Iedere onderneming
of interne bewakingsdienst
die bewakingsactiviteiten wenst te organiseren, dient voorafgaand een
vergunning
te bekomen van de minister van Binnenlandse Zaken. Dit geldt ook voor de
onderneming
die weliswaar geen bewakingsactiviteiten uitoefent, maar zich wel als dusdanig
uitgeeft. De vergunning
wordt verleend voor een termijn van vijf jaar, waarna ze voor gelijke termijnen
kan worden vernieuwd. De aanvrager moet voldoen aan een aantal
vergunningsvoorwaarden. De vergunning
wordt verleend voor ƩƩn of meerdere soorten bewakingsactiviteiten en volgens een
specifieke vergunningsprocedure.
De minister van Binnenlandse Zaken kan bij het verlenen van de vergunning
bepaalde activiteiten of het aanwenden van bepaalde middelen en methodes
uitsluiten. Hij kan de vergunning
ook aan specifieke voorwaarden onderwerpen. De vergunning
kan onder opschortende of ontbindende voorwaarde worden verleend. In het eerste
geval wordt de vergunning
slechts verleend nadat aan een bepaalde voorwaarde is voldaan; in het tweede
geval wordt ze van rechtswege ontbonden als aan een bepaalde voorwaarde niet is
voldaan.
De vergunning
kan op vier wijzen een einde nemen:
- doordat de onderneming
of de interne bewakingsdienst
aan wie een vergunning
is verleend onder ontbindende voorwaarde, de opgelegde voorwaarde niet nakomt;
- doordat de vergunning
uitdooft: de onderneming
vraagt na afloop van de vergunningstermijn geen vernieuwing aan;
- doordat de vergunninghouder zelf bij de minister van Binnenlandse Zaken om
de vrijwillige opheffing van zijn vergunning
verzoekt;
- doordat de minister van Binnenlandse Zaken bij wijze van sanctie de
vergunning
intrekt.
De vergunning
heeft betrekking op het recht om bewakingsactiviteiten uit te oefenen of om zich
als dusdanig uit te geven. De vergunning
loopt dan ook niet af omdat een onderneming
deze activiteiten niet langer uitoefent.
In bepaalde gevallen kan een onderneming
tijdelijk de vergunning
van een andere onderneming
benutten. Het gaat om een onderneming
die fuseert met een vergunde onderneming, een vergunde onderneming
overneemt of nog om een vergunde onderneming
waarvan de rechtspersoonlijkheid wijzigt. In deze gevallen mag de nieuwe
juridische entiteit, voor zover zij zelf een vergunning
heeft aangevraagd, gedurende de periode die de notificatie van de beslissing
betreffende de vergunningsaanvraag voorafgaat, de bewakingsactiviteiten van de
initieel vergunde onderneming
voortzetten.
Elk document dat uitgaat van een bewakingsonderneming
of van een interne bewakingsdienst, moet melding maken van de vergunning
waarover deze onderneming
of deze dienst beschikt.
De algemene vergunning
die betrekking heeft op ƩƩn of meerdere van de zeven hoofdactiviteiten, kan op
elk ogenblik worden uitgebreid met een andere hoofdactiviteit.
Voor bepaalde activiteiten is er, naast de algemene vergunning, ook een
bijkomende vergunning
of toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken noodzakelijk:
- uitvoeren van activiteiten met wapens;
- eerste gebruik honden;
- uitvoeren van activiteiten met honden op gesloten plaatsen die publiek
toegankelijk zijn;
- uitvoeren van activiteiten met honden bij de bewakingsactiviteit
persoonscontrole;
- het beheer van volgsystemen
voor bewakingscentrales;
- het verrichten van bewakingsactiviteiten voor publieke rechtspersonen.
Regelgeving: artikel 2, §1, lid 1, 2 en 3 en artikels 4bis en 13 van de wet.
Koninklijk besluit van 7 april 2003 tot regering van bepaalde
methodes van bewaking (B.S., 7 mei 2003).
Alvorens een vergunning
te verkrijgen dient een bewakingsonderneming
en een interne bewakingsdienst
aan een aantal vergunningsvoorwaarden
te voldoen. Dit zijn: Voor alle aanvragers
- de minister van Justitie moet omtrent de aanvrager een advies hebben
uitgebracht; dit advies is gebaseerd op gerechtelijke antecedenten of
inlichtingen van de Veiligheid van de Staat omtrent de aanvragers; de minister
van Binnenlandse Zaken zal de inlichtingen of de gerechtelijke informatie
beoordelen bij het nemen van een beslissing omtrent de vergunningsaanvraag; hij
zal een negatief advies van de minister van Justitie meestal volgen;
- een verzekeringsattest dat aantoont dat de activiteiten van de
bewakingsonderneming
of de interne bewakingsdienst
gedekt zijn door een specifieke verzekering
burgerlijke aansprakelijkheid;
- het bewijs dat minstens ƩƩn persoon in de bewakingsonderneming
of de interne bewakingsdienst
voldoet aan de voorwaarden inzake opleiding
voor leidinggevend personeel
en minstens ƩƩn persoon voldoet aan de opleidingsvoorwaarden, vereist voor de
uitoefening van de activiteiten, waarvoor een aanvraag is ingediend;
- het bewijs dat de bewakingsonderneming
of de interne bewakingsdienst
beschikt over de infrastructuur en het materiaal aangepast aan elk van de
activiteiten waarvoor ze een vergunning
vraagt; deze bestaat in elk geval uit een afzonderlijk en beveiligd lokaal op
een exploitatiezetel
waar voldoende communicatiemogelijkheden aanwezig zijn met politiediensten en
met een beveiligingssysteem voor de klantendossiers en andere confidentiƫle
gegevens.
Bijkomend voor een bewakingsonderneming:
- voor zover het rechtspersoon is, moet de onderneming
zijn opgericht volgens de in het Belgisch recht geldende bepalingen of
overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie;
- de exploitatiezetel
in een lidstaat van de Europese Unie gelegen is.
Regelgeving: artikel 2, §§ 1 en 3 van de wet.
Koninklijk besluit van 14 mei 1991 betreffende de financiƫle
middelen en de technische uitrusting van bewakingsondernemingen,
beveiligingsondernemingen en interne bewakingsdiensten (B.S., 28 mei 1991)
Koninklijk besluit van 21 mei 1991 betreffende het verlenen
van vergunningen aan bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten en de
erkenning van beveiligingsondernemingen (B.S., 28 mei 1991), gewijzigd door het
koninklijk besluit van 15 juli 1992 (B.S., 6 augustus 1992).
Koninklijk besluit van 27 juni 1991 houdende vaststelling van
nadere regels met betrekking tot de verzekering
tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de
bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten (B.S., 9 juli 1991),
gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2002 (B.S., 21 januari
2003).


14-06-2013, 00:00 geschreven door Guy 
|