Ik ben Guy, en gebruik soms ook wel de schuilnaam de belleman.
Ik ben een man en woon in Izegem (België) en mijn beroep is Bediende.
Ik ben geboren op 04/06/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Belleman, Snorrenclub en reuzen.
Sinds enkele jaren ben ik alle Belgische, Noord-Franse en Nederlandse stadsreuzen aan te inventariseren.
Algemene info Het is pas sinds begin van de jaren 2000 dat er in Nieuwpoort een Reuzenstoet wordt georganiseerd. De stoet trekt om de twee jaar door de straten en langs de dijk van Nieuwpoort. Een jonge stoet, maar niet minder indrukwekkend. De Reuzenstoet brengt immers meer dan 100 reuzen uit binnen- en buitenland op de been.
Nieuwpoort heeft een rijke reuzentraditie, die tot de 15de eeuw terug gaat. Sinds jaar en dag wordt de reuzentraditie in stand gehouden door de gilde. Ze bezit een reuzenfamilie die uit 7 leden bestaat: waaronder Goliat, Griete, Puptje, Rozalinde en natuurlijk Jan Turpijn. Reus Jan is de grootste gedragen reus van Europa en is een echte mastodont. Hij heeft een lengte van 10,4 meter, weegt 750 kg en wordt gedragen door 24 dragers. Hij is ereburger van Nieuwpoort en gekend in binnen- en buitenland.
Datum 10 juli 2011
Naam organiserende vereniging Reuzengilde Jan Turpijn van Nieuwpoort i.s.m. gemeente Nieuwpoort
Werking van de vereniging De reuzengilde telt vandaag nog een 45-tal leden, waarvan 28 reuzendragers. Ze organiseren i.s.m. het stadsbestuur de Reuzenstoet.
Oprichtingsdatum van de vereniging 1923
Andere activiteiten van de vereniging Ze staan in voor het onderhoud van hun reuzen en hun erfgoed. Verder nemen ze deel aan tal van reuzenstoeten in binnen- en buitenland.
Contactgegevens van de vereniging Maria Degroote (Voorzitter) Ollevierslaan 22 8630 Veurne Gsm: 0477 81 35 56 E-mail: maria.de.groote@skynet.be
Op 10 juli 2011 ziet Nieuwpoort het opnieuw groot, heel groot. De gastheer van het gebeuren Jan Turpijn en de andere Nieuwpoortse reuzen Goliath, Griete, Rosalinde, Puuptje, Jacqueline verwelkomen er telkens een 135-tal reuzen uit binnen- en buitenland. Met zijn 10,60m. lengte en een gewicht van 760 kg. is Jan Turpijn meteen de grootste gedragen reus van Europa. Hij is de afbeelding van de burgemeester van Nieuwpoort anno 1489 die de vrouwen smeekte met de afgematte mannen mee te strijden voor de vrijwaring van de stad. En, zij vochten zo "cloeckelijck", dat Fransen, Bruggelingen en Gentenaars mochten ophoepelen. Meteen een internationale primeur voor Nieuwpoort, die daarmee in 1489 het eerste jaar van de vrouw kon vieren.
Straks hebben ze daar weer de heksenstoet en naar aanleiding van dit tweejaarlijks evenement wil ik hier even de reuzenheksen in de bloemetjes zetten. Zie www.heksenstoet.be.
Leeme Caduul.
Een lange, magere heks, altijd en overal met een valse witte kat. Kinderen die met haar kat in aanraking kwamen, mergelden uit en kwijnden weg.
Fyte Kwick
Ze woonde in een verrotte stulp aan de rand van het 'Vuilewaesbusch'. Met Bâmis 1699, het jaar dat de pestziekte veel slachtoffers maakte, was ze daar toegekomen. Niemand wist vanwaar ze kwam, een miswassen en verschrompeld schepsel, haar gezicht een derde te lang, men hoorde haar 'asem' piepen van op een boogscheut afstand, zo geweldig aamborstig was zij. Fyte Kwick was een waarzegster. Ze kreeg veel vreemd bezoek, vooral bijgelovige mislukkelingen kwamen bij haar te rade. Door die kunst werd zij bij de toveressen gerekend die een akkoord met de duivel hadden aangegaan. In de winter van 1739-'40 is Fyte plots verdwenen, zonder het minste teken van leven achter te laten. Het 'Vuilewaesbusch' is in de Eerste Wereldoorlog verdwenen en niet meer herplant, maar voor de oorlog woonde daar een bejaarde boerenwerkman E.B., die nog de plaats wist aan te wijzen waar Fyte Kwicks stulpje gestaan had. Het stond op een driehoekig stuk grond van een tiental meter, overgroeid met biezen, duivelsklauw en kwikkruid dat men vruchteloos probeert uit te roeien.
Tanneke van Hulle
Ze bewoonde haar eigendom 'den Slangenmeersch' aan het gehucht ''t Vergif'. In haar schortenzak had ze een 'dozeke... slangenzalf'. Waar ze kwam, zaten de doeken van 't kind vol teenbijters of vonden ze orenkruipers in de wieg. Zijzelf zou aan haar einde gekomen zijn door de beet van een giftige slang.
Sefa Bubbels
Jozefa Bubbels is DE HEKS der heksen in Beselare. In de eerste stoet trok ze alleen op als 'ferme klosse', breedgeschouderd, 'streus' en sterk als een eikenboom. Achter haar rug noemde men haar 'de Reuzenheks'.
Dokke van d'Heulebeke
Ze woonde aan de 'Mispelaerebeek' en was vermaard als kaartlegster en handkijkster. Het liep in het woord dat ze met de duivel omging. Toen ze stervende was, zat er aan het einde van haar bed een zwarte geit. Toen ze niets meer hoorden en durfden binnengaan, vonden ze Dokke morsdood, het hoofd achterste voren gekeerd. De duivel had haar nek omgedraaid... 's Nachts laaide heel het kotje af, met het lijk van Dokke erin. Niemand durfde het ooit nog aan daar een huis te bouwen.
Meele Crotte
Zij was portierster op het kasteel. Als de Markies niet thuis was, zond ze de schooiers schimpend weg met de woorden: "'t Es crotte". Op het kasteel had ze een grote kennis van kruiden en planten opgedaan en ze kweekte vooral reuzenpaddenstoelen. Ze verwierf grote vermaardheid als 'karrenlapster', maar ze kwakzalverde zodanig dat er op de duur meer geiten stierven dan dat ze er genas.
Treeze Belle
Ze woonde in ' 't Hoenstraetje' en leurde met galgenjongen en allerlei verdachte waren. Ze was bij wet verplicht haar bezoek met een handbel aan te kondigen. Op die manier konden de moeders tijdig hun kinderen in veiligheid brengen, om zeker niet met haar in aanraking te komen.
Calle Bletters
Haar ware naam was Katrien Belettere, dochter van smid Pieter uit de 'betoverde smesse' in de Wervikstraat. Calle leerde haar kunsten uit een groot toverboek. Ze kon de paarden schuw en koppig maken, zodat die weigerden te werken, tot wanneer ze belezen werden.
Clette t'Aendgat
Haar echte naam was Coleta Vandendycke. Ze was immers gevonden langs de 'stratendijk' bij het 'Crampebusch'. Later woonde ze bij de 'Gavermeerschen'. Het was een teilematooie (= belachelijk opgetooide vrouw) met een gegoten 'zeemtote'. In haar baalschorte zat er altijd een pulleke met toverdrank, een afkooksel van 'rode smerte' en 'siljadoone' en op haar rug droeg ze een wissen mande om 'overscheuten' (= overschot) en brokkeling van brood in te bergen voor de 'keuns' die ze kweekte. Het was wel een heel speciaal soort konijnen... met drie oren. Vrouwen in verwachting haastten zich een greep zout aan de deur te leggen. Dat hield het kwaad tegen.
Babbe van D'Eijerpanders
Babbe was een lelijk, oud, versleten vrouwtje dat ervan verdacht werd kleine kinderen te laten wegkwijnen. Opvallend was dat Babbe bij jonge moeders met een boreling als allereerste op bezoek was geweest. Dat was blijkbaar genoeg om van die vreemde oude vrouw een heks te maken.