Hey, hallo! Ja jij daar, ben je er om me gek aan te staren, of om te luisteren?
Zo, je moet weten: ik had altijd pech tot op twee dagen geleden. Luister maar:
Ik vroeg aanmijn getatoeëerde mama: Mag ik naar buiten, naar mijn vriendinnen?
Ja, ntuurlijk, ga maar! zei mijn mama.
Het was een mooie dag, dus ging ik naar buiten op blote voeten.
Ja, dat heb ik weer.
Ik liep op een bloem waar een bij op zat. Ik zakte door mijn benen en schreeuwde van de pijn; Ik kon niet ophouden!
Mijn vriendinnen gingen mijn moeder halen. Ze kwam naar buiten en zei: Oh, Lotje, dat heb jij weer!
Ze bracht me naar binnen en belde de dokter. De dokter kwam en zei: Doe de volgende keer maar slippers aan, dan heb je minder pijn.
Ik moest de hele dag binnen zitten. Daar zat ik nog steeds op blote voeten.
Ik ben echt in paniek.
Wat zeg ik ? Ik was hysterisch.
Wat als het niet meer goed komt?
Dat ik niet meer naar buiten kan?
Dat ik voor eeuwig in deze kamer zit en eeuwig in dit bed moet liggen?
Dat zie ik echt niet zitten!
Ik ga naar buiten, het kan me niets schelen of het pijn doet. Ik ga naar buiten!
Ik probeer recht te staan, maar het lukt niet.
Ik ben hysterisch.
Ik begin te gillen als een gek.
Echt ik kan me niet meer inhouden.
Mijn mama komt naar boven en zegt dat het wel over zal gaan.
Toch ga ik door met schreeuwen.
Luister, zei mijn mama. We gaan straks naar een paard- en karwedstrijd met de buren. je kan de wandelstok va je vader meenemen.
Dat zei ze met afschuw. Zij en mijn vader zijn gescheiden, weetje, en ze is nog steeds boos op hem.
Doe je gewaad maar om, dan vertrekken we met de buren en stop met dat schreeuwen!
Ik doe mijn sandalen aan en ren naar beneden.
We gingen naar buiten en daar stonden de buren: moder Aghaka, vader Paul en hun zoon Miguel
Gaat die mee? vroeg ik aan mijn moeder.
Ja! zei ze blij.
Oh nee, fluisterde ik.
Miguel
rara naam hé.
Hij is zoooooooooooooooooo stom.
Hij komt naar mij en zei; Ik heb een geheim dat niemand mag weten, behalve jij en ik.
ja, hier komt het dacht ik.
Wil je mijn vriendinnetje zijn?
Nee!, riep ik luid, nooit van mijn leven!
Zie je, ik heb altijd pecht.
Oké, kom je? vroeg hij.
We gaan naar een paard- en karwedstrijd, zei hij, dus je bent niet boos?
Nee hoor, alleen een beetje treurig.
Oké dan, kom, zei ik.
In de koets probeerde hij de hele tijd zijn hand op mijn knie te leggen. Ik ontweek het elke keer. (Goed hé)
Hij probeerde me zelf te kussen!
Echt vies hoor. Het overkomt me nu altijd; Zeven keer heeft het geprobeerd en zeven keer heb ik hem kunnen ontwijken.
Ik heb het bevoel dat iemand ons achtervolgt, al heel dit eind in de koets.
Ik kijk rond.
Een paar oude huizen. We zijn in een verloren stad.
Ik vind het maar eng hoor.
ik kijk achter mij en ik zie een zwarte koets.
Wij nemen een bocht, zij nemen een bocht.
Ik voel me niet op mijn gemak.
Zeker niet met Miguel naast mij.
Ik kijk weer achter mij. De koets liet ons met rust, gelukkig!
Wij zijn bij de paard- en karwedstrijd. Miguel zit te zagen aan mijn oren of ik het wil aanmaken.
Ik zeg altijd nee, stop nu!
Maar hij doet voort.
We zitten op de eerste rji.
Het is heel spannend. Een nek-aan-nek-einde. en
. Wij hebben gewonnen.
Iedereen juicht van blijdschap.
Op het einde van de dag vraagt Miguel het nog eens : Wil je het aanmaken? Nu veel serieuzer.
Oké dan maar, zei ik.
Echt?
Anders ga ik nooit van je af zijn, antwoordde ik. Je moet niet opkijken als het ik morgen uitmaak, want ik ben helemaal niet geïnteresseerd in jou en jouw soort.
Oké, zei hij heel erg blij.
De volgende dag hebben we hele leuke dingen gedaan. Na alles heb ik het toch niet uitgemaakt. Eigenlijk vind ik hem wel leuk.
Nu heb ik nooit meer pech of ongeluk en mijn moeder is ook hertrouwd met Fabian (denk ik).
Ik noem heb toch Fabi, dus zijn naam moet ik niet echt kennen.
Heel soms noem ik hen zelfs papa, dan beginnen we allebei te blozen.
Zo grappig
|