Gedicht 35 is een ode aan het 'Kot'. Dat is het gebouw waar de havenarbeiders zich sinds 1940 kwamen opgeven om aan werk te raken. Een, voor de buitenstaander, wat vreemd systeem waar de mensen zich 's morgens vroeg aanbieden voor de vroege shift, 's middags voor de namiddag en 's avonds voor de nacht. Dit aanwervingsgebouw is gelegen aan het Kempisch dok op het stadsdeel dat men nu het Eilandje noemt. Eigenlijk handelt het gedicht vooral over de havenarbeider en zijn arbeid (zware arbeid) maar de foto's geven je een beeld van de inkomhal waar alle werkwillige dokwerkers verzamelen om hun dagtaak te krijgen. In de praktijk worden er natuurlijk heel wat mensen telefonisch verwittigd, dat zijn vooral degenen die onder een vaste foreman werken. Door de toegenomen technologische verbeteringen horen daar ook chauffeurs en kraanmannen bij. Desondanks blijft het een zware stiel met, ondanks de strenge veiligheidsvoorschriften, regelmatig zware arbeidsongevallen.
Je ziet de havenarbeiders binnenstromen voor de middagshift. Niet erg veel volk en dat is begrijpelijk want de tijd dat men meer werk dan arbeiders had, ligt al enige tijd achter ons. Als er in de jaren zestig, zeventig, nog werk was voor meer dan 12000 arbeiders is dat nu teruggevallen tot een kleine zesduizend. De arbeiders worden opgeroepen door een foreman die zelf besliste wie hij mee stuurt naar welke werf. Daarbij wordt rekening gehouden met de vaardigheden van de dokwerker.
Van het kot trekken wij naar het museum van de dokwerkers dat gelegen is in een zijstraatje van het Bonapartedok. Hier word je onthaald door echte dokwerkers die intussen hun pensioen gehaald hebben en die samen een museum onderhouden waar je een historisch overzicht van de havenarbeid en de evolutie van het materiaal kan volgen. Wat vroeger met paard en kar gebeurde gaat nu natuurlijk heel wat sneller... Je krijgt een uitleg over de verschillende materialen en werkmiddelen en dat allemaal in het echt 'Antwaarps'!
De nodige formulieren om aan de haven te kunnen werken liggen mooi naast elkaar in een vitrinekast. Het belangrijkste voor de "dokwerker" is zijn boek. Wij zien de blauwe boek van A. Van Reeth voor het jaar 1957. Hiermee was deze persoon zeker van werk op de momenten dat er schepen moesten gelost worden. De mensen met een boek hadden voorrang op de anderen, het was eigenlijk een vorm van bestaanszekerheid die je pas na voldoende werkdagen kreeg. Verder in het museum zien wij nog gereedschappen uit de vorige (20ste) eeuw. Het materiaal was toen nog van die aard dat er echt zware arbeid moest geleverd worden. Intussen heeft de techniek heel wat van die handenarbeid overgenomen en is het vervoer van de goederen een pak gemakkelijker geworden. De laatste foto toont enkele oudere havenarbeiders die dit museum gestalte gaven en voor tekst en uitleg zorgden bij de rondleiding.