"Zie je wel, één Sevillaans paard zoals die voor onze koets weegt slechts 350 kilo, terwijl een Vlaams koebeest doorgaans meer dan 500 kilo haalt, de koetsier heeft het mij net bevestigd, en hij zal het wel weten, zeker?" zo weet een 'dame' met hoorbaar oostvlaams accent en bijbehorende plattelandskledij. Ik ontvlucht de discussie die volgt wegens te boeiend. 's Avonds tref ik mezelf ongepland aan in een van de openluchtdancings langs de oever van de Quadalquivir. Ik raak in gesprek met een Sevillana. Terwijl we kletsen over zij die flamenco dansen en zij die flamenco spreken, voelen we ons heel even verbonden. "Belgica? Mijn zus woont in Zottegem, haar geliefde gevolgd naar zijn geboortedorp. En ik ga ze binnenkort bezoeken." Na een portie nachtelijke churros slef ik naar huis. Door een acuut gebrek aan Balegemse jenever als afsluiter van de avond slaap ik die nacht onrustig. Een visioen vertelt me dat een kudde ex-collega's spoorslags per koets op weg is naar Sevilla, met de missie mijn heimwee te verdrijven. Bij aankomst verschalken de ruiters het veiligheidssysteem van mijn kantoorgebouw en komen mijn 'oficina' binnengereden. Zonder verpinken word ik meegesleurd naar de lokale Progrès, waar de lunch geruisloos overgaat in het avondeten, tot we 's nachts de deur uit vliegen. Wat nadien gebeurt, wordt onderbroken door de gallo de Triana die mij plots wekt uit een diepe slaap. Thuis is heel dichtbij, herinner ik mij. Met een flesje Balegemse zou ie nog dichter zijn.
Tot driemaal toe had ik laatst dezelfde droom. Ik was ingedommeld in de schuur van een oude Vlaamse boerderij, en werd telkens veel te vroeg gewekt door het gekeukel van een ijverige haan. Of was het door de geur van warme mest? Ik had de droom al die tijd onbewust verdrongen. Tot ik op een middag in het dakzwembad lig te weken, en plots de roep van een haan weerklinkt. Na wat ongedurig speuren aan de horizon verklapt het edele dier zijn schuilplaats. Op verdieping 4 van een aanpalend flatgebouw blijkt een kleine boerderij neergepoot. Vol met kippen, el gallo natuurlijk, en nog wat ander onduidelijk kleinvee. Als hier ooit een zondvloed uitbreekt - wat gezien de regenstatistieken niet erg waarschijnlijk is - worden er minstens 20 legkippen gered. Dit moet het werk van Noah zijn. Het dak van de fermette is bezaaid met de antennes van de flatbewoners. De grasgroene schuur vormt een bedenkelijke stedenbouwkundige harmonie met de eenvormig witte flatgebouwen in de buurt. Dit kan alleen in de wijk Triana. Net de Sevillaanse marollen. Weer een reden om me hier iets meer thuis te voelen. Ik duik terug in het zwembad met een tevreden glimlach.
Zondag. De laatste zomerdag van augustus. De eerste dag deze maand zonder bezoek. Ik geniet van mijn eerste spaanse boek (origineel is braziliaans van Paulo Coelho), op een binnenpleintje dat niet typsch spaanser kan. El Alquimista. Over een Andalusische kerel die zijn 'Leyenda Personal', zijn eigen pad in het leven probeert te volgen, op zoek naar het ware geluk. Een van zijn geheimen is af en toe naar boven kijken, om te zien wat de lucht hem te vertellen heeft. Hoofdstuk 2 en 3 worden onderbroken door een grijterige gil van bovenaf. Ik kijk naar boven. Een bejaarde tante overschouwt het plein vanop haar balkon op de 3de verdieping, en zoekt de aandacht van het bijna lege plein. Mogelijks houdt ze mij al uren in de gaten. Dat komt ervan als je niet af en toe naar boven kijkt. Weer een gil, zwaarder nu, en van beneden. Plots begint het te regenen. Toch niet. De oma van niveau 3 probeert met haar gieter de camareros van de terrasjes beneden nat te gieten. De camareros zijn blij met wat verstrooiing, want klanten zijn er niet. Dat lijkt hen geen zier te kunnen schelen. Oma blijft maar gieten, en de camareros lopen als kinderen over het plein. Terwijl ik mijn ogen terug naar mijn boek wend, bedenk ik dat ik vrij dicht bij het pad van mijn Leyenda Personal ben. Ik neem mij voor om es vaker naar boven te kijken.