Foto
Websites
  • EVA
  • Arnon Grunberg
  • The Montgolfier Brothers
  • Sigur Ros
  • Iron and Wine
  • Motek
  • The National
  • The Notwist
    Archief per maand
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 09-2011
  • 04-2011
  • 12-2010
  • 09-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
    blog vir

    28-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    28 september 2007

    Ik zit op de trein richting Poperinge, de gemeente waarvan we aannemen dat kuttekop ernaartoe verhuisd is. Ik heb geprobeerd te slapen, maar mijn tandpijn maakte dat onmogelijk. Toen maakte ik oefeningen op Franse grammatica en verdween mijn tandpijn.

    In Kortrijk stapt iemand op met een jasje van Artsen Zonder Grenzen. Zijn mp3-speler staat te hard en natuurlijk ploft hij op de zetel vlak over mij. Hij laat zijn handen rusten op zijn hoofd en lipt mee met de muziek. Ik kijk zo opvallend mogelijk de andere kant op. Hij snuift en zucht en kucht en zit vooral geen moment stil. Ik verroer me niet. Het is spijtig dat het traject Kortrijk - Menen zo onvoorstelbaar saai is.

    Hij haalt iets uit zijn Artsen Zonder Grenzen – rugzak en biedt het me aan. Ik kan onmogelijk doen alsof ik het niet merk. Hij wijst naar mijn rugzak. Ik neem het ding van hem aan, lees de tekst die erop staat en lach schaapachtig. Schaapachtig lachen is 1 iets, het ook beseffen is zoveel erger. Ik houd een button vast waarop staat: WOMEN ARE HEROES. msf, azg. Ik vraag me af of hij verwacht dat ik die meteen naast de andere speld. Maar dat wil ik niet, omdat vrouwen nu eenmaal geen helden zijn. Ik bijvoorbeeld, ik ben verre van een held. Ik durf niet eens zeggen dat ik zijn button niet hoef. Ik lach wat in de plaats en steek die button gewoon weg, waarna ik mijn standbeeldhouding weer aanneem en me erger aan het hiphopgedreun waarvan hij onze wagon per se wil laten meegenieten. Ik durf ook niet te zeggen: zit nu eens eindelijk stil en stop met die tekst mee te zeggen, in stilte dan nog. Eigenlijk ken ik geen helden. Er valt op allemaal wel iets aan te merken. Misschien is de boodschap ironisch bedoeld. Ik zou die button naar zijn kop moeten smijten maar helaas, haha, zo heldhaftig ben ik niet.

    In Menen stap ik af. Ik voel me van hard, onbuigzaam karton. Hij kijkt naar mij maar ik kijk alleen naar de grond. Even later zit ik met veel tegenzin een taaie pistolet met te weinig beleg te eten in het TL-licht van het koude, vochtige, Meense station. De lucht is donkergrijs. Dit is een uitzonderlijk lelijke dag die wordt bevolkt door vrouwen die graag helden zou zijn maar in werkelijkheid hun hele leven lang door de modder kruipen.

     

     

     


    27-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    27 september 2007

     

    Er is een bankje maar geen station. Elk uur stoppen er 2 treinen, waarvan er 1 naar links en 1 naar rechts doorrijdt. De haltes vanaf GSP tot hier zijn Merelbeke, Melle, Wetteren en Schellebelle. Deze halte is met zijn i-klank de spelbreker. Het waait. Mijn haar waait de foutieve kant uit. Daarnet liep ik langs een kerk waar een bordje uithing: “Deze kerk is uitgerust met sensoren”. Ik begreep het niet en toch had ik het gevoel dat ik een gedicht moest maken rond die ene prachtzin. (Misschien is onbegrip wel de belangrijkste beweegreden om een gedicht te schrijven.)

     

    Ik zoek namen van steden op –en: Leuven, Landen, Tervuren, Terneuzen, Tienen, Wichelen, Wetteren, Mechelen, Machelen, Staden, Lokeren, Ekeren. Dan vraag ik me hoe hun adjectieven eruitzien en hoe het komt dat daar zo weinig regelmaat in zit. Maar lang denk ik er niet over na, want taal is geen wiskunde. En liever nog dan een mooi patroon, heb ik een patroon met mooie gaten erin.

     

    Ineens rijden er 2 treinen voorbij, elk uit een andere richting. Ik bevind me plots in een soort draaikolk vol stof en lawaai. Als de treinen uit het zicht zijn verdwenen, vraag ik me af of ze dat zo geregeld hebben, want dan moeten de slagbomen maar 1 keer omlaag.

    Het wordt kouder. Ik heb aan heel weinig gedacht vandaag. Die andere L. mag tevreden zijn.

     


    24-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 24 september 2007

    Graag had ik even de aandacht gevestigd op de reclame in de rechterbovenhoek van mijn blog. Zonder die reclameboodschappen zou mijn blog toch een fundamenteel stuk charme missen. Ik dank dus zowel de bedenker van de teksten als de persoon die ze telkens wil invoeren en vervangen door andere en doe meteen ook een warme oproep: gelieve je niet af te sluiten voor die booschappen maar er in tegendeel geheel en al ontvankelijk voor te zijn. Dank.

    23-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    23 september 2007

    Toen ik dertien was, werd er op een mooie dag auditie gedaan voor het schooltoneel. M. vond dat ik niet op die auditie mocht ontbreken, want dat deden de kinderen van haar collega’s ook niet. Ik dacht daar anders over maar ik was nog niet in mijn puberteit, nog niet eens in mijn prepuberteit, dus leerde ik de tekst van mijn auditierol uit het hoofd en voelde me elke dag zenuwachtiger worden. Niet omdat ik bang was die tekst te vergeten, maar omdat de rol die ik had gekregen, me koude rillingen bezorgde.

     

    Ik deed auditie als Yolinde, een vrolijke schone die alle mannen het hoofd op hol bracht door met haar zwierige rok gezwind rond te zwaaien en daarbij kwistig wulpse blikken rond te strooien. Wulps! Het was een woord dat me aan mosselen deed denken. Het was een afgrijselijk woord met een afgrijselijke inhoud. Ik kreeg nachtmerries waarin me wulpsheid verweten werd. Mijn grootste angst was dat ik de rol van Yolinde zo overtuigend zou spelen dat ik Yolinde zou blijven en dus voor een volle zaal mijn wulpsheid tentoon zou moeten spreiden. Het leek me gruwelijker dan een langzame marteldood sterven. Ik zou er alles aan moeten doen die rol zo slecht te spelen dat het bij niemand zou opkomen dat ik een geschikte Yolinde was. Ik moest dus én die tekst uit het hoofd leren én nadenken over een manier om zo on-wulps mogelijk over te komen op die auditie. Mijn kleerkast maakte het me alvast gemakkelijk. Er lagen alleen jeansbroeken, oversized truien in donkere kleuren en sportschoenen in. Ook mijn tegenspeler was een troef. P. vertolkte de rol van bronstige hengst die een lofzang afstak op mijn prachtige lichaam; the horror, the horror. Gelukkig had ik een hekel gekregen aan P. nadat hij tweeënhalve maand mijn verliefdheid niet beantwoord had. (Ik had in die periode nog niet door dat ik mijn verliefdheid te diep had weggestopt en P. dus onmogelijk kon weten wat ik voelde – niet dat hij ze in dat andere geval had beantwoord, want ik was niet wulps genoeg.)

    De avond van de auditie brak aan en P. maakte grappen die me niet veel konden schelen. Ik was te veel op mijn doel gefocust: een zo stroef en onbeholpen mogelijke Yolinde neerzetten, en tegelijkertijd de kans op een andere rol niet verspelen, want dat zou M. nooit te boven komen. Ik besefte niet dat ik niet eens moeite moest doen om mijn gehalte aan stroefheid op te krikken. Zelfs toen ik mijn eerste zin nog niet had kunnen zeggen, had mijn lichaamstaal de juryleden er al van overtuigd dat ik de ongelukkigste keuze qua Yolinde was.

     

    Toen iemand anders de rol van Yolinde kreeg (en daar met een enthousiast kreetje op reageerde – iets wat me met verstomming sloeg) viel een loodzwaar pak van mijn schouders. Daar was ik toch maar mooi aan ontkomen! Mijn rol leek me een ideaal graf om mijn eventuele wulpsheid definitief in de begraven: een blinde visser. Ik moest dan wel een oerlelijk liedje zingen, maar ik mocht dat doen in een lange, groene regenjas en met een witte zonnebril op. Veiliger kon haast niet.

     

    Twee jaar later was het L.’s beurt. Ik weet niet of ze net als ik al nachten op voorhand lag te woelen in bed, maar als dat zo was, heeft ze het ook mooi weten aan te pakken. Ze was lakei (een rol die haar op het lijf geschreven stond) en ze moest roepen: De Chinese delegatie! Dat deed ze trouwens ongelooflijk goed.

    Zo onwulps, zo ondubbelzinnig, zo ongevaarlijk. Ik was toen al twee jaar ouder en had vrij snel besloten me niet in te schrijven voor de auditie die in mijn eigen school georganiseerd werd. Ik had ook leren zeggen dat de kinderen van M.’s collega’s de boom in konden.

     


    18-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    18 september 2007

    Ah, mijn idiote kop vol keelpijn en oorpijn! En waarom doet de rechterkant zo’n pijn en doet de linkerkant niet mee? Ik ben helemaal uit evenwicht gebracht. Ze kunnen hier toch wel betere afspraken over maken.

     

    Het wordt snel donker en dat wordt niet eens ’s ochtends gecompenseerd. Als ik om twintig voor zeven opsta, is het nog nacht buiten. Ik moet moeite doen mijn wollen sjaal aan de haak te laten hangen. Het enige wat me daarvan weerhoudt zijn de potentiële blikken van mede-treinreizigsters die zich in korte rokjes en schoenen met blote hielen hebben gestoken. Het is de tijd van het jaar van de extreem uit elkaar lopende outfits. Ik wil me ook niet te veel conformeren, dus trek ik mijn winterjas aan.

     

    Gisteren maakte ik op weg naar Begijnendijk een tussenstop in Lier. Toen ik de trap naar de stationshal afliep, viel achter mij een vrouw. Toen ik op de trein richting Leuven stond te wachten, schuilde ik in de gang die onder de sporen doorliep. Ik werd toch nog nat en ik hoorde die vrouw luider en luider wenen. Het klonk totaal ongecontroleerd en ik kreeg er koude rillingen van. Volwassen mensen die luidkeels huilen; als het niet zo onuitstaanbaar regende, zou ik naar de andere kant van het perron zijn gelopen. En als mijn oor niet zo’n pijn deed, zou ik er mijn vinger in hebben gestoken om toch maar niks van dat gehuil te moeten horen.

     

    Als ik thuiskom, zet ik Explosions in the Sky op (The Earth is Not a Cold Dead Place) want soms mag alles er nét over zijn. Om halfnegen komt onze trein in Dampoort aan en realiseer ik me dat ik K.’s huisnummer ben vergeten nalezen in mijn agenda. Even later staan we dus luidkeels K.’s naam te roepen in de Blekerijstraat. Mijn schoenen zijn doorweekt en ik weet dat ik eigenlijk beter mijn mond zou houden om mijn keel te sparen. Maar als ik mijn mond houd moet ik eeuwig in de regen in de Blekerijstraat staan, dus roep ik tot ergens een deur wordt opengedaan.

     


    17-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    17 september 2007

    Gisteren was het Dag van de Landbouw. Een aantal landbouwbedrijven was zo gastvrij een rondleiding te geven aan geïnteresseerden. J. en ik vonden ons een geschikt doelpubliek. We mochten wel eens weten waar het vlees vandaan komt dat we elke dag niet eten.

    Het eerste bedrijf was een varkenshouderij waar ze aan mestverwerking deden. Dat mag ook wel, als je bedenkt dat elke kilo varkensvlees 16 kilo mest oplevert. De uitleg over de mestverwerking was erg gedetailleerd. Over de varkens werd een pak minder uitleg gegeven. De zeugboxen bevonden zich in de stallen die gesloten deurdag hielden. We zagen wel enkele mestvarkens in hokken in openlucht.

     

    Op het tweede bedrijf werden vleeskoeien gehouden. En varkens in zeugboxen, maar die zagen we pas nadat we onder de verboden toegang-linten waren doorgekropen. Zeugboxen zijn nog toegelaten tot 2013, maar blijkbaar vermoedt de varkenshouder dat het zicht van een zeug in een stalen constructie van 2 meter op 70 cm niet meteen het imago van de varkenshouderij oppoetst.

     

    In het derde bedrijf zaten melkkoeien. Ik gaf J. uitgebreid uitleg over het leven van de melkkoe en het gehalte aan etter in melk. Gelukkig is er een wettelijk vastgesteld maximum aan dat ettergehalte, stel je voor dat dit er niet was! Die etter komt in de melk terecht omdat de koe tot een buitensporige melkproductie wordt euh, gestimuleerd. Daardoor ontsteekt haar uier. De etter komt in de melk terecht. Ik denk dat J. wel inzag dat het lot van de melkkoe niet veel vrolijker stemde dan dat van de vleeskoe. Toch is de kans groot dat hij dit zal vergeten als hij moet beslissen of hij kaas op zijn pizza wil of niet. O, de lokroep van half-gesmolten kaas! Ik zou liegen als ik zou beweren dat ik nooit moeite heb daaraan te weerstaan.

     

    Ook in dat laatste bedrijf vonden we de weg naar de zeugboxenstal. Niemand van de aanwezige boeren, boerenvrouwen, boerenzonen, boerendochters en andere West-Vlamingen reageerde toen we een kwartier lang met ons fototoestel tegen het vuile raam geplakt, de zeugen trokken, die harder begonnen te krijsen naarmate onze geheugenkaart voller raakte.

     

    Op de terugweg dachten we eraan een foie gras-bedrijf te bezoeken, dat toevallig op de weg lag maar wijselijk de kelk van de Dag van de Landbouw aan zich liet passeren. We konden doen alsof we dat niet wisten. Maar niemand deed open en ik overwoog even om over de afspanningsdraad te klauteren maar toen kwam net de foie gras-dochter aangefietst.

     

    Achteraf vroeg K. of we gechoqueerd waren door wat we hadden gezien. Wel, neen, niet gechoqueerd. Wat je ziet doet niet denken aan dierenmishandeling en je kan zelfs blijven denken dat de dieren er gelukkig zijn als je dat echt wil. Als je die zeugboxen ziet, wordt het iets moeilijker, maar die zag bijna niemand. Het is ook jammer dat geen enkel slachthuis deelnam. Die vrolijke varkens aan een slachthaak zien leegbloeden is nog iets anders dan ze in krappe hokken zien rondwroeten.

     

    Op de terugweg vroegen we ons ook af of het toeval is dat auto’s op mensen lijken. We waren het erover eens dat dat niet helemaal toeval is.

     

    Thuis aten we bloemkool en tempeh. We waren moe maar moesten wachten tot onze was kastdroog uit de droogkast kwam. Dat duurde 1,5 uur. Ik ging slapen met keelpijn.

    16-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Ik was gevraagd enkele gedichten voor te lezen in mijn middelbare school. En achwat, waarom ook niet. M. zat in de zaal en had niet door dat al mijn gedichten over haar gingen. R.'s vader had dat wel door. Toen ik haar zag zitten, schrok ik even van mijn schaamteloosheid. Tot ik zag dat ze geen idee had waar mijn gedichten over gingen. Soms gun ik haar dus iets.

    m. in een glansrol - podium

    ik lees mijn verhaal van het kind
    dat blind verloren liep in stomheid

    haar ogen blinken - ik schrik
    haar gelijke trekken voor mijn
    gezicht in de gitzwarte spiegelramen

    dan zie ik dat het ongepaste trots is
    en dat ze net zo luid in haar handen klapt
    en voor een keer gun ik haar
    die onvervalste pret

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Nou ja, ze doet nog altijd zomaar wat.

    balans

    nou moe,
    jij en ik, we leken
    minder op elkaar dan
    vooral jij dacht

    ik vond denk ik
    die gelijkenis toen al
    een giftige teek
    die aan me vastzat

    maar hé,
    is alles niet bijna
    goedgekomen? ik
    leef voorgoed vooruit en jij,

    nou ja, jij doet
    nog altijd zomaar wat

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Er was een jaar waarin ze er niet in slaagde de kruiden 'kaneel' en 'nootmuskaat' uit elkaar te houden. Aardappelpuree met kaneel smaakte afschuwelijk. Na 1 hap schoof ik mijn bord van me af. Het deed me alle vorige smaken vergeten.

    walgding

    jawel, ik ben haar dankbaar
    voor de keren dat ze me voorlas
    en terecht kwaad de spelfouten
    uit mijn teksten schrapte

    en ook voor albinoni in de
    gang op zondagvoormiddag en
    vers fruitsap of chocoladeschilfers
    op zachte taartbodems

    maar hoe kan ik dat zeggen, ik
    heb nog altijd de smaak van
    puree met kaneel
    in mijn mond

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Ik heb getwijfeld over de titel (of dat wel kan) maar niet zo lang. In plaats van 'gedroomd' in regel 8 stond er eerst 'gehoopt' maar dat gaf ik het nadeel van de twijfel. (Dromen bepalen we niet zelf, stel je voor.)

    wat een kans!

    dit is het huis van de
    elke keer laatste kans

    ik liep eens van de trap
    radeloos naar beneden
    met een hand die op sterven lag

    en één keer gebeurde
    jaren na die dag
    wat ik altijd had gedroomd

    maar zachter dan,
    van lager, en zonder mij
    op de overloop boven

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Dit zijn voorspellingen. Maar die komen bij mij bedenkelijk vaak uit. Het woord 'wie' in regel 7 is het belangrijkste woord van het gedicht.

    wie dan wel?

    ooit zal je me niet meer zeggen dat je de
    hinkstapsprongen in mijn wankele betoog
    kan volgen en misschien zal ik me
    nog wel herinneren dat het ooit anders was

    maar als dat niet zeker is
    moeten we verder terug
    en nagaan wie precies de eerste was
    die dat vergat, en die de beker geven

    (als ik het ben zal ik hem
    vullen, leegdrinken, weer
    vullen en doorgeven,
    mijn allerliefste aartsvijand)

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    De titel verwijst zowel naar ons huisnummer als naar mijn leeftijd. De eerste alinea geeft vrij goed weer hoe het was daar te wonen. De rest is een poging te verklaren hoe dat kwam.

    veertien

    ons huis viel makkelijk uiteen
    in plaatsen waar zij lag en plaatsen
    waar dat voelbaar was

    ik zei niet veel en lachte minder
    dan gebruikelijk op mijn
    moeilijke leeftijd

    soms dacht ik op de trap
    ik roep de stilte uit hun voegen
    de verschrikking uit het glas
    de hoekigheid uit hun barsten

    ik wist nog hoegenaamd niet
    dat er niet niets
    aan de hand was

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    In juli 2003 had ik af te rekenen met mijn famirazzi. R. en ik trokken ons in de auto terug als we een onderwerp hadden waar luid over gediscussieerd moest worden. De auto stond in onze garage geparkeerd. Ze stonden ons af te luisteren aan de deur tussen de keuken en de garage, maar we waren er vrij zeker van dat ze weinig konden horen. Onze discussies werden elke dag gevaarlijker.

    juli 2003

    later kan het doorgaan als grap
    ons luide stemmen onder het autodak in
    de garage in het huis waar
    ik mijn rug al naar gekeerd had

    mijn belagers konden me tenminste niet
    horen roepen: "één keer!
    één keer weten hoe het voelt!
    dat het iets betekent, kan je toch niet menen!"

    ik was degene die het niet kon menen.
    mijn belagers wisten wel beter.
    later vond ik microfoontjes in het
    handschoenenkastje en cassettebandjes

    waar ik toen al geen
    woord meer van begreep

    (2007)


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Dit gedicht gaat over het slakkenland van de Priester Daensstraat 14 en hoe het was in dat slakkenland te wonen.  Er was zelden iets in orde en het kwam ook nooit in orde. Toch hebben we soms zo hard moeten lachen dat ik dacht dat we erin zouden blijven.

    slakkenland

    in dit slakkenland van
    stilstaand water in de afwasbak
    spaghettisaus tussen het struikgewas
    lang vervallen eten in de voorraadkast

    hang ik verveeld te zijn tussen
    zetel 1 en zetel 2 - ik heb
    geen idee hoe ik een dag zonder
    vast verloop moet vullen tot de nacht

    wanneer haar stem vlijmscherpe verwijten
    rond mijn kamerdeur spant en trekt

    ik laat het zoutvat telkens vallen en zie
    haar slijmspoor cirkelen
    en stilvallen
    en indikken

    (2007)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    16 september 2007

     

    Gisteren zag ik Lucy weer. Toen ik haar zag, overviel me opnieuw het gevoel een onmondig zevenjarig meisje te zijn. Lucy was in het jaar dat ik haar kende, nog geen haar veranderd. Ze sprak nog even luid en deed nog altijd even weinig moeite haar West-Vlaamse accent te camoufleren. Ik wist dat ze plots op me af zou stappen en zou vragen waar ze me van kende. Maar ik kon niet weten dat ze me nog de hele avond gezelschap zou houden. Op het einde van die avond zou ik me weliswaar geen onmondig zevenjarig meisje meer voelen. Ik denk dus dat ik me niet meer achtervolgd zal voelen als ze onverwacht weer opduikt.

     

    Lucy zegt dat ziek is. Ze zegt niet welke ziekte ze heeft maar suggereert dat het een erge ziekte is. Ze is niet bang voor ziekenhuizen, pijn, aftakeling, behandelingen, medicatie. Ik moet denken aan Maurice, die ons de wereld gaf. Ik wantrouw mensen die in een gezelschap dat ze eigenlijk niet zo goed kennen, binnen enkele minuten laten weten dat ze niet dagelijks een gevecht met de tijd leveren. Wat voor betekenis heeft die informatie als ze dat niet juist wel doen? Van welk belang is onze reactie als dit een uitgemaakte zaak is waar ze niet elke keer opnieuw aan twijfelen? Ik zwijg en neem een slok rode wijn. Er is niemand die vraagt welke ziekte ze heeft.

     

    Mijn gevecht met de tijd leverde ik die ochtend, toen ik aan tafel zat te schrijven. J. sliep nog. Buiten scheen de zon en Helios stond op. Ik zat met de woorden ‘bijna-juiste resultaten’ in mijn hoofd.

     

    Soms laat ik mensen mijn gedichten lezen, en dan is het wachten tot ze zeggen “mooi, maar ik begrijp niet altijd waar ze over gaan”. Dat kan ik me voorstellen. Ik doe niet heel veel moeite mijn gedichten begrijpelijk te maken. Toch is het soms vervelend dat mensen er geen idee van hebben waar je over schrijft. Ze hebben bijvoorbeeld het recht te weten dat een gedicht over hen gaat. (Oh, ik lieg, ze hebben niet altijd dat recht – maar laat die leugen maar gewoon staan).

    Daarom ga ik vanaf nu bij elk gedicht een bijzonder verhelderende introductie schrijven. Ik ben er zeker van dat die introducties volkomen zullen uitklaren waar een gedicht over gaat en wat ik ermee wil zeggen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Dit gedicht gaat over de verlengingen van 8-9 / 9 / 7. Het gaat alweer over hetzelfde. Ik zou al mijn gedichten eigenlijk 'kas laimes' moeten noemen. Maar dat maakt het er vanuit praktisch oogpunt niet veel beter op.

    kas laimes - verlengingen

    deze dag die nog languit
    voor ons lag toen in het dorpscafé de
    match gespeeld was, de kaarten gedeeld,
    de spelers huiswaarts gekeerd

    is als een rummik's kubus gekanteld
    en vergeeld en ik weet nog wel
    hoe brute kracht in staat was
    alles bloot te leggen

    maar mijn vingers verslappen
    om het omgespoelde glas en ook al
    zeg ik dat, je weet wel wat, je
    kwartslag is een teken dat je mij

    wel zag maar verder
    nergens echt aan dacht

    (2007)


    09-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    9 september 2007

    Ik word wakker in een vreemde kamer vol licht en ladders. De gang is blauw geschilderd en ik herinner me dat ik gisteren zei dat als ik ooit een huis koop, het een huis als dit zal zijn. Ik zei dat toen ik de trap opliep. In dromen vlieg ik langs trappen, in dagen als gisteren beoordeel ik huizen op basis van trappen.

    Wat herinner ik me nog? Dat toen ik op de trein zat, ik zocht naar het moment waarop voor het eerst duidelijk werd dat mijn leven (…) een voortdurende poging zou worden mijn woede te kanaliseren. (Daarnet zocht ik papier in mijn rugzak en ik vond niks, er zaten alleen nutteloze voorwerpen in: een felroze snoep in de vorm van een fopspeen, een USB-stick, lippenbalsem, tandenstokers, een zak van MACH en een klein zakje met ondefinieerbare korrels. Hoe kan ik keer op keer vergeten dat als het niet mogelijk is mijn woede af te reageren, er erge dingen zullen gebeuren? Bijvoorbeeld: ik val in een verwarrende halfslaap en het huis stort in!)

    Ik bedacht dat het misschien allemaal was begonnen in een stal, in 1994 waarschijnlijk. Ik werd wakker en voelde de grond onder mij. Dat kon alleen betekenen dat mijn luchtmatras leeg was gelopen. Het was koud en iedereen rond mij sliep. Ik kon maar niet begrijpen dat het ventiel uit zichzelf was losgeraakt. Ik had een pomp, maar die lag een eind bij mij vandaan. Ik zou eerst op de tast tussen de andere luchtmatrassen door moeten manoeuvreren en daarbij een paar lichamen verminken. Er zat niks anders op dan mijn matras zelf op te blazen, mondmatig dus. Zo gebeurde het dat ik in die stal, tijdens een koude augustusnacht, tussen al die VKSJ-ers voor wie ik al een afkeer aan het ontwikkelen was, zat te blazen. Ik blies tot het ijl werd in mijn hoofd en toen ik weer ging slapen, voelde ik de grond nog steeds. Alles zou in een stroomversnelling terechtkomen. Enkele weken later waren de onherkenbare dingen al talrijker dan de herkenbare. Maar toen lag ik dus nog in die stal, op die koude grond, met de vage geur van mest en mijn slapeloosheid.

     

    Daarnet had ik door wat de essentie van communicatie is. Je zit met twee aan een tafel en je hebt elk een stapel gekleurde blokken. Je ziet elkaar niet want er is een tussenschot. Je hoort elkaar ook niet. Het enige wat je kan doen, is gekleurde blokken door een opening in het tussenschot schuiven. Dus doe je dat en de andere doet hetzelfde. Je geeft twee rode blokken en je krijgt een groene terug. Je wacht even en krijgt dan drie gele blokken. Zo gaat communicatie. Gekleurde blokken waar je achteraf betekenis aan toekent. Altijd achteraf.

     

    Dat is geen pessimistische visie. Ik kan perfect gelukkig zijn met de betekenissen die ik aan mijn verzameling blokken heb toegekend.

    Alleen zijn er soms momenten waarop ik dat geluk onderwaardeer en denk dat het er vooral op aankomt de oorspronkelijke betekenis te achterhalen. (Alsof dat waarheid zou zijn.)

     

    Maar het zal wel lukken vandaag. Ik zal de dag vullen met dingen die direct resultaat geven. (Ik droomde dat iemand zei dat ik moest stoppen met denken en ik riep: “Geen denken aan!”.)

    07-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    7 september 2007

    We gaan naar een vernissage, J. en ik. Bij het binnenkomen zie ik veel dode mensen en nog dodere kunstwerken. Eerst vrezen we dat de wijn te betalen valt en overwegen we weer naar huis te gaan. Dan zien we een plateau met gevulde glazen en begrijpen we dat iedereen daarop aan het wachten is. We luisteren naar een interview met de kunstenaar, die er zijn levenswerk van heeft gemaakt alle clichés over kunst en maatschappij bijeen te sprokkelen. Hij orakelt vol overtuiging terwijl mensen zich af en toe vragend naar mij omdraaien. Ik begrijp niet goed waarom, achteraf zegt J. dat ik te luid mijn ongenoegen aan het uiten was.

    Anderhalf uur later stapt Maurice, want zo heet de kunstenaar, op ons af. Hij vraagt wat ‘de jeugd’ van zijn schilderijen vindt. Nou, ik vind de meeste van zijn schilderijen weerzinwekkend. J. heeft de terechte opmerking gemaakt dat ze sterk doen denken aan portretten die mensen van zichzelf laten maken in drukke straten. Maar wat me vooral stoort, is dat hij spreekt over ‘de jeugd’. Vlak voor hij weggaat, zal hij ons komen melden dat de wereld nu van ons is. Wat hij eigenlijk wil zeggen, denk ik, is dat hij er vrede mee heeft kunnen nemen dat hij aan het aftakelen is, dat hij zo grootmoedig is ons de wereld cadeau te doen. Als hij daar echt vrede mee had kunnen nemen, zou hij ons met die onzin niet komen lastigvallen. Maar dat kan hij niet laten, want hij wil uit alle macht nog meedoen, indruk maken, invloed hebben. Ik vind Maurice laf en zou zelf niet zo laf willen zijn dat ik hem dat niet durf zeggen.

    Dan hebben we her ergste gelukkig wel al gehad; het moment waarop Maurice beweerde dat de mens niet zo arrogant moet zijn te denken dat de klimaatopwarming op zijn conto te schrijven valt. Een mooi uitgangspunt, dat hij even later helaas uit het oog verloor, toen hij opperde dat de aanwezigheid van windmolens de wind drastisch in kracht doet afnemen.

    Een ex-radiostem had toen al zijn gedrochten voorgedragen. We herinneren ons vooral deze zin: ‘Donderend rollen mijn stappen op het natte zand.’ Of die zin echt in één van zijn gedichten voorkwam, weten we al niet meer. Ze vat wel perfect samen wat zijn poëzie bij ons opriep: ongeloof dat iemand zo’n lelijke taal tot poëzie kan bom-bar-de-ren.

    Helemaal op het einde, als Maurice al naar bed is, ga ik op ontdekkingstocht in het gebouw. Ik vind een klein zakje met korrels, ik heb geen idee welke korrels het zijn. Ik steek het in mijn rugzak, die al aardig vol zit. Een blonde vrouw biedt J. om de vijf minuten een sigaret aan. J. heeft geen zin meer om te roken maar wil haar niet teleurstellen. Haar zus zit in het kermiscomité, zegt ze. Het gesprek verzandt, plots gaat het over liberalisme, ik heb moeite mijn blik te fixeren. J. noteert zijn e-mailadres op een stuk papier en de organisator belooft ons voortaan elke keer uit te nodigen. De blonde vrouw is aangeschoten en zegt dat ze nog met de auto naar huis moet. Ik heb nog nooit sherry gedronken maar er zit wel een fles in mijn rugzak. Die schilderijen worden elke minuut lelijker. We moeten dringend weg, besef ik plots. Mijn rugzak weegt als lood. Er zit onder meer een klein zakje korrels in.

    Ik heb geen idee wat voor korrels het zijn.

    Er zitten er ongeveer duizend in.

    Ze zijn klein en bruinzwart.

    Het zakje is dicht geniet.

    Er zit ook een klein insect in, een soort minitor.

    Het is mij een raadsel. 


    04-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    kas laimes...?! (1)

     

    als ik hard genoeg zoek word

    ik straks hard genoeg gezocht

     

    verdampte regen in de achtertuin

    maakt me doof, verdooft me, iets

     

    is klaar om me te verslaan –

    ik sta stil en luister.

     

    binnen is de eindspurt ingezet

    leggen camera’s vast wat ik

     

    onderhand kan dromen. ik zit

    nog niet op de bank. ik heb

     

    mijn schoenen nog aan.

    er is nog niets verloren,

    niets versproken.

    (2007)



    E-mij


    Gastenboek


    Er was bij enkele omstaanders een vorm van gefrons, dat wel. Maar niet overdreven en niet op grote schaal.
    De concurrenten
  • J.
  • E.
  • L., de jonge vrijgezel
  • L., het meisje
  • N.
  • K.
  • J.,J. en J.
  • J., de broer van K.


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs