Je moet vragen zo stellen alsof je vraagt: Weet je hoe laat het is? De vraag moet overrompelen, maar tegelijk moet de ander denken: Waarom heeft nog niemand anders dit aan mij gevraagd? Zo vanzelfsprekend moet de vraag lijken. Mijn conversatie bestaat bij de gratie van de onduidelijkheid. Je onderhandelt over een koffer zonder te weten wat er in die koffer zit.
(A.G. in F., p.77 van mijn pocketversie met kreuk in de kaft)
De dagen van deze week zijn moeilijke dagen. Ik krijg me niet altijd aan het lezen als ik dat wil, omdat de kans bestaat dat ik middenin een zin moet stoppen. Het beeld in mijn hoofd wordt aan het wankelen gebracht. Iemand schopt tegen de sokkel. Iemand haalt een drilboor boven, of een pikhouweel. Er worden fundamenten blootgelegd en ik sla in paniek. Niet door wat ik zie, maar omdat ik plots begrijp dat ik het enorme gat in de grond nooit meer gevuld kan krijgen.
Als iedereen zegt dat je ongelijk hebt, heb je dan ongelijk?
Als je je vinger niet op het verschil kan leggen, bestaat het verschil dan niet?
Als uit a b volgt, kan a dan waar zijn en b niet?
Ik moet mijn mond nog maar opentrekken en daar gebeurt het al: ik zie mezelf in een spinnenweb lopen. In het begin volg ik mooi die ene draad die pal naar het midden loopt, maar dan gebeurt het; ik ontdek een zijweg waarvan ik vermoed dat ze me sneller naar mijn doel kan brengen en luttele minuten later ben ik verloren gelopen. Ik kan geen kant meer uit zonder nog verstrikter te raken. Ik zou op gelijk welk moment, in gelijk welke situatie, in gelijk welk gezelschap me moeten kunnen terugtrekken met een pen en een blad papier. Zonder dat mensen me raar nastaren of denken dat ik me aanstel.
Een woord dat geschreven staat, is zoveel meer te vertrouwen dan een woord dat uit je mond valt en plots een nest vervelende betekenissen werpt.
Waarom geloof ik niet meer in genoeg?
Heeft alles twee kanten?
Voor het eten had hij zo zijn adresjes. Bij de bakker haalde hij gratis koekjes die een dag oud waren, soms nog ouder, en dus onverkoopbaar. Aan het eind van het diner zei hij tegen klanten: En dan de koekjes, de beste koekjes van New York. Ik heb er negentig dollar voor betaald, maar zoiets goddelijks zullen jullie je hele leven niet meer proeven. En dan knikten de mensen dat ze zoiets goddelijks nog nooit hadden geproefd.
En dat menen ze uit het diepst van hun hart, legde Capano me uit, ze denken aan het geld dat ze voor die koekjes hebben betaald en dan proeven ze iets goddelijks.
Capano vond absoluut niet dat hij iets amoreels deed. Integendeel zelfs. Hij zei: Ik maak de mensen gelukkig, hoe kun je dat amoreel noemen?
(A.G. in F., p.75 van mijn pocketversie waarvan de kaft krult)
23-11-2007
23 november 2007
Ruilwaarde
Ik vraag me af of het voorkomt, mensen die hun leven willen inruilen tegen dat van een ander. Ik heb het nog nooit gewild, dat weet ik heel zeker. Zelfs niet toen ik nog bij R. was en me een neurose piekerde of dat wel de beste optie was. Het liep toen allemaal vrij scheef, en toch dacht ik: het mag dan wel allemaal vrij scheef lopen, ik zou het toch niet willen missen. Maar dat was omdat ik een voorgevoel had van wat zou komen.
Nog een geluk dat
Zoals met de gek uit het grapje
die zich voortdurend met een hamer
op het hoofd sloeg, en naar de reden gevraagd, zei:
Omdat het zo prettig is als ik ermee ophou
Zo begint dat gedicht van Herman de Coninck. Het gaat ook nog verder, maar het gaat me nu om die eerste alinea. Dat ik soms mijn ongeluk verkies boven het geluk van een ander, dat is omdat ik weet dat aan mijn ongeluk een einde zal komen, en wat voor één.
Voor wie wél wil ruilen: waardoor wordt iemands ruilwaarde bepaald? De keuzemogelijkheden: onafhankelijkheid, afdwingbaar geluk, intelligentie, onvermoeibaar optimisme (gaat dat wel samen met het voorgaande?), standvastigheid en domweg vrolijkheid.
Tristesse
Beste L., de periode waarin ik notitieboekjes vol Duitse woorden en ingewikkelde citaten kraste (zo ging mijn geschrift toen), ligt alweer ver achter ons. En ook de dood (die ik toen nog een hoofdletter gaf, ach wee) staat al lang niet meer als een kolossale wachter in het midden van al mijn gedichten. Hij glipt nog wel eens binnen, maar meestal vermomd als hofnar.
Ik geloof niet meer dat alleen droefnis (kleine letter) mij kan redden, m.a.w. Sterker nog: ik geloof dat ik niet meer echt droevig kan zijn. Ik krijg jeuk van te veel verdriet. Hoeveel liever ben ik niet kwaad.
Ik geloof in kwaadheid. Ongepolijst, onverbloemd, ongeschonden, terecht. (Peng!)
IQ
Ik denk niet dat IQ en geluk omgekeerd evenredig zijn. Ik geloof ook niet in die tendens.
Ik heb wél de indruk dat er nogal wat mensen die te onkundig zijn plezier aan het leven te beleven, graag verstandig gevonden willen worden. Zie dat aan: hij is te slim om pret te maken. Hij heeft het allemaal verstaan en heeft ingezien dat er geen donder aan is. Petje af.
Voor dat slag mensen neem ik hoedanook mijn petje niet af.
Ik heb niet gezegd dat ik mijn petje wel afneem voor de categorie van mensen die te dom zijn om te begrijpen dat niet alles 100% vermakelijk en plezant is.
Ik denk eigenlijk dat ik alleen mijn petje afneem voor die kleine groep mensen die los doorheen alle versiersels heen kijkt en danst op wat daarachter ligt. Ook als het een braakliggend terrein is. Of een hoop smeulende as.
Moffat had dus beter gezongen dat hij wel wil dansen.
17-11-2007
17 november 2007
J. en ik zijn op zoek naar en huis. Het is onverklaarbaar dat je op een dag opstaat met het gevoel dat het tijd wordt om een huis te kopen. Plots is je huurappartement te klein, te koud, en toch vooral van iemand anders. Voorheen zag je het nut van een eigen huis niet in.
Nog iets eigenaardigs: bij de criteria waaraan ons Toekomstig Huis moet voldoen, houden we rekening met Onze Toekomstige Kinderen. De tuin moet groot genoeg zijn zodat ze kunnen voetballen, zeggen we dan. Of we vragen ons af of ze wel genoeg ruimte zullen hebben op hun slaapkamer.
Ik ken die kinderen niet! Misschien houden ze niet van voetballen en nog minder van een eigen kamer! (En dan duikt ook weer mijn grootste angst op: een Monster van een kind te baren, een Tuttebel, een Takkewijf, een Trut.)
Plots zijn we op stap naar een Bank, waar we onze Financiële Situatie laten doorlichten en informatie over Een Lening vragen. Plots bevinden we ons in een periode van ons leven waarin alle zelfstandige naamwoorden een hoofdletter krijgen.
Wat is er gebeurd? En waarom panikeer ik niet? Zoek ik niet naar vluchtwegen? Dat zal J.s verdienste wel zijn. Zijn aanwezigheid in een bank is altijd een beetje absurd. Dat was het al vóór Dexia en dat is het nu nog veel meer.
16-11-2007
16 november 2007
Een van de uitdrukkingen waar ik me altijd maar drukker over maak, is die van de gulden middenweg. Mensen gebruiken die meestal om hun gebrek aan rationele argumenten mee te camoufleren. Het broertje van de gulden middenweg heet het gezond verstand.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de gulden middenweg ook de juiste is. Er zijn er wel om aan te nemen dat dat niet zo is. Om er maar een te noemen: waar de gulden middenweg precies loopt, wordt enkel bepaald door de ligging van de omliggende wegen. Met andere woorden: de willekeur van de standpunten die door de verschillende partijen worden verdedigd, bepaalt uiteindelijk wat voor waarheid wordt aangenomen. Als dát geen vergevorderd stadium van relativitis is.
Dat ik zelden eieren eet, bijvoorbeeld, behoeft geen betoog. Ah neen, het ligt te ver van de gulden middenweg af, dus zal het wel onjuist zijn. Bovendien zegt het gezond verstand dat je eieren nodig hebt.
Wat me verontrust is niet zozeer dat sommige mensen zo krakkemikkig redeneren. Wat me vooral verontrust is dat er mensen bestaan die in andere omstandigheden best een goed van een slecht argument kunnen onderscheiden, en dan ineens de mist ingaan.
Het is alsof iemand in een discussie over lijfstraffen zou zeggen: helemaal géén lijfstraffen meer? Helemaal géén pijn meer? Kom-kom, dat is veel te radicaal. Laten we voor de gulden middenweg kiezen. Laten we voor een béétje pijn kiezen.
Op nummer twee van Virs Wekelijkse Ergernissen staat het Valse Medelijden. Geen melk? Man, wat een leven moet ik dan wel niet leiden. Want geen melk betekent geen ijsroom, geen tiramisu, geen taart, geen dikke laag gesmolten kaas op mijn pizza. Hoe kan ik dan nog van mijn leven genieten? Veganisme, dat is pas mishandeling. Van mensen, wel te verstaan.
Héél zelden gebeurt het dat mensen anders reageren en zeggen wat er écht over te zeggen valt. Twee keer is dat gebeurd, om precies te zijn.
Aan iedereen die denkt dat ik constant loop te watertanden en te hikken van de honger: ik heb bijna nooit behoefte aan ijsroom, tiramisu, taart en een dikke laag gesmolten kaas op mijn pizza. Als ik die behoefte plots wel zou hebben, zal ik dat ook in gewicht toekennen. Om een afweging te maken, niet om me terstond op een mierzoete meringuetaart te storten.
06-11-2007
6 november 2007
Vandaag heb ik geen zin in redelijkheid. Niet als ik me het bed uitsleur, niet terwijl ik mijn kom muesli van Jempy ontbijt en niet als even later de zeep uit mijn handen glipt. Het is zoeken naar beweegredenen (ik ben liever immobiel), motivatie (ik ben liever onverschillig) en interesse (dat is het allemaal maar).
Ik heb het gevoel dat ik al die jaren in een langgerekt 6 september 2003 ben blijven rondhangen. Eergisteren dacht ik nog: als ik 6 september 2003 overleefd heb, zal ik het ook wel met 4 november 2007 kunnen. Gisteren had het bewijs dat dat inderdaad zo was, maar een bewijs dat voor me lag uitgestald als een dode muis in een muizenval. Ik kijk er naar en ik denk: damn, wat nu.
(En dan hoor ik Rob Crow dit zingen, de hele dag lang, een nummer dat het waard is gedownload, gekocht, beluisterd te worden:
Oh yeah, it's real frightening
to think someone owns everything
Oh Wee Oh
We got your Savior in our pocket
Try to make sure that no one could
ever own a little piece of me
Who owns what
and what does one say
they can truly own?
I know it's an illusion, but try to
tell the landlord of my home
A tiny little box is all and you're
that I know can handle
try to raise a kid in there and
use the room that's like an angle
Trying to thin us out
Some kind of genocide amongst the classes
Hoping we'll all kill each other
til a generation passes
That's if we can find the time
between the kids and work
and sleep and working at
some shitty job with no
respect, but lots of fucking
overtime, and then to bed
Stay up too late, you'll never
get up in time for work
So go to sleep and try
to dream of killing your boss)
Maar goed, tralala, ook dat zal allemaal wel weer netjes verpulveren en plaatsmaken voor wie weet, afleiding, voldoening, luchtkastelen, ijskoud appelsap. Er is niets om me oprecht zorgen over te maken, daar maar ik me nog wel het meeste zorgen over.
De twee vragen waar ik vandaag het hardst over loop te piekeren zijn a) Gaat The Notwist ooit nog een nieuwe CD uitbrengen? en b) Wat wil ik eigenlijk liever niet weten?
Ik ben vandaag ook tot de onluisterende vaststelling gekomen dat ik nu probleemloos de bus kan nemen. Wat schiet er nog van mij over nu ik zonder paniekaanval de uurregeling van het Brusselse openbare vervoer sta te analyseren? Antwoorden, graag.
03-11-2007
3 november 2007
Vandaag in De Standaard op p.13: Heibel om kritische analyse van Belgische ngo-wereld. Thierry Debels heeft een boek geschreven over ngos. Hij wil daarin nagaan hoe goed het goede doel eigenlijk wel is. Een belangrijke vraag, lijkt me, alleen jammer dat Debels blijkens het artikel de moeite niet heeft genomen voldoende betrouwbare informatie te verzamelen en pas daarna zijn potlood te scherpen om de conclusies neer te schrijven.
De ondertitel van het boek luidt Honderd euro in de collectebus van 11.11.11 levert slechts één euro in het Zuiden op. Een markante uitspraak, die Debels gelukkig op formidabele wijze kracht kan bijzetten: Volgens een intern document van Vredeseilanden, dat een piramidestructuur van de middelen weergeeft, blijkt dat de ngo slechts 15 procent van haar budget van 12 miljoen euro aan de doelgroep besteedt. Amper 15 procent gaat dus naar de arme boer in het Zuiden. Volgens mij is dat een bovengrens en moet je dat bedrag sterk verlagen. Zo wordt geen rekening gehouden met fraude, of met projecten die mislukken. Daarom komt volgens mij niet 15 procent, maar één procent voor het Zuiden veel dichter bij de werkelijkheid.
Laten we eens stap per stap nagaan waar Debels redenering zoal de mist ingaat.
Debels vermeldt niet dat naast die 15% ook nog eens 30% naar de partnerorganisaties in het Zuiden gaat, die onrechtstreeks ook bij de arme boer terechtkomen.
Debels heeft een vaag vermoeden dat 15% de bovengrens is en promoveert dat vermoeden meteen tot vaststaand feit.
Debels kan niet hardmaken dat Vredeseilanden fraudeert, en hij heeft ook geen gegevens over hoeveel van de projecten mislukken, maar met wat ellebogenwerk becijfert hij vlot dat er nog maar één vijftiende zal overschieten.
Debels vindt dat je niet genoeg kan veralgemenen. Vredeseilanden wordt 11.11.11 en 11.11.11 wordt meteen maar de hele ngo-wereld.
Debels verdient een standbeeld. Dat van Grootste Zwanzer Aller Tijden. Je moet je trouwens eens afvragen wat zo iemand bezielt. Als hij echt een moer om goede doelen geeft, zou hij geen boek met een sensationele ondertitel schrijven, maar zou hij contact hebben opgenomen met Vredeseilanden (de ngo-wereld) en daar zijn nagegaan wat er precies is misgelopen.
Volgens Debels is hijzelf trouwens niet verantwoordelijk voor die ondertitel: De uitgever heeft de baseline gekozen, niet ikzelf. Die uitgevers toch, ze leggen je in de luren waar je bijstaat. Debels verdient medelijden. En een keiharde schop tegen zijn idiote kop.
Wat gegoogle leert dat Debels al een heus oeuvre bijeen heeft geschreven: Encyclopedie van fraude, zwendel en bedrog en De zes geheimen van financieel succes. Ik zou hier een resem grappen over kunnen maken, maar die kans laat ik nu eens mooi aan mij voorbijgaan.
Ik doe een oproep om allemaal een bedrag op de rekening van 11.11.11 te storten (000-000001111-11) en een brief te schrijven naar Debels met de mededeling dat we daartoe geïnspireerd werden door zijn miskleun van een boek.