Zee-ëgels hebben een bolvormig lichaam omgeven door een kalkskelet met daarop vele harde stekels. Bij kale skeletten zijn de gaatjes te zien waar de zuigvoetjes van het levende dier doorheen steken, zeeëgels zijn stekelhuidigen. En hebben èèn diameter van 3cm tot 25cm
(Deelstukken) van beenvissen, harde benigeklep voor de bescherming van de kieuwen (operculum) : Vindplaats langs heel de Belgische kust. Het kieuwstelsel wordt aan weerszijden van het lichaam door een gemeenschapelijk lichaamsdeel bedekt, het operculum of kieuwdeksel .Tijdens het ademhalen wordt het water in de mondholte gezogen, terwijl de kieuwdeksels gesloten zijn, het water dringt in de bek door tot aan de kieuwen en vervolgens, wanneer de bek gesloten is, vloeit het door de geopende kieuwdeksels weer weg.
Wervel van een walvis : Welke dieren leefden in de tijd van de eerste mensen ? In de oude tijden leefden de dieren in de woeste natuur, van tamme dieren was er nog geen sprake. Hier enkele dieren uit de oudste tijd : auerhoen, eend, uil, ooievaar, buizerd, hazelhoen, mammoet, neushoorn, oeros, wild paard, rendier, ree, wolf, beer enz. In het water leefden ook al allerlei vissoorten dieje nu nog aantreft. Ook de meeste vogelsoorten die van-daag de dag door de lucht vliegen, waren er al.
Zoogdierfossiel : Teenlid-eerste phalange van het wilde paard (Equus sp) noordzee fauna, pleistocene zoogdieren. Het gaat meestal om gitzwarte verkleurde beenderen van zoogdieren, die in onze streken gedurende de ijstijden hebben geleefd, zo als de mam-moet, de wolharige neushoorn, holen beer, wild paard, oeros, rendier, reuzenhert, wolf, hyena, leeuw enz in die zeer koude tijden stond de noord -zee lettelijk droog.
(Middelvoetsbeenderen) vierde middenvoetsbeen, vindplaats Duinbergen,vlaamse kust. Zoogdierfossielen uit de Pre-Historische. Git zwarte beenderen sterk gefossiliseerd, beenderen van zoogdieren in deze pracht kwaliteit zijn, zeer schaars tot zeldzaam, de meeste beenderen die worden gevonden als strandvondst zijn afgebroken, het gaat meestal om fragmenten en stukken en brokken van zoogdierresten en ook beenderen die niet of nouwelijks zijn gefossiliseerd.
Pleistocene zoogdieren ;zwaar gefosiliseerd spaakbeen, het spaakbeen is hier van een wild paard, het been is minstens één miljoen jaar oud. Het prepareren : Als men een mooi fossiel bot vindt uit de noordzee, is het beter om het bot te ontzouten, men legt het bot 3a 4 weken in een bad Met zuiver water,regelmatig verversen van zuiver water dan laten uitlekken en dan in een badje, water met houtlijm en compaktuna 3a 4 weken Laten inweken en dan laten uitdrogen, en dan met een zachte doek opwrijven en dan geeft men een prachtig fossiel.
Tand van de mammoet (Mammuthus primigenius) pleistocene zoogdieren. Deze mammoettand is afkomsig uit de noordzee. De mammoet is bekend sinds het begin van het Saalien en stierf ongeveer 10 000 jaar geleden uit. De mammoet was een bewoner van de koude toendra-of steppeachtige omgeving, hij had een langharige roodbruine vacht, en kleine oren en een gedrongen bouw die zich aanpastige aan het koude klimaat.
Talus- sprongbeen- bikkel zoogdierfossiel (Vindplaats de vlaamse kust) Git zwarte beenderen van prehistorische zoogdieren, zwaar gefossiliseerd en in deze pracht kwaliteit zijn zeer schaars tot zeldzaam, deze beenderen zijn afkomstig uit het pleistoceen en zijn minstens één miljoen jaar oud. Er zijn enkele van deze pracht beenderen gekend, het gaat hier over beenderen van het spongbeen, sprongbeenderen zijn gekend van de wolf, de poolvos,het rendier,en van het reuzenhert alle beenderen zijn afkomstig uit de noordzee.
Phalanx prima- kootbeen (1e teenkootje) van een steppewisent (Bison priscus) vindplaats knokke Belgische kust. De steppewisent (Bison priscus) hier zien we een zwaar gefosiliseerde teenbot van de steppewisent. Zoogdierfossiel uit de prehistorie.
Het prehistorische leven, fossiele zoogdierresten uit de laatste ijstijd. Phalanx tertia klauwbeen (vindplaats Belgische kust) 3eTeenkootje teenleden- teenbotten van de steppewisent Bison. Zoogdierfossielen uit de prehistorie (Pleistoceen).
Staartwervel (Vertebrae Caudales) Vindplaats Heist-aan-zee ,de oostkust. Staartwervel minder sterk gefossiliseerd en lichter van kleur, enkele duizenden jaren oud. Zoogdierfossiel uit het laat pleistoceen.
Halswervel ( vertebrae cervicales ) vindplaats Blankenberge Belgische Oostkust. Halswervel is minder gefossiliseerd en is lichter van kleur, het bot is enkele duizenden jaren oud. Zoogdierfossiel uit het laat pleistoceen, 18.000 jaar tot 116.000 jaar geleden.
Equus sp, fossiele paarden tand uit het laat pleistoceen, de vindplaats is hier de oostkust Het wilde paard (Equus sp) leefde in Europa en kwam in grote kudden voor op de toendra tijdens het pleistoceen. De fossiele resten van wilde paarden worden regelmatig terug gevonden, van het geslacht Epuus en Hipparion het drietenig paardje. Paarden ontwikkelden langere tanden om verschillende soorten grassen te kunnen eten, als men op het kauwvlak kijkt vertonen de tanden een ingewikkeld vormpatroon. De meeste tanden van het paard zijn lang en min of meer vierkant van vorm.
Een pleistocene paardentand, zoogdierresten ± 18.000 tot 116.000 jaar oud.
Het wilde zwijn (sus scrofa) een stuk onderkaak met twee tanden, van een wild zwijn, deze zijn sterker gefossiliseerd. Varkens zijn alleseters, dat is te zien aan hun knobbelkiezen. Stuk fossiele onderkaak uit het pleistoceen.
Tanden van hertensoort (vindplaats Belgische kust) zoogdierfossielen uit het pleistoceen. De fascinerende wereld van de prehistorische zoogdieren. De ijstijden, waarin de koude periodes (Glacialen) en de warmere periodes (Interglacialen) elkaar afwisselen komen al 2000 miljoen jaar voor. De zoogdiertanden uit deze perioden vertellen ons veel over hun eetgewoontes De Carnivore zoogdieren hebben scherpe snijtanden om voedsel mee te versheuren, terwijl planteneters geribbelde, platte tanden hebben om planten te vermalen. De graseters ( runderachtigen) en paarden hebben langere tanden om verschillende grassen te kunnen eten.
Equus sp; snijtand uit de bovenkaak van een wild paard (vindplaats Heist-aan-zee) de oostkust. Wilde paarden kwamen in grote kudden voor op de toendra, hij leefde in Europa tijdens het pleistoceen. Zoogdierfossiel uit de prehistorie, oudere fauna afkomstig uit de noordzee, Pleistocene zoogdieren. Het Pleistoceen ( 2,58 miljoen tot 11.500 jaar geleden) wordt gekenmerkt door sterke klimaatswisselingen. Gedurende het Pleistoceen wisselden koude ijstijden of glacialen en warme interglacialen elkaar af. Tijdens de ijstijden lag de zeespiegel lager dan tegenwoordig, en een grote hoeveel heid van het watervoorraad lag vast in de vorm van ijs, als gevolg van het lage zeeniveau heeft de Noordzee meerdere malen droog gelegen. Tijdens deze periodes leefden er verschillende zoogdieren, schelpdieren, vissen, vogels enz.., maar er woonden ook mensen, waar nu de huidige Noordzee is, vanal dit mooie leven, uit dit zeer ver verleden worden nu vele resten van terug gevonden in de vorm van fossiel afkomstig uit het Pleistoceen. Een van de voornamste vindplaats van deze bijzondere vondsten is de Noordzee.
Fossiele tanden van de zeebrasem (Vindplaats Duinbergen-knokke) De zeebrasems zijn echter geen echte kustvissen. Als de winter nadert, trekken ze naar open zee. Ze leven echter nooit op grote diepte, ook niet in open water. Ze gaan zo diep, dat ze geen last hebben van de verschillen in temperatuur van het water. Al naargelang de bouw van het gebit kunnen we de familie van de zeebrasem verdelen in verschillende geslachten. Sommige geslachten hebben puntige snijtanden en andere geslachten hebben brede tanden, die op kiezen lijken. Deze verschillen in het gebit houden verband met de verschillende soorten voeding. De zeebrasems zijn voornamelijk vleeseters die grote slachtingen aanrichten onder de bewoners van de kustwateren De zeebrasems waren reeds in de oudheid Zeer geliefd om hun heerlijke vlees.
Paleogene krab ; krab bewaard in donkerbruine steenkern, krabbenschild van het genus Coeloma Tertiair het krabbenschild is gevonden in de zwinstreek (knokke) langs de Belgische oostkust.
Zeewier : Als een visje in het water, zo voel je je dankzij dit 'kruid uit de zee. Naast vitaminen bevat het voedzame zeewier een flinke dosis jodium blaaswier, een typisch bruinwier,help je je slanke lijn terug te winnen en met energie door het leven te stappen. Je kunt er gewrichtspijnen mee verzachten door middel van een vakkundig aangelegd algencompres ,dit zeewier is bovendien eetbaar, naast eiwitten en kalk zijn deze planten rijk aan sporenelementen, vitaminen en wel dertig mineralen, organisch jodium is daarvan het belangrijkste.
Talitrus Saltator : Strandvlo dit kleine diertje is te vinden tussen aanspoelsels zoals dood wier, touw, enz. Dit onschuldige beestje leeft van kleinewiertjes en kan niet steken of bijten, bij verstoring springen ze alle kanten op, vandaar de naam springer.
Panenka behoort tot een Paleozoische groep van de tweekleppige. Panenka heeft een dunne, symmetrische, licht ovale tot ronde schaal met straalsgewijs gerangschikte ribben die slechts door iets bredere groeven van elkaar gescheiden zijn, de kleine top van het omhulsel is opvallend in de richting van de slotlijn gebogen en licht naar het voorste gedeelte van de schaal geknikt. De lunula is klein, het slot is onvolmaakt en heeft slechts zwak ontwikkelde tanden. Het genus was in het Siluur en het Devoon van Europa en Amerika verspreid.
Rugose koralen, holtedieren die uitsluitend in zeeën leven, koralen hebben over het algemeen een cilindrische of kegelvorm. De mondopening gaat over in de slokdarm die naar de holte leidt, die door vlezige tussenwanden septa (mesenterium) is verdeeld rond de mond is een krans van schouders, waarvan de hoeveelheid overeenkomt met het aantal mezenteria. Sommige koralen scheiden in het mezoglea geisoleerde kalkhouden- de fijne naalden of hoornachtige elementen af.
Zeekleisteen : Vindplaats Zeebrugge Klei is ontstaan door de verwering van gesteenten, kleisteen gevormd door de zee, in de vorm van een steen, breekbaar, licht en zachte steen Prachtige witte zeekleisteen na droging.
De zeepaardjes vormen een interessant geslacht van zeevissen, die geen staartvin hebben en waarvan de rugzijde opgerold is naar de buik- zijde toe. Het hoofd staat loodrecht op de as van het lijf, waardoor de vis op het paard uit het schaakspel lijkt. In totaal zijn er 25 soorten Hippocampus bekend, die in tropische en subtropische zeeën leven. Er zijn er maar 3 die in Europische wateren voorkomen. Zeepaardjes paaien in de lengte of de zomer, op geringe diepte, tussen het wier. Tijdens de paring legt het wijfje de eitjes in de broedkamer van het mannetje, deze broedkamer licht aan de buikzijde, ter hoogte van de zevenste of achtste ring van de benige plaatjes. Hierin ontwik- kelen zich de bevruchte eitjes, het mannetje kan 100-200 eitjes tegelijk uitbroeden. Zeepaardjes eten dierlijk plankton, ze leven meestal in de kuststrook, in wierbanken en tussen algen, waaraan ze zich met hun staart kunnen vastgrijpen. Zelden worden ze in volle zee aangetroffen. De lengte: tot 15 cm groot, gewoonlijk 10-12 cm, de vruchtbaarheid : 100-300 eitjes. De verspreiding : Atlantische kust van Europa, van Engeland tot Gibraltar, de Middellandse Zee, en de Zwarte Zee. Synoniemen : Hippocampus punctulatus,Syngnathus hippocampus.
Pleistocene zoogdieren, stuk rib van mammoet (Mammuthus primigenius ) vindplaats Duinbergen, na zware storm. Belgische kust. De mammoet is bekend sinds het begin van het Saalien en stierf ongeveer 10.000 jaar geleden uit. Zoogdierfossiel uit de prehistorie, noordzee fauna.
Borstwervel (Vertebrae thoracicae) van de steppewisent (Bison priscus) Aan elke borstwervel zijn via gewrichten twee ribben verbonden, Aan de borstzijde zitten de ribben meestal via kraakbeen aan het borstbeen vast. De steppewisent (Bison priscus) leefde in Europa en kwam in grote kuddes voor op de grasvlakten van de steppe of de toendra, de steppen- wisent kon een schofthoogte van 2 meter bereiken, en woog ongeveer 1.500 kilo, en zijn grote horens waren een halve meter lang. Hij is aan het eind van het pleistoceen uitgestorven. De fossieleresten van de steppewisent worden regelmatig terug gevonden langs de Belgische kust. Hier zien we een zwaar gefosiliseerde borstwervel van de steppewisent uit het Midden-Pleistoceen.
Deelstukken van het geraamte van een vogel, vogels uit verschillende periodes boven loopbeen waar de tenen van de voet aanvast zitten.Halswer- Vels of nekwervels, bij de halswervels of nekwervels kan het aantal verschillen van negen tot vijfentwintig, al naar gelang de soort, schedel en on- Der nog twee loopbeentjes, Wat de vingers of tenen betreft: we vinden bij de vogels slechts drie vingers. Die drie vingers zijn de duim, de tweede Vinger en de derde vinger, alle drie naar gering van de lengte, de meeste beenderen van de vogels zijn hol en bevatten luchtzakken, die in verbin- Ding staan met de longen. Boven zien we één zeer zeldzaam fossiel bot, de voet van een fossiele zeearend uit het pleistoceen, zeer zeldzaam.
Twee schedels van de kabeljauw beenvissen. (vindplaats Belgische kust). De bestudering ; het verzamelen van visresten uit verschillende periodes levert belangrijke gegevens op over de soorten, de hoeveelheden en de grootte van de vissen die er voorkwamen.
Het skelet van vissen, al naar gelang van de verbening van het skelet onderscheiden we de kraakbeenvissen (haaien en roggen) en de beenvissen. Alleen bij de beenvissen hebben de wervels van de ruggegraat een holle en een bolle kant, zodat ze in elkaar passen. De schedel van haaien (kraakbeenvissen) wordt gevormd door een"doos" van kraakbeen. Bij de steuren (beenvissen) kunnen we behalve de ruggewervels van been ook Nog "huid"-beenderen aantreffen. De naam beenvissen" duidt erop dat ze beenderen hebben, maar deze beenderen zijn van oorsprong kraakbeen Achtig. De schedel van de beenvissen bestaat in ieder geval uit beenderen. Deze verbeende stukken zijn veel talrijker dan de schedelbeenderen Van een mens. De mond en de kieuwen bestaan soms uit beenachtige en soms uit kraakbeenachtige bogen, deze bogen van de mond en de kieuw en zijn verbonden met de schedel en met de eerste wervels. Zo is er een kaakboog, de boog van het tongbeen en verder zijn er de verschillende Kieuwbogen die de kieuwspleten begrenzen of de kieuwen zelfs afsluiten. (fossiele Cleithrum van Gadus aeglefinus).
Jan van gent : Tot 90cm groot Vindplaats Wenduine Broed op eilandjes langs de britse kusten-Bass Rock bij Edinburgh met 12000 individuen is de grootste kolonie- verder op de Färöer, IJsland, In Bretagne en Noorwegen, op eilanden in de St Laurensbaai en rondom New Foundland. In totaal zijn er slechts 20-30 kolonies, die echter Samen 80-90000 paren sterk zijn. Het legsel van de jan van gent bestaat uit maar èèn ei, de lichtgespikkelde bruine jongen dragen hun witte Kleren pas na drie jaar.
Zeekoet : Tot 44cm groot Vindplaats Knokke Vindt men in haast heel het noordelijke gebied van Atlantische en stille Oceaan, zij broeden op rotsrichels in geweldige kolonies. Het grote peer- Vormige ei varieert in kleur meer dan bij welke andere vogel ook, in ons land is hij passant, overwinteraar en overzomeraar.
Noordse stormvogel ; 47cm, de Noordse stormvogel vindt men in de Noordelijke ijszee en Noordatlantische Oceaan. Hij is als broedvogel algemeen in Groenland, IJsland, de Fär Öer en de Britse eilanden. Hij is de gewoonste vogel boven de Atlantische Oceaan en leeft vooral van visafval, 'sWinters soms langs onze kust.
Scholekster : Tot 43cm groot (Vindplaats Blankenberge) Bewoont, afgezien van de poolstreken, in heel de wereld kustlandschap met belendend gebied, hij eet wormen,slakken, mossels, en krabben.
Bergeend : Tot 61cm groot vindplaats Zeebrugge Broed langs Noord-en Midden-Europese kusten en in Azië oostelijk tot Tibet en Mongolië. Hij nestelt in holen, o.a. van konijnen en vossen, zelfs wanneer die door de eigenaars nog worden bewoond, en bij ons ook wel tussen duinplanten.
Scaphella (Scaphella) Lambreti ; vindplaats1 Heist -aan -Zee en 1 Duinbergen. De fossiele schelpen zijn schaars tot zeldzaam als strandvondst. Voorkomen uit het Plioceen.
Echinocardium Cordatum ( Pennant) Hartëgel : Groot, hartvormig skelet, geelbruin van kleur, zeer broze schaal, een compleet exemplaar als strandvondst is zeer schaars.
Diodora Graeca : Vindplaats 1 Heist- aan- Zee 1 Zeebrugge Schelp in de vorm van een Chinees hoedje, in de top een gaatje (sleutelgat) ; uitstralende ribjes. Spoelt wel eens een keertje aan op onze kust Maar blijft zeer schaars tot zeldzaam.