Telling van de gedetineerden. Het appel vindt
plaats op verschillende vastgelegde tijdstippen per dag. Tijdens het appel
mogen er geen bewegingen plaatsvinden.
Arresthuis
Een gevangenis met gedetineerden die in afwachting
zijn van hun proces (in voorlopige hechtenis of voorarrest).
Bad
Wanneer een gedetineerde binnenkomt in een
gevangenis passeert hij, na inschrijving op de griffie, eerst langs het bad.
Verboden voorwerpen, zoals geld, juwelen, die de binnenkomende bij zich
heeft, worden hem ontnomen. Vervolgens wordt de gedetineerde gekleed met de
kledij van de inrichting en wordt hem een cel toegewezen.
Beklaagde
Gedetineerde die nog voor de rechter moet
verschijnen en nog niet veroordeeld is.
Beschuldigde
Persoon die terecht staat voor het Hof van Assisen.
Beleidscoördinator (voorheen
beleidsmedewerker)
Coördinator van het team van medewerkers van de
Vlaamse Gemeenschap aanwezig in de gevangenis vanuit de verschillende domeinen
(sport, werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid, ) De beleidscoördinatoren
worden tewerkgesteld vanuit de Afdeling Welzijn en Samenleving van het
departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De beleidscoördinator overlegt
met de gevangenisdirectie over de uitvoering van de hulp- en dienstverlening in
de gevangenis.
Beweging
Verplaatsing van een gedetineerde of een groep van
gedetineerden door de gevangenis, waarbij deuren moeten geopend en gesloten
worden. Elke beweging wordt gecontroleerd en begeleid door het penitentiair
personeel.
Cellulair
Het binnenste gedeelte van de gevangenis waar de
cellen zijn.
Centrum
De centrale controlepost in het midden van het
cellulair gedeelte van gevangenissen in stervorm van waaruit alle bewegingen
gecontroleerd en gecoördineerd worden.
Chef
Penitentiair bewakings assistent, gangbare
aanspreektitel van penitentiair beambten voor gedetineerden
Detentieconsulent
Consulent van de VDAB met een opdracht in de
gevangenis
Directoraat Generaal Penitentiaire Instellingen
Directoraat Generaal van de FOD Justitie dat
instaat voor de uitvoering van vrijheidsberovende straffen
Elektronisch toezicht
Strafuitvoeringsmodaliteit met enkelband of
spraakherkenning
Fatik (=diender)
Gedetineerde met een ondersteunende functie
(betaalde arbeid) voor het gevangenispersoneel. Mogelijke taken van fatiks:
helpen bij etensbedeling, onderhoud van de gangen en gemeenschappelijke
lokalen, binnendragen van leveringen
Griffie
De dienst die de penitentiaire en juridische
administratie van de gedetineerden bijhoudt.
Gril
Andere benaming voor de deuren die verschillende
onderdelen van de gevangenis van elkaar afsluiten.
Halve vrijheid
Aparte vleugel of afdeling van de gevangenis waar gedetineerden
verblijven die in halve vrijheid zijn. Dit betekent dat zij buiten de
gevangenis mogen gaan om te werken of te studeren. s Avonds keren zij altijd
naar de gevangenis terug. Alleen veroordeelden komen voor halve vrijheid in
aanmerking.
Justitieel Welzijnswerk
Afdeling van het CAW (Centrum Algemeen
Welzijnswerk) die hulpverlening biedt aan mensen die als verdachte of dader met
het gerecht in aanraking komen. JWW ondersteunt ook de directe omgeving van
deze personen (echtgenote, kinderen, ouders, ). Een team van JWW bestaat uit
een coördinator, één of meerdere organisatieondersteuners en
trajectbegeleiders.
Kantine
Gedetineerden kunnen op eigen kosten bijkomende
voedingsmiddelen of gebruiksvoorwerpen aanschaffen.
Met kantine bedoelt men de aan- en verkoop van deze producten. De bestelde
producten worden bij de gedetineerden op cel geleverd.
Kwartierchef
Penitentiair beambte die zich hiërarchisch tussen
de gewone penitentiair bewakingsassistent en de penitentiair assistent
(adjudant) bevindt. De Kwartierchef is verantwoordelijk voor één of meerdere
secties in de gevangenis. Op de vleugels en in het centrum is altijd een
kwartierchef aanwezig.
Onderwijscoördinator
Medewerkers van het consortium volwassenenonderwijs
die instaat voor de uitbouw en coördinatie van een onderwijsaanbod in de
gevangenis.
Ongestoord bezoek (bezoek zonder toezicht)
Gedetineerden hebben de mogelijkheid om, weliswaar
onder bepaalde voorwaarden, ongestoord bezoek van hun levenspartner en/of hun
kinderen te ontvangen. De gevangenis heeft enkele intieme kamers waar dit
bezoek kan doorgaan.
Organisatieondersteuner
Medewerker van JWW die in de gevangenis instaat
voor een goede organisatie en ondersteuning van de activiteiten van de
verschillende diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Penitentiair Assistent ( vroeger hoofdbewaarder)
Hoofd van het korps van de penitentiair beambten
Penitentiair Bewakingsassistent
Bewaker, laagste in rang in het penitentiair korps
(ook chef of cipier)
Planton
Penitentiair beambte die de beweging begeleidt van
aan de portier tot aan het cellulair gedeelte.
Portier
Penitentiair beambte belast met toezicht op de
poort, binnen- en buitenlaten van personeel, onthaal en inschrijving van
bezoekers, ontvangst van leveringen,
Psychosociale dienst ( PSD)
Dienst van het DG EPI die zich bezighoudt met de
psychosociale begeleiding van gedetineerden doorheen hun detentie en de
voorbereiding van een eventuele vervroegde vrijlating. Ze zorgen voor onthaal,
crisisinterventie, therapie, opvolging, voorbereiding van de reclassering,
verslaggeving en adviesverlenging t.a.v. de rechtbank,
Rapportbriefje
Voorgedrukt formulier, basiscommunicatiemiddel van
de gedetineerden naar alle diensten. Gedetineerden vragen via een
rapportbriefje een gesprek met JWW, de inschrijving voor een les, een afspraak
bij de kapper, aan.
Reclasseringsdossier
Dossier van de gedetineerde opgesteld door de PSD
waarmee de gedetineerde zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, elektronisch
toezicht, kan aanvragen.
Regie
Gedetineerden kunnen in de gevangenis werken (tegen
betaling), bijv. als fatik of in de werkhuizen. De Regie is de dienst die zich
bezig houdt met de organisatie van dit soort arbeid.
Regime
Geheel van regels en afspraken geldend in de
instelling, waaronder een vaste dagindeling. Het regime kan verschillen
naargelang de categorie van gedetineerden aanwezig in de instelling.
Sectie
Afdeling van een gevangenisvleugel.
Steunfonds
Het Steunfonds is de benaming voor de inkomsten die
verworven worden van de winst op bepaalde producten (bijv. kantine,
verhuur van TVs, ) die de gedetineerden betalen. De middelen van het
Steunfonds worden terug ingezet ten voordele van gedetineerden, bijvoorbeeld
voor de organisatie van culturele activiteiten, het betalen van lesmateriaal
voor onbemiddelde gedetineerden, Elke gevangenis heeft een eigen steunfonds
dat beheerd wordt door de directie.
Trajectbegeleider ( TB)
Hulpverlener van JWW die op vraag van de
gedetineerde hulp biedt op verschillende al dan niet welzijns gebonden levensdomeinen,
zoals gezin, wonen, psychisch welbevinden,
Veroordeelde Gedetineerde die een straf uitzit (in tegenstelling
tot een beklaagde die nog geen straf heeft maar in afwachting van zijn proces
in de gevangenis verblijft)
Vleugel
De gevangenis is verdeeld in verschillende vleugels
die meestal in stervorm gebouwd zijn en uitgeven op het centrum. Vleugels zijn
vaak verder verdeeld in secties.
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
Invrijheidsstelling onder voorwaarden, waarvoor de
gedetineerde een reclasseringsplan dient uitgewerkt te hebben.
Wandeling
Mogelijkheid voor de gedetineerden om de
buitenlucht op te snuiven en/of te sporten op de daarvoor voorzien
binnenplaats. Vooral in de zomer is de wandeling bijzonder populair.
Elke gevangenis heeft een lijst met producten die
gedetineerden kunnen kopen met het geld dat zij op hun rekening hebben staan.
Iedere gevangenis heeft een kantine waar gedetineerden onder andere sigaretten,
toiletartikelen, voeding, sportkledij en computerspelletjes kunnen kopen.
Sommige voorwerpen kunnen ook worden gehuurd, zoals een televisietoestel, een
pc enzovoort.
Aankomst
Inschrijving
De gedetineerde wordt bij zijn aankomst
ingeschreven in de gevangenis en moet alle voorwerpen afgeven die hij bij zich
draagt en die niet toegelaten zijn in de gevangenis. Hij krijgt dan een bewijs
van ontvangst. Hij kan wel iemand van buiten de gevangenis vragen om deze
voorwerpen te komen ophalen.
Familie
inlichten
Elke gedetineerde heeft het recht zijn familie in
te lichten over zijn opsluiting. Daarom mag hij één keer drie minuten kosteloos
nationaal of internationaal bellen binnen de 24 uur na zijn opsluiting in de
gevangenis.
Informatie
De gedetineerde krijgt informatie over zijn rechten
en plichten, over de regels die in de gevangenis gelden, over de medische,
juridische, psychologische, sociale en familiale hulpverlening. Hij komt ook te
weten hoe hij een beroep kan doen op een aalmoezenier of moreel
consulent.
In de Belgische gevangenissen zitten heel wat
buitenlandse gedetineerden die geen Nederlands of Frans begrijpen. De
gevangenisdirectie doet in dat geval beroep op andere personen die wel de
landstaal van de gedetineerde spreken, zoals iemand van het personeel, een
aalmoezenier, een bezoeker of iemand van de ambassade.
Gesprek met
de directeur
Een gedetineerde die in de gevangenis aankomt,
heeft binnen de 24 uur een gesprek met de gevangenisdirecteur. Die licht de
gedetineerde in over zijn persoonlijk dossier en overloopt met hem in grote
lijnen de regels die in de gevangenis gelden. Daarnaast bezorgt de directeur de
gedetineerde brochures en folders die hem algemene informatie over de
gevangenis geven.
Gesprek met
een lid van de psychosociale dienst
Binnen de vier dagen nadat een gedetineerde in de
gevangenis aankomt, heeft iemand van de psychosociale dienst in de gevangenis
een gesprek met hem. Die persoon geeft uitleg aan de gedetineerde over hoe hij
een beroep kan doen op sociale, psychosociale, juridische en familiale
bijstand.
Gesprek met
de dokter
De gevangenisarts onderzoekt de gedetineerde binnen
de 24 uur na zijn aankomst.
Cel
Inrichting
De gedetineerde mag zijn cel zelf inrichten waarbij
hij de regels voor orde en veiligheid van de gevangenis respecteert. Hij moet
zijn cel dan ook zelf onderhouden.
Hij krijgt ook enkele gratis toiletartikelen zoals
zeep, een tandenborstel, toiletpapier, ... en mag, voor zover de regels van de
gevangenis dit toelaten, bepaalde persoonlijke spullen bij zich houden,
zoals een bril, schrijfgerief, posters, fotos, sieraden, boeken, tijdschriften,
computerspelletjes, enz.
Verboden
voorwerpen
De orde en veiligheid in een gevangenis zijn erg
belangrijk. Daarom mogen gedetineerden sommige voorwerpen niet bij zich hebben:
zaklantaarns, kaarsen, olielampen, foto-, film- en videoapparatuur,
verrekijkers, telescopen, zend- en communicatieapparatuur
USB-sticks, diskettes, MP3-spelers (tenzij de gedetineerde deze
nodig heeft wanneer hij een opleiding volgt)
dieren
wettelijk verboden voorwerpen
mobiele telefoons en toebehoren
geld en waardepapieren, bankkaarten en identiteitsdocumenten
wapens
alcoholische dranken
Maaltijden
Een gedetineerde krijgt drie maaltijden per
dag, die samengesteld zijn volgens de normen van een evenwichtige voeding.
De keuken van de gevangenis bereidt in principe alle maaltijden. De
gevangenis kan meerdere menus (bv. vegetarisch) aanbieden. Gedetineerden
kunnen om gezondheidsredenen een speciaal dieet volgen op medisch
voorschrift. Binnen de grenzen van het redelijke houdt de gevangenis
ook rekening met aspecten van de geloofsovertuiging die betrekking hebben
op de voeding.
De Hospitaaldreef bestond al vele eeuwen maar dan
niet onder deze naam. Ze was gelegen in het gebied Noord ter Lucht. Op de kaart van P.C.Popp ( 1842) vinden we de
dreef terug op de legger onder C nr 223., waarin zij vermeld word als Dreef als land. De dreef was toen
eigendom van de Brugse Burgerlijke Godshuizen, en eerder van het St
Janshospitaal. De naam Hospitaaldreef
ontstond pas rond 1846 en was tussen de Gistelse Steenweg en de Lege weg 449 m
lang.
( J.Penninck).
De toegangsweg naar de Refuge bleef zijn naam
Hospitaaldreef behouden en terecht. Om de toegang tot het gesticht te
verbeteren wordt het gedeelte vanaf de Gistelse Steenweg aan de tramhalte nr 5
( later bushalte) tot aan de Zandstraat verhard met kasseien en de weg wordt
met hoge wilde kastanjebomen (gallenoten in de volksmond) afgezoomd, zodat een
dreef ontstaat op de scheidingslijn met de grondbezitters. De kant met de
korenvelden van boer Van Hulle zijn eigendom van de Brugse familie Jacobus
Roels- Bertram ( sectie C 302 ) en de andere kant van de dreef blijft eigendom
van de Brugse Burgerlijke Godshuizen. ( sectie C301 op de kaart van P.C.Popp
1842).
Bron:Kroniek van St
Andries met toelating van Jo Berten.
Er werken hier ook vijf nonnetjes van de
Sint-Vincentius - Congregatie, maar dat is sinds Oudejaarsavond verleden tijd.
Dit gebouw was vroeger een klooster, en de religieuzen die op die manier
tegemoet kwamen aan hun caritatieve roeping. Nu zijn de gevangenen vrij om hun
godsdienst te kiezen.
Wij werken hier met 55 cipiers. Onvoldoende voor 117
gasten, dat spreekt voor zich. Wettelijk zouden we met 74 moeten zijn, hoewel
68 volgens mij ook zouden moeten volstaan.
De gevangenen staan om 07.uur op, een half uurtje om
zich op te frissen, en dan is het tijd voor het ontbijt. Vanaf 8 uur wordt er
gewerkt, tot 10 uur.Koffiepauze, en dan
tot 12 uur weer aan de slag. Voor 20,7 Frank per uur. Daarna zijn ze vrij, bij
manier van spreken dan, tot half twee, wanneer het middageten wordt geserveerd.
Dan weer werken, koffiepauze en weer aan de slag tot 17 uur.
Doorgaans zijn gedetineerden niet verplicht om te werken. Bij ons wel, dat is
beter voor het moreel.
Om vijf uur wordt er dan verplicht gedoucht. Tijd
voor het avondeten en dan tot half tien is er ontspanning, televisie kijken,
sporten, en voor wie iets anders wil is er de cursus Franse les.
Dan tijd om te slapen, waarvoor in een grote zaal bedden ingedeeld werden in
boxen. Naast de 117 dames hebben we ook twee babys. Voor hen en hun moeders
zijn er aparte kamers voorzien zoals voor de zieken.
Mooie
momenten
En de bevallingen?
Dat is een hoofdstuk apart.
De aanstaande moeder bevalt in het Sint-Jan Hospitaal, uiteraard onder
bewaking. Wij moeten dan correct blijven, maar ook menselijk.
Persoonlijk moet ik toegeven dat ik vaak al even onder de indruk ben als de
mama. Moeder en kind komen dan terug naar hier. Waar ze twee jaar mogen
blijven, op kosten van Justitie. We stellen vast dat vele moeders in die
situatie aan hun lot worden overgelaten door de familie, zelfs geen steun uit
die hoek krijgen.
Er worden babys geboren, maar er zijn ook
sterfgevallen. Op een totaal andere manier al evenaangrijpend. De dienst wordt dan hier
gehouden door de aalmoezenier, en daarna volgt de begrafenis. En ze worden
zeker niet gedumpt in een anonieme put zoals fantasten durven beweren.
De slotvraag dan Zoveel vrouwen samen, dag in dag uit, dat moet soms tot strovuurtjes
leiden?
Tja, het is nu eenmaal een feit dat dames al wat gemakkelijker woorden krijgen
dan heren. Vaak gaat het om jaloerse oprispingen om een kleinigheid. Vrouwen
zijn doorgaans veel sluwer dan mannen. Dat zorgt dan wel voor ambiance in den
bak. Weet je, af en toe moet er eens flink geruzied worden, dat is dan een
ontlading door de vele frustraties. Daarna is het meestal een tijdje rustig .
Bron: verhaal verteld door Fredine Moeyaert uit de
blik van 1990
Vrijdag 15 september 1944. Brugge is pas drie dagen bevrijd.
Om 11 uur komt het bericht dat de nieuwe gouverneur zou gekend zijn. Pierre
van Outryve dYdewalle, gewezen
kabinetschef van de eerste minister en secretaris van de Ministerraad, zoon van
Emmanuel. De aanstelling geschiedde voor een termijn van twee maand.
De Canadezen hebben in de weide nevens de Refuge, langs de
Hospitaaldreef tussen de Zandstraat en de Legeweg een openluchtkamp ingericht.
Alles is praktisch en keurig, langwerpige tenten als eetkamer voor de
officieren, keukens enzovoort er staan ook ronde en kegelvormige tenten voor
drie à vier manschappen; De Canadezen zijn verzot op allerhande fruit en
verlekkerd op onze tomaten. Het kamieltje, de buurttram naar Diksmuide Leke
is heden namiddagomstreeks 17.30 uur
aangekomen en bolt tot de spoorwegbrug. Het park van de Canadezen nevens de
Refuge is als een aantrekkelijkheid van de foor.
De mensen van de streek gaan er naar toe en wandelen en
trachten met gebaren en grimassen een praatje te voeren met de Canadezen.
Sommigen die ietwat Engels kunnen speaken zijn in drukke conversaties
gewikkeld en treden graag als tolk op. Het krioelt er van allerhande kinders en
jonge snotters die in de tenten mogen ravotten. Een Canadese piot zit te
schrijven en meestal ziet men er één of meerdere die zich scheren. Er is een
echte pikzwarte neger bij die bij het jonge volkje de meeste bijval heeft.
Bron: met toelating van Ewald Van Coppenolle - Voorzitter Heemhundige kring M. Van Coppenolle.
Maurits had goed opgemerkt dat alles keurig en net
opgericht was.
Op een site van de RCAMC Casualty Clearing Stations staan te lezen:
and thanks to inproved sanitation,hygiene,and treatment
methods, less than 1% of fatalities were due to disease.
Vrij vertaald: dankzij de hygiëne, sanitaire
voorzieningen, en verzorgingsmethodes , stierven er minder dan 1% van de
slachtoffers.
De RCAMC Casualty Clearing was dus geen hospitaal in de
werkelijke zin. Aan de Refuge werden er wel lichtere gekwetsten verzorgt, ( er
was sprake van 1200 bedden ), maar eerder werden alle zware gekwetsten door
verwezen naar andere hospitalen, vooral in Engeland.
De RCAMC was een onderdeel van de 10de
Infanterie, de 4de Canadian Armoured Division.
Er waren verschillende regimenten onder deze divisie. Deze aan de Refuge waren:
De 12th Canadien General hospitalen de
12de Field Ambulance
De 15th Field Ambulance had hun kwartier in Zevenkerke.
Een verslag aangaande deze plaats was als volgt.
According to the war diary of the 15th field ambulance,the
following information is provided.
Sep 9/44 Headquaters opened under canvas in a small
village near Bruges. At 1500 hours the situation being such that a stay at
least two days was contemplated it was decided to move the ADS to a building.
The CO mad a recee and took over a Tech school attached to the Benitictine
Monastery nearby .
12 sept 44: Fine and cool. Casualties light. Bruges fell
this morning to the 2Cdn inf.Division . 4th Cdo Div witch exception of rear
and Main HQ and A echelon moved across canal. A1 and A2 Sections od 15th Fld
amb moved this afternoon. They established a CCP in the vicinity of Syseels.
Casualties for the day were 21.
Hier zaten vrouwen voor
alle mogelijke misdrijven.
Er verbleven ongeveer 110
vrouwen.
Van zodra zij binnenkwamen
moesten ze alles afgeven. Dan kregen ze klederen ( ondergoed en bovenkleding)
van de inrichting zelf. Dit was allemaal in teken van de veiligheid. ( in
naaien van drugs was gemeengoed geworden ) De kans tot ontsnappen werd daardoor
verkleind, zo niet belet.
De classificatie der gedetineerden.
Er waren verscheidene
afdelingen of categorieën:
a)Landloopsters
die een misdrijf gepleegd hadden
b)De geïnterneerde
abnormalen
c)Jeugdige
meisjes( minderjarigen ). Landloopsters
onder de 25 jaar en ook weerspannigen uit verbeteringsgestichten.
d)De opgeslotenen
om reden van de wet tot bescherming van de Maatschappij.
e)De gedetineerden
die voor de raadkamer en ook voor het assisenhof moesten verschijnen.
f)De opgeslotenen
dieeen niet toerekenbaar misdrijf of
delict gepleegd hadden.
g)De
hospitaalafdeling voor oudere mensen die landloopsters of geïnterneerden waren
h)De afdeling voor
correctioneleveroordeelden met een
langere termijn dan 3 jaar.
i)De veroordeelden
voor een kortere periode van minder dan 3 jaar.
De dagindeling van de gedetineerden:
6.30 uur: opstaan 7.30 uur: ontbijt, wit of bruin brood, boter, confituur, en koffie. 8 uur tot 12 uur: werken. Ofwel in de werkplaats, wasserij,
kuisploegen, maar steeds onder begeleiding van een bewaakster. 12 uur: middageten met dessert, één maal in de week waren er frieten,
als drank, water, het eten werd in speciaal daartoe verwarmde wagentjes
aangevoerd.
13 tot
17 uur: arbeid. In de toen moderne wasserij werd er elke dag gewassen en
gestreken voor zes strafinrichtingen.: Brugge, Ieper, Ruislede, Oudenaarde,
Gent en ook voor de eigen inrichting.
17.30 uur: avondeten: wit of bruin brood, boter, confituur, beleg, en koffie
18
uur tot 21 uur: ontspanning in de zaal.
21
uur: naar bed en doven der lichten, niet alle lichten gingen uit, de
nachtdienst zorgde ervoor dat bepaalde controlelichten bleven branden.
Dit was de dagindeling in de
Refuge. Later werd alles aangepast volgens religie en op order van de
directeur.
Contact met de buitenwereld.
De uit en inkomende
briefwisseling werd door de kwartierchef gecontroleerd. Later kwam de dienst
censuur, en deze mocht de inkomende brieven diagonaal lezen. Dit als
veiligheidsmaatregel. Stond er iets verdacht in, dan ging de brief naar de
directie die dan de nodige maatregelen trof. Brieven van Advocaten werden
gesloten gelaten, maar op de briefwisseling kaart werd dit wel vermeld.
Bezoek ( familie) gebeurde
in de bezoekzaal, enkel voor veroordeelden en na toelating van de directie.
Normaalmochten de beklaagden bezoek
ontvangen in de afzonderlijke bezoekzalen, ( de kotjes zoals dit in vaktermen
genoemd werd)
Er mocht van de familie niets binnengebracht worden, op uitzondering, na
toelating, van de directeur.
Hoelang zaten de gedetineerden?
Dit werd bij wet bepaalt.
Normaal één derde van hun straf, tenzij de rechtbank er anders over besliste.Er waren nog twee soorten
strafuitvoeringen in die bepaalde periode :
Straffen tot een maand
konden uitgezeten worden in weekend arresten.
Straffen tot zes maand konden uitgevoerd worden in beperkte hechtenis. Dit wil
zeggen, overdag uit werken gaan en s avonds verblijf in de strafinrichting.
De medische dienst
Dagelijks was er consultatie
door Dr. Provoost van St Andries.
Drie maal in de week kwam Dr. Ducheyne, psychiater.
Er was pre- en postnatale verzorging.
Medicatie voorgeschreven door de dokter en Psychiater werd klaargemaakt door de
verpleegster.
De medicatie werd aangeleverd door de Centrale Apotheek van Vorst.
Maatschappelijke assistent.
Er was een maatschappelijke
assistent aanwezig die als verbindingspersoon en sociale begeleider ervoor
zorgde dat er begeleiding en reclassering was voor, en na de vrijlating.
Gerechtelijke bijstand
Zoals in andere
gevangenissen was er een vrije keuze voor een advocaat.
Voor behoeftige gedetineerden waren er pro-deo advocaten voorzien.
Alle briefwisseling met de advocaat is en wasstreng geheim ( geen controle).
De bezoeken van advocaten gebeurde in aparte spreekkamers.
Voorwaardelijke vrijstelling
Gedetineerden die hiervoor
in aanmerking kwamen werden na advies van de Commissie waar de directeur,
dokter, psychiater, maatschappelijk werker, een hoofdbewaarder deel van
uitmaakten voorgesteld tot vrijlating. Dit advies werd overgemaakt aan de
Minister, Procureur des Konings, en de Burgemeester van de stad waar de
betrokkene zou gaan wonen. Enkel de Minister besliste of de Voorwaardelijke
vrijstelling zou ingaan, en met welke voorwaarden deze moesten worden
uitgevoerd. Bij een veroordeling voor gelijk welk volgend misdrijf werd de
persoon terug opgesloten en moest hij/zij de rest van zijn straf uitzitten met
nog een eventuele bijkomende straf er boven op.
Een blik achter de schermen van een ongekende wereld vol
geheimen en verhalen.
BRUGGE Op Kerstdag werden in de
vrouwengevangenis van Brugge de twee kindjes gedoopt, die er in de verlopen
weken geboren werden. Voor de geboorte zelf werden de moeders naar het
ziekenhuis gebracht, maar zij kwamen onmiddellijk nadien terug naar de
gevangenis. Ondertussen had ik al op alle afdelingen verwittigd of het een
jongen of een meisje was, verteld de directeur van de vrouwengevangenis. Ge
kunt u niet voorstellen hoe men met die geboorte hier heeft meegeleefd. Ik vind
dat goed, vrouwen moeten met kinderen begaan zijn. Een vrouwengevangenis zonder
kinderen is als een café zonder bier!
Voor het doopsel hadden ze ook afspraak
in de kapel, de vrouwen die nu in Brugge verblijven. Zelfs al zetten ze van
heel t jaar geen voet in de kapel, dan zullen ze er zijn, lacht de directeur.
Ze dat zijn al die vrouwen die in de gevangenis van Brugge terecht gekomen
zijn, omdat ze geïnterneerd werden, omdat ze een misdaad hebben gepleegd, of
omdat ze als landloopsters door het leven sukkelden.
Het zijn publieke vrouwen, dronkaards
dieveggen, drugsverslaafden. Er zijn veel buitenlandse vrouwen bij, meestal
gepakt als zij verdovende middelen probeerden ons land binnen te smokkelen. Als
wij buiten over hen praten, dan doen wij dat met verontwaardiging in onze
stem of met medelijden.
Wij steken een beschuldigende vinger op en wij hebben het gevoel, dat wij over
een andere wereldspreken. De
gevangenis, dat is nooit voor ons.
Maar het is geen andere wereld. Dat zijn allemaal vrouwen, zoals wij ze in ons
gewone dagdagelijks leven ontmoeten. Alleen, zij zitten in de gevangenis, leven
elke dag op het ritme van opstaan, eten, werken en slapengaan. Hun dagelijkse
leven, dat is de schakering van beige naar bruin in dat enorme
gevangenisgebouw. De zalen waarin zij werken, of de kleine, beperkte ruimte van
hun cel, met hier en daar iets aan de muur opgehangen. Een foto van een man,
een kind op het nachttafeltje naast het bed. Een laatste gedachte van
herinnering voor het slapen gaan.
Verzameling
Dirk Viaene
In Brugge zitten alle vrouwen die in ons
land gevangen zitten, behalve de zogeheten vrouwenkwartieren in de gevangenis
van Antwerpen, Vorst, Gent, Namen en Lantin, waar een beperkt aantal vrouwen
bepaalde taken vervullen: wassen en koken bijvoorbeeld. In Brugge zitten ook
alle vrouwen die in voorhechtenis blijven voor de parketten van Ieper, Veurne,
Kortrijk en Brugge.
De directeur zet de vrouwen de hele dag
aan het werk tussen acht uur en half twaalf en tussen één uur en half zes.
Zij zijn trouwens graag bezig. Er zijn er die vragen of ze de zondag ook mogen
werken. werken dat is werken voor werk in aanneming voor verschillende
bedrijven ( dozen vullen) of dat is de huishoudschool, de wasserij, de keuken,
het onderhoud van het gebouw.
De directeur houdt van orde en netheid. Het is zijn gevangenis aan te zien.
De gevangenis van Brugge heeft
verschillende afdelingen. Er is zelfs een aparte afdeling voor de oudjes.
Maarde aantrekkelijkste afdeling en
in verband met een gevangenis klinkt dit wellicht onmogelijk is de
kinderafdeling. Brugge heeft een nursery en als de directeur met ons
binnenkomt, begint een meisje onbedaarlijk te wenen. Zij kan alleen getroost
worden wanneer de directeur haar op de arm neemt en sussende woordjes in dat
kleine oortje fluistert.
Op dit ogenblik zijn er zeven kinderen in de gevangenis. Het oudste is 22
maand. De twee jongsten zijn pas enkele weken oud. Er is geen leeftijdsgrens en
de directeur beslist autonoom of een moeder haar kind of kinderen in de
gevangenis kan meebrengen.
Ik regel zoveel mogelijk dat de familie
het kind opneemt. Als dat echter niet kan, bij vreemdelingen bijvoorbeeld, dan
komt het kind mee met de moeder. Gewoonlijk gaat het over gevangenisstraffen
van enkele maanden, één of twee jaar.Ik
heb nog niet het probleem gehad van een vrouw, die een lange gevangenisstraf
krijgt en hier met een kind aankomt. Ik heb nog nooit een kind laten weggaan
zonder de moeder. Als ze dan samen weggaan, weet ik ook altijd dat zij echt
ergens terecht kunnen.
Eén moeder slaapt bij de kinderen. Er is een wisselbeurt. De andere moeders
komen elke dag vier keer een uur bij hun kind.De directeur wil niet dat de kinderen de nursery verlaten om naar de
afdelingszalen of de cellen gaan. Zelf bezoekt hij geregeld de kinderen. Ik
vind het belangrijk, dat zij ook een man zien, dat zij daaraan gewoon worden om
eens iets anders dan vrouwen om zich heen te hebben. Er is zelfs al eens een
kindje geweest, dat tegen mij papa zei.
Verzameling Dirk Viaene
Ondertussen is het kleine meisje op zijn
arm gesust, maar zodra hij ze weer in de loopren zet, begint ze onbedaarlijk te
huilen. De moeder met-dienst, een Zaïrese, neemt het lachend op en de traantjes
verdwijnen in de gulheid van blije woordjes. Het is het beeld van een nursery,
waar ook ter wereld.
Als we er buiten komen, is het stil. In
die hoge gangen, die grote zalen waar de vrouwen hun werk doen, zelfs in de
keuken. Als de directeur het slot van een deur open draait, weerklinkt dit ver
in de stilte van de gevangenis. Weer een zaal, wéér wat menselijke ellende. Die
ligt in hun ogen, in hun gebaren, in de vijandigheid of de apathie waar zij
naar ons kijken. In de traagheid waarmee zij hun werk doen, in de lange
bewegingen van hun streng geregeld leven.
Ik heb altijd een grote bewondering gehad voor de vrouwen. De vrouw dat is de
moeder van de mensheid, elke beschaving steunt op haar, zegt de directeur .
Bijna 10 jaar is hij nu baas in de vrouwengevangenis van Brugge. Voordien heeft
hij verschillende mannengevangenissen geleid. Een rijke ervaring en vooral een
grote bewogenheid.
Het is ooit anders geweest.
In de 18de en 19de eeuw werden vrouwelijke misdadigers
opgesloten in een spinhuis waar ze garen moesten spinnen. Het was een tijd van
werken in eenzaamheid, slapen in afzonderlijke cellen. Menselijk contact was er
niet. Later werden deze vrouwen overgebracht naar het Pandreitje, waar ze in
een aparte vleugel werden opgesloten.
Uiteindelijk zijn deze vrouwen
overgebracht naar de Refuge , ( die in 1930 geleidelijk een gevangenis werd
zonder noemenswaardige overgangsmaatregelen, volgens een KB van 15 december
1930).
Deze overbrenging kwam tot stand in 1952.
In de refuge zijn de vrouwen gehuisvest gebleven, tot ze in 2009 werden overgebracht naar het PCB (
Penitentiair Complex te St Andries Brugge).
Het penitentiair complex in
Brugge is sinds 1991 een van de grootste gevangenissen van België en biedt
plaats aan beklaagden en veroordeelden. Op de afdeling voor vrouwelijke
gedetineerden kunnen moeders hun kind tot de leeftijd van drie jaar bij zich
houden.
De Refuge onder Canadese en Britse bezetting 1944
1945.
1944 Na de bevrijding
van Sint Andries werd de refuge ingericht als hospitaal door de Canadezen.
Zij vestigden er het 12de Canadian Hospital. Op de gronden
naast de Refuge ( waar nu de expresweg ligt)
werd er een hospitaal opgebouwd met tenten met 1200 bedden.
De Refuge werd eerder een Casual Clearing station genoemd,( gekwetsten werden onderzocht, en de zware gevallen werden na een eerste
verzorging naar hospitalen gestuurd in Engeland).
Tegen het einde van oktober
waren de 1200 bedden in No 12 Canadian
General Hospital (CGH), gevestigd in een voormalige Duitse faciliteit in een
buitenwijk van Brugge, ( Sint-Andries) vol met patiënten.
Daar hebben zij 1860 operaties verricht vooral voor de gekwetsten van de slag
om Moerbrugge en het Schelde offencief.
Op een Canadese site over de Tweede Wereldoorlog is volgend relaas gevonden.
Canadian Forces in Belgium
WWII.
The 15th Field ambulance, part of the Canadian 4th Armoured Division ans
especially were that de 15th Field Ambulance was located in September 1944. The
Canadians ware involved then in the liberation of the city of Bruges at the
area N-W of Belgium.
The base or post, the Canadian Army was at the Saint Andrews Abbey
( Monastry) in Bruges ( Belgium).
The
12th Canadian General Hospital, located at the end of September 1944, at the
Refuge in Bruges Saint Andrew ( St Andries-Brugge.)
According to the War diary : 12 september: Fine and cool. Casualities light.
Bruges fell this morning to the 2 Cdn.inf.division.
Een verpleegster Lois Jean
Cooper ( geboren MacDonald) uit Ottawa, Ontario, verteld op de volgende site over haar ervaringen vanaf de landing
tot het einde van de oorlog.
Het waren in feite brieven die ze schreef aan haar ouders.
Eén van haar brieven
bevatte volgende tekst.
It was here in Bruges on 27 september 1944, The NO 12 Canadian Hospital arrived
and set up, and quicly realised that we were operating as a Casualty Clearing
Station rather than a general hospital.
Patients flooded in
directly from the battlefields. Our first patients were from the Leopold Canal
an then from the Scheldt Estaury. They were both batlles. We were a 1200 bed
hospital and were soon filled to overflowing with cots in the hall. We all
worked 12 hour shifts, seven days a week.
And this taxing schedule
went on for weeks. Everywone just kept going.
The matron asked for one of us Red Cross Group in assist in the OR ( operating
room) doing clerical work. We sent Mary, expecting to get her back in a week or
so, but she became so valuable to them that she was there until the end of the
war. So, needles to say, Sheila and Laura and I carried on doing the work of
four.
See, life goes on as
usual. This is November the thirteenth. And I said,, again, wer still a
casualty clearing station with the batlle wounded coming straight to our
hospital, caked in mud and blood. Convoys continue to come in with the wounded.
Admitting keep sus posted as to when a new group is due so can have one of us there, day or night, to
greet them with whatever goodies we could muster. Other groups leave, either
headed back to England to hospitals there, or if recovered, back to join the
regiment. Some of the men are terribly
injured and are in a special ward. Its sad to see them so severely
hurt. They are usually sent off to England as soon as they are strong enough to
travel ..
Later werd ze
tewerkgesteld in de Ardennen, tijdens de Battle of the Bulge.
De slag om de Schelde en de
gevechten bij Moerbrugge hadden veel Canadese slachtoffers gemaakt..
Bron:
LIBERATION (2) by Dr. Bill McAndrew, -
Bibliotheek Universiteit Gent
De Eerste Wereldoorlog is de voorbije
jaren dichterbij dan ooit. Meer dan 100 jaar geleden werd ons kleine land onder
de voet gelopen door de Duitsers en geraakte het in een vier jaar durende
strijd verwikkeld die wereldwijd veel leed veroorzaakte. De oorlog speelde zich
niet enkel af aan het Ijzerfront in de Westhoek, maar ook in de bezette
gebieden achter het front. Daar moest men leren te overleven samen met de
bezetter.
Onze stad Brugge was zon bezette stad.
Op 14 oktober 1914 marcheerden de Duitse soldaten door de Gentpoort onze stad
binnen om er vier jaar te blijven tot 17 18 oktober 1918. Brugge werd de
hoofdplaats van het Marinegebied en werd uitgebouwd als duikboothaven voor de
oorlogsvoering op de Noordzee.
De batterij bij De Refuge in
Sint-Andries - in de buurt van de huidige gevangenis was bijvoorbeeld gericht
tegen aanvallen op La Brugeoise en de Brugse haven.
Het Marinekorps Flandern heeft bestaan zo lang de Eerste
Wereldoorlog (1914-1918) duurde. Het korps was onderdeel van het Duitse
keizerlijke strijdkrachten en was gelegerd aan de Vlaamse kust, van de
Nederlandse grens tot aan de rivier de IJzer. Soldaten van Marinekorps Flandern
vochten niet alleen ter zee, maar ook te land en in de lucht.
Het plan om een marine-afdeling naar de Vlaamse kust in
België te sturen, kwam van de Duitse staatssecretaris Von Tirpitz. Het ging
merendeels om overgebleven manschappen, zoals reservisten. Hij had de
afdeling een defensieve rol toebedacht, geen offensieve.
De oprichting gebeurde op 23 augustus 1914. De leiding kwam in handen van
admiraal Ludwig von Schröder, een 60-jarige veteraan die eigenlijk met pensioen
was gegaan. Von Schröder had zijn eigen ideeën over de rol van de marine in
Vlaanderen en ging voortvarend aan de slag. Hij claimde onmiddellijk de steden
Brugge en Zeebrugge als uitvalsbases.
Het Marinekorps Flandern was verantwoordelijk voor een
circa 60-kilometer lange kuststrook vanaf de Nederlandse grens tot aan de monding
van de IJzer. Ongeveer in het midden daarvan lag 12 kilometer landinwaarts de
stad Brugge. Brugge is met kanalen verbonden met Zeebrugge en Oostende aan de
Noordzee. In Brugge kwam het commandocentrum en vanaf het voorjaar 1917 ook de
belangrijkste werf.
De ligging was van strategisch belang; dichtbij het Kanaal en Groot-Brittannië
en de monding van de Thames.
Bronnen:
Het Zeeuws Archief
Blumenfeld, E., Spiegelbeeld (De Harmonie 1980), p.241
De refuge werd op 14 oktober 1914 ingenomen door reservetroepen
van het Duitse Vierde Leger. Het 46 ste
reservedivisie van het 215 Reserve Infanterie Regiment van het 91ste
Reserve Infanterie Brigade ( Marinekorps Kanalkuste ), lag ingekwartierd in de
gebouwen van de Refuge.
De gebouwen werden ontruimd, en de vrouwen die in de refuge opgesloten waren,
werd getransfereerd naar Rekkem.
De bezetter verwees vrouwen en meisjes die aan een
geslachtsziekte leden, door naar een zogenaamd hospitaal in de gebouwen van
de
Refuge.
Meisjes
die teveel leute maken vliegen naar Brugge ( 1914 -1918)
De bezetting was nog maar pas een feit of vrouwen in
Brugge, Oostende, Roeselare en andere garnizoenssteden, begonnen met Duitse
soldaten aan te pappen.
Na een tijdje kenden de garnizoenssteden zelfs officiële Duitse
Legerbordelen. De vrouwen die officieel
als prostituee geregistreerd werden, moesten zich geregeld laten onderzoeken.
De Duitse militaire overheid wilde de manschappen immers zoveel mogelijk voor
geslachtsziekten behoeden. Een besmette soldaat of officier was al vlug vier,
vijf weken buiten strijd.
Vanaf 1915 liet de bezetter de oorlogshoeren in de Refuge onderzoeken op venerische ziekten. De
vrouwen bij wie een bijzondere ziekte
werd vastgesteld, werden in het bedelaarswerkhuis in de Oude Gentweg behandeld.
In de Refuge kwamen vrouwen van lichte zeden uit geheel
bezet West Vlaanderen toe om zich door Duitse artsen te laten onderzoeken of
behandelen. In Oostende zag Charles
Castelein, die al vastgesteld had dat vele vrouwen met de soldaten als met hun
beste vrienden sliepen, dat de lichtekooien
die krank zijn einde december 1914
naar Brugge gestuurd werden. Daar gingen ze niet uit vrije wil naartoe.
De Izegemse dokter Jules Gits zag op 20
januari 1915 hoe de Duitsers vier vrouwen s morgens vroeg uit hun huis haalden
en vervolgens met de trein naar Brugge brachten. Toen Gits naar het waarom
vroeg, kreeg hij als antwoord te veel
leute, te veel leute Een
verordening van het Opperbevel van het Duitse 4de leger bepaalde dat
de bewuste dames zich moesten inschrijven. In Roeselare stelde Alfons Denys
vast dat de politie al de namen noteerde van de vrouwen die in herbergen van de
stad verbleven. Op 3 maart telde de lijst al 42 namen. De Duitsers noteerde
Denys, hebben hier iets binnengebracht dat niet meer zo gemakkelijk zal
verdwijnen.
Geregeld bezochten Duitse artsen de bordelen, ofwel bestemd
voor militairen ofwel voor officieren, op zoek naar geïnfecteerde vrouwen. Toen
een transport naar de Refuge werd ingelegd, keek de goegemeente natuurlijk hun
ogen uit. In de vroege morgen werden drie personen van het schoon geslacht
naar de statie gedaan en met de trein naar Brugge weggevoerd, getuigde de
Izegemse dokter Gits op 20 oktober 1916. En dat weer om te veel leute gemaakt
te hebben. Het statieplein wemelde van nieuwsgierigen. De 31ste
maart 1917 worden in de dertig wijven weg gedaan naar Brugge , zag Charles
Castelein in Oostende. Het zijn al van die soldatenmeisjes.
De onderzoeken van de soldatenmeisjes en de
behandelingen van hun venerische ziekten kwamen de West Vlaamse steden duur te
staan.
Dokter Gits was verbijsterd toen hij vernam hoe hoog de rekening voor de
gemeente Izegem opliep.
Maandag 3 juli 1916 heeft de stad Izegem de rekening ontvangen van wat zij
schuldig is aan de hospitalen van Brugge, Gent en andere steden, waar de
personen van het schoon geslacht die te veel leute maakten verzorgt werden.
De som beloopt 8480 frank!
Dat is gerekend aan 1,95 frank per dag en per persoon. Voor de brave
vrouwen die eerlijk en deftig zijn, die hun eed van getrouwheid aan de afwezige
man stipt naleven, voor de jonge dochters die spuwen op de lafaards die met
geld hun eer en reputatie willen roven, heeft de stad 35 centiemen daags. En
voor de lage schepsels die met de vijand heulen, die voor t genot van de
vijand eer en plicht onder de voeten treden, moet de stad 1,95 frank betalen.
Bron:
Boek Brugge in de grote oorlog Siegfried Debaeke 1914-1918
Een “bedelaarswerkhuis” kadert
in de armenzorg van de centrale overheid in de 19e eeuw. Daarbij was er ook
aandacht voor bepaalde categorieën van behoeftigen. Dit was het geval voor de
bedelaars werkhuizen en de opvoedingshuizen voor jeugdige delinquenten. Het
Magdalenagasthuis te Brugge begint in 1326 met de stichting van het
passantenhuis “O.L.V.- van Nazareth” voor de opvang van pelgrims en daklozen.
In 1617 wordt een aantal huizen omgebouwd tot een nieuw gasthuis, dat in 1739
gedeeltelijk ingericht wordt als rasphuis.
Het “dépôt de mendicité” wordt
opgericht in 1805 in het vroegere detentiehuis van de Magdalena. Hier zaten
zowel veroordeelden wegens landloperij, als sukkelaars die door werkloosheid
of lichaamsgebreken volledig verarmd waren en zich vrijwillig komen
aanbieden. Zowel mannen, vrouwen als kinderen werden er aan het werk gezet in
een goed uitgeruste kleer- en klompen makerij. Reeds vanaf 1822 dringt het
bestuur van het werkhuis aan op uitbreiding van de gebouwen. In 1839 is er
sprake van het oude klooster van Spermalie aan te kopen. Wegens financiële
voordelen opteert men echter voor grond naast het werkhuis gelegen, en die
toebehoort aan de Commissie der burgerlijke godshuizen.
Het was hoog tijd dat men
uitbreidde. In 1840 was de totale bevolking, dus al de personen die er
tijdelijk of gans het jaar verbleven, 703 (gemiddeld 470), wanneer het in
1841 reeds 802 (gemiddeld 475) is!
Het plan werd getekend door
Pieter Buyck, architect van de provincie.
Begin 1845 geraakte de binnen afwerking
van de nieuwe gebouwen op zijn einde.
Een aalmoezenier wordt aangesteld, E.H. F. Robbe, onderpastoor van de H.
Magdalena.
De totale bevolking bedroeg 2.243 (gemiddeld 776), waarvan 1.441 uit
West-Vlaanderen, en 802 uit Oost-Vlaanderen. Vanaf 1850 kwam er een daling
van de bevolking, en dit niet alleen omdat de economische toestand in Vlaanderen
een lichte verbetering kende, maar ook omdat de Staat te Ruiselede in een
oude suikerfabriek een hervormingsgesticht voor jonge bedelaars onder de 18
jaar had opgericht.
Even vóór de eerste
wereldoorlog verhuisde de refuge van de Magdalena naar nieuwe gebouwen te
Sint-Andries. Door de oorlog kon het bedelaarswerkhuis pas in 1920 verhuizen
en werd dan Rijksweldadigheidsgesticht genoemd. Het werd in 1948 afgeschaft.
Het bedelaarswerkhuis bevond
zich in de gebouwen aan de Werkhuisstraat, de Nieuwe Gentweg en de
Jacobinessenstraat.
Bronnen:
M. Van Hoonacker, Uitbreiding
van het bedelaarswerkhuis te Brugge (22 juli 1842) in Biekorf, 1993,
p. 189-194. J. Buyck, De refuge te
Sint-Andries Brugge:van bedelaarsgesticht tot centrum voor illegalen
in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis (A.S.E.B.),
Brugge, (138) 2001, blz. 109-124.
Keuken ( bovenaan ) en washuis (onderaan) in de Werkhuisstraat
Op 28 december 1891 werd het werkhuis te Brugge nog enkel
toegankelijk voor landloopsters en bedelaressen. Eind 19de eeuw
wenste het Ministerie van Justitie te Sint Andries Brugge, une maison de Refuge te bouwen op de gronden van het bestuur van de Burgerlijke Godshuizen.
Deze organisatie was een
voorloper van de vorige C.O.O. en de huidige O.C.M.W. Tijdens de zitting van
dit Bestuur op 20 mei 1901 werd de verkoopakte door het Ministerie goedgekeurd.
Aldus verwierf Justitie een terrein van 5ha 39a 96 ca, althans volgens de
opmetingen van de gezworen landmeter Jules Verbrugghe. Het terrein bestond uit twee delen enerzijds de gronden tussen de steenweg de Bruges a Nieuport en de Zandweg
anderzijds een perceel langs de Zandweg
De prijs van de gronden bedroeg 59.561,5 Fr. Voor de gebouwen
werd 7500 Fr betaald, voor de bomen en hagen en andere omheiningen werd 952 Fr
betaald. Aan de landbouwers pachters Henri Vermeulen en Victor Nollet werd
respectievelijk 300 en 800 Fr schadevergoeding uitbetaald. De landbouwgronden
moesten ter beschikking zijn na de oogst en de weiden en gebouwen op 1 oktober
1901, de tuinbouwgronden pas op 25 december 1901. Het bestuur van de Godshuizen
kreeg gratis toegang tot haar gronden, gelegen tussen de twee percelen. De
Belgische staat bekwam een recht van optie gedurende 10 jaar gelegen naast de
gravier , die parallel liep met de spoorweg Brugge Oostende.
In 1805 werden te Brugge twee instellingen opgericht die
tot doel hadden de landloperij en bedelarij te bestrijden. Bij departementaal
besluit van 1 april bracht de prefect in het Sint-Niklaasgodshuis een maison de repression onder. Men plaatste
er verschillende categorieën landlopers en bedelaars:
a) alle landlopers en bedelaars die zich
op het grondgebied van de stad Brugge bevonden en b) zij die op het grondgebied
van het Leiedepartement bedelden en zwierven en waarvan de onderstandswoonst
werd erkend door de stad Brugge.
Op
dezelfde dag werd in het gebouw de Magdelena een public werkhuys geopend. In deze instelling werden zowel mannen als
vrouwen opgenomen die inwoner waren van de stad Brugge en die van het bureel
der weldadigheid of van de politiecommissaris een armoedebewijs hadden
ontvangen. Een maand later stelde men vast dat het aantal behoeftigen van de
stad Brugge veel hoger lag dan men verwacht had.
Om deze massa op te vangen besloot men meermaals de Magdalena uit te breiden
. In 1822 besliste de gouverneur van West-Vlaanderen het Sint-Niklaasgodshuis
om te vormen tot een ziekenzaal voor bedelaars en landlopers. Deze instelling
werd waarschijnlijk gesloten in 1828. Welke institutionele veranderingen het
Sint-Niklaasgodshuis en de Magdalena in de periode 1820-1860 ondergingen blijft
onduidelijk.
Bij
K.B. van 19 maart 1866 werd het bedelaarsgesticht (gevestigd in het gebouw de
Magdalena) aangeduid voor de detentie van landlopers en bedelaars ouder dan 18
jaar uit de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Op 24 maart 1881 ging minister
van Justitie Bara over tot de afschaffing van het bedelaarsgesticht te Brugge.
Bijna één jaar later kregen de gebouwen een nieuwe bestemming. Daar de
landbouwkolonies te Merksplas en Hoogstraten niet uitgerust waren voor de
opvang van zwangere landloopsters en bedelaressen werden deze vrouwen naar het
bedelaarsgesticht te Brugge overgebracht. Ook de opvang van de niet-zwangere
vrouwen in de verschillende landbouwkolonies liet te wensen over.
Hierop besliste de minister van
Justitie dat alle vrouwelijke landloopsters en bedelaressen vanaf 14 september
1882 opgesloten zouden worden in de gebouwen van het bedelaarsgesticht te
Brugge. In de praktijk werd deze richtlijn niet nageleefd. Om aan deze
wantoestanden een einde te maken verstuurde de minister verschillende
omzendbrieven.
Aangezien
het K.B. van 19 maart 1866 geen adequate oplossing bood voor het landlopers- en
bedelaarsprobleem werd op initiatief van minister Lejeune op 27 november 1891
een nieuwe wet betreffende deze materie gestemd. Deze wet voorzag in de
scheiding van twee categorieën bedelaars en landlopers. Enerzijds erkende men
een categorie die zich beroepshalve
aan de bedelarij en landloperij overgaf. Zij weigerden op een eerlijke wijze
hun brood te verdienen. Deze groep werd voortaan ondergebracht in een bedelaarsgesticht.
Anderzijds was er de categorie landlopers en bedelaars die door omstandigheden
(ziekte, ouderdom en beroepsongeschiktheid) als toevallige landlopers en bedelaars werden aangeduid. Deze
gedetineerden kregen een onderkomen in een toevluchtshuis.
In
uitvoering van deze wet richtte men in de voorgebouwen van het
bedelaarsgesticht te Brugge een toevluchtshuis op. Van een strikte scheiding tussen de beide
instellingen was echter geen sprake, wat tot meerdere incidenten leidde. Om aan
deze toestand een einde te maken ging de overheid over tot de aankoop van een
terrein van 17 ha., gelegen in Sint-Andries-Brugge.