Wat is het beste? De slechtste zijn in het beste licht (geëerd worden), of de beste zijn in het slechtste licht (onteerd worden). Maar die vraag is overbodig, want ja, God heeft toch altijd het laatste woord, dus als je voor het altaar des doods staat heb je niets te zeggen, tenzij je God zelf bent.
"Trouwelozen, weet ge niet dat vriendschap met de wereld vijandschap met God betekent? Wie met de wereld bevriend wil zijn, maakt zich tot vijand van God. " (De Brief van Jakobus 4,4) Uw (vriendschap met de) wereld is bevredigend voor u, niet voor mij. "Indertijd, toen ge God niet kende, hebt ge goden gediend die niet werkelijk goden zijn. Maar nu, nu ge God hebt leren kennen, of liever, door God zijt gekend, hoe kunt ge u nu opnieuw keren tot die zwakke en armzalige krachten? Wilt ge weer van voren af aan hun slaven worden? " (De Brief aan de Galaten 4,8-9) Ik weet dat wat u bevredigend noemt slechts valium op een wonde is.
Ik begrijp dat velen zich onledig houden met grollen en grillen; niet dat ik het goedkeur, maar ik stel het vast, maar in de nieuwe wereld, die ons beloofd geweest is, en waarin iedereen God zal kennen, en waar onze tranen van onze ogen afgewist zullen zijn, kortom wanneer de eerste dingen voorbijgegaan zullen zijn, dan zullen zij met hun werken geen roem oogsten, noch nu, noch in de verre toekomst. Erger nog, zij zullen werkloos zijn in de ware zin van het woord, ongeoefend in het bedrijven van het goede. Verdriet uitlokken, daar valt geen roem voor te oogsten. Oordeel zelf; is verdriet uitlokken, overdreven hard zijn, de algemeen aanvaarde modus operandi van dit tijdperk, het gedrag, de mentaliteit en de moraal van vandaag is ronduit verderfelijk. Gij kunt jaren, maanden en dagen onderscheiden, gij kunt goed en slecht weer voorspellen, kunt gij de tekenen van dit tijdperk dan niet zien? Want vriendschap met de wereld betekent vijandschap met God!
"Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven. " (Het evangelie volgens Johannes 12,25)
|