Geef je e-mail adres op
voor in de maillist te komen.
14-05-2009
Ostrea ventilabrum :
Crassostrea (Cubitostrea) Ventilabrum : Vindplaats de oostkust. (Fossiele eocene oester schelpen) zeer oude oesterfauna (uitgestorven soort) Van deze zeer oude oesterfauna zijn er enkele tientallen aanwezig in de collectie.
Mactra corallina plistoneerlandica : (Pleistocene strandschelp) tot 6cm groot de vindplaats is hier Dutzele bij Brugge. klep zeer bolvormig, met hoge rug, schelp steviggebouwd, veel zwaarder dan de nu levende strandschelp. Fossiel voorkomen uit het pleistoceen.
Cerastoderma Glaucum ; Brakwaterkokkel, vindplaats Heist- Aan- Zee (dit zijn fossiele schelpen, tot 5-6cm groot) Brakwaterkokkel : Lijkt heel sterk op de gewone kokkel. Doorgaans zijn de kleppen asymmetrisch : aan een kant wigvormig verlengd; de ribben stralen dan schuin uit over de schelpen . Soms is de brakwaterkokkel hieraan te onderscheiden. Er is echter een belangrijker kenmerk neem een doublet zo naar je toe dat je zijdelings de twee kleppen ziet en het slotbandje; bij de brakwaterkokkel sluiten de twee kleppen bij elkaar aan in een rechte lijn; bij de gewone kokkel verloopt deze lijn golvend. Zoals de naam te kennen geeft , te vinden bij laagwater in de bodem van schorren achterhaven Zeebrugge, de spuitkom in Oostende en het Zwin. De brakwaterkokkel leeft in rustig brakke' binnen wateren. De brakwaterkokkel leeft niet in de open Noordzee.(Fossiel voorkomen vroeg pleistoceen)
Flexopecten flexuosus : (Gewelfde mantel) 6 of 7 krachtige radiale ribben, afgewisseld met steeds èèn minder krachtige. Beide kleppen met fijne radiale secundaire sulptuur.
Paphia senescens; De grijze tapijtschelp, tot 7-8cm groot vindplaats is de Belgische kust. Klasse Bivalvia (tweekleppigen) fossiele schelpen afkomstig uit het pleistoceen. (uitgestorven soort)
Psammechinus Miliaris (Gmelin) Vindplaats langs heel de belgische kust. Zeeëgels en Zeeappels zijn stekelhuidigen waarvan de kalkplaatjes een gesloten doos vormen met vijf rijen gaatjes voor de voetjes; ze zijn nauw Verwant met de zeesterren. Vele zeeëgels leven in en op rotsen in ondiep water. Degene die in dieper water leven, vindt men in grote groepen Op de zeebodem, levende zeeëgels bezitten beweegbare stekels-lang, kort,dun of dik, al naar gelang de soort, sommige tropische soorten hebben Aan de basis van de stekels organen die vergiften uitscheiden, de eieren van zeeëgels worden in europa en in west-indië gegeten, zeeëgels zijn 3cm Tot 25cm in diameter.
Verschillende soorten mantelschelpen (wijde mantel) Vindplaats langs de hele Belgische kust. Pecten jacobaeus : Aequipecten opercularis : Aequipecten lineata : Fossiel voorkomen de wijde mantel komt in het noordzeegebied voor uit het plioceen .
Gibbula Magus : Tot 3cm groot (Vindplaats Blankenberge en Zeebrugge) Deze kleine, gedrongen, ingedrukte schelp heeft een lage top en een grote laatste winding. De hoekige schouders kunnen glad zijn of lage, stompe Knobbels hebben. Er zijn enkele fijne spiraalvormige groefjes zichtbaar. De kleur en de patronen van de schelpen zijn erg gevarieerd. de binnen- Kant is paarlemoer. De schelp leeft in ondiep water.
Patella Vulgata : Tot 5cm groot (Vindplaats Belgische kust) Gewone schaalhorens : Een bekende species, die wordt gevonden langs rotachtige kusten in Groot Brittannië en Noordwest Europa De stevige schelp kan een hoge of een lage top hebben en heeft fijne radiale ribben. hij is vaak bedekt met aanslag en kleine zeepokken De porseleinachtige binnenkant kan variëren van gebroken wit tot grijsachtig. Het centrale litteken is meestal valer, ze bewegen zich s'nachts En keren tegen zonsopgang op hun stek terug, waar ze zich stevig vastzetten op een rotsachtige ondergrond. Ze zijn allemaal vegetarisch en Hebben geen operculum .Doordat ze zich aan rotsen vast kunnen houden, kunnen ze sterke golven en stromingen weerstaan.
Myosotella Myosotis : 8 tot 10 millimeter groot (Vindplaats het Zwin) Langwerpig- kegelvormig tot spoelvormig horens. In de mondopening zitten meestal plooien en tanden, met name aan de columellaire zijde ( Binnenlip) dunschalige horen met matig bolle windingen. De top is spits, de mondopening eivormig op de binnenlip staan drie tandvormige Plooien. Geen navel, glad met alleen groeilijnen, geelbruin tot paars. Op schorren en kweldergebieden tussen overplanten en onder aangespoeld Houd, wier en dergelijke.
Nassarius pygmaeus : de kleine fuikhoren, groote tot maximaal 20 mm groot, de vindplaats is hier de Belgische kust. Klasse Gastropoda slakken, fossiele schelpen uit holocene en pleistocene afzettingen.
Goudkammetje :De worm leeft in een zelfgebouwd kokertje van middelgrote zandkorrels, de koker kan 3 tot 5cm lang zijn, het dier leeft Ingegraven in het zand, losse kokers zijn regelmatig in zand bij de laagwaterlijn te vinden (Vindplaats langs heel de belgische kust)
Zanddollars zijn platte zeeëgels waarvan de beweegbare stekels zeer kort zijn. De dieren leven in diepe wateren, half begraven in het zand waar Ze zich voeden met plankton en organische stoffen, de trilharen op de stekels voeren het voedsel naar het slijm op de stekels en vandaar naar de Mond van het dier ,een grote zeester uit de stille oceaan voedt zich met zanddollars.
Fusinus Dowianus : Tot 15cm lang (Caribische Zee) Een langwerpige en middelgrote schelp met vrij brede, ronde windingen met daarop verhoogde spiraalribbels en axiale ronde ribben. De lip is Getand en de binnenlip is sterk geplooid. Onder de zeer licht vereelte columella zijn spiraalribbels zichtbaar; De schelp is wit, maar de eerste Windingen zijn vaak beige of roomkleurig getint. De meeste species leven in warm en ondiep water en zijn carnivoor; en leven van tweekleppigen En dergelijke.
Fasciolaria Tulipa ,wulk-tulpslak, tot 15cm groot (uit tropische zee) Florida, Caribisch tot Brazilië. Kasse Gastropoda (slakken). Een grote spoelvormige tulpschelp die te herkennen is aan de hoge top,de ronde windingen en de duidelijke, open sipho, de schelp is glad en glanzend. De sutuur is meestal bedekt met willekeurige, bruine of oranje vlekjes en dunne, donkere spiraalbanden, de liprand is fijn gekarteld en in de columella zitten minstens twee plooien. Deze tulpslak leeft op het zand in ondiep water.
Cypraecassis Rufa : Rode helm of Cameeslak (Oost-Afrika) Tot 15cm groot. Van alle grote cassis-schelpen wordt deze het meest gebruikt om cameeën van te maken. Het is een grote, zware schelp, de schelp is oranjerood en heeft ronde, dorsale knobbels. De lip is dik en getand, de columella en het callus zijn sterk vereelt, de schelp leeft op koraalriffen.
Tonna Olearium : Tot 20,5cm groot (Westelijke Grote Oceaan) De Tonna's danken hun naam aan hun grote, ronde of ovale laatste winding ; de top is relatief laag. Hoewel dit vrij grote schelpen zijn, zijn ze Relatief dun en licht. Tonna's zijn carnivoren en leven van vis, zee-ëgels, zeekomkommers en krabben. Ze leven bijna allemaal in gematigd tot Diep water in tropische zeeën. De schelpen hebben geen operculum. Er zijn drie geslachten : Tonna, Eudolium en malea.
Clamys asperrima : Tot 6cm groot. Deze kleine, sierlijke schelp heeft waaiervormige kleppen die min of meer gelijk zijn; de oren zijn ongelijk. De schelp heeft vele fijne, hoekige radiale ribben met ruwe stekeltjes, de kleurvariatie is enorm.