Jiayuguan: hemel en aarde en daartussen drie kinderen op een fiets
Jiayuguan klinkt u waarschijnlijk niet bekend in de oren. Maar daarvoor hoeft u zich niet slecht te voelen, beste lezer, ik had er ook nog nooit van gehoord. Het bleek een alleraardigst stadje te zijn ergens midden in de rotswoestijn, spiksplinternieuw aangelegd. Lekker rustig in vergelijking met Wuhan of Lanzhou. We checkten in in een tamelijk crappy hotel, maar het was ratvrij dus mij hoort ge niet klagen. Bovendien konden we tot diep in de nacht (inbegrepen in de prijs) meegenieten van de verfijnde muziekkeuze van het aangrenzende etablissement: Chinese opera *zucht* Niet alle muziek in China is yoga-muziek, met her en der een panfluit, ruisende golven-geluiden of ritselende bamboe, oh nee, om die rust en harmonie te compenseren is er beijing-opera en dat gaat zo: http://www.youtube.com/watch?v=BjM7sytjepE&NR=1 Apart, nietwaar?
De volgende ochtend werd volledig in beslag genomen door de uitvoering van deel 1 van ons Jiayuguan-plan: een fiets huren. We hadden in de lonely planet (onze bijbel, onfeilbaar, indien niet in overeenstemmig met de werkelijkheid dan passen we de werkelijkheid aan) gelezen dat dat mogelijk was en aangezien we in geen eeuwen meer gefietst hadden leek ons dat een puik idee! Alzo zaten we een uur later als drie kleine kinderen rond te snorren op onze verse fietsen, met de zon op ons gezicht en de haren in de wind en we voelden ons vrij als een vogel in de zee! Vijf kilometer en één fietsreparatiestop verder kwamen we aan bij het fort van Jiayuguan. Als de Oude Chinezen dit fort hier niet hadden neergepleurd omwille van defensieredenen, dan toch zeker wel omwille van de prachtige omgeving: recht voor ons de vlakte van de rotswoestijn waar geen einde aan leek te komen, links ervan besneeuwde bergtoppen, rechts ervan een ander eigenaardig soort van bergen waarvoor Anneleen Luts u vast kan verderhelpen wat betreft de benaming (dankuwel Anneleen) en achter ons, wel euhm, ja, fabrieken. Ook dat is China. Het fort op zich was ook wel indrukwekkend, maar het was toch vooral het uitzicht en de rust die ons daarhielden voor zo'n 2 uur. Daarna bracht ons stalen ros ons gezwind verder naar het westelijke eindpunt van de Chinese muur. Zoals jullie misschien al op de foto's gezien hebben lijkt ook deze constructie eerder gebouwd om er van bovenop met een glas rijstwijn van het uitzicht te genieten dan om werkelijk effectief barbaren af te weren. Altijd in voor een mooi uitzicht beklommen we de 1 miljoen trappen naar het bovenste torentje. Onderweg viel mijn oog op een sliert kamelen links van ons en ik werd uitzinnig van vreugde (ik bedoel, wat wilde dieren betreft ga ik al door m'n dak als ik maar een onnozele eekhoorn zie en hier waren er kamelen binnen handbereik!)! Hoe groot was mijn ontzetting toen bleek dat het nepperds waren. Nepperds jawel, ik ben er nog steeds niet overheen. Het duurde even voor ik de ware schoonheid van het uitzicht kon appreciëren daarboven, maar toen ik over mijn teleurstelling heen was en eens over de rand van de toren keek besefte ik dat steden toch maar lelijk zijn en dat Marco Polo toch maar een dikke pietzak was dattie dit allemaal mocht zien en er op de koop toe nog geld en eeuwige roem mee kon verdienen ook. Voor ons lag het begin van de Gobiwoestijn en het leek alsof we aan het einde van de wereld waren gekomen. Na een hele poos werden we verjaagd van ons torentje door een troep Chinezen die veel foto's en lawaai maakten. Om terug te keren naar onze fiets besloten we het avontuur recht in de ogen te kijken en de gebaande paden te verlaten. Vooral Pieter had er zin in! Hij zag een schattig pagodaatje op de top van een onmogelijk steile berg en hij zei "ik ga er naartoe". Hij geraakte halverwege (al een hele prestatie) en moest zich toen op zijn billen naar beneden laten glijden. Maar ge moet het hem nageven: hij heeft geprobeerd. Toen we eindelijk terug op onze fiets zaten was het al bijna donker. Terug in de stad hadden we goesting om uit te gaan en gingen we de eerste de beste "dans bar" binnen. Alleen maar mannen daar. Of toch niet: de bediening was uitsluitend vrouwelijk en opdringerig. We zaten in een Chinees bordeel! hahaha! Ik weet niet hoe het er aan toe gaat in Belgische bordelen, maar ik denk dat daar wel hier en daar en stuk borst of been onbedekt is. Niet zo hier mannen, het spijt me! Wel een meisje met een soort pluimenpak dat de Chinese versie van yumayuma yee zong. Dodelijk saai was het, eerlijk gezegd. Slapen dan maar, godzijdank!
Omdat het zo leuk was in de woestijn gingen we de dag erna gewoon lekker terug, dit keer met bier en chips en veel zakdoekjes want van Chinees bier wordt ge niet dronken maar ge moet er ontzettend vaak van plassen. We vonden een hoop stenen die ons redelijk comfortabel leek en achteraf een boeddhistisch heiligdom bleek te zijn en daar installeerden we ons op. Stilte, ruimte en een blauwe hemel, ge leert het slechts appreciëren als ge in een miljoenenstad als Wuhan woont. En als ik er nu nog aan terugdenk krijg ik kippenvel, want ge voelt u zoooo klein en nietig tussen al die natuur en de gedachte dat er zoveel in deze wereld is en in dit leven dat wij niet weten en nooit zullen weten, doet u zwijgen en genieten van het moment, totdat de zon ondergaat en ge beseft dat ge bescheten zijt omdat ge midden in de woestijn zit zonder licht en zonder een vervoersmiddel terug naar de stad. Dus gingen we terug naar de Muur en daar stapte er net een Chineeske in een taxi en die sprak perfect Engels (de mevrouw, niet de taxi) en ze liet de taxichauffeur ons een taxi fixen! Tijdens het wachten op die taxi werd het pas goed donker en die avond leerde ik dat de prachtige sterrenhemels uit films echt bestaan en niet slechts een romantisch hollywoodverzinsel zijn. Jammer dat de taxi snel daar was. Die avond moesten we ook ons valiezen pakken, want de dag erna bracht de lonely planet ons via een busrit van 6 uurtjes naar Dunhuang, de boeddhistische must-see. En zo zette onze tocht zich verder, immer geradeaus door de woestijn!