij in dit stadium waarschijnlijk iets heel anders onder dan de direct betrokken familieleden. Dit kán betekenen dat zelfs palliatieve zorg voor mensen zoals deze moeder niet overwogen wordt zolang door de direct verantwoordelijken in het verpleeghuis niet ervaren wordt dat zij, volgens de begrippen die zij hiervoor hanteren, terminaal is.

Aan de andere kant van de zorglijn staan de kinderen en familieleden met de onvoorwaardelijke liefde die zij voelen voor hun toch als zeer ernstig ziek te beschouwen moeder en hun persoonlijke emoties die ermee gepaard gaan en leeft de vraag: hoe lang houden zij dit nog vol. In hoeverre worden hun hun dagelijkse bezigheden, hun persoonlijke handel en wandel erdoor bepaald en wanneer mag er actief ingegrepen worden.

Let wel: geen ogenblik zullen de kinderen moeder de noodzakelijke zorg willen ontnemen. Maar:

Ik merk dat ik als dochter en verpleegkundige de kant van de zorg kan begrijpen, maar ook niet begrijp. Goed zorgen vóór kan ook niets doen zijn.

Dit schreef een van de kinderen me onlangs. En hier ligt alle wanhoop en machteloosheid in besloten.

 

Beide partijen bezien dit vanuit het eigen gezichtsveld en zo blijft het voor beide partijen een loodzwaar traject. Maar de kinderen en naaste familie zijn naar mijn idee de meest kwetsbare partij, moeders (fysiek) welzijn (en hierdoor indirect (mentaal) ook dat van hen) hangt volledig af van de gang van zaken in het verpleeghuis, de zorgverleners verkeren dus (wellicht ongewild) in een machtspositie. Niet dat ze die moedwillig uitbuiten, zeker niet, maar hierdoor hebben ze wel alle vrijheid om te handelen naar hun eigen richtlijnen, ook al komen die niet (helemaal) overeen met de wensen van de kinderen.

Voor de kinderen is het een heel ander verhaal. Zij voelen zich als kind (emotioneel) sterk met haar verbonden en in alle opzichten intens betrokken bij alles wat er met moeder gebeurt. Het is heel begrijpelijk dat zij na zo lange tijd uiteindelijk nog maar één ding wensen: dat moeder niet langer hoeft te lijden dan nodig is. En dan hoeft echt niet alles uit de kast om het leven van moeder maar te laten voortduren.

 

Hoever gaan wij in onze zorg. Hoe lang mag een menselijk lijden duren vóór er, met liefde en respect voor de persoon in kwestie en de naaste familie, ingegrepen wordt…. Waar trekken we de grens van zorg geven en zorg (na-)laten….. Wanneer mag een mens sterven….

 

Natuurlijk, het is voor een arts ook nogal wat om een (ziek of dementerend) mens moedwillig te doden of een (niet-)behandeling in te zetten met als doel het overlijden van die persoon. En zeker is dit moeilijk als het gevraagd wordt aan artsen en verzorgenden die er tot dan toe alles aan gedaan hebben om het leven van vader of moeder zo draaglijk mogelijk te houden en zo op hun manier ook een relatie hebben ontwikkeld met hun cliënt.

Dus is het misschien toch raadzaam dat externe deskundigen hun licht laten schijnen over zulke zeer ernstige uitlopers van dementie en er voor situaties als van deze moeder een milde uitweg voor dit dilemma gevonden kan worden, dat voorkomt dat kinderen overspannen raken en moeder zinloos in leven gehouden wordt. Hierbij denk ik aan een commissie, bestaande bijvoorbeeld uit het familielid dat als coördinatiepersoon functioneert tussen familie en verpleeghuisarts, een scenarts en eventueel een deskundige op het gebied van palliatieve zorg (terminale zorgconsulent). Deze mensen zouden zich kunnen buigen over het levenslot en levenseinde van de dementerende om in onderling overleg tot een menslievend besluit te komen. En dat hoeft niet per se om euthansie te gaan.

En hier is hoofdstukje 4 van mijn boek

 

VOOR EVEN BEROEMD

turbulente puberjaren

 

In aard en aanleg verschilde ik van mijn klasgenoten, maar ook van mijn broers en zussen; het was dan ook niet verwonderlijk dat zij me niet altijd begrepen en van tijd tot tijd de spot met me dreven. Hun plagerijen hebben me ongetwijfeld weerbaarder gemaakt, maar het moet gezegd dat die me ook wel gekwetst hebben en ik me er zowel buiten als in ons grote gezin soms erg eenzaam door heb gevoeld. Mijn broers en zussen en klasgenoten waren in verhouding weinig ouder dan ik en konden natuurlijk nog niet zoveel inzicht verworven hebben dat ze door hadden hoe ik me eronder voelde. In de meeste grote gezinnen waren plagerijen trouwens geen onbekend verschijnsel. Ik was te (over-)gevoelig om ze altijd te kunnen relativeren. De avonduren op de academie in Eindhoven en de balletlessen in Sint-Oedenrode compenseerden mijn verborgen hunkering naar wat meer waardering door de mensen in mijn directe omgeving en daarbuiten en mijn stil gedragen heimwee naar vader, of misschien beter gezegd, een vaderfiguur.

 

Rond mijn vijftiende begon ik me ook serieus bezig te houden met mijn rooms-katholieke identiteit. Er rezen allerlei vragen, het Tweede Vaticaans Concilie kwam in zicht en vol enthousiasme nam ik op uitnodiging deel aan debatingavonden over (religieuze) levenskwesties. Ik was op zoek naar mijn eigen identiteit, mijn specifieke plek in de wereld, mijn levensinvulling, maar had, afgezien van mijn ballerinadromen, nog geen enkel reëel beeld van hoe mijn toekomst eruit zou moeten zien. Ik wist maar één ding heel zeker, het moest allemaal anders dan wat ik zag en ervoer in mijn eigen omgeving. En ondertussen zette tegen wil en dank de fysieke transformatie van kind in jong meisje en van jong meisje in jonge vrouw gewoon door. Daar bleef ik het moeilijk mee hebben. Terwijl mijn vrouwelijkheid zich onmiskenbaar ontwikkelde, bleef ik me, zonder hier verweer tegen te hebben, vastklampen aan dat kinderlijk verlangen naar geborgenheid. De gedachte aan een leven als volwassene schrikte me af, stond me zelfs, al kende ik de werkelijke reden hiervan nog niet, enorm tegen.

 

Thuis leefde ik min of meer in een matriarchaat, de broers bemoeiden zich weinig met de opvoeding van hun jongere broertjes en zusjes, tenzij om hun wat te treiteren. Moeder moest het gezin in haar eentje beheren en werd hierin daadkrachtig bijgestaan door de twee oudste dochters. Ik kan me geen voorstelling maken van hoe het gegaan zou zijn als vader, als kostwinner de meest gezaghebbende in ons gezin, was blijven leven. In mijn beleving waren mijn oudere zussen, zoals ik al eerder opmerkte, oud en dus gezaghebbend. Net als onze moeder, zij was heel oud in mijn beleving en straalde, zeker sinds zij er als hoofd van het gezin alleen voorstond, het opperste gezag uit, wat zich ook uitte in haar verschijning,  statig, kaarsrecht en vooral fier. Brabanders beschouwden haar als een pronte vrouw. Men had terecht veel respect voor haar.

 

Kinderlijk van geest of niet, de jongens begonnen zich voor me te interesseren, maar dat negeerde ik categorisch. De weemoedige hunkering naar affectieve geborgenheid botste met de voor mijn leeftijd natuurlijke ontwikkeling van mijn lichaam, waardoor ik me ontheemd voelde, eerst en vooral in mijn eigen lijf. Ik begreep wel dat mijn gevoelens heel complex waren, misschien ook niet gezond of normaal voor een meisje van mijn leeftijd, zelfs hiervan was ik me bewust. En toch was ik niet bij machte lichaam en geest met elkaar te verbinden en het evenwicht tussen die twee te creëren. Ik werd niet geplaagd door gepieker, dat niet, mijn dagen waren voldoende gevuld, er was meer dan genoeg wat me boeide en bezighield, maar er bleef iets me heel fundamenteels ontbreken.

 

Die onderbewuste hunkering, dat moeizame deel van mezelf verborg ik zorgvuldig, bewaakte het angstvallig, omdat ik me ervoor schaamde. Geleidelijk aan leerde ik me verschansen achter een muur van humor en gekdoenerij. Via die weg raakte ik weliswaar steeds beter getraind in het verbergen van mijn diepere gevoelens, maar met mijn clownesk gedrag lokte ik plagerijen door broers en zussen juist weer uit. Humor hield me dus overeind, ik leerde er narigheid door relativeren, maar ook hierin wist ik niet de juiste verhoudingen te vinden. Werd ik fysiek onmiskenbaar ouder, hield mijn lichaam geen rekening met mijn gevoelens en bleef mijn geest zich ertegen verzetten, mijn honger naar kennis en ontwikkeling ondervond nergens belemmering, mijn honger naar kennis en ontwikkeling ondervond nergens belemmering. Voor allerlei kwesties binnen en buiten mijn dagelijkse leefwereld begon ik me te interesseren, ik ging heel veel lezen en stortte me op allerlei onderwerpen in kranten en tijdschriften.

 

Nog steeds wilde ik beroemd worden en deed daar van alles voor. Zo nam ik deel aan kleur- en tekenwedstrijden en journalistieke competities en viel regelmatig in de prijzen. Bij een van die journalistieke wedstrijden werd ik met nog enkele jongelui uitgenodigd om voor de krant een artikel te schrijven over de beroemde film Oordeel te Neurenberg. Dit soort activiteiten vroeg om een volwassen manier van denken, maar stond haaks op mijn bijna instinctieve onwilligheid om volwassen te worden. Die discrepantie, waarvan ik me terdege bewust was, verwarde me, ik besefte dat het tijd werd dat hier verandering in kwam, al wist ik bij lange na niet hoe. Met niemand had ik dit soort gedachten en gevoelens ooit gedeeld, niemand kon me dan ook raad geven. In het besef hier zelf aan te moeten werken, was ik gevoelsmatig niet bij machte die klemmende instinctieve afkeer ervan los te laten. Het dagelijks leven ging gewoon door, ik deed wat me opgedragen werd, keek de kunst van het groeien naar volwassenheid af bij leeftijdgenoten, benijdde hun (ogenschijnlijk?) gemakkelijke omgangsvormen met het andere geslacht, was er zelf in geen enkel opzicht toe in staat en bleef mijn onmacht verbergen achter malligheid, wat  me nog verder verwijderde van meer begrip en waardering onder leeftijdgenoten.

 

In dit hele proces van ontwikkeling bleef het ballet mijn grote passie, al mijn vrije tijd besteedde ik eraan. Ik las erover, volgde zoveel mogelijk balletlessen en oefende thuis op zolder. Nu deed zich het probleem voor dat ik weliswaar heel lenig was, maar helaas ook overbeweeglijk. Oefeningen die andere balletleerlingen na heel lang trainen daarna perfect en elegant konden uitvoeren, lukten mij zonder veel oefening weliswaar redelijk moeiteloos, maar dan wel zonder de noodzakelijke elegantie en perfectie van mijn medeleerlingen. Mijn hypermobiele armen en benen stopten niet waar het moest, maar zwaaiden, knikten en bogen als elastiek dat door langdurig gebruik te ver was uitgerekt, waardoor me net datgene ontbrak dat men in de balletwereld ‘beheersing’ noemt – onmisbaar voor elke balletdanser. Ook had ik grote moeite met het balanceren op de spitzen, omdat mijn voeten eenvoudig doorbogen en dubbel klapten zo gauw ik me erop verhief. Toen wist ik nog helemaal niet dat dit met het syndroom van Ehlers-Danlos te maken had, een aangeboren bindweefselaandoening die later bij me aan het licht zou komen. Langzamerhand moest wel tot me doordringen wat dit voor mijn al zo lang gekoesterde ballerinadromen betekende: die zouden nooit en te nimmer werkelijkheid worden.

 

Tegen beter weten in bleef ik hardnekkig doorgaan met oefenen, tot en met mijn eenentwintigste, waarop ik in Maastricht nog een jaar balletlessen volgde in een semiberoepsklasje onder leiding van de Poolse oud-ballerina Walli Haaken. Het ballet was en bleef in mijn ogen de mooiste, meest sierlijke dansvorm en ik beschouwde het als een zeer hoogstaande vorm van kunst. Alles wat erover in kranten, tijdschriften en boekvorm verscheen, verzamelde ik. Tot ik de deur uitging om in Maastricht te gaan studeren ging ik door met oefenen op onze grote zolder. Dan beeldde ik me in dat ik net zo’n gracieuze ballerina was als Alicia Markova die, opgetild door haar danspartner Anton Dolin, vederlicht als een elfje in een wolk van zijde en tule op de muziek boven zijn hoofd zweefde. Foto’s van deze twee wereldberoemde dansers bewaarde ik onder mijn hoofdkussen.

 

Door mijn grote liefde voor het ballet begon ik al heel jong te luisteren naar wat men in die dagen onder 'klassieke muziek' verstond, composities van Mozart en Beethoven, Tsjaikowsky en Strawinsky, Dvorák en Grieg, componisten uit de achttiende en negentiende eeuw of met één been nog net in de twintigste. Vooral composities die speciaal geschreven waren voor balletten spraken me aan. Ach, diep van binnen wist ik maar al te goed hoe ongeschikt ik was voor een dergelijk enerverend leven, maar die stem negeerde ik vooralsnog maar liever….

25-02-2013 om 09:16 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
Tags:dementie, palliatieve zorg, euthanasie
24-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rambo
Klik op de afbeelding om de link te volgen

24 februari 2013

Uitspraken van een ander

Een van mijn vrienden stuurde me enkele bijzondere uitspraken van bijzondere mensen. Eén uitspraak, gedaan door Pater van Kilsdonk, trof me in het bijzonder: Schuldige mensen breng je niet tot inkeer door ze te beschuldigen, maar door ze te eerbiedigen.

Daar moest ik wel even over nadenken. Zeker nadat ik de documentaire gezien had die de Belgische televisie Canvas/Panorama gemaakt heeft van een jongeman die, na een opeenstapeling van fouten en verkeerde inschattingen aan de kant van het justitiële apparaat, op ik mag wel zeggen gewelddadige wijze stierf in zijn cel.

De uitspraak van de pater is in feite de constatering dat kwaad nooit met kwaad vergolden zou moeten worden, ergo dat het beschuldigen van schuldige mensen voor hen niet bepaald uitnodigend is om over hun (vermeende) schuldigheid na te denken – tot zover kan ik meteen meegaan in deze veronderstelling. Moeilijker wordt het voor me bij het lezen het tweede gedeelte ervan: maar door ze te eerbiedigen.

Het vraagt van ons ondanks het feit dat we hem/haar schuldig bevinden toch eerbied voor deze mens. Misschien bedoelt hij te zeggen dat schuld op schuld stapelen zelden of nooit het gewenste effect heeft, eerder averechts werkt en uitlokt tot meer ontoelaatbaar gedrag. Dat respect en begrip voor het waarom van een ontoelaatbare handeling die mens juist kan aanzetten om tot bezinning te komen en zijn leven anders in te richten. Toch vind ik dat heel moeilijk.

Neem nou de jongeman uit deze documentaire. Hij was een jaar of zesentwintig, met een stoere blik, sterke gezond ogend, wel door amfetaminen opgepompt bovenlijf. Zijn vader vertelde dat zijn zoon al eerder opgenomen was geweest in een psychiatrische kliniek vanwege psychotische verschijnselen. Aan de vooravond van het etmaal waarin de jongeman uiteindelijk zou sterven (een koude winterse dag), zo vertelde zijn vader, wilde hij met alleen een broek aan ‘iets gaan drinken’. Vader keurde dit af, probeerde zijn zoon te overreden, maar voelde zich onmachtig en belde de plaatselijke politie.

Vader had namelijk al de ervaring dat de situatie van zijn zoon na gebruik van amfetaminen (waaraan hij verslaafd was) kon leiden tot ongewenste toestanden. De politie kwam, sprak met de jongeman, maar concludeerde dat hij geen enkel gevaar liep, goed bij zinnen was en zij hem, omdat hij volwassen was, niet konden tegenhouden. Wat achteraf gezien al 'n eerste verkeerde inschatting bleek.

De jongeman vertrok en boven verwachting van zijn vader deinsde hij met zijn blote bovenlijf niet terug voor de kou (7 graden vorst). Niemand weet waar hij verbleef in de nacht die erop volgde, vermoedelijk in een of ander hotel.

Op de late ochtend werd hij in verwarde toestand aangetroffen ergens op straat. Hij hield zelf een politiebusje aan, was zich blijkbaar bewust van zijn eigen noodsituatie. Hij werd meegenomen en op het politiebureau werd er toen in alle rust met hem gepraat. Wel maakte hij een nerveuze, zeer onrustige indruk, duidelijk iemand in psychische nood.

Om een lang verhaal wat in te korten: men kreeg van hogerhand de opdracht de jongeman naar een psychiatrische kliniek te brengen. In het busje waarmee hij vervoerd werd kleedde hij zich helemaal uit. In die toestand zijn ze drie keer met hem van de kliniek naar het politiebureau gereden. Tot drie keer toe werd zijn opname in de kliniek geweigerd. De ene ellendige maatregel en handeling volgde op de andere, het was 'n aaneenschakeling van tekortschieten. De jongeman raakte steeds meer gestrest en het eind van het verhaal was dat de lokale politie het zogenaamde Ramboteam inschakelde om de arme jongen ‘in bedwang te krijgen’ en een arts de gelegenheid te geven hem te injecteren met een kalmerende vloeistof.

De beelden van dit hele ontluisterende spektakel zijn bewaard gebleven. Een spektakel wás het. Zes tot de tanden toe bewapende politiemannen sprongen de cel binnen, stortten zich bovenop hem, boeiden hem en begonnen hem op gewelddadige manier tegen de muur en klem te werken. Tot slot van deze mensonterende vertoning begon een van hen op de jongeman in te rammen (een ander woord is er niet voor) en hem af te tuigen.

Blijkbaar hadden ze de arme man ‘gekalmeerd’ en kon de dokter aantreden. Een plaatselijke huisarts wurmde zich tussen de voorovergebogen donkere gestalten heen, voerde geen enkele controle uit en diende hem snel zijn injectie toe. Twee minuten later moesten de Rambo’s hem loslaten en de arts terugroepen: de jongen was gestorven. En, naar later bleek, niet door het spuitje van de dokter, maar door de (vuist-)slagen van dit interventie Ramboteam.


Ja… toen ik dat gezien had, vroeg ik me af, ten eerste: wie is hier de schuldige? Ten tweede: hoever zou ik in dit geval moeten gaan in het tonen van mijn respect voor de schuldige…..

Een schamele poging: die jongeman was psychisch ziek, dus het predikaat ‘schuldige’ verdiende hij helemaal niet. Met hem heb ik verschrikkelijk te doen, evenals met zijn ouders. Zij hebben dit niet verdiend en van enige schuld, in welke vorm dan ook, is geen sprake.

De Rambo’s deden zogezegd hun werk, blijkbaar worden zij opgeleid om in vergelijkbare situaties op deze harde, niets ontziende manier op te treden. Wie wijst met de beschuldigende vinger…. Maar ik mag toch verwachten dat dit allemaal volwassen mensen waren die zelf konden inschatten tot hoever ze konden/mochten gaan.

Evenzo de arts:  hij voerde vooraf geen enkel diagnostisch onderzoek uit, heeft 'blind' gespoten. Blinde gehoorzaamheid? Uit routine? Al te vaak meegemaakt hoe zulke dingen verlopen?

De psychiatrische kliniek in de persoon van de directeur, die weigerde deze psychisch totaal ontredderde jongeman op te nemen…. Het spijt me, waar zijn zulke klinieken dan wél voor…?

De gerechtsdienaren, die zich verschuilen achter nietszeggende holle frases... moet ik daar begrip voor opbrengen?

Uiteindelijk zijn de ouders het grootste slachtoffer van deze trieste gebeurtenissen, zij blijven achter met onbeantwoorde vragen, het verschrikkelijke verdriet om het verlies van hun zoon en de manier waarop.


Mensen die zich schuldig maken aan ontoelaatbaar gedrag zijn uiteindelijk zelf ook slachtoffer, ja, daar geloof ik tenslotte maar in. Van hun eigen geweten liefst. Dat mag ik toch hopen….


Plus hoofdstuk 3 van mijn levensverhaal dus.

VADERLOOS VERDER

Papa is nu naar de hemel – van 1954 tot 1959

 

Voor onze moeder was vaders overlijden dramatisch, maar ik was natuurlijk nog veel te jong om de vólle draagwijdte ervan te doorgronden, al voelde ik wel de loodzware ernst en tragiek ervan. Het meest van al beangstigde en beklemde me de droevige sfeer in huis, waar telegram na telegram binnenkwam en de postbode stapels brieven en kaarten bracht. Uit de roodgehuilde ogen van mijn oudere zussen viel wel op te maken dat het voor ons hele gezin een verschrikkelijke gebeurtenis was. Alle aanloop en drukte thuis in die dagen verhinderde dat ten volle tot me doordrong dat vader voorgoed uit ons leven verdwenen was en we hem nooit meer zouden zien, maar was ook beangstigend en deed me na enige tijd te beseffen wat dit in werkelijkheid inhield, waardoor ik door verontrustende vragen werd gekweld.

 

De meest ambivalente uitspraak had een van onze oudere zussen gedaan op de vroege ochtend van 3 oktober 1954, toen ze ons was komen meedelen dat vader er niet meer was. “Papa is nu naar de hemel,” had ze gezegd. Dit had in eerste instantie geruststellend geklonken. In de eerste ogenblikken hierna had ik blijdschap noch verdriet gevoeld. Moeder was al maandenlang elke dag naar vader in het ziekenhuis, vader zelf was al lange tijd niet meer thuis. Door zijn overlijden zou er in de thuissituatie niet veel veranderen, we waren aan zijn afwezigheid gewend geraakt. Toch realiseerde ik me weldra dat er grote verschillen waren. Het feit dat moeder nu weer elke middag in de keuken doende was als wij uit school thuiskwamen en niet in het Veghelse ziekenhuis, bevestigde het krachtigst van al vaders definitieve afscheid van het leven. Moeder was thuis en vader kwam echt nooit meer terug.

 

Dit hele proces van vaders ziekte en sterven was een aanslag op mijn kinderlijke gemoedsrust. Thuis kon ik niet terecht met mijn verdriet. Met de pastoor of kapelaan durfde ik over vragen die bij me leefden al helemaal niet te praten. Hun stevige postuur en hun strenge blik boven de zwarte soutane nodigde bepaald niet uit tot enige vertrouwelijkheid. Inwendig was ik van slag, worstelde met verdriet, angst en schuldgevoelens waarmee ik geen kant uit kon of durfde en waar blijkbaar geen mens weet van had. Tot dan toe was ik nooit bewust bezig geweest met het fenomeen sterven. Ik was een kind, zorgeloos en verwachtingsvol, stond nog aan het begin van het leven en vertrouwde bijna instinctmatig op de onsterfelijkheid van mijn ouders. Toch was het verschrikkelijke, het onvoorstelbare, het voor jonge kinderen beangstigende en helemaal niet vanzelfsprekende gebeurd: vader was ziek geworden en gestorven.

 

Na vaders overlijden, dat me op een meedogenloze manier had geconfronteerd met sterfelijkheid in het algemeen en die van vader in het bijzonder, werd ik bang ook moeder nog te verliezen. Wat niet ondenkbeeldig was, omdat zij kort na het overlijden van vader met ernstige galblaasproblemen werd opgenomen in hetzelfde Sint-Josephziekenhuis en daar een aantal weken moest verblijven. Pijnlijk scherp was tot me doorgedrongen dat moeder hetzelfde kon overkomen als vader en dit ook gold ten aanzien van mijn broers en zussen (én mezelf). Ik werd angstig, raakte nog verder verstrikt in mijn emoties, hunkerde naar de oude vertrouwde, veilige geborgenheid van vroeger in huis, zonder deze wurgende doodsangst die me sinds vaders overlijden in zijn greep had.

 

Op een wel heel droevige manier had ik moeten ervaren dat ziekte en overlijden iedereen konden treffen en in werkelijkheid heel andere beelden en gevoelens in me opriepen dan ons in school en kerk was voorgespiegeld. Geen engelen die de gestorvene meevoerden naar de hemel en engelenkoren die hem met hun hemelse gezangen verwelkomden in dat Hemels Paradijs. Geen gevoelens van dankbaarheid omdat hij nu een Beter Leven in het Aanschijn van God was binnengegaan. De gordijnen in de woonkamer waren drie volle dagen gesloten gebleven, de klokken hadden stilgestaan. Dit alles kon maar één ding betekenen: doodgaan was verschrikkelijk. Alles wat ik waarnam, bevestigde meedogenloos helder de dramatiek van deze droevige gebeurtenis, waardoor ik juist hierdoor de volle omvang ervan extra hevig voelde.

 

Door alles wat ik in verband met vaders overlijden om me heen zag gebeuren raakte ik volkomen geblokkeerd. Ik kon geen enkel teken van rouw laten zien, waardoor het er alle schijn van had dat vaders overlijden me hoegenaamd niets deed. Eenzaam zocht ik in stilte overal naar iets of iemand die dit zo zware gevoel van verlatenheid en angst, tekortschieten en schaamte bij me kon wegnemen, maar die ik natuurlijk nergens vond. In ons gezien had ieder met zijn eigen portie verdriet te kampen en daarbuiten stond de wereld niet stil en ging het leven gewoon door alsof er niets gebeurd was.

 

Vader... ik miste hem. In mijn herinnering was hij een vriendelijke man met veel gevoel voor humor. Ik miste zijn goocheltrucjes die hij voor ons deed als hij weer thuisgekomen was van een reis voor zijn werk, ik miste de wonderlijke vragen die hij ons soms kon stellen, mijn plekje tussen zijn knieën, zijn lange handen op mijn smalle schouders. Ach… ik miste hem en mijn leven ging, ja, moest verder. Hij had een mooi handschrift dat overeenstemde met het beeld dat ik van hem had: lang en slank en zo wilde ik dat hij in mijn herinnering zou voortleven. In het dagelijks leven was trouwens weinig ruimte om stil te staan bij wat gebeurd was in ons gezin. Na drie dagen van rouw en vaders uitvaart gingen we weer naar school, ik ook. De kinderen kwamen op de speelplaats om ons heen staan, onze vader verliezen was blijkbaar een bezienswaardige gebeurtenis.

 

De vijfde en zesde klas doorliep ik goed, ik leerde makkelijk en Moeder stuurde me naar de ulo. Misschien koos ze hiervoor uit praktisch oogpunt, want het schoolgebouw stond op loopafstand van ons huis en ze had al connecties met deze school. Mijn enige jeugdvriendin uit die uloperiode was Willy Goudsmits. Ze was de oudste dochter van de schooldirecteur. Zij kwam uit een gezin met vijf meisjes, wat ik heerlijk vond, omdat er tenminste maar vijf kinderen waren in plaats van dertien, zoals bij ons thuis. Er heerste daar meer rust en in haar kleine keuken had de moeder van Wil altijd alle tijd en aandacht voor ons. Ik nestelde me in haar warme genegenheid. Alle vijf de meisjes bespeelden een muziekinstrument en soms musiceerden ze samen. Dit scheen me het toppunt van vreugde en rijkdom toe. Alleen al het feit dat zij met enkel meisjes waren en met zo weinig én nog een vader hadden, maakte me soms jaloers.

 

Een fijne vriendin kan voor een jong meisje heel belangrijk zijn. In die context betekende Wil heel veel voor me. Na onze ulotijd gingen we ieder onze eigen weg. Van tijd tot tijd zochten we elkaar nog op. Wil was toen al met tussenpozen ernstig ziek en is uiteindelijk na jaren tobben met haar gezondheid op dertigjarige leeftijd overleden. Toen had ik al de nodige ervaringen met het verlies van mensen die me dierbaar waren, maar ook al was ik er in haar geval zelfs min of meer op voorbereid, de klap kwam hard aan, we waren in een belangrijk deel van ons leven intensief met elkaar opgetrokken. Op de dag dat Wil ten grave gedragen werd, droeg ik ons derde kind, onze oudste zoon in mijn schoot. Het contrast was wreed, verdrietig en schril en schrijnt nog na in de herinnering.

 

Na de ulo, die ik met een diploma afrondde, stuurde moeder me, omdat ik pas net vijftien jaar oud was, naar de vormingsklas bij de zusters Franciscanessen in Veghel, een veredeld soort huishoudschool voor meisjes die nog niet wisten wat ze na de middelbare school wilden gaan doen. Ik kwam er bij achttienjarige en oudere mms-meisjes in de klas en voelde me er, drie jaar jonger en nog erg kinderlijk voor mijn leeftijd, vreemd en onwennig. Van enige seksuele ontwikkeling was bij mij in die tijd nog totaal geen sprake, daar was ik helemaal niet mee bezig. Wel worstelde ik met allerlei puberale verschijnselen, niet alleen waarneembaar aan mijn lichaam, maar ook hevig roerend in mijn geest, wat heel wat onrust en stemmingswisselingen met zich meebracht.

 

Het gemis van (een) vader, dat zich op de meest onverwachte momenten deed gelden, sijpelde overal doorheen. Dit knagend gemis speelde een fervente rol in mijn leven als opgroeiend meisje dat nu eenmaal, net als ieder ander van haar leeftijd, of ze wilde of niet, vol onzekerheden op de drempel naar de jongvolwassenheid stond. Hoe diep de reikwijdte van dat stil gemis was, ging ik pas begrijpen toen ik eenmaal een volwassen vrouw, echtgenote en moeder was. Op mijn vijftiende kon ik me nog verschuilen in mijn dromen over balletdansen en beroemd worden en me nestelen in mijn eigen vertrouwde, voor mijn leeftijd overigens wel nogal bedenkelijk naïeve en kinderlijke wereld. Maar dat zou onherroepelijk een einde nemen. In stilte hoopte ik wel dat er iéts zou gebeuren waardoor mijn leven er heel anders uit zou komen te zien. De realiteit was echter dat ik toch nog elke dag zeven kilometer naar Veghel moest fietsen en gehoorzaam de Vormingsklas moest zien door te komen.

 

24-02-2013 om 00:00 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
23-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schrijvend blijven

23 februari 2013

Schrijvend blijven

Vanmorgen ontving ik een heel mooie reactie op mijn verhaal van gisteren. Die zette me aan het denken over mijn schrijverij. Deze vrouw schreef dat zij het boeiend vindt te lezen hoe andere mensen allerlei zaken (waaronder ziekte) beleven. Vaak is dat te vinden in blogs zoals de mijne, die rechtstreeks gaan over de dingen die de schrijver meemaakt of meegemaakt heeft.

Ik schrijf al mijn hele leven lang. Soms denk ik dat ik geboren ben met een pennetje in mijn hand en straks ter aarde neergelaten word met datzelfde pennetje nog in mijn hand geklemd. Schrijven ligt voor mij in het verlengde van praten, schrijvend vind ik het gemakkelijker om bepaalde gedachten en gevoelens te uiten, ze in woorden te vatten, ze te omschrijven. Misschien geldt dit voor heel veel mensen.

Intussen heb ik de leeftijd bereikt waarop ik gerust kan zeggen al veel meegemaakt te hebben waarbij ik de nodige levenservaring heb opgedaan. In ieder mensenleven gebeuren dingen die ons verheugen en verdrieten en heel veel ligt er tussenin. Om een en ander te verwerken heeft God of de evolutie ons een fantastisch instrumentarium gegeven: de nachtelijke droom. Hierin ontladen zich de meeste gebeurtenissen van de dag. De meeste mensen onthouden hun dromen niet, maar ondervinden daar ook geen hinder van. Hun bovenkamer is gereinigd, hun lichaam uitgerust en het leven gaat gewoon zijn dagelijkse gang.

Als gebeurtenissen heel diep ingrijpen bestaat de kans dat de nachtelijke ontladingen in de droom niet voldoende zijn. Men kan erdoor ontregeld raken en in het ergste geval raakt men er depressief door. In mijn persoonlijk leven is er genoeg gebeurd dat me over het randje van zo’n depressie heeft laten kijken en toch ben ik er telkens niet in geduikeld.

Als ik hiervoor een verklaring zoek, vind ik die in feite voornamelijk in mijn behoefte om te schrijven. Schrijvend ontlaad ik me, vergelijkbaar met de ontlading in de hersenen tijdens onze dromen. Schrijven helpt me ook om dingen helder te krijgen, op een rijtje te zetten, inzicht te ontwikkelen in het hoe en waarom van gebeurtenissen en de gevoelens en gedachten die deze in me oproepen. Ik verwerf er meer zelfkennis door.

Bij mij gaat er aan het schrijven meestal een periode vooraf van intensieve verwerkingsarbeid van óf een periode van lichamelijk lijden (dat uiteraard altijd gepaard gaat met emotie) óf bij gebeurtenissen doorstane emoties. En pas wanneer ik in de fase kom dat ik denk er wat concreter woorden aan te kunnen geven, begint het schrijven.

De eerste fase hierin is het spontaan in ijltempo opschrijven (lees: typen!) wat ik meen te zeggen te hebben. De tweede fase is die van het lezen en herlezen, schrappen en toevoegen, vijlen en schaven. Tenslotte streef ik ernaar een tekst over te houden die glad gepolijst is als een bronzen beeld. Maar daar staat dan ook precies in omschreven hoe ik de specifieke gebeurtenis heb beleefd, wat ik erbij heb gevoeld, hoe ik heb geprobeerd er grip op te krijgen, het een plek te geven in mijn leven en tenslotte los te kunnen laten. Althans, dit is altijd mijn streven geweest bij het schrijven van mijn boeken.

In mijn blogs loopt het heel anders. Ik ga zitten op mijn heerlijke werkplek in onze woonkamer, open dit blog en stel mezelf de vraag: waar zullen we het vandaag eens over hebben. Altijd schiet me iets te binnen dat me inspireert, ik begin onbevangen en laat mijn handen het verdere werk doen, er vloeit altijd wel iets van mijn hoofd naar mijn handen. Schrijven is een tweede natuur voor me geworden – ik schrijf, dus ik besta – ik besta, want ik schrijf – omdat ik besta, schrijf ik. Ja, dat pennetje zal toch mee mijn graf in moeten….

 

En dan nu hoofdstuk 2 uit mijn boek STIL WATER

 

GEVREESD ZIEK

de onschuld voorbij

 

In de jaren 1953 – 1954 vond een dramatische gebeurtenis plaats. In die jaren zat ik in de vijfde en zesde klas van de lagere school. Ons gezin kreeg een zware schok te verwerken, vader werd ernstig ziek en overleed na negen maanden ziekenhuisopname op drieënvijftigjarige leeftijd aan longkanker. Moeder bleef achter met dertien kinderen in de leeftijden van vierentwintig tot zes jaar. Uit die droevige tijd, waarin vader respectievelijk in De Klokkenberg in Breda, het Sint Elisabethziekenhuis in Tilburg en het Sint Jozefziekenhuis in Veghel opgenomen is geweest, heb ik een paar beelden overgehouden. In Tilburg van vader in een door de namiddagzon schemerig verlichte okergele kamer en in Veghel van vader in een geheel witte omgeving, liggend in een hoog, even wit ziekenhuisbed. In beide ziekenhuizen ben ik slechts één keer bij hem op bezoek geweest.

 

Vader Antoon van de Rijt, geboren in 1901, trouwde met An Ketelaars, geboren in 1905. Als veertienjarige jongeman kwam hij terecht bij zijn oom Harry van de Kamp in Sint-Oedenrode, waar hij tot aan zijn huwelijk bleef wonen. Harry van de Kamp was de oprichter van wat later zou uitgroeien tot de stalenmeubelenfabriek Kamp-Oda, voorheen H.J. van de Kamp. Mijn ouders kregen een groot gezin, dertien kinderen, zeven dochters en zes zonen. Vader werkte buitenshuis en moeder zorgde thuis voor de kinderen en het huishouden, zoals te doen gebruikelijk in die jaren, de man verdiende ‘de kost’ en was hoofd van het gezin. Maar in de praktijk waren het vooral de moeders die de dagelijkse zorgen hadden voor de hele gang van zaken in het gezin en de huishoudportemonnee beheerden. Bij ons thuis ging dat bij mijn weten niet anders, al heb ik zulke dingen nooit aan moeder durven vragen, dat zou, gezien mijn plaats in het gezin, ongepast geweest zijn.

 

Mijn tweelingzus en ik scheelden veertien jaar met onze oudste zus, wat een generatieverschil inhield. In mijn beleving was mijn moeder een oude vrouw met wie ik nooit op dezelfde vertrouwelijke manier kon omgaan als de oudste dochters in ons gezin. De gezagsverhoudingen lagen vast, de oudste zussen en broers hadden we net zo te gehoorzamen als moeder zelf. Dat gaf wel eens wrijving. Die complexe verhoudingen veranderden pas toen we allang volwassen waren, tot die tijd bleven we ‘de kleintjes’ die opkeken tegen de gezaghebbende oudere gezinsleden en hun gehoorzaamden.

 

Uit mijn kleuterjaren bewaar ik nog enkele kenmerkende beelden, zoals de eerwaarde zusters in hun lange zwarte habijten met tikkende rozenkrans, wandelend over de ‘speelplaats’ om hun leerlingen in de gaten te houden. Met hun handen gestoken in de wijde mouwen van hun habijt en hun gezicht voor een deel verborgen in de stijve, ovale witte kap onder hun zwarte sluier hun rondjes lopend. Elke morgen onze handjes gevouwen, luisterend naar de zachte, licht krakende stem van de zuster die hardop het Onze Vader en Weesgegroet voorbad. De talloze vlechtmatjes die we moesten maken van gekleurde, diep glanzende reepjes papier, de prentjes als beloning voor een ‘goed werkje’, het kolenhok onder het afdak, waarmee gedreigd werd als we stout geweest waren, maar waar nooit iemand in gezet werd. Het gillen als de school uitging, alle kinderen de klassen hadden verlaten en over de speelplaats en de omgeving van het schoolgebouw uitwaaierden.

 

Uit de eerste jaren van de lagere school naast het Sint-Odaklooster herinner ik me onze yell ‘Zuster, doe de poort eens open!’, als we veel te vroeg bij het schoolgebouw aankwamen en de poort naar de speelplaats nog afgesloten vonden; het smalle trapje en nauwe doorgang naar de speelplaats. De zusters die ook hier op en neer liepen over de speelplaats om te ‘corveeën’. De beelden van de voorbereiding op onze Eerste Heilige Communie staan nog helder op mijn netvlies, zoals ook de kruisjes op het bord achter de namen van kinderen die de dagelijkse ochtendmis van half acht bijgewoond hadden en de gezamenlijke wandelingen naar de kerk in de Goede Week. De groene stempels van dieren in onze schrijfschriftjes als we netjes gewerkt hadden; de zuster die ons oor stevig vastpakte als we niet goed geluisterd hadden of ongehoorzaam waren. De oude hoge ramen waardoor we zelfs staande niet naar buiten konden kijken en de grote hoge kachel die elke winter loeide. De lange gang met rijen kapstokjes vol jasjes. De oude gymzaal met blinkend gepoetste houten vloer. De oude keien waarmee de speelplaats onregelmatig geplaveid was, wat het hinkelen bemoeilijkte; het lange lage afdak met houten kolenbakken waar kinderen onder schooltijd hun fietsen stalden.

 

Later verhuisden we naar een splinternieuw schoolgebouw aan de andere kant van het dorp, de Dommel was de scheidslijn geweest voor de verdeling van de leerlingen over de twee scholen. Wij woonden aan de kant van de nieuwe school, die genoemd was naar Maria Goretti. De jongens- en meisjesschool waren met elkaar verbonden door een gymzaal die door beide scholen werd gebruikt. Op onze meisjesschool stonden geen kloosterzusters meer voor de klas maar lekenonderwijzeressen, in die tijd een grote verandering. De beelden die ik uit deze periode bewaard heb, zijn mijn wandeltochten naar school over een zandpad tussen meidoornhagen, grenzend aan aardappel- en bietenvelden. Gregoriaanse zanglessen voor Kerstvieringen in de vijfde en zesde klas. Hinkelen met lege schoenpoetsdoosjes die we vulden met zand. Zwem- en verkeersexamen en met nog twee andere meisjes Franse les na school. Steeds meer nieuwbouwwoningen en minder akkerland rond en achter het schoolgebouw.

 

In de tijd dat vader Antoon van de Rijt nog leefde waren wij een welvarend gezin. Als bedrijfsleider van Kampoda had hij een belangrijke positie in het enige grote bedrijf dat Sint Oedenrode toen rijk was. Heel veel inwoners van Rooi en omgeving waren er in loondienst onder ‘chef Antoon’. In die tijd diende men als bedrijfsleider in sociaal opzicht eveneens voldoende capaciteiten te hebben, vader vervulde ook deze taak nauwgezet en werd hierin bijgestaan door moeder. Vader was stevig verankerd in de Rooise samenleving. Om het populair te zeggen: heel Rooi kende Antoon van de Rijt, heel Rooi kende ook An Ketelaars en haar gezin, mede doordat de broers en zussen van moeder met hun gezinnen op een na allemaal in Sint-Oedenrode woonden. Vier van hen behoorden tot de middenstand omdat ze een kapperszaak, schoenmakerij en schoenwinkel, bakkerij en winkel voor brood en kruidenierswaren en textiel-(manufacturen)winkel exploiteerden.

 

Tijdens een preventief bevolkingsonderzoek naar tbc, dat in 1953 voor het eerst in Sint-Oedenrode werd uitgevoerd, werd vader er uitgelicht. Het zag ernaar uit dat hij leed aan longtuberculose. Hij werd overgebracht naar De Klokkenberg in Breda, een sanatorium voor (long-)tuberculosepatiënten, waar hij enkele maanden verbleef. Er bleek echter geen sprake te zijn van tuberculose aan de longen, hij had ‘de gevreesde ziekte’, zoals kanker toen liever nog genoemd werd. Daarom werd hij overgebracht naar Tilburg en geopereerd aan zijn longen, waar definitief bevestigd werd dat hij longkanker had. Een diagnose die moeder ons, de 'kleintjes' in ons grote gezin, destijds niet heeft meegedeeld, misschien omdat ze ons hiermee niet heeft willen belasten. De laatste maanden van zijn leven lag vader in het Veghelse Sint-Josephziekenhuis, waar hij in augustus de sacramenten der zieken ontving en in oktober 1954 in zijn witte ziekenhuisbed stierf.

 

In de beginperiode van vaders ziek zijn werden we via de schoolarts op het consultatiebureau regelmatig doorgelicht en gecontroleerd op tbc. Dat heeft me herinneringsbeelden opgeleverd aan een bureau vol paperassen, waarachter een strenge oudere dokter met donkere bril in witte jas, vergezeld van een even strenge, oudere verpleegkundige. Bange kinderen in witte onderbroekjes en met ontbloot bovenlijfje bij houten aankleedhokjes, wachtend tot ze aan de beurt waren, grote apparaten in donkere ruimtes, ijzer op ijzer geluiden bij het verschuiven van het röntgenapparaat, vermengd met bars uitgesproken commando’s door de röntgenlaborant en diepe ademteugen van onze kant. Ontblote armpjes op schoolbanken, waarin de verpleegkundige een kruisje kerfde voor het toedienen van de Mantoux vloeistof, waarmee gekeken kon worden of we ooit aan tbc geleden hadden of ermee in aanraking waren geweest. Dezelfde verpleegkundige die in onze klas elk kind nakeek op luizen en bij het signaleren ervan met zware, luide stem uitriep: “Jij hebt neten!”

 

In de periode dat vader nog in het Veghelse ziekenhuis verbleef, kreeg ik nierbekkenontsteking. Ik moest wekenlang het bed houden en lange tijd zoutloos eten. Ik voelde me solidair met vader, voor hem deed ik mijn best om weer ‘beter’ te worden. Ik genas helemaal. Vader bleef ziek en stierf.

23-02-2013 om 09:21 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
22-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ziek en weer beter
Klik op de afbeelding om de link te volgen

22 februari 2013

Ziek en weer beter

Ja, daar schreef ik gisteren onderaan mijn verhaaltje: volgende keer iets over mezelf en mijn fysiek gesteldheid. Maar vanmorgen in bed (jaja, ik ben altijd heel vroeg wakker, zo rond vier of vijf uur en overdenk dan de dingen van de dag) leek het me toch niet echt opwekkend om hier mijn hele ziektegeschiedenis uit de doeken te doen.

Ziekte overkomt een mens, bedacht ik toen, die heeft niets van doen met wie een mens eigenlijk is, ergo: wie ik dus ben. Ik bedoel: ziekte verandert niet a priori ook het karakter van een mens. Eerder doet zich de vraag voor: wat doet de zieke ermee, en dan is er ineens wél sprake van enige invloed op de verdere ontwikkeling van zijn karaktereigenschappen, is mijn ervaring.

Over ervaring kan ik met recht spreken, na veel jaren van ziekte. Zo heb ik talrijke aspecten die bij ziekte horen leren kennen en er – gewild of ongewild – wel een en ander mee gedaan. Ik heb het geluk zulke periodes van strijd en sterk wisselende emoties tot nu toe zowel fysiek als mentaal overleefd te hebben, al waren het soms dubbeltjes op hun kant.

Ernstige ziekte brengt een scala aan emoties met zich mee, variërend van ongeloof en verbijstering tot en met berusting en aanvaarding. Ik heb alle stadia doorleefd. Dit klinkt alsof ik nu geheel hersteld ben, dat ben ik niet, chronisch ziek zijn betekent levenslang bewegen tussen remissie en het risico van terugval, wat extra emotie met zich meebrengt. Een mens moet hier tegen opgewassen zijn en werkelijk, om me heen zie ik God zij dank heel veel mensen die dat ook daadwerkelijk zijn.

Soms vraag ik me af of ik mijn mentaal overlevingsmechanisme te danken heb aan het karakter waarmee ik geboren ben en waarop ikzelf voor mijn geboorte geen enkele invloed heb kunnen uitoefenen, óf dat zich in de loop der jaren (want zo lang heeft deze ernstige fase van mijn ziekteproces wel geduurd) in mijn karakter eigenschappen als moed, kracht, realiteitszin en strijdlust konden ontwikkelen dankzij stelselmatige noodsituaties die zich in dit langdurig ziekteproces voordeden.

Ieder mens heeft een heel sterke overlevingsdrang, die is ons tijdens de conceptie meegegeven. De tot leven gewekte mens zal er – mits hij over een gezonde geest beschikt – vanaf dat tijdstip tot en met zijn laatste ademteug instinctief alles aan blijven doen om niet ziek te worden en zo lang mogelijk in leven te blijven. Zo gauw ziekte zich aandient, komt dit instinctmatig mechanisme in werking.

Bij mij is in een ver verleden vastgesteld dat ik geboren ben met het syndroom van Ehlers-Danlos, een bindweefselaandoening waarbij de gewrichtskapsels en orgaanweefsels van slappe makelij zijn. Daarnaast heb ik de ziekte van Crohn, een ziekte van het spijsverteringskanaal die veel ontstekingen veroorzaakt. Ook ben ik behept met poliartrose en ernstige osteoporose.

Al deze aandoeningen en de combinatie ervan hebben me heel vaak in het Nijmeegse Radboudziekenhuis doen belanden. Tegelijkertijd met een boel droefenis over alle complicaties die hiermee gepaard gingen, heb ik ervaren dat lijden (wat ziekte doorgaans toch is) ook kan sterken. Waarom dit bij mij zo (positief) uitgewerkt heeft, is in een paar zinnen moeilijk te zeggen.

Om een beeld te schetsen van het hoe en waarom heb ik besloten mijn verhaal over mijn leven als kunstschilderes online te zetten. Wie dat leest, krijgt een heel mooi beeld van hoe een karakter zich ontwikkelt en hoeveel invloeden van buitenaf meewerken aan de karaktervorming van een mens, in dit geval mij.

Misschien komt via deze weg vanzelf ook een antwoord op de vraag: waar haalt de mens de kracht vandaan om zelfs de meest barre tijden met opgeheven hoofd door te komen. Ik zal elke dag één hoofdstukje plaatsen op mijn blog. En tegelijkertijd blijf ik schrijven over de dingen van alledag. Hier komt het eerste:

ONBEKOMMERDE KINDERJAREN

de eerste decennia thuis

 

In het klooster van de Zuster van Liefde, toen nog gevestigd in het Sint-Odaklooster, in het centrum van Sint-Oedenrode (in de volksmond Rooi genoemd), ben ik geboren als een van een tweeling. De geboorte van mijn tweelingzus Leny en mij kondigde zich aan op een tijdstip dat iedereen aan alles tekort had, midden in de Tweede Wereldoorlog, op 18 augustus 1943, en er in ons gezin al negen kinderen rondliepen. In Huize Lindendijk nr. 473 waren wij (Leny) numero tien en (ik) elf in een rij van wat vier jaar later ons gezin van dertien kinderen zou zijn.

Ons huis stond op de Lindendijk, aan de doorgaande weg naar Schijndel, en aan de rivier de Dommel, waar onze achtertuin op uit kwam. Het was een laan met aan weerszijden statige oude linden en grote huizen, met aan de linkerzijde van de laan aan de achterkant van de huizen het snel stromende water van de Dommel. Die heeft in mijn leven als kunstenares een grote rol gespeeld. Heel wat uren heb ik mijmerend aan de rand van het meanderende, maar bij tijd en wijle stinkende, toen nog sterk vervuilde riviertje doorgebracht, wat ongetwijfeld zijn weerslag heeft gehad op mijn schilderijen en geschriften.

De kinderen Van de Rijt groeiden voorspoedig op. Vader en moeder waren rooms-katholiek en voedden ons dus ook rooms-katholiek op. De eerste helft van onze lagere schooltijd werden we onderwezen door de eerwaarde zusters. Op de nieuwe school aan de Eerschotsestraat stoomden onderwijzeressen ons klaar voor het vervolgonderwijs en namen pastoor en kapelaan het godsdienstonderwijs over. In de zesde klas deden we verkeersexamen en toelatingsexamen voor het vervolgonderwijs. Op de ulo kregen we godsdienstles van een van de kapelaans. In het derde leerjaar moesten we een godsdienstexamen afleggen en eindexamen doen. De godsdienstlessen maakten op mij diepe indruk, ik trok me alles persoonlijk sterk aan en geloofde onvoorwaardelijk wat de zusters, pastoor en kapelaan voor de klas verkondigden. 

We ontwikkelden ieder onze eigen karaktertrekken en liefhebberijen. Mijn tweelingzusje speelde meestal buiten met andere kinderen, ik zat graag in mijn eentje in onze woonkeuken te spelen met mijn poppen, waarmee ik een hele fantasiewereld creëerde en er zelfs een geheime spreektaal voor verzon. Ik tekende, schilderde en handwerkte, hield ervan gedichten te lezen en ze over te schrijven, rustige bezigheden waarvoor ik van niemand gezelschap nodig had. Gedurende mijn hele lagere schoolperiode bracht ik meestal op die manier mijn vrije tijd thuis door. Zonder vriendinnetjes, in onze woonkeuken, op het terras van stoeptegels voor onze woonkeuken, op het bleekveldje naast onze groentetuin of dromend aan de rand van het rivierwater.

Stiekem droomde ik van een heel ander leven dan thuis. Als meisje van tien, elf jaar wilde ik zowel chirurg als prima ballerina worden. Chirurg, realiseer ik me nu, uit angst om nog meer verlies van dierbaren, na de ziekte en het overlijden van een van onze ooms en enige tijd hierna dat van mijn eigen vader. Chirurgen konden mensen genezen, misschien hoopte ik er zulke emotioneel ingrijpende gebeurtenissen mee te kunnen bezweren. Ballerina, omdat ik van ballet hield, mateloze bewondering had voor balletdansers, en een beroemdheid worden me bovenal het toppunt van geluk leek. In feite koesterde ik een diep verlangen naar iets waarvoor in die tijd nog geen naam bestond en die nu met de term ‘bevestiging’ wordt aangeduid, maar het zou nog vele jaren duren voor ik tot het inzicht kwam hoe ik dat wérkelijk zou kunnen bereiken.

22-02-2013 om 00:00 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
21-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.na lange tijd
Klik op de afbeelding om de link te volgen

  21 februari 2013

Bloggen, ik heb het alweer een aantal jaren niet meer gedaan. Ik ben er destijds (2008, meen ik) mee gestopt omdat ik teveel druk voelde om er elke dag voor te gaan zitten. Maar na zo'n vijf jaar zijn er nog altijd mensen die me vragen waarom ik toen met bloggen gestopt ben. Het waren de trouwe volgers van mijn blog en omdat dit me ontroerde (dit had ik nooit durven verwachten van mijn schrijfsels), heb ik mezelf maar eens de vraag gesteld waarom er niet weer eens mee te beginnen. Bij deze dus.

Vanmorgen heel vroeg in mijn warme bedje met mijn iPad op schoot, online in verbinding met... ja, waarmee eigenlijk... de hele wereld mag ik wel zeggen, besloot ik het te doen en het te hebben over de moderne communicatiemiddelen.

Die sector heeft zich spectaculair ontwikkeld. Ouderwets als ik nog een tikkeltje ben, denk ik in termen als De Krant, De TV, De Computer, De telefoon, als gescheiden items. Maar door de razendsnelle ontwikkelingen op dit terrein is er in mijn bovenkamer langzamerhand iets aan het veranderen, worden radertjes verlegd, gaan bloedstroompjes anders lopen, want die onderscheiding van communicatiemedia bestaat helemaal niet meer! Via Nu.nl of Youtube, of maakt niet uit welke andere nieuwsbron, komt álles wat ik maar wil bij me binnen, gevraagd en zelfs ongevraagd.

Al dit soort communicatiemiddelen is zo ongelofelijk nauw met elkaar verbonden, dat wij brave burgers niet eens meer weten en/of beseffen hoe de kanalen lopen. We denken dat we aan het telefoneren zijn, maar ondertussen worden we gespot, maakt niet uit door welke organisatie of toevallige voorbijganger. Wat we hier en nu doen, staat bijvoorbeeld over twee seconden op Youtube, Facebook of Twitter en is wereldwijd bekend.

We kijken nu nog als trouwe hondjes naar de journaals op tv, terwijl we allang weten wat er speelt in de wereld omdat dit onze neus al voorbijkwam op het beeldscherm van – ja, van welk apparaat niet eigenlijk....

Nu zijn wij, tenminste toch de categorie die Seniorweb bezoekt, vijftigplussers die de hele cyberontwikkeling misschien een beetje aan de zijlijn meemaken, maar we worden er allemaal, of we willen of niet, in meegezogen, al is het maar om onze kinderen en kleinkinderen nog een beetje te kunnen blijven volgen. Want communicatie is allang niet meer éven (fysiek) binnenwippen om een praatje te maken, dat gebeurt per sms of e-mail via smartphone of skype.

De vraag is: wat vinden wij hiervan. Gaan we hieronder gebukt? Lijden we eronder? Vult ons hart zich met heimwee naar verloren tijden waarin alles nog onder controle en knusjes leek?

Mijn eigen antwoord hierop is: nee, ik ga er niet onder gebukt. En nee, ik lijd er ook niet onder. En nee, ik heb ook geen heimwee naar verloren tijden, want ook toen was lang niet alles 'onder controle'.

Wel denk ik dat het hele internet nog in de kinderschoenen staat en wij midden in alle kinderziektes van het systeem zitten. Elke dag duiken griezelige cybernieuwtjes op die ons de gordijnen in jagen van de schrik. Terwijl we met ons gezond verstand (want dat hebben en houden we gelukkig nog gewoon) weten dat al dat soort berichten voornamelijk internetgebruikers betreft die er op ongezonde of onverstandige manier gebruik van maken.

Zolang wij een fatsoenlijke virusscanner draaiende hebben en geen rare dingen uithalen en geen domme dingen doen met onbekende bijlagen in onze e-mails, lopen we geen gevaar, prent ik mezelf ter geruststelling maar in. Dus ja, ik ben blij met dit medium en gebruik het nu maar weer eens om mijn gedachten over het een en ander te laten gaan. 

Volgende keer iets over mezelf en mijn fysieke gesteldheid.

21-02-2013 om 10:48 geschreven door Elisabeth  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
19-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proficiat!
Proficiat!

Uw blog is correct aangemaakt en u kan nu onmiddellijk starten! 

U kan uw blog bekijken op http://www.bloggen.be/elscoppens

We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen.  Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.

U kan dit zelf helemaal aanpassen.  Surf naar http://www.bloggen.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'.  Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.

Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt.  Surf naar http://www.bloggen.be/  en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord.  Druk vervolgens op 'Toevoegen'.  U kan nu de titel en het bericht ingeven.

Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'.  Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!').  Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd.  U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.

Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://www.bloggen.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op.  Klik vervolgens op 'Instellingen'.  Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.

WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
- Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.

WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.

WAT IS DE "WAARDERING"?
Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.


Het Bloggen.be-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!

Met vriendelijke groeten,
Bloggen.be-team

19-02-2013 om 07:57 geschreven door  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - ( Stemmen)


Gastenboek

Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


Inhoud blog
  • Abstract vervolg
  • Ander tijdperk
  • Binnenste buiten
  • Dierenwereld
  • In vogelvlucht
  • vervolg de beeldhouwer Joep
  • excuses
  • Stille wateren - Joep als echtgenoot/beeldhouwer
  • Met zomerreces
  • In a hurry

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013

    Foto

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Categorieën

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs