Geef je e-mail adres op
voor in de maillist te komen.
14-05-2009
Mantelschelpen :
Pecten ulcicostatus :Tot 6cm groot . Dit is de grootste van de species die in Zuid- Afrika voorkomen. De schelp is waaiervormig en heeft grote, gelijke oren en ongelijke kleppen. De bolle klep heeft brede radiale ribben en zeer fijne radiale groeven. De kleinste klep is hol en heeft smallere ribben, de meeste schelpen zijn roomwit of beige met een roze of bruine tint, met name op de onderste klep.
Chlamys (Argopecten) circularis : Tot 5cm groot. Ongelijkkleppig, sterk gewelfd. Ongeveer afgeronde, radiale ribben. Oren vrijwel even groot. Zeer varibel in kleur : wit, geel, donkeroranje, purper. Eenkleurig of gevlekt. Westkust van midden Amerika (Golf van Californië) tot peru- De noordelijker voorkomende schelpen, grotere en minder opvallend van kleur.
Chlamys (argopecten) cirularis :Tot 5cm groot. Ongelijkkleppig, sterk gewelfd, radiale ribben ongeveer afgerond, en zeer variabel in kleur. Voorkomen west kust van midden Amerika. De noordelijker exemplaren, grotere en minder opvallend in kleur.
Babylonia Spirata : ( Wulken) Tot 5,5cm groot. Dit is een grote en gevarieerde familie die bestaat uit enkele honderden species. Wulken komen zowel in koude poolzeeën als in warme tropische Zeeën voor. Alle species zijn carnivoren die van tweekleppigen en zee-egels leven. De koudwaterspecies zien er vrij saai uit, terwijl de warm- Waterspecies vrij kleurrijk en getekend zijn.
Bufonaria Margaritula; tot 6cm groot, een korte, gedrongen schelp met een middelhoge top en axiale varices. Beide kanalen zijn duidelijk aanwezig, het anale kanaal kan iets langer zijn, op elke winding zitten fijne kraaltjes in de vorm van een spiraal en een rij lage, scherpe knob- bels. De kleur van de schelpen zijn zeer vaiabel, de meeste schelpen leven in ondiep water, onder rotsen of in warmere gebieden tussen koraal. De hele familie legt eitjes en is carnivoor. Voorkomen Indo-Pacifisch.
Lambis Lambis; dit is een van de bekendse schelpen, hij is kleiner dan de L. truncata en geeft grote rond knobbels op de laatste winding. Lambis-soorten hebben welvende lippen met lange uitsteeksels die op vingers lijken, een siphokanaal en een opvallende inkeping voor het oog. Voorkomen Indo-Pacifisch, Taiwan.
De stekelhorens vormen een grote familie van bijna 1000 soorten die over de hele wereld verspreid zijn, deze species leven onder zeer verschillende omstandigheden, maar de meeste schelpen worden aangetroffen in tropische zeeën op rotsachtige kusten, koraalriffen of rotsachtige, modderige of zanderige bodems. Alle species zijn carnivoor; sommige kunnen gaten in andere mollusken boren, terwijl an- dere species tweekleppigen open weten te breken met behulp van een grote, uitstekende tand op de buitenste rand van de lip. De var- iatie in vorm, afmeting en sculptuur is ongelooflijk en heeft geleid tot veel verschillende opvattingen over de classificatie. Door hun ver- scheidenheid zijn de stekelhorens zeer geliefd bij verzamelaars.
Cypraea tigris ; Tijgerkaurie. Schelp met een bollerug, kleur variabel met verschillende kleurvariëteiten licht grijs met duidelijke donker bruine punten en vlekken. De schelp leeft in diep en ondiep water tussen koralen, voedt zich met poliepen, voorkomen overal in tropische en Grote Oceaan (Great Barrier reef Australië) de grootste exemplaren bij Hawaii. Bij verzamelaars is dit de populairste mollusken familie, waarschijnlijk vanwege de zeer gladde, glanzende, porseleinachtige buitenkant en de heldere patronen en kleuren.
Grote kroonslak of koninginschelp: Tot 23cm groot. Zuid-Florida en Caribisch. Deze belangrijke zeevrucht wordt gewaardeerd om zijn groote en kleur, de schelp is een van de grootste van de groep en heeft een brede . Welvende lip,de top is laag ,en op de schouders van de windingen zitten stompe,uitstekende knobbels,die vooral op de laatste winding zeer Groot zijn, de species produceert soms roze parels.
Cerastoderma edule :Pleistoceene kokkels. Tot 5cm groot.(Vindplaats Dudzele) De voorouders van de kokkels komen sinds het carboon voor, in het noordzeegebied is de kokkel sinds het vroeg pleistoceen bekend.
Ophiura ( Linnaeus) Vindplaats Zeebrugge. Een stijve schijf tot 3,5 cm doorsnede, met eveneens stijve armen. Aan de basis van de armen bevindt zich een dorsale, dubbele rij korte stekels. De armstekels, de grote buikplaten aan de onderkant van iedere arm zijn van elkaar gescheiden door enkelvoudige, grote porien. Bij LLWS enondiep sublitoraal, op fijne tot grove, modderige zand-en grind bodems. De dieren voeden zich op verschillende manieren : ze eten rondzevendedeeltjes maar kunnen ook actief op andere dieren jagen of aas eten. De eieren komen als planktonische larven uit. Slangsterren danken hun naam aan de vijf lange, dunne,gelede en extreem buigzame armen die gemakkelijk in stukken breken. De schijf is klein invergelijking met de lengte van de armen, gewoonlijk rond en min of meer plat.