Dit gedicht (het elfde in de reeks) is een ode aan de kathedraal van Antwerpen, beter gekend als de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, bij uitstek het meest kenmerkende gebouw van de Antwerpse skyline. Het is tevens één van de oudste gebouwen zoals in het gedicht over de bouwers al vermeld. De bouw nam een aanvang in 1352 en werd pas beëindigd in 1521. In die tijd was het de hoogste kerktoren(123 m) van de Nederlanden. De bouwstijl is Brabantse gotiek maar na de reformatie en de beeldenstorm (1566) werd de kerk ingericht volgens de barok.
Het silhouet van de Onze-Lieve-Vrouwetoren, met zijn monumentale uurwerk, is van heel ver buiten de stad zichtbaar. Vooral vanop Linkeroever of op het gangpad van de terrassen (Noord- en Zuider-) maak je prachtige beelden.
Als je van de Groenplaats naar de Handschoenmarkt stapt, springt vooral de mooie versiering van de gevel en de toren in het oog. De hoofdingang op de Handschoenmarkt is rijkelijk versierd. Het hoofdportaal op zich is al een kunstwerk. Rechts van de deur vind je o.a. het prachtig beeldhouwwerk van Jef Lambeaux (de bouwers van de kathedraal). Aan de linkerkant dan weer een beetje griezelig: een doodskop met inscripties die verwijzen naar de Antwerpse kunstenaar, Quinten Matsys.
In de kerk kom je ogen te kort: prachtige schilderijen (o.m. van Rubens) van beroemde meesters, mooie beelden, schitterend houtsnijwerk, heldere glasramen, biechtstoelen, grafzerken van bekende figuren en soms lugubere verwijzingen naar de dood, kortom te veel om alles te bekijken in één keer. Een rondwandeling met een stadsgids is hier zeker een aanrader!
Zelfs als je op een avond door de stad wandelt zal de sfeervol verlichte torenspits je naar de Handschoenmarkt leiden.