Geef je e-mail adres op
voor in de maillist te komen.
06-05-2010
Oerossen uit de ijstijden :
Fossiele tanden van de oeros. ( Midden-Pleistoceen) Zoogdieren uit de prehistorie. Pleistoceen : 2-0.0.1 miljoen jaar geleden, in de noordelijke gebieden komen oer- ossen voor. Prehistorische zoogdieren uit de ijstijden, koude en warmere periodes wisselende elkaar af, de laatste grote ijstijd is ± 18.000 jaar geleden.
Staartwervels (vertebrae caudales) hier hebben we te maken met twee pleistocene en één holocene staartwervels. Deze staartwervels zijn allemaal afkomstig uit de noordzee, het gaat hier zeer waarschijnlijk over staartwervels van de steppewisent ( bison priscus) fossiele zoogdierresten uit de laatste ijstijd.
Halswervels (vertebrae cervicales) Hier zien we twee prachtige fossiele halswervels van het edelhert. Hier zien we de 2é halswervel (epistrophaeus ) of draaier en de gewone halswervel, de halswervels zijn minstens één miljoen jaar oud.
Schouderblad (scapula) twee schouderbladen, het gaat hier over een fossiel schouderblad uit het pleistoceen en een schouderblad uit het holoceen van historische zoogdieren, het gaat hier zeer waarschijnlijk over schouderbladeren van het edelhert (Cervus elaphus). Het edelhert (Cervus elaphus) is bekend vanaf het Midden-Pleistoceen, zoogdierresten van het edelhert worden regelmatig terug gevonden.
Phocoena; de gewone bruinvis, een kleine walvisachtige van ongeveer 1,80 groot.Hier zien we één schouderblad van een gewone bruinvis. De gewone bruinvis is de enige bruinvis die in Europa voorkomt, hij is een kleine walvisachtige met een stompe kop en gemiddeld grote, bijna driehoekige rugvin. Deze bruinvis heeft de kortste levensverwachting, hij wordt zelden ouder dan twaalfjaar. Verspreiding de westkust van Schotland en in koele gematigde tot subarctische wateren van het noordelijk halfrond. Populatie; meer dan 400.000 , voedsel kleine schoolvis en inktvis, lengte 1 tot 2 meter, gewicht 55 tot 75 kilo. De resten van deze kleine walvisachtige worden geregeld terug gevonden langs de Noordzeestranden.
Verschillende viskaken van beenvissen. (Bovenkaken) afkomstig uit zeer oude sediment lagen. Fossiele viskaken uit de prehistorie. Pleistocene viskaken van Gadus morhua.
Viskaken van de fossiele Snoek Esox lucius (Dentary)
Verschillende onderkaken van beenvissen ; Viskaken afkomstig uit oude sediment lagen. Let op de onderste viskaak, de scherpe tandjes zijn nog aanwezige.
Hier zien we verschillende wervels van de Tuimelaar: Tursiops truncatus, Let op de middelste wervel, deze wervel is vergroeid, zeer waarschijnlijk door aanvaring met een schip.
Hondshaai : Scyliorhinus caniculus. (kraakbeenvis) Dit is een van de kleine haaien die voor de kust leven, de kleur van de hondshaai varieert van grijsgeel tot grijsrood. Typerend is de tekening : heel veel kleine, donkere vlekken en een aantal grotere vlekken op de rug en de vinnen. Op de lichte buik zitten geen vlekken. De hondshaai vertoeft over het algemeen vlak boven de zanderige of modder- ige bodem, op een diepte van 15-20m meestal, maar als het moet daalt hij tot 100m. Hij voedt zich voornamelijk met week-en schaaldieren en pieren ; af en toe verschalkt hij een visje. Bij de hondshaai vindt inwendige bevruchting plaats. Een tot twee weken later legt het vrouwtje maximaal 20 eieren van circa 6cm, met een hard, hoornachtig omhulsel waar- aan vier lange, stevige spiraalvormige draden zitten. Hiermee blijven de eieren aan de bodem of aan waterplanten vast- zitten. Acht à negen maanden later kruipen er piepkleine haaitjes uit de eieren. (zie ook eikapsels hondshaai )
Vuurtoren West-Hinder (lichtschip) vuurtorens langs de Belgische kust. Lichtschepen zijn eigenlijk drijvende vuurtorens, die gebruikt werden als kustverlichting om de veiligheid op zee te bevorderen. Deze schepen werden voor anker gelegd in de buurt van zandbanken en ontdiepten, op deze plaatsen was er behoefte aan een vuurtoren, maar omdat het niet mogelijk was om er één te bouwen, werden er lichtschepen gebruikt.
Eeuwen oude slakken, de slakken zijn begroed met de ruwe zeerasp (Hydractinia echinata) Oude Gastropoda slakken, ze worden geregeld gevonden meestal na storm, ze zijn afkomstig uit oude sediment lagen, er zit meestal een korst of een operhuid aan vast, ze leefde in warme periode's (let op de brede mondopening)
Epitonium clathrus : Tot 3,5cm groot. Misschien wel ons mooiste schelpje, dwars over de buisvormige winding lopen opvallende, platte dwarsribben in elkaar verlengde, trapvormig licht schelpje, ondergrond meestal licht gekleurd, is altijd een geliefkoosd strand- souveniertje maar werd nooit levend gevonden. Komt voor aan de Engelse- en Franse kust.
Littorina littorea : Alikruik met prachtige kleurpatronen. Alikruik, weekdier behorende tot de kieuwslakken, geslacht Littorina met vier soorten. Alikruiken leven op wieren en stenen, elke soort bewoont een bepaald gebied van de getijzone. De gewone alikruik is èèn van de best gekende schelpen van de kust. Alleen de laatste omgang sterk gezwollen, spiraalbandjes sieren de schelp. (Eetbaar) De gewone alikruik (L. littorea), wordt in zeeland als kreukel verkocht voor de consuptie.
Littorina saxatilis : Tot 2,5cm groot. Heeft een ruw oppervlak; fijne spiraalgroefjes worden gekruist door fijne groeilijntjes, nogal gezwollen omgangen, kleur meestal rood-bruin, algemeen voorkomend in het getijdengebied. (Eetbaar)